ZONDAGSBLAD
k I eu - ter - kra n fje
Voor knutselaars
LEPEL- EN VORKENBAK
Deze week een werkstukje van dik karton. Geen
ritsen dus, maar alle stukken „koud" in elkaar
zetten.
Je begint uit te snijden twee rechthoeken 20 X
5 cM.; twee rechthoeken lo X 5 cM.; één rechthoek
21 X 16 cM. Achtereenvolgens heb je dan twee
lange zijvlakken, twee korte zijvlakken en bodem,
'k Zou er een binnenbodem in maken, lengt®
202 X borddikte; breedte 1T»2 X borddiktc.
Eerst beide bodems op elkaar lijmen; dan de zij
kanten om de binnenbodem.
Nu het middenschot. Dit is 20 cM.—2 X bord
dikte lang en 5 cM.—1 X borddikte hoog.
Alles in elkaar en gewacht tot het goed droog
is. Dan omranden en binnen en buiten met sier
papier beplakken.
Oplossing
van de rebus in het vorige nummer
Bereid u voor op het dragon van allerlei tegen
spoeden en zwarigheid in dit leven, want zoo zal
het u gaan waar .gij zijt
van het letterraadsel in het vorige nummer
Uiterwaarden.
1. U; 2. pik; 3. raten; 4. scheren; 5. onderkerk;
6. onderwijzers; 7. salamanders; 8. olitantcn; 9.
perrons; 10. reden; 11. reê; 12. N; voor 900.
Letterraadsel
Mijn geheel bestaat'uit elf letters en stelt kleine,
glimmende, van 4—6 rnM. Inngo waterkevertjes
voor met gestippelde dekschilden, door Guido Ge
zel Ie bezoneen.
X 1
X 2
X 3
X
X 5
X6
X
X 8
X
X 10
X
1 Romeinsch cijfer voor het getal 70.
2 Uitroep ter uiting van verschillende schakee
ringen van f.evoel, verdrietelijkheid, misnoe
gen, ongeduld.
3 De oudste stad van Brazilië ,ook Sao Salva
dor gehceten. gedurende 2ö0 jaren de hoofd
stad van dien staat.
4 Dienstkarrcn of spoorwegen, bizondcr voor
het transport van kolen.
5 Menschcn, die voor anderen schrijfwerk ver
richten.
6 Het te zoeken woord.
7 Visschersvaartuigje, ongeveer van gelijken
vorm als "n kotter cn waarmede men ter
haringvangst uitvaart.
8 Op zekere stekel-vinnige rivlervisschcn gaan
visschen.
9 Klein stevig gespannen netje in een houten
omraming met steel, om daarmede batten op
te vangen en ver weg te slaan over een min
of meer hoog hangend net been.
10 Vrucht wier zaden ouder een stevig vlies donr
een vleezig of saprijk vruchtmoos omgeven zijn
11 De 19de lettor van het alfabet.
Kunstjes en Spelletjes
DE DRAAIENDE ZAKDOEK
Dit is een aardig kunstje, om eens op een
regenachtige dag binnenshuis to vertooncn.
Je gooit den zakdoek in de hoogte. Hij moet
pas uit de vouw zijn zoodat iiij zich gemakkelijk
Het mooi-ste huis-je
van de we-reld
door
ANNE DE VRIES
4
III.
Het duur-de een week. Toen was liet
nest-je klaar. Het was heel zacht en heel
warm. Het zat heel vei-lig ach-ter in de
don-ke-re bus.
Toen duur-de het nog een week. En toen
la-gen in dat nest-je ze-ven klei-ne ei-tjes.
Ze-ven blau-we ei-tjes met roo-de stip-jes.
Die had Griet-je er in ge-legd. Ie-de-re dag
één.
En toen ging er een hee-le lan-ge tijd
voor-bij. Een week, en nog een week, en nog
éénEn al die tyd zat Griet-je bin-nen in
de bus. Ze zat te broe-den op de ei-tjes. En
Piet-je vloog maar heen en weer. Hij haal-de
een worm-pje, een zaad-je, een krui-mel-tje.
Dat bracht hij al-le-maal door het ron-de gat
in de bus. Dat was al-le-maal voor Griet-je.
An-ders zou ze hon-ger lij-den.
En 's a-vonds ging Griet-je een Leet-je
drin-ken by de sloot. An-ders zou ze ster-ven
van dorst.
Maar dan zat Pie t-j e zoo lang op de
ei-tjes. Die moes-ten warm blij-ven. An-ders
kwa-men er geen jon-ge vo-gel-tjes uit.
Als Griet-je te-rug kwam, zei ze: „Wat
heb-ben we een mooi huis-je, hè man?"
„Ja vrouw," zei Piet-je. „Wy heb-ben het
mooi-ste huis-je van de hee-le we-reld."
En dan vloog hy naar bui-ten. Dan ging
hy zit-ten op de hoog-ste tak. Dan zong hij
zyn mooi-ste lied-je. Een lied-je van groot
ge-luk,
En ein-de-lyk, ein-de-lyk, wat was dat?
Wat piep-te daar zoo in de bus?...
In die ou-de, ge-roes-te o-lie-bus was een
groot won-der ge-beurdDaar wa-ren ze-ven
jon-ge vo-gel-tjes ge-'oo-ren. Uit ie-der ei-tje
één.
Ze had-den nog geen veer-tjes. Ze wa-ren
heel klein en heel hul-pe-loos. Ze sta-ken
hun kop-je om-hoog en hun ge-le bek-jes
de-den ze wijd o-pen van de hon-ger.
Als ze hun va-der hoor-den ko-men, dan
rie-pen ze: „Piet! Pie-iet! Hon-ger!"
Als ze hun moe-der za-gen, dan schreeuw
den ze„GrietGrie-ietHon-ger
En dat va-der-tje en moe-der-tje vlo-gen
maar heen en weer. D'ie werk-ten maar voor
hun kin-der-tjes. Ze haal-den wel hon-derd
lek-ke-re hap-jes. Ze stop-ten de bek-jes tel
kens weer vol.
Maar die bek-jes ble-ven roe-pen„Hon
ger, hon-ger!" En Piet-je en Griet-je ble-ven
maar vlie-gen, de hee-le lan-ge dag. Ze had
den geen tijd om te rus-ten en e-ven een
lied-je te zin-gen.
Maar ze zon-gen wel. Ze zon-gen en werk
ten te-ge-lyk.
Piet-je zong met een worm in zijn sna-vel.
En hun ge-luk was nu nóg groo-ter. Ze
wa-ren nog nooit zóó blij ge-weest
(Vol-gen-de week ver-der.)
Als 't kou-der wordt
By het hek-je in de wei,
Staat een dik-ke bon-te-koe.
Zy is hee-le-maal niet blij
En ze roeptboe-hoe.
Want het re-gent re-gent maar,
Twee heel lan-ge da-gen al
En dat vindt die koe zoo naar.
Boe roept zij ik wil naar stal.
Kom maar koe-tje, zegt de Boer,
Kom, dan gaan wij naar de stal.
Daar geef ik je lekker voer.
Schreeuw zoo niet, je lijkt .vel mal.
Boe, zegt de dik-ke bon-te-koe,
Dat be-tee-kent: dank. er voor
'k Ben die re-gen meer dan moe
's Win-ters wil ik bin-nen, hoor!
NEL STRIJBGS.
in het omlaagvallcn uitspreidt. Dan vang je hem,
op het uiteinde van een stok, op, terwijl je zorgt,
do loodrcchtstaande slok zoo vlug mogelijk in je
handen orn te draaien. De doek spreidt zich nu
nog vlakker uit cn begint eveneens op het uil
einde rond te draaien!
Het geheim bestaat hierin, dat in het uiteinde
van de stok een naald is gedreven, die met dc
punt ongeveer V/2 c.M. er uitsteekt. Als do zak
doek onder het neervallen de stok raakt, pakt do
naald hem en houdt hem vast.
Als de stok zeer snel wordt rondgedraaid, zal
de zakdoek op eigen gelegenheid nog gauwer
gaan.
Grapjes
De schooljongens plaagden oen ezel, maar kleine
Jan deed niet mee.
Toen de voerman kwam, liepen dc jongens weg,
maar Jantje niet, die -crceg daarom oen klap. Do
man dacht: Wat ccn brutale rakker!
Jan ging huilend de school binnen cn liep oen
onderwijzer tegen bet lijf. kreeg van hom óók een
klap. Hij kwam bij het hoofd der school on ver
telde huilend: „De meester heeft mij een klap ge
geven en ik heb den ezel niets gedaan."
Jantje l»egreep niet waarom bij toen nog een
derdon klap kroeg.
(Zuid-Afrikaansch)
'n Ou klein prokurourtje, wat voor die hof
verskijn, 't wordt deur 'n ijsciik groot prokureur
gov ra wat zij an.bag was
„Ik is prokureur,' sè hij.
„So!" sè die grote, „jij een wotsgeleerde! Maar
man, ik kan jou in tien broekzak steek."
„Ja, dat kan jij miskien doen," wns die ant
woord, „maar as jij dit probeer, sal jij meer wet
in jou sak hé, as jij ooi; in jou kop gehad hè!"
„Moeder, moeten wij no.g niet eten?"
„Ncc, kind, pas over een uur!"
„Moeder, zou mijn naag dan vóór zijn?"
Oom: „Wat spelen di ejongens daar?"
Neefje: „Menschen-etcrtjc!"
Oom: „Waarom doe jij n.ct mee?"
Neefje: ,.!k hè" al opgegoten, oom!"
Een provinciaal blaadje bevatte dc volgende
odvortentie:
„De man, die mijn portefeuille in dc straat
heeft opgeraapt, is herkend. Hij wordt verzocht
deze terug te brenger.."
Den volgenden avond verschoon hierop het vol
gende antwoord:
„Do man, die uw portefeuille hooft opgeraapt
cn herkend Is, verzekert u, dat gij zo bij hom
terug kunt komen-halen."
332
behoorende bij
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 3 NOVEMBER - No. 44
JAARGANG 1934
De troost voor Sion
Kan ook con vrouw haar zuigeling- vergeten,
dat zij zich niet ontferme over den zoon haar3
buiks? Ofschoon deze vergatc, zoo zal Ik u toch
niet vergeten.
Zie. Ik heb u In de belde handpalmen gegra
veerd: uwe muren zijn steeds voor MIJ.
;saja 49 15
IR
Sion is het volk, dat niet buiten de gemeenschap
met den Hcore leven kan.
En dat Sion heeft nu gezegd: De Heere beeft
mij verlaten, en de Heere heeft mij vergeten. Zóó
heef' Sion geklaagd, omdat het „Sion" is.
Maar nu volgt aanstonds het goddelijk ant
woord. dat oen en al troost is voor het klagende
Sion. Want, al schijnt de Heere vèr van Zijn volk,
toch heeft Hij dat volk niet uit het oog verloren.
Wat dacht ge? Verlaten? Vergeten?
Het mag zoo schijnen. Het moge waar zijn, dat
do nabijheid des Heeren door Sion niet genoten
wordt. Dat Zijn gemeenschap wordt gemist. Hot
oog van Sion moge verdonkerd zijn door tranen.
Do steunende, sterkende kracht van de belofte
des Heeren moge door Sion niet meer worden
ervaren. Het contact met den hemel mogo schij
nen verstoord te rijn.
Maar, als Sion den Heere niet meer ziet, dan
wil dat nog niet zeggen, dat do Heere ook Sion
niet meer ziet Wat dacht ge? Als C weg van
de aarde naar den hemel voor ons schijnt toogc-
muurd te zijn, dan is er voor uw God altijd nog
oen pad van den hemel uit naar de aarde om
Zijn volk te vinden.
Het mag donker schijnen voor Sion, gelijk het
daarbuiten donker wordt, als wolk na wolk, zwart
cn dreigend den hemelkoepel komt vergrauwen
en versornboren. Onheilspellend mogo do donder
al lm de verte rommelen. Maar opoens knapt er
nu een scheur in dat zwaar neerhangende wolken-
gordijn. En plotseling breekt er een bundel zonne
licht uit In Sions duisternis.
Hier is het lichtend Woord des Hoeren. En dat
zegt wat tot Sion. Het is een en al troost voor
Sion.
Moeders, die dit lezen, moeten nu terugdenken
aan den tijd, toen haar kleine nog lag in de wieg,
uit haar geboren, uit haar gevoed, leven van haar
leven!
En anderen: mannon, vrouwen, jongens, meisjes,
moeten nu denken aan hun moeder, die toch een
echte moeder was, waarachtig moeder, volop
moeder!
Een moeder vergeet haar kleine niet. Hel is
haar zuigeling, hulpeloos en hulpbehocvond. Het
is dc zoon haars buiks, door haar verwacht, ge
dragen en geboren. Ook al schreit zulk oen kleine
on al moot zulk een moedor haar kind eon tijd
lang laten schreien, het 's niet, omdat deze moe
dor om haar kind niet meer denkt cn hot bestaan
van haar jonggeborene is vergoten. Wat dacht ge?
Dan zoudt go niet weten, wat oen moeder is.
Of ja! Er zijn er, al zijn dnt verschrikkelijke
uitzonderingen. Er zijn ontaarde vrouwen. Er zijn
moeders zonder moederhart, in wie do moederlijke
gonegonheden door de verwoestende doorwerking
dor zonde zijn weggemoord. Daar kunnen wo
soms van hooren cn van lezen. En dat is huive
ringwekkend, als de Inatste rest van monschclijk-
lioid is verstikt!
Maar al zou nu zulk een ontaarde vrouw, die
moeder is zonder moeder te zijn, haar zuigeling
kunnen vergetenal zou zulk een moeder geen
deernis meer in zich voelen trillen voor het naar
haar schreiende jonge leven ofschoon deze ver-
gate, zoo zal Ik u toch niet vergeten!
Sion, hoor wat uw God zegt. En hoor hoe Hij
het zegt!
Sterker cn tccdcrdcr kan het toch niet gezegd
worden, dan in deze sterke teederheid van het be
wogen moederhart.
En toch gaat de Heere nog dóór met het troosten
van Zijn volk.
Hij buigt zich wel héél diep tot ons af, om
vormen te vinden, aan ons menschclijk leven ont
leend, teneinde daarin Zijn volk te verzekeren,
dat Hij het niet vergeet noch vergeten kón: „Zie,
Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd; uwe
muren zijn steeds voor Mij."
Zooals iemand, wien een naam of teeken, neen
niet op de bovenarmen of op de borst, maar in de
handpalmen is getatoueerd, dat teeken altijd weer
moet zien, iederen dag, bij elke van zijn hande
lingen, zoo staat het beeld van Sion den Heere
altijd cn onveranderlijk voor den geest.
Sions muren zijn nu neergeworpen.
Het zijn puinhoopen. Het is gruis.
Maar de Heere ziet de muren van Sion voor
zich in heerlijkheid .En nooit en nergens kan Hij
Zijno handen uitstrekken, of het is tot bovcstiging
van Zijn trouw aan zijn Sion.
Een bouwmeester Jit de menschen zou zijn plan
voor den herbouw van Sion vastleggen op papier,
in lijnen van inkt. Het plan komt buiten hem te
staan. En hij kan het vergeten.
Maar dc goddelijke Kunstenaar en Bouwmeester
heeft Zijn plan van Sions herbouw in Zijn beide
handpalmen gegraveerd. Hij draagt het goddelijke
plan van Sion met zich mee ton waarborg, dat
dc tijd komt wo. rin Sions muren weer uit liet
stof zullen verrijzen.
Uwe muien zijn steeds voor Mijl
Hoe kunt ge toch denken, o Sion, flat Ik u he-b
verlaten en vergeten?
En deze God is onze God. Hij is ons deel, ons
zalig lot. Door tijd noch eeuwigheid te scheiden.
Hoeveel or ook in tijden van levensbenauwing
voor de kerk des Heeren te zuchten cn te klagen
moge zijn, er is nooit reden voor wanhoop.
Zoovele beloften Gods, als er voor Zijn kerk zijn,
ze zijn in Jezus Christus ja en amen.
De Heere gaat Zijn beloften vervullen.
Ilot moge nog wat duren! Zoo Hij vertoeft, ver
beidt Ilcm, want Hij zal gewissolijk komen!
Nog ligt, wanneer de Heere Zijn belofte als een
plotselinge lichtstraal door de oordeelswolkcn laat
flitsen, Zijn Jeruzalem in puin. Nog zucht de ge
meente des Heeren van nu, wanneer ze zich over
deze toezegging des Heeren bezint, onder de ver
warring cn verscheuring en verstrooiing van het
volk, dat naar den naam des IIccren is genoemd.
Maar bet zal anders worden.
Het zal reeds hier anders worden.
Toen cn later heeft uw God Zijn volk weer op
gezocht en Zijn kerk uit haar verval weer her
bouwd.
De tijden zijn donker. En zwaar. Maar ze waren
ook vroeger wol donker. En ze waren ook vroeger
wel zwaar. En wonderlijk is toen dc Heere Zijn
zuchtend volk to hulp gekomen.
Zijn belofte, dat Sions muren steeds voor Hem
zijn, is een woord voor dien tijd. En een woord
voor alle tijden. Ot-k een woord voor dezen tijd!
Laat het dus waar zijn, dat de kerk des Heeren
vanocngescheurd is in kerken en kerkjes, in seo
ten en groepen en kringen.
Laat het waar zijn. dat de muren van het aard-
sche Sion, hetwelk de gebrekkige openbaring is van
het volk dc6 Heeren, deerlijk in ver\al zijn.
Wc mogen het gebed or hereeniging van hot
Volk des Heeren niet laten verstommen-. We mo
gen de hoop op deze hereeniging rondom het
Woord des Hee» ii. niet blusschen. We mogen den
arbeid tot hereeniging in gehoorzaamheid aan
Jezus Christus niet staken.
Wie weet, wat on-* God nog bezig :s te doen!
Na déformatie heeft Hij al zoo dikwijls réforma-
tie gegeven. Waarom zouden \v? ei in deze zware
tijden niet om bidden, er op hopen, er al onze
krachten voor geven?
Er is ook vandaag troost voor Sion!
Want, al zou sr in deze tegenwoordige booze
wereld van hereeniging naar het Woord des Hee
ren en de belijdenis der waarheid niets meer ko
men toch rijzen intusschcn de muren van het
eeuwige Sion naar Gods onveranderlijke voor-
De dag komt, dat in glorie van den hemel za!
nodcrdalen het nieuwe, eeuwige Jeruzalem, de
heilige stad, Sion, de volkomen der schoonheid!
En do Geest en de bruid zeggen: Komt En die
het hoort, zegge: Kom!
O Sion, gij verkondigster van goede boodschap,
klim op een noogen berg! O Jeruzalem, gij ver
kondigster van goede boodschap, hef uwe stem op
met macht! Hef ze op. vrees niet, zeg den steden
van Juda: „Ziet, hier is uw God!"
Want or is troost voor Sion.
In het woord van Sions God!
Najaar
G. WAANDERS
Hoe proeven wij de kille najaarsluchten
als 's morgens vroeg de venst'ren opengaan,
cn klamme mist gestold in traan op traan
de pijn verraadt van derven en van duchten.
Hot graanwoud is geveld, de laatste vruchten
zijn door den bouwer op zijn kar gelafin,
en ginder komen ploeg en egge aan:
met aardezwart omranden zij gehuchten.
Der voog'lcn paren zijn tot zwermen uitgegroeid;
zij strijken, snolgcwlekt, do loge weiden over,
cn loeg'ren in het ruig aan d' oeverkant.
Do bloemen staan verlaten en verbloeid,
en door der hoornen sterker bleekend loovcr
gaat profetic van naad'rcnd winterland.
((Jit: „Mijn Belijden")
ultg. G. F. Callcnbach, Nijkork.
325