De Afscheiding van 1834 Een vierweeksche speurtocht door Amerika WOENSDAG 17 OCTOBER 1934 DERDE BLAD PAG. 9 Herdenkings-samenkomsfen te Ulrum en te Rotterdam De daad van Ds de Cock van verschillende zijden belicht HERDENKING IN DE GEREF. KERK De Samenkomst van Dinsdagavond De herdenking van het feit der Afschei ding is gisteravond voortgezet met een fees telijke herdenkingssamenkomst in de Geref. Kerk. Ook deze plechtigheid stond onder leiding van den plaatselijken predikant Ds. U. Elgersma. Het was voor de gemeente een vreugdevol gebeuren dat de. nog in leven zijnde oud predikanten dezen avond van hun belang stelling blijk gaven en tevens een kort woord spraken, waarin zij wezen op het vreugde vol gebeuren. Na elkander spraken Ds. D. Steenhuis, emer. predikant van Loppersum nu te Ha ren; Ds. G. Ploos van Amstel, emer. pred. van Oppenhuizen; Ds. E. van der Laan te Zuidlaren en Ds. S. N e e r k e n, te Dedemsvaart. Ook het. hoofd der Hendrik de Cockschool, de heer E. van der Veen sprak een har telijk woord. (Des middags waren de leer lingen dezer school in feestelijk samenzijn hij een geweest, waar Ds. Elgersma en de heer V-an der Veen op eenvoudige wijze het groot gebeuren verhaalden). De samenkomst werd afgewisseld door mu ziek en zang. Dit laatste door een koor, be staande uit mannen en vrouwen, die bij het gouden jubileum der Afscheiding ook had den gezongen en nu hetzelfde lied herhaal- De samenkomst van Maandagavond Omtrent de herdenkingssamenkomst van Maandagavond vermelden we nog dat. Ds Elgersma in zijn welkomstwoord wees op het feit dat als men voor honderd jaar in zoo groot aantal aanwezig was geweest, een boete zeker zou zijn opgelegd. 77TÏ°~>A •fel De heer W. H. Harteveld, burgemeester van Ulrum vertelde verschillende historische bijzonderheden op de Afscheiding betrekking hebbende. In dit verband geven we hier een- reproductie van de eerste handteekeningen onder de Akte van Afscheiding, 14 Oct. 4S34 te Ulrum geteekend. Ten tijde van De Cock mochten slechts "20 personen aanwezig zijn. De boeten waren zeer hoog. De familie De Cock heeft een som van SO.OOO aan boeten moeten betalen. Toch gingen onze vaderen samenkomen, zij het klein in getal. Er is met tranen gezaaid, thans mag men dus maaien met gejuich. De Heere heeft groote dingen aan ons gedaan Ds. Elgersma heette vervolgens de aan wezigen welkom, o.w. de genoodigden, B. en W. van Ulrum, de oudste predikant der Geref Kerken Ds. G. Broekhuizen en Ds. J. Duursema; Ds. I. v an D e 11 en namens de Geref. Kerken in Noord Amerika en den dichter H. Hui zin ga, die ook voor deze gelegenheid een gedicht had vervaardigd. Ulrums Burgemeester aan 't woord Na de rede van Dr. K. D ij k, die we gister reeds weergaven, voerde burgemeester Harteveld het woord, die dank bracht voor de uitnoodiging en zeide dat hij als an dersdenkende toch geloofde, dat. een staat zonder godsdienst is als een schip zonder roer, daar alle bestuur ligt in Gods hand. De burgemeester geloofde het gemakkelijker te hebben dan zijn voorganger voor honderd jaar, burgemeester Bazuin. De Cock en zijn vrienden werden toen aangezien voor revo lutionairen. Het tegendeel is echter wel ge bleken en nu heeft een land juist behoefte aan dezulken als de volgelingen van De Cock. De burgemeester vertelde daarna eenige bizonderheden over de Ned. Herv. Kerk, waar de Cock de acte van afscheiding voor las. Het gebouw, waarin de klokken uit 1689 en 1849, is in 1917 gerestaureerd waarbij de vroegere vensteropeningen weer voor het licht zijn gekomen. Er is in de kerk nog een zilveren Avondmaalsstel van 1685. Ook eenige bijzonderheden omtrent het dorp Ulrum werden gereleveerd, waarna op verzoek van den burgemeester staande een couplet van het Wilhelmus gezongen. Verdere toespraken Ds. J. D u u r s e m a, die daarna het woord verkreeg, herinnerde er aan dat hij bij de 75-jarige herdenking ook aanwezig was, toen als afgevaardigde van de classis. Spr. wees er op hoe klein het begin was en hoe moei lijk: De Cock in de gevangenis, de gemeente zonder leiding, doch met een groot geloof, dat bergen kon verzetten. Klein begonnen doch uitgebreid door Eén die machtiger was dan de tegenstanders. Ds. Broekhuizen herinnerde er aan dat vaak gezegd wordt dat Ds. De Cock door een eenvoudige man op den weg des heils is gebracht. Maar spr. meende te weten dat ook zijn echtgenoote vrouwe Venema daar aan haar deel zal hebben gehad. Haar in vloed zal zeer groot geweest zijn en spr. ver bond daaraan de wensch dat ook nu nog een rijken zegen uitga van de vrome vrou wen en moeders die alleen wenschen te wan delen in Gods gemeenschap. Ds. J. van Dellen uit Denver bracht de gelukwenschen over van de Chr. Geref. Kerk in Amerika en zeide in zijn land te zullen vertellen van de rijke zegeningen waarin men in Nederland op kerkelijk ge bied mag deelen. De les der historie moet deze zijn dat we trouw zweren aan onzen God, ook bij mogelijk lijden en vervolging. Ds. Schelhaas te Roodeschool, die sprak namens de classis, herinnerde er aan dat de kleine gemeente van Ulrum voor 100 jaar alleen stond terwijl nu de classis 15 kerken telt. Ds. Elgersma sprak daarna een slot woord, herinnerend aan het gezegende sa menzijn, waarna de samenkomst, die ook door de familielden van Ds. De Cock werd bijgewoond, met dankzegging gesloten werd door Dr. Dijk. HERDENKING IN DE CHR. GEREF. KERK Gedachtenisrede van Prof. J. J. van der Schuit Na een pauze van omstreeks een uur, werd ruim 6 uur de avondvr igadering geopend door den pastor loci, Ds. L. F 1 o o r. Spr. deed zingen Ps. 77 7 en ging voor in gebed. Daarna dankt hij allen, die tot het welsla gen van dezen dag hadden bijgedragen, en richt zich in het bijzonder in hartelijke be woordingen tot Pro f. P. J. M. de Bruin, die Zondag j.l. de gemeente van Ulrum voor ging in den Dienst des Woords. Het woord is dan aan Prof. J. J. van der Schuit, om te spreken over het onderwerp; ,,De Afscheiding een geloofsdaad" Langs drie lijnen wil Spr. dit onderwerp •behandelen: a. De Cock als geloofs held; b. Gods Woord als geloofskracht; c. De eindtriumph als geloofs ver w ac h- ting. Spreker begint met te constateeren, dat in dezen vermaterialiseerden tijd ook ons Ne- derlandsche volk wordt geïnspireerd door hooige, ideëele bezittingen. Dit komt uit in Prof. J. J. VAN DER SCHUIT het kerkelijk vraagstuk. Meer dan ooit blijkt, dat kerkelijke en religieuze vraagstuk ken ingrijpen in de ziel van een volk. Men heeft ons verweten, dat wij de Afschei ding verheerlijken, en dies separatisten zijn. Maar men bedenke toch, dat de Kerk er niet is om de Scheiding, maar de Scheiding is er om de Kerk. Het ging in de Afscheiding om de hoogste goederen, om de Souvereinite.it Gods, om de heerlijkheid van Christus als Koning over zijn Sion. De Cock als geloofsheld Er is inderdaad veel, dat tot droefheid stemt; de versplintering en ontwrichting van het kerkelijk leven, veruitwendigi: verachtering in de genade, enz. En dit alles zou ons doen vreezen voor de toekomst, als er niet een Koning was, Die ons Zijn belofte naliet, dat de poorten der hel Zijn gemeente niet overweldigen zouden. Dat gaf den Vader der Scheiding kracht om pal te staan. Rele- veerend het leven van Ds. De Cock, herin nert spr. aan de glanspunten in zijn leven, als hij met zijn gemeente in het kerkgebouw neergeknield ligt; of als hij het voor den rechter fier betuigt, dat hij met een goed ge weten gewandeld heeft voor God en het volk; of als hij op den kansel weer het zui vere Evangelie doet hooren. Maar van groot- scher momenten kan zijn pastorie getuigen. Daar sprak hij met Klaas Pieter Kuipenga, die het bekende woord tot, hem sprak: Indien ik maar één zucht tot mijn zaligheid zou moeten toedoen, dan was ik voor eeuwig ver loren. Daar werd de leerling leermeester en omgekeerd. Hier kwam De Cock tot waar achtig schuldbesef. De reformatie naar binnen was begonnen. En toen moest de reformatie naar buiten, in het Hervormd Kerkgenootschap, volgen. Zij is niet ge maakt, maar geboren. Men heeft gezegd, dat de Afscheiding een Piëtistischen inslag heeft. Maar het is heer lijk, dat, zij dien heeft en niet alleen maar was een intellectualistische kerkrechtelijke beweging. Zuivere waarheidskennis is op zichzelf niet voldoende als zij niet uitbreekt in het roepen naar God uit een verbroken De beteekenis van De Cock schuilt in de diepte van zijn kinderlijk geloof. Spr. heeft achting voor anen, die spreker over de Va- derlandsche Kerk en zeggen haar zuiver karakter te willen herwinnen. Maar meer achting heeft hij voor hen, die met de waar heid willen trijden, die om de waarheid zijn uitgeworpen, maar ook met de waarheid triumpheerden. Wij kunnen ons niet moer >-ealiseeren, aan welke heete vervolgingen De Cock c.s. hebben blootgestaan. Allen hadden hem ver laten. Wat zal die ééne? Niets, als het ge zocht moest worden in zijn redenaarstalen ten, zijn persoonlijk optreden, of zijn gaven. Maar alles, waar hij de ware kracht be zat in de veer van zijn geloof, dat voor hem niet was een synthese van idieeën, een systeem, dat uit het brein van een of ander Gereformeerd denker voortkomt, maar het jeloof van een overwonnene aan Jezus'voe ten. om zoo overwinnaar te zijn. Dat geloof - is in onze dagen teveel zoek. Zii roepen om een nieuwe reformatie in de diepte van eigen zielsbeleven. Gods Woord als geloofskracht Komende tot het tweede gedeelte van zijn onderwerp zegt spr., dat men de Theologie der Scheiding weinig wetenschappelijk go- noemd heeft In ieder geval heeft de Schei ding ons gebracht 'n door en door S c h r i f- tuurlijke Theologie, die alleen Gods Woord erkende aJs kenbron van alle Gods kennis. In De Cock's dagen huldigde men de z.g. „finaaltheorie", waarin alle nadruk gelegd werd op de zaligheid van den mensch, en de glorie Gods als tweede kwam. In de Theologie der Scheiding gaat 't om de verheerlijking van Gods deugden, en niet om den mensch. Voor De Cock was de Schrift kenbron der waarheid. Dat is iets anders dan een principium van denken. Daarin kernt. het gansche verschil tusschen het denken van De Cock en onzen tijd. Gods Woord alleen heeft zeggenschap, en kan alleen maatstaf zijn in de Kerk. Met verbazing heeft spr. de verslagen van „Kerkherstel" gelezen. Men heeft ons Sepa ratisten, Sectaristen etc. genoemd. Separa tisten, omdat wij de eenheid in Christus te niet gedaan zouden hebben, en de Volks kerk niet gehandhaafd. Onze naam zegt het anders. Zij drukt ons beginsel uit. Wij zijn vóór alles Christelijke Kerk, waarin wij het uitspreken, één ons te voelen met allen, die van Christus zijn. En dan als tweede spreken wij uit, ons belijden te zien in de bedding van 't Gereformeerde geloofsleven. Men beweert van die zijde, dat de Herv. Kerk nog altijd Kerk van Christus is, om dathet Woord van God daar nog altijd niet wordt g ew e e r d. Hier wordt een dubbele fout gemaakt. Wat verstaat men dan toch onder het begrip „Kerk"? En voorts, het is niet de vraag, of Gods Woord in de Herv. Kerk nog e e en p la a t s heeft. Het verzoekt niet een plaats, het eischt onvoorwaardelijk de plaats. Chris tus moet onverzwakt in Zijn Kerk ver heerlijkt worden. Waar de leugen een plaats heeft, en 't Woord Gods ook een plaats, daar is geen Kerk, dien naam waard. Welke vereeniging, vraagt spr., zou zóó tegen zich zelf verdeeld zijn? Het Woord van God eischt voor zich on verzwakt zeggenschap op in het Huis des Heeren. Anders wordt daar geen Kerk van Christus gevonden. Dat heeft De Cock diep doorvoeld. Daarom moest hij scheiden. Ook de Doleantie ging hier fout. Zij ging uit van een ander kerkbegrip; de Herv. Kerk was nog niet valsche Kerk geworden. Voorts van een verfilosofeerde kerkregee- ring. Zij onderscheidde scherp tusschen de besturen en de Kerk. De zonde zat i: besturen. Dat was de Antichrist, enz. Doch dit is onjuist. Want in een ware Gerefor meerde Kerk kan nooit een valsch bestuur intreden. Ook de Doleantie vergenoegde zich met een plaats voor Gods Woord in de Herv. Kerk. Daarin staat zij lijnrecht tegen over de Afscheiding. Wat is Gods Woord voor ons, in ons per soonlijk zieleleven? aldus spr. Wij kunnen met een nog zuivere objectieve Verbonds- leer en Schriftkennis voor eeuwig verloren gaan. De vraag is, of wij Gods Woord ken nen uit de realiteit van den H. Geest, Wij zijn „van nature kinderen des toorns". Aan de poort van de hel vindt God den verlo ren zondaar, opdat hij weten zou, dat hij wedergeboren moet worden, en niet, zich zijn wedergeboren-zijn bewust zou wor den. Indien zij deze dingen vasthoudt, zal er voor de Chr. Geref. Kerk een toekomst zijn, en zal zij een plaats behouden, niet om haarzelve, maar tenville van de Waar heid Gods. Na het zingen van Ps. 119 65 en 67 ont wikkelt spr. zijn derde gedachte. Voor deze wereld is naai- aardsche maatstaf geen hope meer. Het wankelt alom. En de we reld schreeuwt moede en mat om een be tere toekomst. Maar niemand spelt ons die. Toch blijft er hoop Hoop voor de Kerk van Christus. De toekomst wordt niet ge meten met menschelijke maatstaf, maar ge peild met het dieplood van Gods onbezwe ken trouw. Bij al het sombere van deze wereld staat de Christelijke Kerk in het morgengloren van een betere, schoone dag. Als in de Openb. van Johannes ons het Godsgericht wordt geteekend, waarin de volken worden geschud en de wereld ineenstort, dan ziet Johannes dat een Engel heenvliegt met de rol des Evangelies. Dat is de overwinning voor het Sion Gods. Tenslotte, de groote vraag voor ons is, of wij deel hebben aan het beginsel dtrScnei ding; dat beginsel is uit God, Die scheiding maakt in ons leven. Dan geven wij de scheidbrief aan zonde en wereld. Hendrik De Cock schrijft, dat hij persoon lijk zondaar voor God geworden was, en dat hij toen zag de nood van zijn ziel, maar ook de Borggerechtigheid van Christus. Dat moeten wij kennen. Niet in het betoog, maar in de beleving van het verbond der genade ligt de toekomst van ons volk en ons ker kelijke leven. Na het zingen van Ps. 89 13 sloot Prof van der Schuit met dankgebed. Ds. Floor mocht zich ongetwijfeld de tolk der aanwezigen weten, toen hij den spreker dankte voor zijn bezielend woord. Staande werd nog gezongen Ps. 72 11, waarna Ds. Floor den zegen uitsprak. HERDENKING DOOR DE GEREF. GEMEENTEN Druk bezochte bijeenkomsten te Rotterdam Ook in den kring der Geref. Gemeenten is gister de afscheiding van 1934 herdacht in bijeenkomsten, welke in het kerkgebouw aan deo Boezemsingel te Rotterdam werden gehouden. Reeds 's middags werd een zeer druk bezochte samenkomst gehouden, waarbij leden der Geref. Gemeenten uit alle dee len des land, vooral uit Zeeland, tegenwoordig waren, maar 's avonds was de toeloop zoo groot, dat de kerk de menigte ternauwernood koo be- Ds. Ledeboer en de afscheiding Doel van dit samenzijn, aldus spr., is niet 2 zooveel in deze dagen geschiedt, te juichen zingen over de afscheiding en te zeggen, dat dit een werk Gods is geweest. Toch hebben de Geref. Gemeenten in overleg met verschillende leeraren besloten het feit van de afscheiding niet onopge merkt te laten voorbijgaan. Het is een droeve scheur, die eenmaal in Neerlands kerk is getrokken door de vertrapping en verlating van de Waar heid, een scheur, die ook nu nog beweend worden. Eerst wanneer dit nationaal geschiedt zal de Heere Juda's stêen herbouwen uit het stof; dan wordt de heerlijkheid aan Gods kerk terug ge schonken. Spr. herinnerde aan de vereeniging, die er Ir 1907 is geweest van de Kruiskerken met de ge meenten, die door Ds. Ledeboer waren, gesticht. Gedachtig aan het tekstwoord, Hebr. 13 7 wilde spr. thans in het bijzonder spreken over Ds. Lede boer en de afscheiding. Spr. schetste uitvoerig het leven van Ledeboer, die, hoewel ter zelfder tijd te Leiden studeerende als de mannen van het Ré veil (Da Costa, Brummelkamp) toch zich slechts eenmaal met hen inliet en voorts zijn eigen weg ging. Zijn optreden als Ned. Herv. predikant, 1S38, dus 4 jaar na de afscheiding begonnen, t als dat van een zoon des dgnders en van een z< der vertroosting tegelijk. Niet lang kon hij temidden van een vijandige omgeving in de kerk blijv Reeds spoedig was hij tot het inzicht gekomen de breuk in Neerlands kerk. Hij zag hoezeer die kerk van den vasten grondslag, waarop zij ge bouwd moest zijn was afgeweken. Ook ken hij geen vrede hebben met die gezangen, die in strijd waren met Gods Woord, hoewel erkennende, dat ook gezangen zijn, waarin de leer van Gods ge nade zeer duidelijk naar voren komt. Eindelijk kwam hij er op een Zondagmorgen toe de gezan- genboeken en de reglementen van de Ned. Herv. Kerk openlijk in den dienst van den kansel te pen en later in zijn tuin te begraven. Zijn schorsing volgde dra, later zijn afzetting. Toen hij tegen het schorsingsbesluit in toch den kansel wilde bestij gen en daarin door drie mannen werd tegengehou den, riep hij Gods vervloeking over hen en twee deze mannen vonden een vreeselijken dood, ter wijl zelfs het nakroost van den derde man nu oog bedelt in Leidens straten. Ledeboer heeft altijd nog hope gehad, dat God de Hervormde Kerk van haar dwaalweg zou terug brengen. „Op zijn tijd zal God de Hervormde Kerk wedergeven" zeide hij. De nen der Afscheiding heeft hij aanvankelijk nim gezocht tot hij eenmaal in hun midden kwam te Amsterdam. Tot zijn dood toe heeft hij daar be rouw over gehad omdat, naar hij zeide, de hoog moed hem in dien strik had gebracht. Hij heeft zich direct weer van de Afgescheidenen los ge maakt en hoewel deze hem aanvankelijk niet los wilden laten heeft toch de Synode van 1857 uitge sproken, dat Ledeboer niet meer tot de Afgeschel- >st worden gerekend. Door heel het land heeft Ledeboer gepredikt en gemeenten gesticht tot hij in October 1863 overleed. Hij ging gedurig gebukt onder de breuk van de Kerk en heeft er on ophoudelijk tegen gepredikt en voorts de hoop ge uit, dat God de Kerk terug zou brengen. Evenwel: zooveel jaren daarna is de Kerk nog gescheurd en 'erdeeld als beenderen aan den mond des grafs. De Heere verwaardigde ons, zoo besloot spr., nog het herstel te beleven. Toespraak Ds. A. de Blois Nadat gezongen was Ps. 80 2, trad op Ds. A. de 1 o i s, van Dirksland, die als besluit van de her denking wilde spreken over de woorden: „Doe mij recht tegenover mijn wederpartijders" tn: „O God, ees mij, zondaar, genadig". Twee Octoberdagen, aldus spr., hebben ons te zeggen: de 31ste omdat Luther toen zijn stellin gen aanplakte en de 13e omdat 100 jaar geleden Ds. H. de Cock met anderen de Acte van Afschei ding teekende, waarin men verklaarde zich overeen komstig het ambt der geloovigen af te scheiden van Ned. Herv. Kerk totdat die Kerk weer terug keeren tot den waarachtigen Dienst des Hee- i. Het spreekt vanzelf, aldus spr., dat bij ons niet die blijdschap bestaat als bij de Chr. Geref., die in 1892 hun zelfstandigheid bewaarden, maar wij kunnen volkomen instemmen met hetgeen op de laatste synode zoo duidelijk is uitgesproken, nl. dat die vereeniging niet te aanvaarden is, afgezien andere redenen om die kerkrechtelijke en prlo- cdpieele bezwaren. Vooraanstaande mannen als Groen en Da Costa jn met de scheiding niet meegegaan en Wormser keerde in zijn laatste levensjaar terug omdat hij het beter vond zich af te zonderen in de kerk dan zich af te scheiden van de kerk en deze uit het oog te verliezen. Onze gemeenten, aldus spr. ge sproten uit de actie van Ds. Ledeboer dan wel voortzetting der Kruisgemeenten hebben niet alleen steeds afwijzend gestaan tegenover de vrijheidsaan- vrage van Utrecht maar vooral oük in het verschil in leer, door Ds. Kersten bij het zilveren jubileum zoo duidelijk uiteengezet. Wanneer wij echter het panorama der kerkge schiedenis aan ons oog voorbij zien trekken en ex op letten hoe ons land doordrenkt is van het bloed der martelaren, indien wij letten op het diep verval der Ned. Herv. Kerk, dan is er bij ons de smeeking dat de Heere bij elkaar brengt, wat waarlijk bij elkander behoort op rechte en zuivere grondslag e dat Neerlands kerk weer moge worden gebouwd als in de dagen van ouds. Nu zijn onze gemeenten, zooals Ds. den Hengst, die de Geref. Kérk verliet wegens het gebrek aan ware mystiek, het uitdrukte voor ons „een nachthutje in den komkommerhof". Waar Gods kerk zoo jammerlijk is verdeeld als men ziet, heeft niemand van de deeltjes het recht te zeggen: „Wij zijn de Kerk". Uitvoerig zette spr. uiteen, dat twee dingen ge vonden moeten worden: het aanhouden met c" bede om recht, gelijk de vrouw uit de gelijkenis het gebed van deQ tollenaar: O God, wees m: zondaar, genadig. Wij moeten ons in deze dagen, aldus spr., wach ten voor den zuurdeesem der Farizeeën en o onze zware persoonlijke en kerkelijke schuld i kennen. Alleen wanneer heel Neerlands kerk in de schuld komt is'ér mogelijkheid van Goddelijk her stel. Dan wordt gena van waarheid blij begroet... Met het doen zingen van dit Psalmvers en dank zegging besloot spr. den dienst. VERBETERING In ons verslag van de Herdenking der Afschel- ding in Ulrum is ten onrechte onder de oud-predi kanten van Ulrum, die er gesproken hebben, ge noemd Ds. J. H. Koers te Noordwijk. De naam van Ds. H. Koers, die in 1869 te Ulrum gekomen en in 1900 overleden is, behoorde in deze reeks dus Gesproken heeft Ds. J. H. Koers Oosterbeek, zoon van den bovengenoemden Ds. Koers. Aan de oud-predikanten werd Ps. 134 vers 3 toegezongen. Voorts heeft nog het woord gevoerd de heer F. v a n T i 1 te Ulrum, die enkele persoonlijke herinneringen gaf. Aan Prof. Dr. T. Hoekstra te Kampen is een telegram ge zonden, waarin hem een spoedig herstel ordt toe- gewenscht. De strijd tusschen twee symbolen door Mr P. BORST „Amerika slingert U tusschen aanvaarding en verzet van het eene uur op het andere". J. HUIZINGA. I. Een korte inleiding De mislukte vacantie. Eigenlijk had het een vacantie-reisje moeten zijn. Vacantie, weerzien van familie in Chicago. Echte rust. Heerlijke ontspan ning. Geen zorgen, geen kwellende problemen. Even dat mooie: j.Rust een weinig" als een verkwikkende weldaad in ons jachtend bestaan. Maar we hebben ons lot niet in eigen hand. 't Is anders ge- loopen. En ook dat was niet geheel on verwacht 't Kon moeilijk anders. De moeilijkheden van den dagelijkschen arbeid waren vele. En een periode van rust zou heilzaam zijn, maar die dage lij ksche zorgen en vragen zonken in 't niet bij de allereer ste aanraking met Amerika. Daar val len problemen ons aan van een om vang. een scherpte, een dreiging, dat we beduusd en ontsteld terugsnellen. naar ons veilige, kleine Holland. Zóó is 't bij ons niet. Het eene is er beter, het andere is er slechter, maar zóó brandend, zóó alles omvattend is bij ons de crisis, geestelijk en materieel, niet. Amerika's strijd tusschen twee symbolen laat den meelevenden reiziger niet met rust. Het grijpt hem aan als z ij n probleem, hij gaat 't toepassen op eigen omgeving. Zijn rust is weg. Wat hij thuis als een onbesliste vraag aanvoelde, stormt bij zijn bezoek aan Amerika op hem aan als een kwellend-dringend probleem, waarvoor een oplossing moet komen „ready, while you wait". Dat is de strijd tusschen twee symbolen, een strijd waarvan dit onregelmatige reisverhaal van keer tot keer zal verhalen. De kokende geyser Het reizen was geen rusten. Het was ook geen rustig studee- ren. Het was een mee-beleven van de misère, mee-vechten om een oplossing. Ik sprak met groote 'en kleine werkgevers, veel sprak ik ook met arbeiders. De leiders van de „nieuwe orde" vertelden gaarne en veel van hun arbeid. Ik trof de middenstander, de kleine boer, de advocaat van „Wallstreet". Zelfs de „flapper" en de overrijke „nietsdoener", ze voelden over zich vallen de schaduw van de twee strijdende symbolen: „Old Deal"; de oude vrijheid en de nieuwe gebon denheid, Staatsonthouding en de N. R. A. Ga naar Amerika in 1934 en ge gaat naar een kokende gey ser. Zou het anders geweest zijn, als ik er vijf jaar geleden heen gegaan was? Natuurlijk, gradu eel is er werschil. Het huidige tijdstip is te critiek, te beslissend, om niet aan de reis een bijzon der karakter te verleenen. Maar ook voor 5 jaar, en voor 10 jaar, zou mijn hart hebben gepopeld bij het binnenvaren van de haven van New York. Want interessant zijn de Ver- eenigde Staten steeds voor ons Nederlanders geweest. De ban den tusschen Holland en U.S.A. zijn stevig en talrijk, banden van het bloed en banden van den geest. Dat ervoer ik in eigen leven. Van kindsbeen af heeft Amerika in de wereld mijner gedachten een belangrijke plaats ingeno men. In zie ze nog voor me, die rustige boerenkerels, die van mijn vader afscheid kwamen nemen. Ze gingen naar Kansas, naar Chicago, naar Michigan. In ons welvarende polderland was voor hen geen plaats. Holland was te klein. Zelfs de beste landbouwstreken konden niet. aan al haar zonen een behoorlijke plaats bieden. Daarom zelfs in de gouden voorspoedsdagen van vóór 1914 emigratie. Amerika de uitlaat van de moede en overvulde cultuur. Het paradijs der emigranten Hebt ge dien gedachtengang gekend, lezer? Amerika, het land der toekomst, en der vrijheid! Daar kon een flinke jonge man vooruitkomen! Hard werken, maar met succes! Geen machteloos altijd-arbeider-blijven. Zelf baas, met een goed stuk brood voor iedereen, en weelde voor de grootste groep. Amerika het paradijs voor den arbeider en kleinen middenstander, die vooruit wilden. „Hallo, Jack", klonk de vroolijke roep van den baas tot zijn knecht, en het prompt antwoord van den arbeider was, „Hallo, .Tim", niet minder opgewekt. Geen klasseverschil. Geen dwaze' vooroordeelen. Het land van expansie, van energie, van vrijheid en onbegrensdheid, het land, waar een goede toekomst openlag voor vrouw en kinderen. Hier moesten ze blij zijn met een sclirapje margarine, ginds, in de „Staten" vormden vleesch en boter, eieren en room slechts een fractie van het laagst verdiende loon. Amerika, het paradijs der emigranten. Slechts weinigen keer den terug. De meesten slaagden. De brieven naar de oude „coun try" spraken dikwijls een taal van blijde verrassing; werk en een ruime boterham. Voor hen, die hier gebrek hadden gekend, werd Amerika tot een paradijs. Het gesloten paradijs. Tot het paradijs werd gesloten. Kort na den oorlog. De Emi- grantenwetten. Slechts een kleine groep Hollanders per jaar werd toegelaten. Amerika wenschtv den hoogen levensstandaard te handhaven door afsluiting van nieuwe menschen-aanvoer. Ons land zag zich de voornaamste emigratie-poort ontnomen.' Maar dat nam niet weg, dat we Amerika als een paradijs ble ven beschouwen. Juist nog des te meer. Want ómdat het er zoo goed was, werd het gesloten! Wat hebben we toch in Europa, zoo dachten we. We hebben menschen veel te veel en werk te 'wei nig. Hoe zijn ze te benijden, die rijke Amerikanen. Maar hun Paradijs is voor ons gesloten. Amerika's val En toen is hij gekomen: de zwarte beursdag in 1929. Uit was het met Amerika's glorie. Alles mislukt en ontwricht Weg welvaart en voorspoed. Zwarte armoede. Honger, niet van tien- of honderdtallen, maar van miljoenen. Een volk in nood. misschien erger dan in Europa? Onze gedachten omtrent Amerika, onze van de prilste jeugd bij ons vastgezette gedachten, begonnen zich te wijzigen. Hebben we ons dan altijd vergist? Deugen de grondslagen van de Ame- rikaansche maatschappij niet? Was het een „Kolos op leemen voeten"? Hebben we -jarenlang 'n kaartmhu's bewonderd? Maar we waren toch langzamerhand gewend, in alles Amerika na te volgen? Moeten we dat gaan wijzigen? Of is het daarvoor reeds te laat, en zullen we met hen in den val worden meege sleept? Is dat nu de „ondergang van het avondland?" Het herwonnen paradijs? Gelijk Milton de heilige geschiedenis kenschetste, na zijn „Het Paradijs verloren" in „het paradijs herwonnen", zoo ook zou men voor de aardsche gebeurlijkheden in de Nieuwe Wereld kunnen spreken van de „New Deal", d.i. de Herstelpolitiek van Roosevelt, als middel om te komen tot een herwinnen van de „prosperity" (welvaart), die sinds 1929 uit het land was verdwenen. Is de weg naar deze nieuwe welvaart juist gekozen? Zal Roo sevelt slagen, of zal hij Amerika ten verderve richten? Dat is de strijd tusschen de twee symbolen. Ja, Roosevelt gaat den goeden kant uit. Dat is het geluid van de Blauwe Adelaar (Blue Eagle) van de N.R.A. (National Recovery Administration Nationale Herstelbeweging). Neen, Roosevelt voert ons ten ver derve. Maak het bedrijfsleven vrij van alle overheids-kluisters. Het is dwaasheid om heil van overheids ingrijpen te verwachten. Dat is de gedachte der oude vrijheid, zooals zij is gepersonificeerd in Miss Li berty, het Vrijheidsbeeld voor de haven van New York, de vrijheid van de pioniers, die de onbekende wildernis durfden intrekken. Wie heeft gelijk? Van het antwoord hangt het wel wezen van Amerika, misschien dat van de wereld af. Als die vraag U om de lippen speelt, en ge maakt een reisje naar Amerika, dan kan het geen vacantie-tip zijn. Dan is reizen een inspanning, maar ook een kostelijke, leerrijke en onverge telijke sensatie. Voor nieuwe abonné's, die zich met ingang van 1 November op ons blad abonneeren, (de tot dien daium nog te verschijnen nummers worden gratis toe gezonden) stellen wij afdrukken van de reeds verschenen brieven uit Zuid-Afrika door Prof. V. HEPP, beschikbaar. Mr P. BORST Het Vrijheidsbeeld vóór den ingang van de haven van New- York: Amerika's oude symbool N. R. A. De blauwe ade laar: Amerika's nieuwe symbool.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 10