HERMAN
BOERHAAVE
GOEIE MIE
DE STAD VAN
MÜNCHHAUSEN
Zyn leven en werken
Ook als Christen was hij groot
Onder de mannen, die, in den loop dei-
eeuwen hun naam, den naam der Leidsche
Academie en den naam van ons kleine va
derland, over de geheele wereld hebben be
roemd gemaakt, behoort Hcrmanus Boer-
haave tot de allergrootsten.
In de wetenschappelijke wereld en spe
ciaal in de geneeskundige en in de philoso-
phische kent en erkent men zijn ontzag
lijke beteekenis en spreekt men zijn naani
met eerbied uit. In de stad van zijn arbeid
heeft men hem hij is de eenige aan wien
in Leiden deze hulde ten deel viel ge-
cerd met de oprichting van een indrukwek
kend standbeeld, dat zijn nagedachtenis le
vendig houdt. De naam Boerhaave heeft
Leiden een eerbiedwaardige klank, maar
toch wat weet men van Boerhaave af.
Wat weet men buiten de wetenschappelijke
wereld van hem af? En wat weet men zelfs
in die wereld van hem af, van zijn leven,
van zijn voorbeeldige'godsvrucht Zóó wei
nig, dat aanvankelijk in de Christelijke
Encyclopaedic voor het Nederlandsclie Volk,
geen bespreking van dezen grooten Christen-
geleerde was te vinden.
Toch is de weinige kennis van het leven
van deze beroemde persoonlijkheid, een
groot gemis. Er zijn geleerden geweest van
naam, wier persoonlijk leven het daglicht
moeilijk kon verdragen, vreemd genoeg, zijn
de bijzonderheden daarvan vaak van veel
grootere bekendheid geworden dan van de
genen, die niet alleen door hun wetenschap
pelijk werk, maar ook door de sierlijkheid
van hun dagelijkschen wandel onder de
menschen, op belangstelling aanspraak ma
ken.
Het is de verdienste van den grijzen pre
dikant en geschiedvorscher, Ds. J. W. Gunst
uit Oegstgeest, dat hij door het schrijven van
een serie biografische schetsen over Herman
Boerhaave, diens leven dichter bij het volk
en speciaal bij het Christen-volk heeft ge
bracht. Ds. Gunst heeft eenigen tijd geleden
in de Leidsche Kerkbode een serie artikelen
geschreven over den grooten Christen-ge
leerde, artikelen die toen reeds de aandacht
trokken en gaarne werden gelezen. Op aan
drang van den Leidschen uitgever W. Punt
Jr., zijn deze schetsen thans gebundeld en in
boekvorm verschenen, met enkele afbeeldin
gen van prenten en foto's verlucht.
Ds. Gunst is een gezellig en interessant
causeur en degenen, die het genoegen heb
ben hem te kennen, zullen hem onmiddellijk
in dit boek terugvinden. Op een gezellige en
onderhoudende manier, zonder haast, niet
bang voor een uitweiding, teekent Ds. Gunst,
vlot en populair Boerhaave's leven van. het
begin tot het eind, zooals hij dat na veel
snuffelen en studeeren, uit de gegevens die
hem ten dienste stonden, heeft opgebouwd.
De gemoedelijkheid en gezelligheid waar
mee Ds. Gunst vertelt is allerminst opper
vlakkigheid. Als men het boek doorleest,
krijgt men respect voor den arbeid, die er
aan ten grondslag ligt. Er zijn heel wat bron
nen geraadpleegd, er is heel wat materiaal
moeizaam verzameld moeten worden, alvo
rens dit resultaat bereikt kon worden.
Duidelijk treedt de figuur van Boerhaave
uit de regelen van dit boek te voorschijn,
maar Ds. Gunst heeft hem niet alléén ge
schetst, maar in de entourage van zijn tijd.
Scherp heeft de. schrijver zijn lens ingesteld
op de hoofdfiguur, maar ook de omgeving
is duidelijk op de plaat gekomen en de
foto is er te beter van geworden.
Boerhaave, zoon van een predikant ook
van die Ds. Boerhaave weet Ds. Gunst heel
wat te vertellen was aanvankelijk be
stemd om te worden opgeleid in het ambt
van zijn vader, hoewel er in dien tijd vol
strekt geen gebrek was aan predikanten. Hij
zag in zijn zoon een geschikt man voor den
kansel. Boerbaa.ve openbaarde al vroeg lust
in het onderzoeken van de -Heilige Schrift
en hij wierp zich met liefde op de studie der
theologie. Hij leerde vlot en gemakkelijk en
had een ijzeren wil en een stalen geheugen.
Maar met dat al ging zijn weg niet op ro
zen. Op 12-jarigen leeftijd brak op zijn rech
terdij een kwaadaardige zenuw uit, die
hem gedurende vijf jaren de hevigste
pijnen heeft doen lijden. De pogingen tot
genezing waren vruchteloos. Totdatde
jonge Boerhaave zelf aan het cureeren gaal
en het hem gelukt een algéheele genezing
te bewerkstelligen. Hier blijkt voor 't eerst
zijn geniale gave voor de geneeskunde. Een
heel eenvoudig middel had hij gebruikt o.a.
ook: inwrijving met urine en zout.
Nog geen zestien jaar oud werd Boerhaave
ingeschreven als student aan de Leidsche
Universiteit. Op zijn 22ste jaar promoveerde
hij in de philosophic, daarna ging hij zich
met kracht toeleggen op de theologie. Ook
de wiskunde trok hem aan, terwijl hij naast
zijn theologische studies zich ook in de ge
neeskunde ging bekwamen en daarbij de
scheikunde en de kruidkunde allerminst ver
gat. Het is zoo geloopen, dat Boerhaave
eerst promoveerde in de geneeskunde en
daarna in de theologie wilde promoveeren,
om dan de heide ambten geneesheer en pre
dikant samen te voegen, maar de promotie
in de theologie is hem onmogelijk geworden.
Aan den oprechten, beminnelijken geleerden
Boerhaave werd door den laster de ketter-
muts op het hoofd gezet. Het praatje werd
rondgestrooid, dat hij tot. 't. Spinozisme was
ervallen. Boerhaave was 'n geteekende, hoe
zeer zijn vrienden hem ook verdedigden. Hij
was, vroeg bij de hand. Hij wijdde dan een
vol uur aan het gebed, het lezen van Gods
Woord en stichtelijke overdenkingen. Bij
alle voorkomende gelegenheden sprak hij 't
uit, dat de leer door Christus met. mond en
leven uitgedrukt, alleen rust en troost aan
de ziel kan geven. Wanneer een misdadiger
ter dood werd gebracht, dacht hij, naar z'n
eigen woorden: wie weet of deze niet beter
is dan ik ben. Wat hij anders was, schreef
hij niet toe aan zichzelvcn, maar aan Gods
vrijmachtige genade.
Het is verleidelijk om uit dit boek te ci-
teeren, maar we zullen er thans mee op
houden. Alleen nog deze anecdote van den
beroemden geleerde: Toen hij eens met zijn
gezin en eenige goede vrienden aan het mid
dagmaal zat, werd een beroemd buiten
lands geleerde (in margine staat, geschre
ven, in het exemplaar van de Rijksuniver
siteit te Leiden, dat het Voltaire was), van
dien tijd, maar die ongelukkigerwijs zijn ge
leerdheid misbruikte ter bestrijding en ver
guizing der Goddelijke openbaring, hem aan
gemeld, als verlangende de eer te hebben
hem een oogenblik te spreken, 's Mans ta
felvrienden, bemerkende, dat de hoogleeraar
huiverde, spoorden hem aan, aan het
vereerend verlangen des vreemdelings te vol
doen. Na een oogenblik gezwegen te hebben,
gaf de edele man hun dit verhevene ant
woord, welks waardigheid allen opééns den
mond sloot: „Neen, mijne heeren!" zeide hij.
„Boerhaave. staat niet op voor een man, die
niet voor zijn God opstaat." Hij bleef inder
daad zitten en de vreemdeling moest ver
trekken, zonder Boerhaave gezien te hebben.
De Leidsche Gifmengster
Ds J. IV. Gunst, de schrijver aan wiens Boer-
haavc-schclsen wij hier het e^n en and&r
ontleenden.
ging zich daarna met nieuwen ijver op
studie der geneeskunde toeleggen, waarbij
zijn geniale gaven hoe langer hoe meer op
den voorgrond traden.
Dit is heel in 't. kort weergegeven
de wijze waarop Boerhaave tot zijn bestem
ming van geneeskundige geraakte. Interes
sante stof, die door Ds. Gunst op boeiende
2 is verwerkt. Zooals we reeds zeiden,
Ds. Gunst klemt zich niet vast aan zijn
hoofdpersoon. Hij verliest hem wel niet
het oog, maar slaat toch wel gaarne eens
een zijpaadje in om den lezer iets te laten
zien van figuurlijk gesproken het land
schap waarin Boerhaave leefde.
Wij zullen den schrijver niet verder op den
voet volgen, noch op die zijpaadjes, noch ook
op den hoofdweg. Hij schetst heel de
zijdigheid van den grootste onder de grooten,
vertelt van zijn wetenschappelijke beteeke
nis en illustreert zijn beroemdheid met tal
van aardige bijzonderheden, maar 't meest
van alles gaat hem toch ter harte die kant
van Boerhaave's leven, die misschien
meest in 't vergeetboek is geraakt, de op
rechte vroomheid van zijn gemoed. Zij:
groote kennis op medisch gebied ging ge
paard met een geloovige kennis der Heilige
Schrift, een groote kennis van zichzelven en
een innig gebedsleven.
Daarin lag zijn groote kracht. Boerhaave
was icderen morgen, alshij gezond
Kasteel Oud-Poelgeestwaar de bekende geneesmeester in later jaren heeft gewoond. Het huis v
Uit ons overzicht kan genoegzaam blijken,
dat. het boek van Ds. Gunst interessante
lectuur biedt. De schrijver heeft geen gele
genheid gehad om de Kerkbode-artikelen om
te werken voor de uitgave in boekvorm. Dat
was o.i. ook niet noodig. Er is uitnemende
zorg aan besteed. Ds. Gunst vertelt rustig
en gemoedelijk. Hij zegt eens zijn eigen opi
nie. Hij weidt eens uit. Maar hij heeft de
stof goed onder de knie. En wij luisteren
geboeid tot het einde toe.
VAN DEN STOEP.
Het is nu 50 jaar geleden, dat stad en land 1
i beroering werd gebracht door het gruwe
lijk geval-Van der Linden, de Leidsche gif
mengster Goeie Mie bijgenaamd.
Deze inwoneres van Leiden, waar de oude
Sleutelstad allesbehalve trotsch op hoefde te
wezen, was de hulpvaardigheid zelve. Was
er een kind, waarop gepast moest worden,
een zieke, die verpleging noodig had, vrouw
der Linden stond altijd klaar van
daar haar bijnaam Goeie Mie maar in-
plaats van hulp te verleenen en lijden te
verzachten, vergiftigde zij in den loop der
jaren ieder, jong of oud, die zij in haar
macht kreeg.
Zij kookte pap voor zoo'n zieke, en als
zij een poos daarna toevallig hoorde, dat de
ongesteldheid erger werd, kwam zij uit be
langstelling af en toe een bezoek brengen,
tot er de dood van het slachtoffer op volgde.
Met of zonder toestemming der familie
liet zij haar slachtoffers in een verzekerings
fonds inschrijven. Zelfs personen, haar nau
welijks bekend, verzekerde zij, betaalde de
premie en streek bij overlijden de uitgekeer
de sommen op. Want stonden ze eenmaal
ingeschreven, dan was de kennis spoedig
gemaakt: de ongelukkigen kregen de geheim
zinnige ziekte en kwijnden na enkele weken
of maanden weg en Goeie Mie maakte zich
meester van hun buit.
Door de ongelooflijk slechte controle op
de zieken- en begrafenisfondsen kon in dien
goeden ouden tijd zooiets ongemerkt gebeu
maar alleen Goeie Mie had er 't eerst
erg in gekregen, dat er op die manier geld
te verdienen was.
De beweeggrond van al haar gruweldaden
was geldzucht of eigenlijk was het geld geen
doel, maar middel, zij was en bleef straat
arm en besteedde de uitkeeringen aan ster
ken drank.
Zooals vele verharde dronkaards was
niets bijzonders aan haar uiterlijk te n:
ken. Nooit zag men haar „onbekwaam".
Zij ging in haar gruwelijk bedrijf aldus
te werk: Er bestaat een stof, bekend onder
den naam van „gele poeder" of p
perment, die met kalk vermengd gebruikt
'erd om muren tegen ongedierte te behan
delen. Deze stof is zeer vergiftig en mocht
niet onvermengd geleverd worden. Maar
Goeie Mie wist het los te bekomen en strooi
de het ongemerkt in de pap, koffie, groente
enz. en pas na eenige malen gebruikt te
zijn kwam het tot de eerste vergiftigings
verschijnselen, waar in den beginne nie
mand erg in had. Ook had zij de sluwheid
sommige patiënten zoo te behandelen, dat
ze niet stierven, doch slechts levenslang
moesten lijden; en men zegt, dat er nog
heden ten dage zulk een ongelukkige rond
loopt of kruipt, die als kind door Goeie
Mie is behandeld. Anderen spreken dat te
gen, maar de mogelijkheid van 't geval zelf
er aannemelijk.
t was een ambtenaar van den Burger
lijken Stand die er opmerkzaam op werd,
in weinige jaren een Leidsche buurt
compleet uitgestorven was geraakt. Singel-
steeg 16 en Groenesteeg 47, waar vrouw
ran der Linden had gewoond, bleken ware
centra van dood en verderf te zijn. De po
litie werd gewaarschuwd en nadat in tal
rijke opgegraven lijken vergif was gecon
stateerd, werd vrouw van der Linden, ter
wijl ze kalm haar stoepje dweilde verrast
en verschrikt door het. bezoek van een in
specteur der politie, die de hand op haar
schouder legde en haar arresteerde als ver
dacht van menigvuldige moorden door ver
giftiging.
Ze kreeg levenslang: eigenlijk misschien
een veel te zachte straf voor iemand, die
•eel gruweldaden had bedreven en haar
man en kinderen met. schande had overla
den. Want zij had een oppassenden man
drie kinderen, die van haar wangedrag on
kundig waren gebleven.
In haar gevangenis te Montfoort gaf
nog eens het verlangen te kennen, man
kinderen te zien. Toen aan haar verlangen
werd voldaan, wilde de man en vader niet
toestaan, dat ze de kinderen kuste en in-
plaats van vriendelijk te zijn, verweet hij
haar de gepleegde gruweldaden en de schan
de over hen allen gebracht, hetgeen nogal
begrijpelijk was.
Nog twee bijzonderheden. In dit heel on
gewone geval kreeg de man later verlof
(waar haalde hij de moed vandaan?) om
te hertrouwen.
En bijzonderheid nummer twee: Toen
iemand een paar jaar daarna aan ee
waarster in die gevangenis vroeg: hoe gaat
het toch met Goeie Mie?" werd het antwoord
gegeven: „O, heel best. Ze wordt dik en vet!
Men zal vragen: „Hoeveel slachtoffers
heeft, de gifmengster in totaal gemaakt?
Want het aantal opgegraven lijken was niet
zoo talrijk".
„Het schijnt", zeide de Kroniekschrijver
der N. Gron. Ct. van 28 Augustus 188-4, „vast
te staan, dat 27 personen zijn vermoord
rechtstreeks door haar, 57 zijn onder ver
dachte omstandigheden overleden, terwijl
omtrent 20 anderen ernstige vermoedens be
stonden, samen dus plus minus 100 personen.
Bijna al haar familieleden zijn door haar
omgebracht.
de meest bekende legenden; men ziet den
dichter te paard, in de sneeuw zittende,
op de maan zijn pijpje rookende en bij al
deze zotheden voelt men zich plotseling weel
een kwajongen van twaalf, hoogstens der
tien jaar. Hier, in deze ruimte, onder den
invloed van een stcvigen groc, vierde zijn
verbeelding hoogtij, liet hij zijn makkers
schateren van het lachen en vermoedde hij
niet, dat anderen later voordeel zouden slaan
uit zijn zotte verhalen. Men verzekert, dat
de dichter zelf onder deze indiscretie zwaar
heeft geleden. Nooit heeft hij er zelf aan
gedacht, dat deze voortbrengselen eener over
spannen phantasie eeuwen later nog door
kinderen en volwassenen gelezen en ge
waardeerd zouden worden.
Vooral de toenmalige geestelijkheid keerde
zich tegen zijn tastbare jokkernijen en we
ken achtereen moest het stoffelijk overschot
van den dichter boven de aarde blijven
staan, aleer de katholieke kerk te Boden-
werder toestond, dat Hieronymus von Münch
hausen in het familiegraf aldaar werd bijge
zet! Wij zitten met elkander om de ronde
stamtafel en ik lees den gezelligen burge
meester zijn verontwaardiging van 't ronde
gelaat, terwijl hij al deze onbekende bijzon
derheden met de gepaste geheimzinnigheid
fluistert: „Weet u bijvoorbeeld dat hij twee-
1 getrouwd is geweest? De man was in
menig opzicht te beklagen, deels door de
onbetrouwbaarheid zijner beste vrienden en
l-ll'lc
anderzijds door zijn tweede huwelijk met
meisje van IS jaar, toen hij zelf al de zes
tig gepasseerd was! Weet u voorts, dat er
twee geslachten von Münchhausen waren,
de zoogenaamde zwarte en de witte linie?
Onze Hieronymus behoorde natuurlijk tot
de zwarte lijn en een latere balladen-dich
ter van die naam wordt tot de witte lijn
gerekend. Maar aan de eerstgenoemde heeft
onze stad dan toch maar haar vermaard
heid te danken!"
De sage der rattenvangers is over de g
sche wereld verbreid. Ik vraag mij af: h ,e^,j
is deze populariteit te verklaren? Sagen i [ejsbi
legenden hebben bijna altijd iets duiste
iets tragisch, want door hen wordt ei
mcnschengeslaeht aan de heerschappij een
mystieke macht uitgeleverd. Daarom we
ken zij meestal een gevoel van weemoed
van angst in mij op, voel ik met hen, d
een slachtoffer van overlevering en sarei ®rs"
me geworden zijn, de demonie van het c vaar
zichtbare. ®te's
Ik blijf stilstaan voor het oude, stïjlvo l'a"s
huis der rattenvangers en lees boven in d
breeden gevel: Anno 1284/Am Dage Johani jen c
et Pauli/War der 26 Juni i/Dorch ein ier i
Piper mit allerley Farve bekledetC/gewes ning
CXXX Kinder verledet/Binnen Hameln len
born/To Calvarie bij den Koppen verlorei >eref
Dezelfde inscriptie vind ik aan de ge\
van het „Hochzeitshaus" en op een stei
die in de Münsterkrypta wordt bewaa net
Historische autoriteiten hebben vastgeste ip
dat het bij deze legende om een strijd g
cli" niet 12S4, maar 1260 tusschen de st en c
Ilameln en den bisschop Wedekind van M 'e11 1
den is uitgevochten. De Hamclsche jeuj1'"10
moet bij die gelegenheid een jammerlij °ge"|
nederlaag hebben geleden. [anr
Jaren lang zijn er missen gelezen voor 1 rjssc
zielenheil der gevallenen en pas in den t lond
der reformatie is hier een eind aan gel eeds
en. erk<
Men veronderstelt, dat. in die tijd, toen
onder de bevolking een danswoede heers
te, de legende der ratten is ontstaan en 8n' s
kinder-kruistochten uit dienzelfden tq in
waarbij duizenden jonge menschen het le\ erga
verloren, kunnen er het hunne toe hebl erga
bijgedragen, dat de legende aan beteeke t,an-
won. Een duidelijke verklaring van de i e
tensage is door mij nergens in Hameln
vonden. Wellicht moet de rattenvanger oor
een verleider der jeugd worden opgevat,
met. zijn lokkend spel naar den afgro
voerde, de ratten zijn dan een symbool i
bet. verderf en de waterrijke omgeving i
Hameln maakt het mogelijk, dat
daad met een rattenplaag heeft te doen I
had.
Op een tentoonstelling „De ratten van®
in woord en beeld" werd ik eraan herinnqf
dat niet slechts von Münchhausen zich t
deze legende vergrepen heeft: ook
Goethe werd een gedicht over dit thema I
schreven, waarvan ik de eerste strophe
een vitrine kon bewonderen; Wilhelm Ra;'er
dichtte in zijn jeugdjaren de „Hamelsi
Kinder" en Julius Wolff, die den 16den S
tember 1934 honderd jaar geworden zou zfneer
chreef een epische dichting, welke vi eur
door componisten is gebruikt als tekst.
Om vast te stellen hoe von Münchhauj
nog in onzen nuchteren tijd tot ons spreeiair
ben ik in het marionettentheater een k ;er
dervoorstelling gaan bijwonen, een popp
spel in acht beelden naar de tekst 1
Grimm. Ik voelde me in bet duister
dezen kleinen schouwburg minstens dei e be
jaar jonger, liet mjj imponeeren door den i
aardigen burgemeester van Hameln i
zijn zotte raadsheeren, volgde met toenerni ''e;
de spanning de lievige ruzies en vechtp
tijen tusschen „Frau Wurstmacher" |a(
„Frau Backermeister" en liet mij meesl vegi
pen door het fluitspel van den zotten rati
anger van Hameln.
Oc
telle
Hameln, de grijze renaissance-stad, onaf
scheidelijk verbonden met von Münchhausen
en de sage der rattenvangers, bekleedt hier
een respectabele plaats. Van hieruit brengt
men een bezoek aan de smalle Ith, de don
kere Süntel, met de dalromantiek van het
Hohensteingebied, het „Saupark" met zijn
bizons en wilde zwijnen, de Wezerketens
van Schaumburg, Arensburg en het lieflijke
Lipperland, Badplaatsen als Salzuflen, Oeyn-
hausen en Eilsen zijn niet slechts in heel
Duitschland, maar gedeeltelijk ook ten on
zent bekend door haar heilzame beteekenis.
Baron Karl Friedrich Hieronymus von
Münchhausen stempelde het stille Ilameln
voor alle tijden tot een stad van sagen en
legenden.
Even buiten de stad ligt het huis, waar
hij in 1720 geboren werd en waar hij in
vriendenkring de vroolijkste uren zijns veel
bewogen levens bij een stevig glas wijn heeft
doorgebracht. De muren van dit sober lokaal
zijn van boven tot beneden beschilderd PJ.1t
Geboortehuis, vm Bosrhmog fes 2Vmrh&sti
Bij Bodenwerder begint het Wezerdal zich
uit te breiden. Naar het noorden toe vindt
men nog wel bergengten, maar deze zijn
slechts kort en wisselen al heel gauw met
dalbreedten af. Het spel van de schuine
akker- en veldvlakten maakt plaats voor
den vlakken dalbodem. En van Hameln tot
de porta westphalica ontstaat uit de veel
vuldigheid van 't bergland, dat zich tot aan
het Lipperland uitstrekt, de rustige begelei
ding der Wezerketens.
Daarachter, in noordelijke richting, liggen
Bückeberg en Deister, terwijl wat verderop
de vlakte begint. Men kan de samenstoot
van deze beide Noord-Duitsche landschaps-
vormen indrukwekkend gadeslaan vanaf de
hoogte der porta westphalica. Het machtige
standbeeld is zoodoende voor mij niet meel
de groote attractie, maar wel 't grandiose
natuurtafreel, dat men hier te zien krijgt.
In dit noordelijk deel van het Wezerbergland
worden de stadjes niet meer zoo sterk door
bergen omgeven.