HOE PAR IJ S LEEFT De Fransche Bruiloft NONO KUYPER Het kardinale verschil tusschen een Hollandsche ^bruiloftsstoet en een Fransche middenstandsbrui- Joft ligt in het vervoermiddel. Vroeger begaven de bruiloftsgasten en het fees telijke paar zich in rijtuigen naar het stadhuis en de kerk. Tegenwoordig zijn het meestal auto's. Althans in Holland. De Fransche middenstands bruiloftsgasten rijden allen tezamen in een auto bus naar het stadhuis en naar de kerk. Het zijn wel is waar geen gewone autobussen die voor dit doel worden gebruikt. Groote zwarte wagens, met gemakkelijke fauteuils er in, sommige zelfs voor zien van tafels;" rondom overal ramen met vroo- lijke witte gordijntjes ervoor, op Fransche wijze opgenomen. Zoo'n auto ziet er van binnen dus uit als een soort salon. In de bruidsdagen krijgt het jonge paar velerlei reclame's toegezonden voor zulke autobussen. Men kan kleine wagens huren, met 6ofa's en fauteuils met meerdere kleine of een grootere tafel. En voor een bruiloft met méér deel nemers zijn er groote auto's te verkrijgen, waarin dan meestal ook alle plaats met banken en fau teuils is bezet. Het bruidspaar zit achterin. Dat is een vaste regel. En voorin zit meestal een broer, neef of .vriend met een trekharmonika. Want in bijna al die Fransche familie's is wel een lid te vinden, dat de harmonika bespeelt, wat in Frankrijk het populaire instrument is, zoowel voor straatmuzi kanten, als bij partijen, feesten en dansmuziek. Dat deze „Jan-Plezicr-Auto's" voor bruiloften zoo goed georganiseerd zijn, vindt vooral zijn oorzaak in het feit dat na de ambtelijke en kerkelijke trouwing, meestal in de ochtenduren, de gasten en het jong getrouwde paar, zich in diezelfde auto doorrijden laten. Meestal eerst bij de fotograaf voorbij. Dan door de geheele stad, om tenslotte door de een andere Porte naar buiten te verdwij nen, waar zij de heele dag, ondèr gezang en mu- zick, ergens in een bosch of in een buitencafé blijven. En 's avonds zet dat feest zich dan in een van de talrijke zalen die daarvoor in ieder kwartier van de stad te huur zijn, voort. Diezelfde auto's worden ook bij begrafenissen gebruikt. Dan zijn tte witte gordijntjes door zwar ten vervangen en zitten daar gezamenlijk de naas te familieleden en vrienden van de overledene in. 'Daarachter loopen langzaam, in een regelmatige stoet, de verdere kennissen en belangstellenden; een gebruik dat men bij ons In de steden ook niet meer ziet Cassc-Croüte. Het Fransche brood bestaat hoofdzakelijk uit korst. En diep daarbinnen in, bevindt zich nog wat wit brood, dat zacht is als men het koopt, maar een paar uur later al niet meer van de korst te onderscheiden is. Dat komt omdat het brood in Frankrijk met wijngist gerezen wordt, in tegenstelling met het Hollandsche brood waar bier- gist voor gebruikt wordt. De vorm van het Fran sche is lang en dun. Men koopt het ook per ge wicht, want een brood is meestal 1 1M. lang. Neemt men nu zoo'n stuk brood van ongeveer 30 c.M. lang en snijdt dit in de lengte door. belegt het vervolgens met een berg „pommes frites" (in olie gebakken aardappelen in de vorm van staaf jes) en een in olie gebakken worstje, dan heeft men een z.g.n. casse-croüte. Een typisch soort Fransch gerecht. D.w.z. in restaurants kan men zich geen casse-croüte bestellen en in de huiselijke kring wordt het ook niet opgediend. Maar er zijn bepaalde punten in Parijs waar men casse-croüte krijgen kan. Het bekendste punt is aan de hallen. Daar is op een hoek van de straat een vaste standplaats. Er staat een groote ijzeren pan met olie op een potkacheltje en er is een primitief toonbankje waarop de verschillende worsten liggen tentoongesteld. De vrouw die dit bedient staat er bijna dag en nacht. Want overdag komen er de arme menschen een portie halen, de artisten die geen geld hebben voor een heele maaltijd en zich dus met een casse- croüte van 1 frs. 50 (15 cent) tevreden stellen. Het drukste uur is 's avonds, nadat de theaters en concertzalen uitgaan. Dan komen de gekleede da mes en heeren, studenten, leeraren, alle soorten van menschen door elkaar en eten zoo maar uit de hand hun casse-croüte. Want bordjes krijgt men er niet bij, en ook geen zitplaats. Het beste wat nog geboden wordt is een vettig stuk krant. Dat gaat zoo door tot een a twee uur in de nacht. Want heel veel partijen, clubjes menschen die zijn uitgegaan, eindigen hun vroolijke avond ihet een casse-croüte bij de hallen. En 's morgens vroeg, om 4 of 5 uur, dan komen telkens de verkoopers en koopers van de hallen even bij die vrouw aan, die daar 's zomers en 's winters haar casse-croüte verkoopt. Daar staan ze dan even te praten met de andere klanten, taxichauffeurs en dakloozen, en 's winters warmen ze zich aan het kleine potkacheltje. Ze eten do vette aardappelen met hun handen, vegen ze dan aan een stuk krant r f en gaan weer aan hun werk. Als het ochtend wordt verdwijnt de vrouw voor een paar uur, om te gaan slapen. Dat moet ze overdag doen, want 's avonds en 's nachts is haar beste tijd. Camphuysen, de Psalmberijmer Aanteekening bij het gedicht in dit nummer De lezer, die de hier afgedrukte strofen van Cajmphuysen's berijming van den 37sten Psalm met aandacht is doorgereisd, en nu eerst ziet, tot welk een wonder een zoo doelstellige technische handeling als de omzetting van een Oostersch ge dicht in een Westersohe vensvorm kan groeien, als zij in een dichter wordt volvoerd, meene niet met de beste, of met een uitgezochte berijming van dezen dichter te doen te hebben. Wij kozen haai- niet; eerder koos het gedicht óns. Ook de berijming van ,,Laus Deo" heeft sohoone gedeelten. Bij dit gedicht echter valt elke mogelijkheid tot vergelijking reeds onbeproefd weg. Deze Psalm is den dichter niet door de ziel ge gaan alleen: hij is, bijna geheel, al6 nieuw en oorspronkelijk uit hem vóórtgekomen. Schier elke regel spant van zin; geheele strofen vloeiden over, waren ze niet nlet macht bedwongen en aan hun grenzen gestremd. Ijzingwekkend zou het intellect zijn, dat hard en heerschend hier regels knelt en nijpt, ze conctructief-bedacht als stalen ge ledingen in berekende orde stelt als het niet doorgloeid was inet het vuur van een bovenzin nelijk inzicht, gewonnen in uiterste geprangdheid van ziel lijk en lijf-olijk lijd. Hoe groeit hij in liefde en ontzag voor dezen geestelijken held, die, met vera na vens, dieper in het compacte oeuvre van don teeder-strengen dich ter doordringt. Doch wij begrijpen het, als zijn levensbeschrijver zegt, dat ,/Hxrwmigen zijne gezan gen te diepzinnig waren." Zóó diepzinnig zijn ze, op een drie- of vier tal uitzonderingen na, dat zc velen óf te ver standelijk, óf te gewoon voorkomen. Vrieskou en schroeihitte branden beide. Tot hen, wien het werk van Camphuysen voorbij ging, behoort de toch zoo bizondere dichter J. Jac. Thomson, die tot deze merkwaardige uitspraak komt: „Toch is hij (Camphuysen) als dichter niet zoo sterk. Zijn verzen klimmen zelden, uiterst zelden, boven de middelmaat. Zij gaan vlak en effen voort en ver raden maar weinig den diepgang van dit leven."*) Het staat er, en wij moeten onze oogen wel gelooven. Misschien blijft de poëzie van Camphuy sen vélen hun leven lang versloten. Maar ook hij, voor wien zij zich openen wil, gelukt het niet, iin-éénen tot haar te rijpen. Vijf jaren eerder von den wij ons nog met in dezen dichter terecht. P. v. R. Religieuss Poëzie, 2e druk, pag. 47. LEVENSBESCHRIJVING Lilias Trotter door GRé VAN AST In de serie „Lichtstralen op don akker der we reld", uitgegeven vanwege de Zendingsstudie-raad, verscheen in 1932 een boekje: „Uit het leven en tien ailbeid van Isabella Lilias Trotter". Een klein werkje; simpel van opzet en eenvou- 'dig geschreven. Lilias Trotter hield veel van de natuur. Ze had de schoonheid lief en schilderde graag. Haar leermeester beloofde haar een rijke toekomst, want ze had talent. Isabella Lilias Trotter op Zl-jarigen leeftijd. 288 Toch gaf ze na verloop van tijd de studie op om haar leven in dienst van God te stellen. Op twee-en-twintig-jarige leeftijd was Lilias werk zaam in Oxford en Brighton in de arbeid der In wendige Zending. Ze bad veel. Eens, tijdens haar gebed, meende zij een stem te hooren: „Noord-Afrika". Deze woor den hield ze vast in haar ziel tot ze een Zen dingsbijeenkomst bijwoonde waar aan 't eind ge vraagd werd, wie er roeping had voor Noord- Afrika. Toen bekende ze openlijk, dat God haar riep. Na haar opleiding in het Mildmay Hospitaal te Londen, ging Lilias met drie vriendinnen, Maart 1888, naar Algiers. Zc voelde zich bijzonder geluk kig. Haar hart stond wijd open voor het Arabi sche volk. Tijdens haar reis en ook daarna hield ze een dagboek bij. De eerste bladzijde typeert zuiver haar karakter. In de coupé knielde Lilias neer om zich over te geven in Gods hand. Als ze scheep gaat naar Frankrijk, en de boot zich in beweging zet, weet zij, nu geheel los te zijn van zichzelf cil aan gewezen op de zorg van God. „Om Zijns Naams wil", met deze woorden zette Lilias voet aan wal. In haar „thuis" aangekomen hield zij de eerste bidstond. Weinige dagen later, begon Lilias baar werk. Vroeg in de morgen stond zc op, om ecnigo uren te besteden aan bijbellezen, gebed en studie van het Arabisch. De eerste tijd moest ze zich behel pen met de taal en de menschen toespreken in het Fransch. Ze bezocht de Arabische hutten om toegang te krijgen tot het gezin. Aan een man, is het volgens Arabische zede, ongeoorloofd, het gezin binnen te komen. Wanneer dc vrouwen bij elkaar zijn en er komt eon man aan, dan vliegen alle vrouwen en meisjes weg. Alleen de eigen .vrouw blijft. Toen Lilias met de vrouwen kennis maakte, was er niet één die lezen kon. Dc Arabieren zijn geen voorstanders van algemeene ontwikkeling voor de- vrouw. Alleen de meisjes bij dc hoogste adel loe ren lezen en schrijven. Lilias vertelde <le vrouwen van Gods liefde. .Spoe dig kreeg ze volgelingen cn dezen riepen de man- Een ziek jongetje, dat sterven moest, was do eerste patiënt wien Lilias een -vertroostend woord mocht brengen. Na deze kleine daad werd haar verlangen om in hun eigen taal te spreken, sterker. Ongedacht kwam er een verrassing voor Lilias. Lilias Trotter op 73-jarigen leeftijd. Een Arabier vroeg om -godsdienstonderwijs. Als Lilias een samenkomst wilde houden met Arabie ren die Fransch verstonden. Voor dit nieuwe begin was Lilias God dankbaar. Intusschen bleef ze zich oefenen in het Arabisch om liet Woord door te geven aan hen, die niet lezen konden. Op deze wijze kreeg ze liet goede contact. Later begon zc met lectuur-verspreiding. Met groote stapels bladen liep ze van de ééne wijk in de andere. „Het Leger des Heils", fluisterden de menschen elkaar .toe als Lilias en haar vrien dinnen dc café's binnentraden. Driemaal per week bezochten zij Engclsclie sche pen in de haven en spraken met de zeelieden. Als het feest was op dc boulevards, deelden zij tractaatjcs uit. 's Avonds hielden zij samenkom sten, in weerwil van veel moeilijkheden. Door de schuld van ruwe, opgeschoten jongens, kon Lilias Qenigo tijd geen samenkomsten hou den. Toen ging zc de bergen in, waar haar een nieu- Weer gingen jaren voorbij. Lilias hoopte dat haar wensch in vervulling zou gaan voor een vaste standplaats in Blida. 't Ontvangen van een groote gift deed haar ge looven, dat de weg daartoe geëffend was. Ze ging op weg om een Zendingspost te zoeken. Maar eerst na maanden van gebed zouden daar arbeiders voor uit komen. In die dagen ontving Lilias bezoek van Mutter Eva (Eve von ThisleWinckler) die zij in Duitschland had leeren kennen. Dit samenzijn was voor Lilias van groote be- teekenis en niet geringe vreugde. Ook vond zij steun voor haar werk van andere Zendelingen on der de Mohamedanen. Tooh Ibleef Lilias' arbeid beperkt, 't Meest heeft ze zich gegeven voor de Mohaminedaanecihe vrouw. Ze heeft geijverd voor lectuurverspreiding en bo vendien de evangelieën vertaald. Ze bezocht verschillende conferenties die betrek king hadden op het Zendingswerk en pleitte met al de liefde van haar hart voor doorwerking van het evangelie onder het Mohammedaansche volk. En haar gebeden hebben wonderen gedaan. Lilias Trotter was een vrouw met een rijk ge loofsleven waarvan ze in haar leven heerlijk heeft getuigd. God naim haar op vijif-en-zeventig-jarige leeftijd tot Zich. Tine, de chimpansee, trekt af. we gelegenheid geopend werd te arbeiden onder de werklieden, die daar bezig waren huizen te bouwen. Lilias vond altijd werk, en ze deed het kleine met trouwe toewijding. Haar fijne tact en behulp zaamheid bij zieken, heeft veel wantrouwen over wonnen en dc weg gebaand tot Zendingsarbeid. Haar tweede arbeids-periode begon in 1890. Ze hield Zondagsschool met negen jongens. Een van hen was bang dat Lilias hem zou uitteekenen en liep weg. Dc helft van de jongens volgde hem. Volgens het tweede gebod van Mozcs, mochten de Mohammedanen nooit hun portret laten maken. Later is dat vooroordeel togen a/Pbee klingen wog genomen en kon Lilias vrij haar kunst ten nutte maken voor het illustreeren van Arabische boe ken of prenten die zij als belooning onder de jeugd uitdeelde. Zoo won ze de harten van dc kinderen. Moeilijker was het de menschen voor Christus le winnen. Slechts één Arabier sprak Lilias na drie jaar aan. Hij vroeg: „Was u het die boeken hebt uit gedeeld'? Geef mij dan nog een boek. Ik zoek naar een godsdienst." Zij gaf hem een Nieuw Testament, God biddend om uitgieting van den Heiligen Geest. In haar dag boek schreef ze: „Ik hel) er in de laatste tijd veel over nagedacht, hoe wij reeds voor God werken door de menschen alleen maar lief te hebben." Na een vijf-jarig verblijf in Algiers kreeg Lilias een huis in het midden van de Arabische wijk. Daar te wonen was altijd haar wensch ge weest. Nu kon zc vandaar uit op verkennings tocht naar het Zuiden uitgaan. Met een tent bij zich reisden Lilias en haar vriendinnen op ka- meelen door dc woestijn cn bleven daar over nachten. 't Liefst had Lilias onderdak gehad in de hutten om met de menschen te kunnen praten of geheel in hun midden te kunnen leven, zooals Jezus deed. Nu moest zo zich beperken tot een enkel ge sprek. Hier was het een vrouw, daar een jongen of man. De indrukken die Lilias kreeg van hun Moham medaansche gods 1-ienst bedroefden haar. Hun ge- heden blijven een formule. Het spreken tot Allah laat hen onbevredigd. Ze vinden het niet de moeite waard om te leven en voelen zich zelf slechte menschen. Lilias' geduld met dit arme Mohammedaansche volk was zeer merkwaardig. Weinig kon zc tot stand brengen cn toch deed ze ook weer zoo ont zaglijk veel, door haar liefde, haar gebed en trou we volharding. Soms zag ze tegen haar arbeid op. Er waren ook tijden van stilstand, zooal niet van achter uitgang. Maar Lilias bleef blijmoedig en hoopvol gestemd. Er kwam een tijd dat ze een half jaar rust moest nemen. Teruggekeerd in Algiers was haar eerste werk de nieuwbckccrdcn aan de arbeid te zetten. „Zij moeten leeren doorgeven, net zoo goed als wdjwas Lilias' godadhte. Ze organiseerde een Zendingsconferentio bij zich aan huis. Na afloop getuigde Lilias: „God was in ons midden", en na dien dag kwamen herhaalde lijk van dc verst afgelegen plaatsen getuigenissen, hoe het Licht triomfeerde over de duisternis dor oude inhccmsche toestanden, waar tot nu toe nooit eenig succes behaalde was. De Chimpansee fotografeert Kan een chimpansee (wellicht de meest intelli gente aller apen) leeren 'fotografeeren? In de Berlajnsohe „Zoö" (dierentuin) is er althans een, die het zoovr gebracht heeft, enkele redelijke foto's te nemen. Tine (zoo heet ze, want deze chimpansee is een „zij") en haar oppasser zdjn lang bezig geweest, vóór het zoover was. Haar ©nderzoekingslust was groot, en het fotografie- toestel was een buitengemeen interessant din.g. Je kon er van alles mee doen: het aan het draag- riempje beetpakken en rondslingeren, aan een ^kraantje" draaien, van allerlei uittrekken... maar géén van al die dingen mócht Tine. Ze moest ei- stil mee gaan zitten, vlak tegenover de toeschouwers, en dan op een knopje drukken, dat aan een koordje zat. Nee, dat was lang niet ge makkelijk. Het eerste wat ze deed was, onderzoe ken of er ook iets eetbaars aan liet toestel waa. Dat wafi er helaas niet. En daar ze ook nergens aan draaien mocht en niets uittrekken, bleef er Slechts over, den zin van den oppasser te doen, en dat is wel het laatste waar een dierentuin- Chimpansee toe kan komen. Onder de vele totaal mislukte foto's, die Tine maan, waren ook enkele redelijke, en een er van drukken wij, in al haar wazigheid, hier af. Men ziet er op, hoe geïnieresserd de toeschouwers bij Tine's pogingen waren, en hoe grappig Tine-zclf als fotografe was. Maar of men nu zeggen mag, dat Tine foto graf eeren kan. Fotografeeren is iets anders, en méér dan enkele handgrepen nabootsen zonder te weten met welk doel en met welke gevolgen. En aldus moeten we tot de conclusie komen, dat Tine het weliswaar verstond, enkele redelijke kiekjes te maken, maar ondanks dat niet fotografeeren kan, ja, er verre vandaan is, 'het a-b ervan te beseffen. Een aardig experiment was het echter zéker, cn ondanks alles is de gereproduceerde foto toch een bewijs van Tine'6 niet geringe apelijke intel ligentie! 28 September Ik ben maar stilletjes naar hoven geslopen, en zit nu met mijn dagboek voor me op onze kamer. Want beneden in de huiskamer, is alles even triestig. Moeder zit met behuilde oogen, Vader zegt haast geen woord, cn zelfs dc jongens hoor je niet. Vanmorgen hebben wo Piet en Lcnie wegge bracht, naar de trein. Ze gaan tot Genua over land Ik was maar blij dat zc met dc trein gingen. Want om zoo'n boot langzaam te zien wegvaren, dat lijkt mij nog veel erger toe. Een trcyi is ten minste gauw uit 't gezicht verdwenen. Ze hadden de laatste nacht bij dc Hoflands ge logeerd. Daar zijn wc vanmorgen allemaal heen gegaan. Het was een stille kring, niemand kon meer veel zeggen. Vader heeft een hoofdstuk uit de Bijbel voorgelezen eer we weggingen, Psalm 91, en toen heeft mijnheer Hofland gebeden. 'k Weet zelf niet hoe we naar 't station zijn gekomen, 't was net een droom. Je kunt het je toch niet realiseeren, dat het een afscheid wordt voor zeven lange jaren. Er kan zooveel gebeuren in die tijd. Menschelijkerwijs gesproken ziet Lenie haar vader niet meer terug, hij is al zoo oud, en ziekelijk. En wij anderen? Fotografeeren in dc Berlijnschc dierentuin, 't Was zoo triestig cn kil op het station. We ston! den allemaal te huiveren. „Ik zal zóó dikwijls schrijven, ik zal zóó dilc» wijls schrijven", zei Lenie de heele tijd maar. Z0 wist geloof ik niet eens meer wat ze zei, en klem* de zich maar aan haar Vader en Moeder vast. Piet zag zoo wit als een doek. We waren op *t laatst allemaal maar blij toen de trein cindclijK .voor reed. En toen was 't gauw voorbij. Voor we 't wisten stonden wc alleen op het perron. 'k Weet zelf niet hoe wc Moeder thuisgekregen hebben. Ze zag er uit als een geest. Wat is zoo'n Eén van Tine's gelukte foto?& 2C9

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 14