Tentoonstelling der Afscheiding DONDERDAG 11 OCTOBER 1934 EERSTE BLAD PAG. 2 •legde intolerantie (onverdraagzaamheid) op het gebied der geestelijke levensvragen, zell's in vergelijking met den tijd der republiek, toen men een heerschende, althans een be voorrechte kerk kende. Mennonieten, Luthe ranen en Remonstranten ondervonden in den tijd der republiek weinig tegenwerking en zelfs de Roomsch-Katholieken genoten destijds een vrijheid, die aan de gescheiden Gereformeerden in de eerste helft der 19e eeuw door den sterken arm onthouden werd. Dit is te merkwaardiger, wijl de zgn. ver lichting van de 2e helft der 18e eeuw en de politieke gebeurtenissen, die er, ook in ons eigen land op volgden, veeleer het tegenover gestelde zouden hebben doen verwachten. Wie dit verschijnsel wil verklaren, zal daarbij vooral aandacht moeten schenken aan de geschiedkundige gebeurtenissen in de twintig jaar na 1795. Spr. wees allereerst op het decreet der Nationale vergadering van 5 Augustus 1796, waarbij aan de bevoorrechte positie der Gere formeerde kerk een einde werd gemaakt. Dit verdwijnen van overheidsbemoeiing bij een kerk, die, al had zij nu en dan ook getracht, haar zelfstandigheid te handhaven, niet meer gewoon was, zelfstandig haar aangele genheden te regelen, veroorzaakte onzeker heid en verwarring, die vergroot werd door de wijziging der politieke indeeling van het land, waardoor de kerkelijke indeeling daar mee niet meer samenviel. In verband ook met de door de Fransche revolutie gehuldigde denkbeelden inzake de verhouding tusschen Staat en Kerk, moest deze toestand op den duur leiden tot bemoei ing van de Overheid met de kerkelijke aan gelegenheden. Het beginsel daarvan deed reeds voor de inlijving door Frankrijk bij de grondwet van 1806 zijn intrede. In den Fran schen tijd werd een commissie samengesteld voor het ontwerpen eener kerkelijke organi satie, uit welker samenstelling de bedoeling om Gereformeerden, Walen, Doopsgezinden en Remonstranten, Lutherschen en Hersteld- Lutherschen, Roomschen en Oud-Roomschen te vereenigen, duidelijk sprak. Het Reglement van 1816 Napoleons plannen zijn niet verwezenlijkt. Maar spoedig na de totstandkoming der grondwet van 1814 dook de gedachte aan ordening en zelfs aan meer eenheid op ker kelijk gebied weer op. Nadat een eerste voor stel, dat van een streven naar krachtige staatsvoogdij blijk gaf, was terzijde gelegd, kwam in 1816 het bekende algemeene regle ment voor het bestuur der Hervormde Kerk tot stand. Spr. wees er op, dat het feit, dat die rege ling uitging van den Koning in plaats van de Kerk zelf, voor het geslacht van heden waarschijnlijk moeilijker te begrijpen is dan voor dat van 1S16. Nadrukkelijk teekende hij nog eens aan: de oude verhoudingen waren in den loop der vooraf gegane 20 jaren ten eenenmale verstoord. De classicale vergade ringen hadden nagenoeg alle beteekenis ver loren; de provinciale Synoden werkten in het geheel niet meer; voor het houden eener nationale Synode ontbraken de middelen kortom de eigen kerkelijke organisatie had opgehouden te functionneeren. Niet hierin is dus het bezwaar te zoeken 'dat de Overheid een stap deed, om de kerk Uit haar machteloosheid te verlossen, doch daarin, dat zij voor zichzelf een blijvende bevoegdheid in de regeling der kerkelijke aangelegenheden in het leven riep, waardoor de terugkeer naar een met het wezen der Gereformeerde Kerken overeenkomende or ganisatie zou worden belemmerd en, naar de uitkomst geleerd heeft, zelfs vrijwel on mogelijk gemaakt werd. De leiding van de kerkelijke zaken berustte, naar spr. aanwees Sn belangrijke mate bij de Regeering, zulks fn overeenstemming met den geest van den tijd, die wel nog een algemeene godsdien stige gezindheid waardeerde, maar dezo .vooral zag als steun voor den Staat en die daarom ook onder de controle van den Staat behoorde te staan. Spr. wees hierin aan een herleving van het caesaropapistisch begin sel, dat, na den eersten bloei van het Cal vinisme in deze landen dieper wortel ge schoten had, dan meestal wordt aangenomen Ter verklaring wees spr. voorts op het feit, dat de saamvoeging der beide Nederlanden den invloed der R.K. in het koninkrijk sterk vergroot had en dat de Koning, in een stevig georganiseerd Hervormd Kerkgenootschap waarschijnlijk een bolwerk meende te den tegen een overheerschenden invloed Rome. 's Konings verwantschap met het Pruisische vorstenhuis is allicht ook niet zonder invloed gebleven op de vorming van zijn inzichten in dezen. Spreekt dit alles ter verklaring, de daad zelve, althans de als blijvend gedachte ver houding moet onbewimpeld veroordeeld wor den en moest op den duur tot moeilijkheden leiden. Immers hoe groot de afval ook er was nog altijd een overblijfsel, dat vast hield aan de leer der vaderen en ook ern stige bezwaren hacl tegen de handhaving der nieuw ingevoerde kerkelijke ordeningep. Spr. wees op de plaatselijke afscheiding te 'Axel en op de conventikels of gezelschappen, waar de hoofdzaak van de Hervormde leer naar Calvijn werd begrepen en vastgehou den. Het was in die kringen, dat het verzet tegen de kerkelijke organisatie van 1816 zijn .voedingsbodem vond. Het waren deze men- schen, die in De Cock en Scholten en de an dere Vaders der Scheiding hun leidslieden vonden. Het was tegen deze volksgroep, dat zich de macht van overheid en georganiseer de officieele kerk met zoo groote felheid heeft gekeerd, toen zij ongeneigd bleken op geeste lijk terrein zich te voegen naar den wil der Overheid en naar den wensch van een kerk genootschap, waarin hun geestelijke behoef ten geen bevrediging vonden. De juridische vragen liggen latend, stelde spr. zich voor de vraag, waaraan de felheid moet worden toegeschreven, waarmee men zich tegen deze eenvoudige menschen die onderdanige staatsburgers wilden zijn en slechts in hun geestelijk leven knechtschap afwezen, keerde. Wie dit verklaren wil, kan niet volstaan met een verwijzing naar het feit, dat de Ko ning zich persoonlijk gekwetst gevoelde door den onwil om zich aan de door hem geschapen organisatie te onderwerpen. Men behoeft dit element niet geheel weg te cijfe ren, om toch te erkennen, dat de oorz dieper lagen. Spr. wees er op, dat in de halve eeuw voor 1816 partijtwisten waren opgekomen, die in sterke mate hadden bijgedragen tot den ondergang der republiek. Wie dat mee geleefd had, moest wel heel sterk onder den indruk zijn van de vrees, dat de nationale eenheid schade kon lijden van nieuwe par tijschappen. En te meer, waar men nog mid den in een ernstige crisis in het maatschap pelijk leven zat door het uiteenvallen van het Vereenigd Koninkrijk. Terwijl de nood van den tijd boven alles om saamhoorigheid riep, dreigde verstoring van die zoo noodige nationale samenbinding. Spr. toonde aan, dat ook Groen huive rig was voor een verzwakking der eenheid. Warom bij verknocht bleef aan het be staande kerkelijke eenheids-instituut. De re medie moest naar de gevoelens van Groen zijn vrienden, gezocht worden in zuive ring van de Kerk, niet in het heengaan uit Het valt dan te begrijpen, hoe anderen de aannen der Afscheiding beoordeelden en anuit hun gezichtspunt niet zonder grond. Immers de Vaders der Scheiding wierpen metterdaad een knuppel in een rustig hoen derhok. Zij waren mede de exponenten eener geestelijke herleving, die omtrent dezen tijd ?er dan één land tot openbaring kwam als reactie op een koud rationalisme of een r humanistische deugd religie. Zij bij uitstek waren de „fijnen", die den weerzin gaande maakten. De Afscheiding en deze tijd Oordeelde zóó de tijdgenoot, hoe moet het geslacht van een eeuw later de Afscheiding beoordeelen? Spr. vroeg er aandacht voor, dat thans weer actueel is de vraag naar het karakter der Christelijke Kerk en naar de verhou ding van Kerk en Staat. Dat is een vraag van alle tijden, die voor aan de orde is, zoodra de religieuse ge meenschap zelfstandig optreedt naast de burgerlijke d.i. nadat het Christendom in de Romeinsche cultuurwereld zijn intrede had gedaan. Sindsdien treedt dat probleem in telkens wisselenden vorm naar voren. Soms vindt men de Kerk naast den Staat, soms tegenover hem, maar ook ziet men haar door den Staat als instrument gebezigd. Thans dient die verheerlijking van de staatsraison zich weer ïn nieuwe vormen Wie daartegen in verzet komt, komt in den grond der zaak op voor de vrijheid der ienschelijke consciëntie. Zóó heeft men nu van algemeen stand punt ook de Afscheiding te zien. Wie er al leen een kerkeliik conflict in meent te ont dekken, doet aan haar beteekenis te kort, ziet de beweging te klein, onderschat haar waarde als actie voor de rechten en vrijhe den der kerk en voor de persoonlijke con- scientie-vrijheid van het Nederlandsche volk. De mannen der Afscheiding gaven op de ragen omtrent de verhouding van Staat en Kerk het antwoord, dat in overeenstem ming is met den eisch van het Woord des Heeren. Maar daarmee verrichtten zij te vens een daad, die voor het geheele Neder landsche volk van verstrekkende beteekenis is geweest. De vrije Kerk in de vrije Staat Tweeërlei gevolg valt onmiddellijk aan te wijzen. Door het verbreken van den band met een door den Staat gecontroleerde Kerk, werd het beginsel van een vrije Kerk in een vrijen Staat, dat anders gevaar van verdwij ning liep, weer vierkant voor de volkscon- scientie geplaatst. De Grondwetsherziening van 184S met haar ruimere opvatting op het stuk van Godsdienstvrijheid is ongetwijfeld spr. toonde dit nader aan mede beïn vloed door de gebeurtenissen, met de Af scheiding samenhangend. Spr. citeerde dat verband ook uit het referaat van Ds. J. G. Woelderink: „De Afscheiding moet tevens gezien worden als een bloedige strijd om de politieke rechten en vrijheden van de chris ten en de Christelijke Kerk". De Afschei ding heeft inderdaad de vrijheid gered uit den greep eener niet kwaad bedoelde, maar niettemin gevaarlijke staatsvoogdij. De Afscheiding heeft voorts een krachtige stoot gegeven aan de herleving van de Ge reformeerde levensbeschouwing. Een gezond gereformeerd leven kan ifnmers alleen op bloeien in een zuivere kerkformatie. Had den de trouwe belijders zich al meer terug getrokken in de eigen kleine kringen, dan zou nog afgezien van het gevaar van insluipende dwalingen van deze vromen op het terrein van wetenschappelijke beoe fening der theologie, van andere actie op onderwijs gebied, van zendingsarbeid Of van diaconale zorgen en van barmhartigheid in wijderen zin nimmer sprake zijn geweest. k zou van invloed van eigen levensbe schouwing op staatkundig terrein waar schijnlijk weinig zijn terecht gekomen. Wel ond Groen niet uitsluitend zijn steun bij het eenvoudige vrome volk, doch m.n. in 1S71 slinkt de kring zijner voorname volgers en wordt wat eerst maar een bijrivier was hoofdrivier. Wel behoorde de overgroote meerderheid der antirevolutionaire kiezers in die dagen tot de Ned. Hervormde Kerk. Maar ook de herleving van de Gereformeerde beginselen de Hervormde Kerk is niet omgegaan buiten het feit van de Afscheiding. Zijde lings is de Afscheiding alzoo ook oorzaak voor een bloeiende staatkundige actie in antirevolutionairen zin. Ten slotte wees spr. nog op den invloed, die door de geslachten der afgescheiden mannen en vrouwen met hun puriteinsche levenshouding is uitgeoefend op de alge meene levenshouding van ons volk. Die le venshouding is een zoutend zout geweest door den invloed op die van geloovigen in anderen kring en van die allen saam op de rest van ons volk. Dit alles overziende is er zelfs van meer algemeen nationaal standpunt reden om bij dit eeuwgetij met dankbaarheid te gedenken wat God ons door en uit de Afscheiding heeft willen doen toekomen. De Vaders der Afscheiding rekenden alleen met de daad van geloofs gehoorzaamheid. Ook dat heeft ons iets te zeggen. Deze eisch immers bleef dezelfde. Berusten als het geloof dit eischt. Strijden als het geloof er toe roept Met zijn goed en met zijn persoon betalen, wanneer het geloof daarom vraagt. Het kruis opnemen en toch moedig voor waarts gaan als de ure der beproeving slaat. Zoo klinkt de stem uit Ulrum nu al een eeuw lang. De weerklank daarop zocht spr. niet in een woord van overmoedig zelfver trouwen, maar aan het Godsvertrouwen, waaraan de Synode der Chr. Geref. Kerk in 1854 na het besluit tot stichting van de Theo logische School uiting gaf door den psalm, dien spr. aan de vergadering verzocht te zingen: Dat Isrel op den Heer vertrouw' Toespraak Prof. Ridderbos Na de rede van Dr H. Colijn werden eenige toespraken gehouden. De rij werd geopend door Prof. Dr J. Ridderbos, sprekende namens de hoogleeraren der T h e o 1. School te Kampen. Herinnerende aan het jaar 1854, toen de Theol. School is opgericht, wees Prof. Ridderbos op den rijken gen, welke School voor de Kerken der Af scheiding heeft af geworpen; een heid in de oplei ding van a.s. Die- aaren des Woord8| en meer eenheid' in de leiding van het kerkelijke le ven waren er de vruchten van. Tot de Kerken Prof. Dr. J. Ridderbos der Afscheiding is de beteekenis der Kampei-school echter niet beperkt gebleven. De wetenschappelijke arbeid van haar hoog leeraren en van haar oud-leerlingen toch heeft een niet geringe beteekenis gehad voor de Gereformeerde theologie, en is daardoor breede kringen ten zegen geworden, ge lijk anderzijds die arbeid winst heeft Run doen met velerlei, dat buiten den eigen kerkelijken kring werd gepubliceerd. Zoo treedt de nationale beteekenis van de kerkelijke reformatie van 1934 ook hier zeer duidelijk aan het licht. •or ons, zoo ging Prof. Ridderbos voort, zegt dat tweeërlei. Het eerste is dit, dat wij op dezen gedenk dag verre van ons wijzen alle gedachte, als wilden we ons als Gereformeerde Kerken en ook als Gereformeerde theologen in sectari- schen zin op onszelf stellen. Integendeel, on ze vreugde en dankbaarheid over de refor matie van de Gereformeerde Kerk in 1834, voortgezet in 1886 en 1S92, en over de daar uit voortgekomen nieuwe opbloei der Gere formeerde theologie sluit vanzelf in zich de hartelijke begeerte, dat èn dit Gereformeerd kerkelijk leven en die Gereformeerde theo logie een zegen mogen afwerpen, die heel ons volk ten goede moge komen, met n in deze donkere tijden; en sluit voorts ook inzonderheid in, dat onze begeerte verleven digd wordt naar meerdere eenheid en isamenwerki ng op kerkelijk theologisch gebied tusschen allen, die de Gereformeerde belijdenis liefhebben. De achtergrond van dit alles blijft echter onze groote vreugde en dankbaarheid over hetgeen God in 1834 en volgende jaren tot vernieuwing van het Gereformeerd kerkelijk leven in Nederland heeft gedaan. En wij ge denken met groote dankbaarheid die e nen, die door God verwaardigd en bekwa. zijn, om in een tijd van zooveel afval, ja zoo felle vijandschap tegen de waarheid naar de Schriften de oude banier weer op te hef fen, en trots alle verguizing en vervolging in hun trouwe handen vast te klemmen. In die door God in hen gewerkte trouw ligt de kiem van den rijken zegen voor kerk en theologie, waarvan ik zoo pas cewaagde. Zoo danken wij God, omdat aan de man nen der Afscheiding ook in hun kerkelijken strijd is bevestigd het woord: „en zij heb ben hem overwonnen door het bloed des Lams, en door het woord hunner getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot den dood toe". Het is ons een voorrecht, dit alles op dezen dag te herdenken. Worde het door ons ver staan, dat het spreken van deze dingen niet genoeg is; ja, zoo wij niet anders had den dan woorden der gedachtenis, wij waren een klinkend metaal of luidende schel geworden. Dan alleen zij wij het geestelijk nakroost dezer mannen en vrouwen, indien ook wij iets hebben van die liefde, die hen heeft be zield, indien iets van den Geest, die op hen was, ook op ons is gevallen, indien ook wij met het hart gelooven en met den mond be lijden het Evangelie van het bloed des Lams, de blijde boodschap van de vrije ge nade Gods, en bereid zijn daarvoor de offers te brengen, die God van ons vraagt. Toespraak Prof. Aalders Prof. Dr G. C h. Aalders, Dekaan van de Theologische Faculteit der Vrije Universi- Opening der tentoonstelling Haar wetenschappelijk doel Aandacht der kerkhistorici gevraagd voor de 19e eeuw Van de tentoonstelling, naar aanleiding van de herdenking der Afscheiding te Utrecht ingericht, gaven we gister reeds een overzicht. In het Geografisch Instituut had zich gistermiddag een select gezelschap ver zameld ter opening van de expositie. Onder de aanwezigen merkten wij op de leden van het tentoonstellingscomité Prof. Dr A. Goslinga, voorzitter, Prof. Dr G. M. den Hartogh, secretaris, J. H. Kok, penning meester, Ds J. Douma, Ds J. H. Rietberg, Prof. Dr S. Greydanus, Dr G. Keizer en Dr L. W. G. Scholten. Voorts waren tegenwoordig de oud-minis ter van Justitie Mr J. H. Donner, het lid der Tweede Kamer de heer P. Wielinga, de bur gemeester en de gemeentesecretaris van Utrecht, Mr Dr G. A. W. ter Pelkwijk en Dr J. de Lange, de gemeente-archivaris van Utrecht Dr W. C. Schuylenburg, de secreta ris van het College van Curatoren der Rijks universiteit Mr B. J. L. Baron de Geer van Jutphaas, Prof. Dr C. Gerretson, de praeses en ab-actis van S.S.R. Utrecht, de heeren P. Platteel en P. J. van Leeuwen, de praetor en assessor II van het theologisch studenten gezelschap „F.Q.I." te Kampen, de heeren O. W. Bouwsma en H. Tien. In een nevenzaal van de tentoonstellings ruimte vond de officieele opening plaats. De voorzitter Prof. Dr A. Goslinga heette aller eerst de verschillende autoriteiten welkom, bracht dank aan Curatoren der Rijksuniver siteit, voor hun welwillendheid waardoor de expositie in deze geëigende ruimte kon wor den ingericht, aan Prof. Dr Oestreich, Prof. Van Vuuren en mej. Dr Hol, voor hun mede werking, aan de velen, die door hun mede werking de tentoonstelling hebben mogelijk gemaakt. Inzonderheid werd dank gebracht aan Dr Keizer, voor hetgeen hij afstond. De bibliotheek van de Theologische School te Kampen vormde een schoon fonds, waaruit dankbaar geput werd. Maar daarnaaèt is zeer veel aan handschriften verstrekt door Dr Keizer. Ik wist, dat. veel manuscripten door Dr Keizer verzameld waren, aldus spr., doch toen ik de schatten zag, daar bijeen, ging het me als de Koningin van Scheba, met dit verschil, dat ik niet door een koning was rondgeleid, maar door een Keizer. (Vroo lijkheid). Speciale dank ook aan den heer Kok te Kampen, die veel afstond. Aanvankelijk was de bedoeling om Kampen de expositie te houden, maar toen het comité ter herdenking der Afscheiding Utrecht als centrumplaats beter geschikt vond, werd besloten om ook de tentoonstel ling hier in te richten. Daarvan behoeven we geen spijt te hebben, want Utrecht heeft een belangrijke rol gespeeld in de beweging der Afscheiding. In 1832 werd reeds in Utrecht een bijeenkomst verstoord en wei gerde de overheid tegen de bemoeilijking op te treden. Nergens waarschijnlijk in het land heeft de vervolging ook zoo zwaar gewoed als in Utrecht. Prof. Heeringa noemde De Cock een stouten UIrumschen lasteraar. Ds Scholte was in Utrecht gevestigd en heeft hier ook predikanten opgeleid. Toen Koning Willem II op doortocht in Utrecht kwam, en voorbij 't huis van Scholte kwam, stond deze op de stoep. De Koning riep toen: „Dag meneer Scholte" en de hooge officieren wa ren zeer verbaasd, dat Z. M. een man, die zich zoo had doen kennen als iemand, die zich verzette, zoo vriendelijk toesprak. Maar de Koning kende Ds Scholte uit den tijd, dat deze met de studenten ten strijde trok tegen België en voor dezen had hij nog steeds een zwak. Uit de portretten der voorouders van Ds de Cock blijkt, dat dezen aanzienlijke lieden zijn geweest, en dit dus in tegen spraak is met de opvatting alsof slechts men schen, voortgekomen uit de klasse der ge ringe lieden, met de Afscheiding meegingen. Integendeel is het juist zoo geweest, dat zij, die zich afscheidden, dikwijls welgesteld waren, en dit wordt gezien als een voorzienig heid Gods, dat ze niet tezeer van de gunst der menschen afhankelijk zouden zijn. Dat het portret van Koning Willem II als de bevrijder der Afgescheidenen 'n plaats vond, vindt uit het voorgaande een verklaring. Een portret van Bilderdijlc is aanwezig, die in de 19e eeuw het Christendom door den revolutie storm heeft heengedragen. Aan illustraties heeft het comité veel te danken aan Dr J. C. v. d. Does, De aandacht van de kerkhistorici is veelal gericht op de 16e eeuw. Het comité heeft de hoop, dat mede door deze tentoonstelling ook meer aandacht zal worden geschonken aan de Kerkgeschiedenis van de 19e eeuw. Het wetenschappelijke doel van de tentoonstelling is om stimulus te zijn voor de beoefening van de Kerk geschiedenis der 19e eeuw. Van veel beteekenis is geweest de uittocht der Afgescheidenen naar Amerika. Daarom is een afdeeling Noord-Amerika ingericht. Zoo ook een afdeeling Zuid-Afrika en Bcntheim en Oostfriesland. Nu hebben vrijzinnigen en Confessioneelen de vrijheid om naast de Kerk aparte samen komsten te organiseeren in bepaalde Ge meenten, waar ze zulks wenschen. Maar men moet bedenken, dat dit vrucht is van de Af scheiding. De Afgescheidenen hebben de spits afgebeten en voor anderen de vrijheid van godsdienst verworven. De vrijheid van onderwijs is ook verkregen door de Afschei ding. Wat betreft de afbeeldingen en de curiosa en de geschriften is men niet verder gegaan dan tot twintig jaar na de Afscheiding. Wèl is bijeengebracht alles, wat men kon verkrij gen van wat over de Afscheiding ver schenen is, en zelfs is een artikel aanwezig van den bekenden kenner der geschiedenis der Afscheiding Dr J. C. Rullmann, dat pas de vorige week de pers verlaten heeft. Met den wensch, dat onder Gods zegen de expositie aan het gestelde doel zal mogen beantwoorden, verklaarde spr. de tentoon stelling voor geopend. Nadat de thee gebruikt was, werd een rondgang langs het geëxposeerde gemaakt. De tentoonstelling is geopend tot en met 20 October. De Tentoonstelling mocht zich gisteren reeds in groote belangstelling verheu gen. Op onze foto ziet men o.m. v. L n. r. de heeren Ds Douma, Prof. Goslinga, Ds Meijster, J. H. Kokoud-minister. Dormer, en Dr. ter PJlkwijkburgemees ter van Utrecht teit, verzekerde, dat deze faculteit van harte deel neemt in de her denking der Af scheiding om twee voorname re denen: le wijl de Vrije Universiteit is geboren uit het zelfde streven naar handhaving 3n verdediging ging van de Gere formeerde belijde nis, waaruit de Afscheiding is op gekomen; de the- Prof. Dr. G. Ch. 'Aalders ologische facul teit begeert niets anders dan door Gods genade, in hartelijke samenwerking met de School der Kerken, steeds voor die belijdenis pal te staan; 2e wijl de Theologische faculteit in nauw verband staat met de vrije Gereformeerde Kerken, welke voor een zoo belangrijk cleel hun bestaan aan de Afscheiding le danken hebben. Toespraak Ds I. van Dellen namens de Chr. Ref. Church in Noord-Amerika Als derde spreker hield Ds van Dellen de volgende toespraak: The Christian Reformed Church in Noord- Amerika, die mij afvaardigde, eert de Gereformeerde Kerken in Neder land als moeder kerk. Ook in haar midden wordt de zer dagen de Af scheiding van 1S34 herdacht. De Afscheiding heelt groote beteekenis gehad voor ons in de nieuwe wereld, en voor honder den Gereformeer den in N.-A., die met ons afstam men van de pel- Ds. 1. van Dellen grim-vaders der 19e eeuw. De Afscheiding staat in haar oorsprong en in haar ontwikkeling in nauw verband met wat er buiten de Ned. grenzen in onderschei den Kerken plaats greep, en heeft van haar zijde haar invloed doen gelden in het bui tenland. Blijkens zijn voorrede op de uitgave van de Dordtsche Leerregels drong de reformato rische actie in Duitschland en Genève Hen drik de Cock om de reformatie in Neder land ter hand te nemen. Hij geloofde de catholiciteit der Kerk, en werd door de ge meenschap met de heiligen van andere tij den en landen verkwikt. Ook Scholte stond vanaf zijn studiejaren te Leiden in broe derlijke betrekking met geloovigen uit ver schillende kerken en landen. Door de Zwit- sersche reveil-mannen werd hij gewonnen voor het beginsel der Vrije kerk. Hetzelfde kan getuigd van de andere vaders der schei ding. Wat de Acte van Afscheiding en We- derkeering verklaart aangaande de begeerte om zich te „vereenigen met elke op Gods Woord gegronde vergadering aan welke plaatse God dezelve heeft vereenigd" was hen uit het hart gegrepen. Dat blijkt ook wel in latere jaren toen er een innig meeleven was met de Vereenigde Presbyterianen uit Schotland. De Afscheiding heeft bijzonder invloed geoefend op het buitenland door de emigra tie naar Noord-Amerika onder leiding van Van Raalte en Scholte, en door de uitzending van Ds Postma naar Zuid-Afrika. Veel hebben de oude pioniers geworsteld, doch rijkelijk zijn ze met hun nakroost ge zegend. Daarvan getuigen de bloeiende kolo nies verspreid over de Vereenigde Staten en in Canada. Ook zijn de nakomelingen van de oude Afgescheidenen, waar ze zich houden aan de Gereformeerde leer, in de nieuwe wereld op velerlei terrein een zoutend zout. Het is onze wensch dat de onderscheiden kerken uit de Afscheiding opgekomen eer lang in internationaal convent kunnen sa menkomen. Vooral in deze dagen van afval hebben we elkaar zoo noodig. Eenerzijds zijn we geroepen vast te staan altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, en anderzijds behooren we ruim van hart als de oude, stoere afgescheidenen, te oefenen de gemeen schap der heiligen ook met de Kerken in het buitenland. Toespraak Prof. Dr A. Noordtzij De rij der toespraken werd gesloten met een woord van Prof. Dr A. N o 0 r d t z ij, uit Utrecht, die mens de familie van Ds Hendrik de Cock het woord voerde. Hij sprak er zijn blijdschap over uit, dat hij hier een woora mag zeggen als vertegenwoor diger van de fa milie De Cock. Als vanzelf gaan zijn gedachten te rug naar zijn jeugd, waar hij opgroeide in den kring van Hele- nius de Cock, An- Prof. Dr, A. Noordtzij hony Brummel- kamD en Simon van Velzen. Levendig herinnert hij zich vrouwe Venema, de weduwe van Hendrik de Cock, wier gast hij was als jongeling van 17 jaar. Veel heeft hij toen met zijn overgrootmoeder gesoroken over wat er tus schen 1834 en 1842 is gebeurd. Wat de men schen hadden gedaan was op den achter grond gedrongen. Het werk des Heeren stond ln het volle licht. Maar ontroerend haar spreken over het worstelen van haar man om recht te krijgen en zijn reizen trekken om de kleine verdrukte gemeenten te bouwen in het allerheiligst geloof. Daarom mag sprekers woord niet zijn verheerlijking van menschen, maar moet het wezen een grootmaken van des Heeren Naam, die door dit in zwakheid begonnen werk een geestelijke herleving deed geboren worden, die tot in Amerika en Afrika rijk vrucht droeg. Aan ons de dure roeping dat werk Gods niet alleen te eeren, maar ook om het ongerept verder te dragen, het t Gods, dat het levensvernieuwende zuurdeeg moet zijn van ons werk. Weerbericht Het dunne ptfltJe geeft den Stand vanmorgen half twaalf 770.2. Stand va aorgen halftwaalf 15.4 C. Laagste stand te Nordöyan 743.1. WEERVERWACHTING Zwakke tot matige W. tot Z.W. "wind, ne velig tot half of zwaar bewolkt., aanvanke lijk weinig of .geen neerslag, veel kouder des nachts, overdag weinig verandering in tem peratuur. BUITENLANDSCH WEERBERICHT In het W.Z.W. bleef over de Golf van Biscaye de hooge druk standhouden. Ook over Frankrijk heef zich thans een kleine •hooge drukkern gevzormd. Onder den in vloed van deze hooge drukgebieden is het in het Z. rustig weer met koude naakten. De depressie, die gisteren nog nabij IJsland gelogen, verplaatst, zich Oostwaarts en lig nu over Scandinavië. Zij veroorzaakte gisteren zware storm aan de Noorsche kust, over de Faroër en Shetland. Ook thans waait het in Z.-Noorwegön en Denemarken nog vrij krachtig. Bij IJsland vertoont zich een nieuwe da ling. Een secundaire, die hedennacht pas seerde, bracht in ons land lichte regen. Er schijnt nabij r.-Schotland een nieuwe secundaire te ligger, doch aanvankelijk is hiervan ten onzent nog geen regen te ver wachten. Regen van beteekenis viel in de afgeloopen 24 uur lechts aan de Noorsche kust. Door den aanvoer van vochtige lucht uit het N.W. blijft het weer in onze om geving, N.-Franl'rijk en Duisohland over dag nog vrij somher. Voor hedennacht i6 op klaring en sterke afname van temperatuur te wachten. Oveidag zal nog weinig veran dering optreden. 12 OCTOBER. Zonsopgang 6.20 uur, zonsondergang 5.13 uur VOERTUIGEN MOETEN HUN LICHTEN OP HEBBEN 12 OCTOBER. Van 's avonds 5.43 uur tot 's morgens 5.52 uur WATERSTANDEN RIVIEREN Heden Vorig Rheinfeldon 2.24 2.16 Breisach 1.22 1.20 Diedesheim Mannheim Mainz Bin gen F,ms Coblens Trier Keulen R «hrort Emmerik Du8seldorf 2.25 2 2 3.66 3.75 0.34 0.39 Lobith Nijmegen St Andries 9.26 9 25 7.04 7.64 2,30 2.f" Vreeswijk lw 0.36 0,43 016 0.23 Westervoort 7.72 7,72 1.35 1.37 Deventer 168 1,71 Kampen -0.02 -0.02 146 1. 1.06 1.03 1.49 1.49 0.15 0.24 1.04 1.00 0.50 0.52 0.89 0.86 0.38 0.33 9.34 0'30 45.82 45.83 Grevenbicht 27.57 27.50 Venlo 10.79 10.78 Grave (sluis) 3.61 3,67 St Andries 0.89 1.00 Gorkum 0.00 0,00 Dordrecht 0.00 0,00 HOOGWATER NED. ZEEHAVENS 12 Oct. Delfzijl 1.09 16.22 Hellevoetsl. 4.55 17.09 Terschelling 10.35 22.57 Willemstad 5.49 18.04 Harlingen 11.20 23.35 Brouwersh, 4.07 16,21 Den Helder 9.00 21.20 Zierikzee 4.40 16.52 IJ muiden 4.56 17.13 Wemeldinge 5.05 17.16 Hoek v. Holl. 4.11 16.-6 Vlisslngen 3.09 15,25 Scheveniugen 4.31 16.46 Terneu Rotterdam 6.13 18.21 Hanswi Land- cn Tuinbouw. LAND- EN TUINBOUWBELANGEN Op de vergadering: van de dagelijksche be- (C.b!t.B., a.b.t.b en k.n.l.C) werden o.m de volgende punten besproken: DE NOODTOESTAND VAN RUNDVEE- EN VARKENSHOUDERIJ. Na een bespreking over den noodtoestand, waarin de rundvee :r gade ring een audiëntie bij den Economische Zaken aan te vra- ■nisch gedaan verzoek bleek OONSUMPTIEMELKREGELING. redenheid, dii ^consump tieme .angelegenheid ^.O. dien- ngen. 1 de kn Nederland 1 jinderd bestemder plaat- hillende hi de bos -ordit gevraagd 1 hulpmiddelen benevel GRIEND- EN RIETCULTUUR. Aangezien in do desbetreffende kringen de thans gelden de steunregeling t,a.v. griend en riet niet ge heel blijkt te voldoen, werd besloten deze aan- VERLAGING PRODUCTIEKOSTEN IN HET ichied is, kunnen worden veri >p gewezen, dat pogingen hie Ie moeilijkheid, dat de lamd- uidbouwproductc 1 landarbeider.» 3 ij dewerkverschaffimg Werkfonds 1934 zijn do loonen vo< wbeiders bepaald op pl.m. 60 cent 1 vijl door de bemiddelaars bij loom I' uur. Aks het loon van den arbeider in hutte bedrijf l.c. het bouwbedrijf op gelijk hoog peil wordt gehandhaafd, land- en tuinbouwbedrijf nimmer weer li ten de begrooting kunnen krijgen en z:)l "zigde omstandig-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 2