TIBERIAS HET JUBILEUM VAN HET CHR. NAT. VAKVERBOND „Unitas", de moederorganisatie van het C.N.V. Het rijsje, dat een boom werd - In het laatst der vorige eeuw ontwikkel de zichop sociaal gebied een beweging, welke het aanzien heeft gegeven aan de huidige vakorganisaties. Reeds lang te vo ren was een zeker sociaal reveille op te merken onder de christenen dn ons land, H. DIEMER reeds eer een Domela Nieuwenhuis en Troelstra hun revolutionaire stem lieten liooren. Alleen, door kerkelijke en staatkun dige moeilijkheden kon die sociale bewe ging in 't christelijke kamp niet zóó direct haar vleugels uitslaan als de eenzijdige, re volutionaire actie, die meermalen hopeloos verdeeld was en door brutaal optreden haar vaak innerlijke zwakheid moest verbergen. Eén ding had echter cle christelijke bewe ging met de actie van het ongeloof gemeen, n.l. het zoeken naar den juisten weg, om het beoogde doel te kunnen bereiken. De christelijk sociale beweging heeft met het zoeken naar dien juisten weg heel wat moeite gehad. En toch heeft dit haar inner lijk krachtig gemaakt en principieel sterk gefundeerd. Ze heeft wel gepokt en gema zeld, doch nooit zoo'n Verscheurd beeld ge toond als de ongeloovige vakbeweging. Zij heeft alleen langdurig en zonder ophouden haar voelhorens moeten uitsteken om haai' beginselen toe te passen op maatschappelijk „Patrimonium", in 1876 gesticht, de feite lijk de bakermat van de christelijke vak beweging, waar ze gekoesterd werd, doch waar tevens ongelijk gedacht werd over haar verhouding tegenover haar opvoeder in do toekomst. Hoe zouden vakorganisaties tegenover de algemeene christelijke bonden („Patrimo nium", Chr. Nat. Werkmansbond en „Maar ten Luther") staan, dat zou weldra de groo- te vraag zijn. Tijdens en na de oprichting .van Patrimonium werd reeds gesproken over vakorganisatie naar eigen beginsel, doch het bleef nog bij pogingen en men dacht zich no_g steeds als onderafdeelingen in Patrimonium. In die dagen heerschte er verwarring op het terrein der chr. sociale beweging en men moet de mannen bewonderen, die trots alles als onversaagde pioniers door wisten te dringen in de rimboe van denkbeelden, yooral óp organisatorisch gebied. •Er werd echter weldra eenheid in denkbeelden gebracht. Allereerst werden de principes op den voorgrond gesteld: geen klassenstrijd, geen machtsbeginsel, geen groepsegoïsme. Ten deze heeft men nooit verschil van inzicht gehad; alleen over het recht van staking liepen de meeningen wei eens uiteen. Vóór het Chr. Nat. Vakverbond, welks in werkingtreding 25 jaar geleden op 1 Juli a.s. wordt herdacht, in het leven werd ge roepen, kwam er op 16 Juli 1901 een chris telijk arbeidssecretariaat tot stand, welks reglement een zeer nauwe band met „Patri monium" inhield. Het was een zwak begin, om 'aangesloten vakbonden, plaatselijke vak vereehigingen en gecombineerde vakorgani saties bijeen te brengen. Het was een po ging om eenheid te brengen in de organisa tiedenkbeelden, want ten deze was de ver warring het grootst. Het secretariaat be-( doelde geen interconfessioneele organisatie,' maar een op protestantsch-christ&Kgien grondslag. Het secretariaat kon eigenlijk nooit tot goeden wasdom komen. WwS blijkt uit het aantal aangeslotenen in 1907, dat er nog eenige plaatselijke vereenigingen en twaalf vakboruden op christel-ijken grondslag be stonden. Onder deze vakbonden moet met name genoemd worden „Unitas", de chr. vakver-' eeniging in de textielindustrie, toentertijd interconfessioneel. En van deze vakvereeni- gmg valt de aandacht weer op twee man nen: H. Verveld en I-I. J. Stins, de een zoon Calvijn, de ander een trouwe zoon van Rome's Kerk. Verveld was de eerste vrijge leide in de christelijke vakbeweging, een eenvoudige Tubanter, die onverdroten zijn weg ging. Hoe primitief toentertijd het „bureauvoor de vakorganisatie" was, beschrijft de heer Stins. „Een oude kleermakerswerkplaats, achter zijn huis in de Willielminastraat te Enschedé werd als „kantoor" in orde ge maakt, 't Was ontzettend bescheiden. We schrobben en poetsten zelf. Voor ihooge feestdagen waren we zelf met eigen gefa briceerde bijenwas aan het werk om onze mooie eikenhouten lessenaar een prachtig, aanzien te geven. Verveld was vroeger in militairen dienst geweest en kon met de eil werken, dat het thans nog mijn be wondering afdwingt, In normale omstan digheden moest Mensink de kachel aanma ken, Dat kon hij, want hij had een afkeer van alle mogelijke en bijkans onmogelijke koude in ons kantoor." We brengen dit in herinnering,' omdat in dat onaanzienlijke gebouwtje te Enschedé, de „zetel" van den Chr. textielarbeiders- bond „Unitas", eigenlijk de plannen zijn uitgewerkt, om te komen tot een nationaal verbond van christelijke vakorganisaties. „Unitas" had reeds tevoren liet initiatief genomen tot de stichting van de internatio nale organisatie van chr. textielarbeiders- bonden en dit is van invloed geweest, ook op het voornemen van „Unitas", om meer eenheid te brengen op het terrein der chris telijke vakorganisatie in eigen land. De heeren Stins en Verveld kwamen met den heer H. Diemer, toentertijd redacteur van de „Bakkersbazuin" te Rotterdam, in correspondentie en weldra ving dit drie manschap aan met besprekingen o. a. in Januari 1908 te Amsterdam met het chr. ar beidssecretariaat, waarvan Ds. TL C. Hoger- JL KRUITHOF. zeil de leider was. De vergadering was be legd om over een betere regeling van derlingen steun bij conflicten te beraadsla gen, doch tevens werd gesproken over de wenschelijkheid van oprichting ,van een christelijk vakverbond. Op 30 April 1908 werd opnieuw vergaderd, thans te Utrecht, en aldaar werd aan een commissie van vier personen, waaronder twee vertegenwoordigers van „Unitas", op gedragen statuten te ontwerpen. Dit leidde er toe dat men in Juli d.a,v. weer bij elkaar kwam, thans te Amsterdam, en dat daar in beginsel tot de oprichting van een vakver bond werd besloten. In Sept. 1908 werd weer vergaderd en de wenschelijkheid van interconfessioneele or ganisatie uiteengezet. Daar dreigde het ge vaar, dat de voorgenomen plannen in dui gen zouden vallen. De vergadering sprak zich tegen interconfessioneele en voor prot. chr. vakorganisatie uit en eischte boven dien dat het contact tusschen de vakver- eenignng en de algemeene sociale bonden bewaard moest blijven. Een paar maanden later kwamen de ver tegenwoordigers der chr. vakveréenigingen en vertegenwoordigers der algemeene soci ale bonden opnieuw te Den Haag bijeen. Los van de sociale bonden wilde men toen de vakorganisatie concentreeren en centra- liseeren en het volgend jaar (1909) zetten de dhr. bakkersgezellen bouwarbeiders, ty pografen, textielarbeiders en mijnwerkers de zaak definitief door. Op 13 Mei 1909 kwam in een achtêrzaaltje van een geheelonthoudersgebouw te Arn hem een kleine groep mannen bijeen, die tot dm daad kwamen, n.l. de oprichting van het Chr. Nat. Vakverbónd in Nederland, i Onder leiding van den heer TI. Diemer werd Het Vacanlieoord te Putten (Gld)t een bekende stichting van het iC.ZV.K, waai jaar, velen genieten van ds sehqons ttafwtiy gepoogd de kleine bonden en plaatselijke vereenigingen tot één geheel te brengen. Vele moeilijkheden had men te overwinnen en daarin wist men langzamerhand te sla gen. Er was geloof toe noodig, deze daad van een handjevol mannen. Protestanten en roomsch-katholieken wisten hier in Godes kracht samen te werken op sociaal terrein. Al moest men dan ook later van elkaar gaan door een bisschoppelijk besluit, de sa menwerking tusschen Rome en Dordt heeft er nimmer onder geleden. Te Arnhem werd de grondslag gelegd van een grootsche sociale beweging en het centrale punt der cfhr. vaikbeweging. Op 1 Juli 1909 begon het C.N.V. zijn arbeid onder de leiding van de oprichters en eer ste bestuursleden, de heeren H. Diemer, eer ste voorzitter, M. W. Smit, tweede voorzit ter, H. .T. Stins, eerste secretaris, Chr. Ziele- mans, tweede secretaris, H. Verveld, eerste 'penningmeester, J. Qüispel, tweede penning meester, en B. Hutten, commissaris, vier protestanten en drie roomsch-katholieken. Het ledental van de nieuwe organisatie was aanvankelijk 6500, doch dit aantal breidde zich gedurig uit. De taak van het C.N.V., inzonderheid van de eerste bestuurders, was geen gemakke lijke, want er moest orde in de chaotische verwarring geschapen worden. Er was een versnippering, waarvan men zich thans geen denkbeeld kan vormen. Allerlei hond jes en plaatselijke vereenigingen, organisa ties voor bepaalde vakgroepen en geheele bedrijven, confessioneele en interconfessio neele organisaties moesten gebracht worden één verband. Daarbij wanen de geldmidde len niet bepaald schitterend. Het C.N.V. wist voor en na vereenigingen, die tot hetzelfde bedrijf konden gerekend worden, samen te voegen. Dit moest ge schieden in schier alle bedrijven. Met groot beleid en eindeloos geduld wist het C.N.V. dit te bereiken, doch meermalen geschiedde het, dat men op moeilijkheden stuitte bij pogingen, om de bonden te centraliseeren. Niet altijd waren plaatselijke vereienigingen zoo maar genegen zich in het Verbond te laten opnemen en ook speelden de finan ciën meer dan eens een gewichtige rol. Ech ter, het proces, om door centralisatie en concentratie een krachtige organisatie te verkrijgen, werkte geleidelijk door en de stand van het C.N.V. doet thans wel zien, dat het doel van de eerste bestuurders heel Wat méér dan benaderd is. De grondslag van het C.N.V. geeft geen nadere preciseering van het Christendom, dogmatisch noch kerkelijk. Zooals reeds op gemerkt is, was de samenstelling van het eerste bestuur interconfessioneel en in zijn forniüieering laat het C.N.V. alle ruimte voor het interconfessioneele. De sociale bonden als Patrimonium en Werkmansbond waren meer voor behoud van het specifiek protestantsch karakter. De oüdste christelijke vakorganisatie, die der kantoor- en handelsbedienden, welke dit jaar haar 40-jarig bestaan hoopt te herden ken, was van den aanvang af protestantsch. Daarentegen, waren de textielarbeiders- en rnijnwerkersorganisaties interconfessioneel. De loop der omstandigheden, w.o. het bis schoppelijk besluit, heeft het C.N.V. ge maakt tot een confessioneele, in dit geval een protestantsche organisatie. Het C.N.V. heeft eerst meer ingang gevonden bij de ar beiders in de particuliere bedrijven, dan bij het overheids- en semi-overheidspersoneel. Na een veeljarigen arbeid is het echter ook gelukt an die kringen de vaan van de chris telijke vakbeweging te planten. De ontwikkeling van het C.N.V. is door Godes 'gunst voorspoedig geweest onder de uitnemende leiding van de heeren H. Die mer, H. J. Stins (overleden in 1932), H. Ver veld, J. Quispel en anderen. Begonnen met 9 vakbonden, welke tezamen met 9 plaatse lijke vereenigingen op 1 Januari 1910 tot een ledencijfer van 6587 kwamen, zijn er in 1934 niet minder dan 22 vakorganisaties bij het C.N.V. met 117.000 leden aangesloten. Het C:n:V. was in 1934 tot nog toe de eenige centrale vakorganisatie, welke in ledental winst te. boeken heeft gehad. In 25 jaren tijds is de zwakke christelijke vakbeweging uitgegroeid tot een boom van machtigen omvang op krachtigen wortel, sierend met stevig takkenstelsel en groenend loof. Menigen storm heeft het C.N.V. echter moeten doorstaan. In 1921 kwam er een sterke daling in het ledental. Op 1 Januari 1926 was het ledental teruggeloopen tot 48.974, hetgeen in vergelijking met het hoog ste punt een verlies van 27.513 leden betee- kende. Dit verlies was ook van grooten in vloed op de geldmiddelen. Met dezen tegen spoed ging gepaard de crisis-invloed van 19211925. Deze openbaarde zich in verschil lende groote loonconflicten, waarbij eener- zijds voor de levenspositie der arbeiders stelling moest worden gekozen en ander zijds de klassenstrijd-propaganda moest worden bestreden. In beide omstandigheden heeft het vakverbond zich uitstekend ge weerd en de zeer sterke groei, die in 1926 inzette, mag dan ook hieraan toegeschreven worden dat het C.N.V. zich al meer het trouwen van de Christen-werklieden heeft waardig gemaakt. En in de donkere Novem berdagen van 1918 heeft het C.N.V, bewezen ruggegraat te bezitten en een dam te zijn tegen den revolutie-vloed. Zoo gaandeweg riep het C.N.V. verschil lende instellingen in het leven, als bijv. het tuberculosefonds Draagt Elkanders Las ten", de eigjen drukkerij „Edecea", het va cantie-oord te Putten, het centraal beleg gingsfonds, 'it foncLs tot exploitatie van eigen gebouwen, het fonds voor uitkeering bij werkstaking en uitsluiting, een brochure- 1 handel, enz. Voeg daarbij de meer en meer zich uitbreidende systematische jeugde-keid en de internationale verbindingen, welke meer den inwendigen arbeid van het C.N.V. typeeren. Belangrijk is ook geweest, en nu nog, de organisatie der besturenbonden en de financiering dier honden, benevens de commissie voor grensregeling, moeilijke kwesties, welke een gelukkige oplossing vonden. Ook de C.N.V. pers, met aan het hoofd „De Gids", breidde zich uit door de bladen van de aangesloten organisaties en jeugd bladen. Bij de opsomming van alles wat het C.N.V. inwendig verricht en heeft verricht en naar buiten te zien geeft, zouden we ongetwijfeld onvolledig zijn geweest, indien we ten slotte niet iets van de tegenwoordige samenstel ling van het bestuur en zijn totstandkoming mededeelden. Het C.N.V. begon zonder bezoldigde be stuurders. In Juli 1910 kwam als tijdelijk beambte de heer A. de Haan, hoofdbestuur der van den Bakkersgezellenhond, in gedeel telijken dienst van het C.N.V. Het kantoor werd toen gevestigd Open Rijstuin 4, Rotter dam. Op 5 Augustus 1912 werd de heer K. .Kruithof, toen voorzitter van den Chr. Siga renmakers- en Tabakbewerkersbond, ambte naar van het verbond, die echter kort daar op secretaris-penningmeester werd. In 1916 werd de heer Kruithof voorzitter en de heer H. Amelink secretaris-penningmeester, na dat de heeren H. J. Stins en C. Smeenk, ach tereenvolgens voor die functie aangewezen, hadden bedankt. Het kantoor van het C.N.V. was inmid dels in 1914 overgebracht' naaf Kipstraat 18b te Rotterdam. In 1919 werd als derde bezol digde bestuurder aangesteld de heer J. S. Ruppert, destijds voorzitter van den Ned. Het Bestuur van Tiet 'Clir. Nat. Vakverbond. Chr. Bouwarbeidersbond, die de functie van penningmeester aanvaardde. Het kantoor van het C.N.V. werd in zijn vierde huisves ting ondergebracht aan den Goudschesingel te Rotterdam, in de onmiddellijke nabijheid van het bureau van „De Rotterdammer". Thans is het bureau van het C.N.V. geves tigd te Utrecht aan de Stadhouderslaan. Het dagelijksch bestuur van het C.N.V. is thans als volgt samengesteld: K. Kruithof, eerste voorzitter, J. Hofman, tweede voorzit ter, H. Amelink, J. Schipper, 'A. Stapel» kamp, secretarissen, J. Nauta, tweede secre taris, J. S. Ruppert, eerste penningmeester^ L. Vermeulen, tweede penningmeester, en F. Ekehbout, alg. bestuurslid. We eindigen dit overzicht met den wenscH dat het bestuur van het C.N.V. nog jaren lang kracht mag ontvangen, om zijn moei lijk, doch mooi werk op te voeren, opdat eens de arbeid bloeien zal in vrijheid, De catastrofe, welke pas geleden Tiberias hóeft getroffen, en behalve belangrijke stof felijke schade, ook vele menschenlevens kostte (hoewel gelukkig niet zoo erg als op nieuwjaarslag 1837, toen bijna geheel de plaats door een aardbeving verwoest werd) heeft bij vernieuwing de aandacht op het schilderachtig aan de Galileesche zee gele gen oord gevestigd. De stad, die tij diens de jongelingsjaren van onzen Heiland is gebouwd, heeft haar naam te danken aan Tiberius Claudius Nero, die in 14 v. C. Romeinsch keizer werd, zoon van een geldjknamigen vader en van Li via Dru- silla, welke na den dood van haar eersten man, de derde gemalin werd van Keizer Augustus, ons uit het Kerstverhaal bekend, Luk. 2. Door den dood van diens kleinzonen, de eeltige erfgenamen der kroon, werd Tibe rius in 3 n. C., niet zonder toedoen van zijn moeder, tot zoon aangenomen, door Augustus. Tiberius munitie ulit als redenaar, als dich ter,- als auteur, vooral echter als strateeg, maar was door zijn hardvochtig optreden zelif de oorzaak, dat hij algemeen, vooral door de hoogere standen, gehaat werd, en op liet buitenverblijf van zijn vriend Luoul- lus (wiens naam door zijn onmetelijk ver mogen en weelderige levenswijze spreek woordelijk geworden is) in de kussens van zijn ziekbed gesmoord in 37 n. C. Het was Herodes Antipas, de moordenaar van Johannes den Dooper, en spotter met den voor hem gelbrachten gevangen Heiland, die Tiberius' naam aan de stad gaf. Hoewel is aan te nemen, dat Jezus, ook De omgeving, waar volgens de traditie de plaats \der zaligsprekingen zich moet bevinden. tijdens den bouw van Tiberias, van uit Na zareth, dat als tusschen de Mididellandsche ziee en het meer van Genn-esareth lag, ook vóór Zijn openbaar optreden en het kiezen van Raipemaum ails Zijn woonplaats, de fraaie binnenzee, meermalen zal hebben be zocht, is het opvallend,dat we nooit lezen, dat Hij in de stad zelve geweest is, die ai- leen in Joh. 6 1 en 23 en 211 terloops ver meld wordt. Tal van uitleggers schrij ven dit toe aan het feit, dat Hbrodes zich niet ont zien heeft can Tiberias te laten bouwen op de ruïnen van aloude, reeds in Joz. 19 35 genoemde steden in Naftali, waar de bergen het dichtst den oever van het meer ridderen Hammath en Rakkatlh, en wel op de nog overgebleven graven van vroeger daar ter aarde bestelde Joden, waar later de Syna goge, een van de dertien, van Kiphra stond. Waarbij men vooral er op wees, dat recht zinnige Joden daarom de stad' voor onrein verklaarden, en Herodes genoodzaakt was om haar door dwang en beloften,, met bui tenlanders, hoofdzakelijk Grieken, te laten bevolken, terwijl eerst later door den nood der tijden, de ceremonieel© reiniging ge schiedde. De ware reden ligt mijns erachtens ergens elders. Onze Zaligmaker heeft de stadi zeker niet zonder opzet vermeden, wijl zij het centrum der regeering en de residen- tiepiaats van Herodes was. En hem gaf Hij immers, toen eenige Farizeërs tot ITem kwa men, en zeiden: „Ga ■weg en vertrek van hier, want Herodies wil U clooden!", den bij de Joden venachtel-ijken naam van vos, zeg gende. „Gaat hénen en zegt dien vos: zie, Ik werp duivelen uit en maak gezond, heden en morgen, en -ten derden dage word Ik vol eindigd; doch Ik moet heden en morgen en tien volgenden dag reizen, want het gebeurt niet, dat een profeet gedood wordt buiten Jerusalem", Luik. 133133. Want de vos, óf liever dte jakhals (volgens het Anamee- sdhe en Hebieeuiwsche taaleigen) is het i sluwe, altijd omziende, vreesachtige en laffe dier, "dat zich bij voorkeur met lijken wedt (toespelling dus op het bouwen van Tiberias op de vroegere Joodsche graven), en in tal van ongunstige spreekwoorden cler Joden rakteriiseerd, als: „Het is beter een staait van een leeuw te zijn dan de kop van den vos" (jakhals). Ook zal het toenmalig heidensch karakter der stad, de zeer weel derige mondaine levenswijze, die er heersch te, niet alleen door de hofhouding op de tegen de berghellingen aangebouwde burcht en aangrenzende paleizen, maar ook door de beroemde, geneeskrachtige warme bron met liooge temperaturen, die zwavel, zout en ijzer bevatten, en tal van buiten- londsche, vermogende lijders trokken, die er voor rheumatiek en huidziekten genezing zochten, er zeker toe hebben bijgedragen. En mogelijk niet minder de verschrikkelijke zonde waaraan de «aam van Sodom verbon den is, die in heel die streek toen ter tijd inheemsch was, en tengevolge waarvan het 'ijf kwartier noordelijk liggend Magdala, thans een armzalig nest, in Jeaus' dagen i 41.000 inwoners tellend, Ghorazin, Belli saïda, en later Kapwnautn, totaal zijn onder gegaan, Matth. II 2024. Al meed dus d'e Heiland deze heidensche stad, Hij had toch ook de vrouw van d'en aldaar wonienden Chusas, den voornamen rentmeester van Herodes Antipas, even als Maria uit Magdala, onider Zijne discipe- linnen, (dikwijls geïdentificeerd met den vader van den doodelijk kranken jongeling uit Joh. 4 46—53), en de vrouwen, die Hem dienden van hare goederen. In ieder geval was Tiberias weldra een floreerend stadje, dat door visöh-inzouterijen -export, waardoor het weldra Magdala op zij streefde en overtrof, van groote beteeke- nis wend. Het kreeg zelfs de rechten van een Romeinsche kolonie, weid vrijgesteld van belastingen, en weldra tot hoofdstad van Galilea verheven. Maar toen Herodes Agnippa 1, 10 v.44 n. C., kleinzoon van Herodes den Groote, Matth. 1 v., en ook zijn zoon Agripipa II, 2S93 n C., het stadje Sepphoris, drie uur N.W. Nazareth, waar. Jozef en Maria volgens de legende eerst zouden gewoond hebben, (in den Talmud Tsippori, did. de vogel, cloor Herodes Antipas ter eere van keizer Augus tus Diocaesarea genoemd) tot hoofdstad van hun rijk baakten, kwamen hoe langer hoe meer Joden an Tiberias wonen, verdrongen er van lieverlede de vreemdelingen, en ble ven sedert dien tij d tot o.p heden in de meer derheid (thans 5000 Joden, 2200 Muselman- nien en 350 Christenen). Voornamelijk ikireeg de stad voor <le Joden giroote beteekenis na de inname en ver woesting van Jerusalem op 8 Sept. 70 door keizer Titus. Flavius Vespasian us, 4081 n. C., toen zij dien zetel van het Sanhedrin er heen verplaatsten, en Tiberias weldra hel middelpunt der Joodsche religie en geleerd heid werd, en met Jerusalem, Hebron en Safed, de 3452 voet boven het meer van Gen- nesareth ,,stad boven op een berg liggende" uit Matth. 5 14, tot de vier heilige steden •van Palestina gerekend. Het. was volgens de Joden d'e laatste der tien plaatsen, waarbo ven de Sóhiechdna uit het' heilige der heiïf* ge van den tempel gezweefd had, en, waafl naar hun verklaring van Jes. 9:1, .vgill Matth. 416, waar geprofeteerd wordt, dat het volk, dat in duisternis wandelt, een groot licht zal zien, die Messias uit den hemel zal nederdalen Schreven cle Joden de hooge temperaturen van de heetwateitbroninien ten zuiden van Tiberias toe aan het helsche v-uiur, dat daan» onder voor de duivelen en goddeloozen ge stookt werd, en was daaronder dus de plaats der rampzaligheid, in de stad zelve werd volgens hen de ware wijsheid van Godis Woord beoefend, zoo zelfs, dat de cLi. de onwetenden woordspeling beteekenis van het woord Raklkerth, den] naam van het oude Tiberias er kennis) van 's Heeren geboden zouden hebben. Iif haar bloeitijd had de plaats zelfs een ge meenteraad van zeshonderd leden. Daar ter plaatse werd na nauwgezette!^ jaren achtereen volhardenden arbeid dé Misschien, 't eerste gedeelte van den Talmud; voltooid door rabbi J-uda, den beroemden achterkleinzoon van Gamaliel I, ons be^ kend uit Hand. 534 en 223. De Mischna is feitelijk een product van het Joodsche reiiigieuse culturcele leven, stammend uit den tijd van Erza reeds, ja, volgens (te Joden eigenlijk al. door Mozes aan Jozua oveiré- lievord, als een ver-klaring van wat irrzrjn vijf hoeken duister mocht zijn; Zij Aorjiit met de Gemara, „voltooiing", de zeer gecom pliceerde, vaak spitsvondige, in ieder ge\al minitieuse verklaring van de Mischna, den beroemden Tadmoed, „een encyelopaeckei van de Joodsche wetenschap over al hetgeen de Joodsche geest heeft beroerd en be« heerscht stoffelijk, geestelijk, ethisch,, ogds» dienstig, -mystdsch, verstandelijk, politiek, van bluften cn van binnen." Toen evenwel i n 415 de patriarch Game Lie 1 VI door keuze-r Theodosius II was afgezet, werd het middelpunt van den Joodstóhen godsdienst en wetenschap naar Babylonië verplaatst; en zoo zonden van toen af aan dc Babylonische Joelen hun zonen voor hun godsdienstige opvoeding niet langer naar Tiiberias, maar -kayamen omgekeerd de. Pa- lestijnsche jongelingen naai* MesopotamiS- om door de daar wonende groote geleerden- hiuns volks onderwezen te worden. Thans worclt Titberias door Palestina-re&; zigers, zooals ik in 1929 mocht doen, be zocht als cle beste plaats voor varen en vis» schen op de Galileesche zee. Zij vinden in deze stad- een goed onderdak in hotel Tibe rias, of, wat ik steeds op mijn reizen prefe reerde, als b.v. ook te Nazareth, in een Roomsch Mooster, ook in deze „stad der vlooien" kraakzindelijk en best' Hillegersberg, M. H. A. VAN DER VALK. ZLiidrOostelijke Ioever van de Zee van Tiberias,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 12