TIBERIAS
HET JUBILEUM VAN HET
CHR. NAT. VAKVERBOND
„Unitas", de moederorganisatie van het C.N.V.
Het rijsje, dat een boom werd -
In het laatst der vorige eeuw ontwikkel
de zichop sociaal gebied een beweging,
welke het aanzien heeft gegeven aan de
huidige vakorganisaties. Reeds lang te vo
ren was een zeker sociaal reveille op te
merken onder de christenen dn ons land,
H. DIEMER
reeds eer een Domela Nieuwenhuis en
Troelstra hun revolutionaire stem lieten
liooren. Alleen, door kerkelijke en staatkun
dige moeilijkheden kon die sociale bewe
ging in 't christelijke kamp niet zóó direct
haar vleugels uitslaan als de eenzijdige, re
volutionaire actie, die meermalen hopeloos
verdeeld was en door brutaal optreden haar
vaak innerlijke zwakheid moest verbergen.
Eén ding had echter cle christelijke bewe
ging met de actie van het ongeloof gemeen,
n.l. het zoeken naar den juisten weg, om
het beoogde doel te kunnen bereiken.
De christelijk sociale beweging heeft met
het zoeken naar dien juisten weg heel wat
moeite gehad. En toch heeft dit haar inner
lijk krachtig gemaakt en principieel sterk
gefundeerd. Ze heeft wel gepokt en gema
zeld, doch nooit zoo'n Verscheurd beeld ge
toond als de ongeloovige vakbeweging. Zij
heeft alleen langdurig en zonder ophouden
haar voelhorens moeten uitsteken om haai'
beginselen toe te passen op maatschappelijk
„Patrimonium", in 1876 gesticht, de feite
lijk de bakermat van de christelijke vak
beweging, waar ze gekoesterd werd, doch
waar tevens ongelijk gedacht werd over
haar verhouding tegenover haar opvoeder
in do toekomst.
Hoe zouden vakorganisaties tegenover de
algemeene christelijke bonden („Patrimo
nium", Chr. Nat. Werkmansbond en „Maar
ten Luther") staan, dat zou weldra de groo-
te vraag zijn. Tijdens en na de oprichting
.van Patrimonium werd reeds gesproken
over vakorganisatie naar eigen beginsel,
doch het bleef nog bij pogingen en men
dacht zich no_g steeds als onderafdeelingen
in Patrimonium.
In die dagen heerschte er verwarring op
het terrein der chr. sociale beweging en
men moet de mannen bewonderen, die trots
alles als onversaagde pioniers door wisten
te dringen in de rimboe van denkbeelden,
yooral óp organisatorisch gebied.
•Er werd echter weldra eenheid in
denkbeelden gebracht. Allereerst werden de
principes op den voorgrond gesteld: geen
klassenstrijd, geen machtsbeginsel, geen
groepsegoïsme. Ten deze heeft men nooit
verschil van inzicht gehad; alleen over het
recht van staking liepen de meeningen wei
eens uiteen.
Vóór het Chr. Nat. Vakverbond, welks in
werkingtreding 25 jaar geleden op 1 Juli
a.s. wordt herdacht, in het leven werd ge
roepen, kwam er op 16 Juli 1901 een chris
telijk arbeidssecretariaat tot stand, welks
reglement een zeer nauwe band met „Patri
monium" inhield. Het was een zwak begin,
om 'aangesloten vakbonden, plaatselijke vak
vereehigingen en gecombineerde vakorgani
saties bijeen te brengen. Het was een po
ging om eenheid te brengen in de organisa
tiedenkbeelden, want ten deze was de ver
warring het grootst. Het secretariaat be-(
doelde geen interconfessioneele organisatie,'
maar een op protestantsch-christ&Kgien
grondslag.
Het secretariaat kon eigenlijk nooit tot
goeden wasdom komen. WwS blijkt uit het
aantal aangeslotenen in 1907, dat er nog
eenige plaatselijke vereenigingen en twaalf
vakboruden op christel-ijken grondslag be
stonden.
Onder deze vakbonden moet met name
genoemd worden „Unitas", de chr. vakver-'
eeniging in de textielindustrie, toentertijd
interconfessioneel. En van deze vakvereeni-
gmg valt de aandacht weer op twee man
nen: H. Verveld en I-I. J. Stins, de een zoon
Calvijn, de ander een trouwe zoon van
Rome's Kerk. Verveld was de eerste vrijge
leide in de christelijke vakbeweging, een
eenvoudige Tubanter, die onverdroten zijn
weg ging.
Hoe primitief toentertijd het „bureauvoor
de vakorganisatie" was, beschrijft de heer
Stins. „Een oude kleermakerswerkplaats,
achter zijn huis in de Willielminastraat te
Enschedé werd als „kantoor" in orde ge
maakt, 't Was ontzettend bescheiden. We
schrobben en poetsten zelf. Voor ihooge
feestdagen waren we zelf met eigen gefa
briceerde bijenwas aan het werk om onze
mooie eikenhouten lessenaar een prachtig,
aanzien te geven. Verveld was vroeger in
militairen dienst geweest en kon met de
eil werken, dat het thans nog mijn be
wondering afdwingt, In normale omstan
digheden moest Mensink de kachel aanma
ken, Dat kon hij, want hij had een afkeer
van alle mogelijke en bijkans onmogelijke
koude in ons kantoor."
We brengen dit in herinnering,' omdat in
dat onaanzienlijke gebouwtje te Enschedé,
de „zetel" van den Chr. textielarbeiders-
bond „Unitas", eigenlijk de plannen zijn
uitgewerkt, om te komen tot een nationaal
verbond van christelijke vakorganisaties.
„Unitas" had reeds tevoren liet initiatief
genomen tot de stichting van de internatio
nale organisatie van chr. textielarbeiders-
bonden en dit is van invloed geweest, ook
op het voornemen van „Unitas", om meer
eenheid te brengen op het terrein der chris
telijke vakorganisatie in eigen land.
De heeren Stins en Verveld kwamen met
den heer H. Diemer, toentertijd redacteur
van de „Bakkersbazuin" te Rotterdam, in
correspondentie en weldra ving dit drie
manschap aan met besprekingen o. a. in
Januari 1908 te Amsterdam met het chr. ar
beidssecretariaat, waarvan Ds. TL C. Hoger-
JL KRUITHOF.
zeil de leider was. De vergadering was be
legd om over een betere regeling van
derlingen steun bij conflicten te beraadsla
gen, doch tevens werd gesproken over de
wenschelijkheid van oprichting ,van een
christelijk vakverbond.
Op 30 April 1908 werd opnieuw vergaderd,
thans te Utrecht, en aldaar werd aan een
commissie van vier personen, waaronder
twee vertegenwoordigers van „Unitas", op
gedragen statuten te ontwerpen. Dit leidde
er toe dat men in Juli d.a,v. weer bij elkaar
kwam, thans te Amsterdam, en dat daar in
beginsel tot de oprichting van een vakver
bond werd besloten.
In Sept. 1908 werd weer vergaderd en de
wenschelijkheid van interconfessioneele or
ganisatie uiteengezet. Daar dreigde het ge
vaar, dat de voorgenomen plannen in dui
gen zouden vallen. De vergadering sprak
zich tegen interconfessioneele en voor prot.
chr. vakorganisatie uit en eischte boven
dien dat het contact tusschen de vakver-
eenignng en de algemeene sociale bonden
bewaard moest blijven.
Een paar maanden later kwamen de ver
tegenwoordigers der chr. vakveréenigingen
en vertegenwoordigers der algemeene soci
ale bonden opnieuw te Den Haag bijeen.
Los van de sociale bonden wilde men toen
de vakorganisatie concentreeren en centra-
liseeren en het volgend jaar (1909) zetten
de dhr. bakkersgezellen bouwarbeiders, ty
pografen, textielarbeiders en mijnwerkers
de zaak definitief door.
Op 13 Mei 1909 kwam in een achtêrzaaltje
van een geheelonthoudersgebouw te Arn
hem een kleine groep mannen bijeen, die
tot dm daad kwamen, n.l. de oprichting van
het Chr. Nat. Vakverbónd in Nederland,
i Onder leiding van den heer TI. Diemer werd
Het Vacanlieoord te Putten (Gld)t een bekende stichting van het iC.ZV.K, waai
jaar, velen genieten van ds sehqons ttafwtiy
gepoogd de kleine bonden en plaatselijke
vereenigingen tot één geheel te brengen.
Vele moeilijkheden had men te overwinnen
en daarin wist men langzamerhand te sla
gen.
Er was geloof toe noodig, deze daad van
een handjevol mannen. Protestanten en
roomsch-katholieken wisten hier in Godes
kracht samen te werken op sociaal terrein.
Al moest men dan ook later van elkaar
gaan door een bisschoppelijk besluit, de sa
menwerking tusschen Rome en Dordt heeft
er nimmer onder geleden.
Te Arnhem werd de grondslag gelegd
van een grootsche sociale beweging en het
centrale punt der cfhr. vaikbeweging.
Op 1 Juli 1909 begon het C.N.V. zijn arbeid
onder de leiding van de oprichters en eer
ste bestuursleden, de heeren H. Diemer, eer
ste voorzitter, M. W. Smit, tweede voorzit
ter, H. .T. Stins, eerste secretaris, Chr. Ziele-
mans, tweede secretaris, H. Verveld, eerste
'penningmeester, J. Qüispel, tweede penning
meester, en B. Hutten, commissaris, vier
protestanten en drie roomsch-katholieken.
Het ledental van de nieuwe organisatie was
aanvankelijk 6500, doch dit aantal breidde
zich gedurig uit.
De taak van het C.N.V., inzonderheid van
de eerste bestuurders, was geen gemakke
lijke, want er moest orde in de chaotische
verwarring geschapen worden. Er was een
versnippering, waarvan men zich thans
geen denkbeeld kan vormen. Allerlei hond
jes en plaatselijke vereenigingen, organisa
ties voor bepaalde vakgroepen en geheele
bedrijven, confessioneele en interconfessio
neele organisaties moesten gebracht worden
één verband. Daarbij wanen de geldmidde
len niet bepaald schitterend.
Het C.N.V. wist voor en na vereenigingen,
die tot hetzelfde bedrijf konden gerekend
worden, samen te voegen. Dit moest ge
schieden in schier alle bedrijven. Met groot
beleid en eindeloos geduld wist het C.N.V.
dit te bereiken, doch meermalen geschiedde
het, dat men op moeilijkheden stuitte bij
pogingen, om de bonden te centraliseeren.
Niet altijd waren plaatselijke vereienigingen
zoo maar genegen zich in het Verbond te
laten opnemen en ook speelden de finan
ciën meer dan eens een gewichtige rol. Ech
ter, het proces, om door centralisatie en
concentratie een krachtige organisatie te
verkrijgen, werkte geleidelijk door en de
stand van het C.N.V. doet thans wel zien,
dat het doel van de eerste bestuurders heel
Wat méér dan benaderd is.
De grondslag van het C.N.V. geeft geen
nadere preciseering van het Christendom,
dogmatisch noch kerkelijk. Zooals reeds op
gemerkt is, was de samenstelling van het
eerste bestuur interconfessioneel en in zijn
forniüieering laat het C.N.V. alle ruimte
voor het interconfessioneele.
De sociale bonden als Patrimonium en
Werkmansbond waren meer voor behoud
van het specifiek protestantsch karakter. De
oüdste christelijke vakorganisatie, die der
kantoor- en handelsbedienden, welke dit
jaar haar 40-jarig bestaan hoopt te herden
ken, was van den aanvang af protestantsch.
Daarentegen, waren de textielarbeiders- en
rnijnwerkersorganisaties interconfessioneel.
De loop der omstandigheden, w.o. het bis
schoppelijk besluit, heeft het C.N.V. ge
maakt tot een confessioneele, in dit geval
een protestantsche organisatie. Het C.N.V.
heeft eerst meer ingang gevonden bij de ar
beiders in de particuliere bedrijven, dan bij
het overheids- en semi-overheidspersoneel.
Na een veeljarigen arbeid is het echter ook
gelukt an die kringen de vaan van de chris
telijke vakbeweging te planten.
De ontwikkeling van het C.N.V. is door
Godes 'gunst voorspoedig geweest onder de
uitnemende leiding van de heeren H. Die
mer, H. J. Stins (overleden in 1932), H. Ver
veld, J. Quispel en anderen. Begonnen met
9 vakbonden, welke tezamen met 9 plaatse
lijke vereenigingen op 1 Januari 1910 tot een
ledencijfer van 6587 kwamen, zijn er in 1934
niet minder dan 22 vakorganisaties bij het
C.N.V. met 117.000 leden aangesloten. Het
C:n:V. was in 1934 tot nog toe de eenige
centrale vakorganisatie, welke in ledental
winst te. boeken heeft gehad. In 25 jaren
tijds is de zwakke christelijke vakbeweging
uitgegroeid tot een boom van machtigen
omvang op krachtigen wortel, sierend met
stevig takkenstelsel en groenend loof.
Menigen storm heeft het C.N.V. echter
moeten doorstaan. In 1921 kwam er een
sterke daling in het ledental. Op 1 Januari
1926 was het ledental teruggeloopen tot
48.974, hetgeen in vergelijking met het hoog
ste punt een verlies van 27.513 leden betee-
kende. Dit verlies was ook van grooten in
vloed op de geldmiddelen. Met dezen tegen
spoed ging gepaard de crisis-invloed van
19211925. Deze openbaarde zich in verschil
lende groote loonconflicten, waarbij eener-
zijds voor de levenspositie der arbeiders
stelling moest worden gekozen en ander
zijds de klassenstrijd-propaganda moest
worden bestreden. In beide omstandigheden
heeft het vakverbond zich uitstekend ge
weerd en de zeer sterke groei, die in 1926
inzette, mag dan ook hieraan toegeschreven
worden dat het C.N.V. zich al meer het
trouwen van de Christen-werklieden heeft
waardig gemaakt. En in de donkere Novem
berdagen van 1918 heeft het C.N.V, bewezen
ruggegraat te bezitten en een dam te zijn
tegen den revolutie-vloed.
Zoo gaandeweg riep het C.N.V. verschil
lende instellingen in het leven, als bijv. het
tuberculosefonds Draagt Elkanders Las
ten", de eigjen drukkerij „Edecea", het va
cantie-oord te Putten, het centraal beleg
gingsfonds, 'it foncLs tot exploitatie van eigen
gebouwen, het fonds voor uitkeering bij
werkstaking en uitsluiting, een brochure-
1 handel, enz. Voeg daarbij de meer en meer
zich uitbreidende systematische jeugde-keid
en de internationale verbindingen, welke
meer den inwendigen arbeid van het C.N.V.
typeeren. Belangrijk is ook geweest, en nu
nog, de organisatie der besturenbonden en
de financiering dier honden, benevens de
commissie voor grensregeling, moeilijke
kwesties, welke een gelukkige oplossing
vonden.
Ook de C.N.V. pers, met aan het hoofd
„De Gids", breidde zich uit door de bladen
van de aangesloten organisaties en jeugd
bladen.
Bij de opsomming van alles wat het C.N.V.
inwendig verricht en heeft verricht en naar
buiten te zien geeft, zouden we ongetwijfeld
onvolledig zijn geweest, indien we ten slotte
niet iets van de tegenwoordige samenstel
ling van het bestuur en zijn totstandkoming
mededeelden.
Het C.N.V. begon zonder bezoldigde be
stuurders. In Juli 1910 kwam als tijdelijk
beambte de heer A. de Haan, hoofdbestuur
der van den Bakkersgezellenhond, in gedeel
telijken dienst van het C.N.V. Het kantoor
werd toen gevestigd Open Rijstuin 4, Rotter
dam. Op 5 Augustus 1912 werd de heer K.
.Kruithof, toen voorzitter van den Chr. Siga
renmakers- en Tabakbewerkersbond, ambte
naar van het verbond, die echter kort daar
op secretaris-penningmeester werd. In 1916
werd de heer Kruithof voorzitter en de heer
H. Amelink secretaris-penningmeester, na
dat de heeren H. J. Stins en C. Smeenk, ach
tereenvolgens voor die functie aangewezen,
hadden bedankt.
Het kantoor van het C.N.V. was inmid
dels in 1914 overgebracht' naaf Kipstraat 18b
te Rotterdam. In 1919 werd als derde bezol
digde bestuurder aangesteld de heer J. S.
Ruppert, destijds voorzitter van den Ned.
Het Bestuur van Tiet 'Clir. Nat. Vakverbond.
Chr. Bouwarbeidersbond, die de functie van
penningmeester aanvaardde. Het kantoor
van het C.N.V. werd in zijn vierde huisves
ting ondergebracht aan den Goudschesingel
te Rotterdam, in de onmiddellijke nabijheid
van het bureau van „De Rotterdammer".
Thans is het bureau van het C.N.V. geves
tigd te Utrecht aan de Stadhouderslaan.
Het dagelijksch bestuur van het C.N.V. is
thans als volgt samengesteld: K. Kruithof,
eerste voorzitter, J. Hofman, tweede voorzit
ter, H. Amelink, J. Schipper, 'A. Stapel»
kamp, secretarissen, J. Nauta, tweede secre
taris, J. S. Ruppert, eerste penningmeester^
L. Vermeulen, tweede penningmeester, en
F. Ekehbout, alg. bestuurslid.
We eindigen dit overzicht met den wenscH
dat het bestuur van het C.N.V. nog jaren
lang kracht mag ontvangen, om zijn moei
lijk, doch mooi werk op te voeren, opdat
eens de arbeid bloeien zal in vrijheid,
De catastrofe, welke pas geleden Tiberias
hóeft getroffen, en behalve belangrijke stof
felijke schade, ook vele menschenlevens
kostte (hoewel gelukkig niet zoo erg als op
nieuwjaarslag 1837, toen bijna geheel de
plaats door een aardbeving verwoest werd)
heeft bij vernieuwing de aandacht op het
schilderachtig aan de Galileesche zee gele
gen oord gevestigd.
De stad, die tij diens de jongelingsjaren van
onzen Heiland is gebouwd, heeft haar naam
te danken aan Tiberius Claudius Nero, die
in 14 v. C. Romeinsch keizer werd, zoon van
een geldjknamigen vader en van Li via Dru-
silla, welke na den dood van haar eersten
man, de derde gemalin werd van Keizer
Augustus, ons uit het Kerstverhaal bekend,
Luk. 2. Door den dood van diens kleinzonen,
de eeltige erfgenamen der kroon, werd Tibe
rius in 3 n. C., niet zonder toedoen van zijn
moeder, tot zoon aangenomen, door Augustus.
Tiberius munitie ulit als redenaar, als dich
ter,- als auteur, vooral echter als strateeg,
maar was door zijn hardvochtig optreden
zelif de oorzaak, dat hij algemeen, vooral
door de hoogere standen, gehaat werd, en
op liet buitenverblijf van zijn vriend Luoul-
lus (wiens naam door zijn onmetelijk ver
mogen en weelderige levenswijze spreek
woordelijk geworden is) in de kussens van
zijn ziekbed gesmoord in 37 n. C.
Het was Herodes Antipas, de moordenaar
van Johannes den Dooper, en spotter met
den voor hem gelbrachten gevangen Heiland,
die Tiberius' naam aan de stad gaf.
Hoewel is aan te nemen, dat Jezus, ook
De omgeving, waar volgens de traditie de
plaats \der zaligsprekingen zich moet
bevinden.
tijdens den bouw van Tiberias, van uit Na
zareth, dat als tusschen de Mididellandsche
ziee en het meer van Genn-esareth lag, ook
vóór Zijn openbaar optreden en het kiezen
van Raipemaum ails Zijn woonplaats, de
fraaie binnenzee, meermalen zal hebben be
zocht, is het opvallend,dat we nooit lezen,
dat Hij in de stad zelve geweest is, die ai-
leen in Joh. 6 1 en 23 en 211 terloops ver
meld wordt. Tal van uitleggers schrij ven dit
toe aan het feit, dat Hbrodes zich niet ont
zien heeft can Tiberias te laten bouwen op
de ruïnen van aloude, reeds in Joz. 19 35
genoemde steden in Naftali, waar de bergen
het dichtst den oever van het meer ridderen
Hammath en Rakkatlh, en wel op de nog
overgebleven graven van vroeger daar ter
aarde bestelde Joden, waar later de Syna
goge, een van de dertien, van Kiphra stond.
Waarbij men vooral er op wees, dat recht
zinnige Joden daarom de stad' voor onrein
verklaarden, en Herodes genoodzaakt was
om haar door dwang en beloften,, met bui
tenlanders, hoofdzakelijk Grieken, te laten
bevolken, terwijl eerst later door den nood
der tijden, de ceremonieel© reiniging ge
schiedde. De ware reden ligt mijns erachtens
ergens elders. Onze Zaligmaker heeft de
stadi zeker niet zonder opzet vermeden, wijl
zij het centrum der regeering en de residen-
tiepiaats van Herodes was. En hem gaf Hij
immers, toen eenige Farizeërs tot ITem kwa
men, en zeiden: „Ga ■weg en vertrek van
hier, want Herodies wil U clooden!", den bij
de Joden venachtel-ijken naam van vos, zeg
gende. „Gaat hénen en zegt dien vos: zie, Ik
werp duivelen uit en maak gezond, heden en
morgen, en -ten derden dage word Ik vol
eindigd; doch Ik moet heden en morgen en
tien volgenden dag reizen, want het gebeurt
niet, dat een profeet gedood wordt buiten
Jerusalem", Luik. 133133. Want de vos,
óf liever dte jakhals (volgens het Anamee-
sdhe en Hebieeuiwsche taaleigen) is het
i sluwe, altijd omziende, vreesachtige en laffe
dier, "dat zich bij voorkeur met lijken wedt
(toespelling dus op het bouwen van Tiberias
op de vroegere Joodsche graven), en in tal
van ongunstige spreekwoorden cler Joden
rakteriiseerd, als: „Het is beter een
staait van een leeuw te zijn dan de kop van
den vos" (jakhals). Ook zal het toenmalig
heidensch karakter der stad, de zeer weel
derige mondaine levenswijze, die er heersch
te, niet alleen door de hofhouding op de
tegen de berghellingen aangebouwde burcht
en aangrenzende paleizen, maar ook door
de beroemde, geneeskrachtige warme bron
met liooge temperaturen, die zwavel,
zout en ijzer bevatten, en tal van buiten-
londsche, vermogende lijders trokken, die er
voor rheumatiek en huidziekten genezing
zochten, er zeker toe hebben bijgedragen. En
mogelijk niet minder de verschrikkelijke
zonde waaraan de «aam van Sodom verbon
den is, die in heel die streek toen ter tijd
inheemsch was, en tengevolge waarvan het
'ijf kwartier noordelijk liggend Magdala,
thans een armzalig nest, in Jeaus' dagen
i 41.000 inwoners tellend, Ghorazin, Belli
saïda, en later Kapwnautn, totaal zijn onder
gegaan, Matth. II 2024.
Al meed dus d'e Heiland deze heidensche
stad, Hij had toch ook de vrouw van d'en
aldaar wonienden Chusas, den voornamen
rentmeester van Herodes Antipas, even
als Maria uit Magdala, onider Zijne discipe-
linnen, (dikwijls geïdentificeerd met den
vader van den doodelijk kranken jongeling
uit Joh. 4 46—53), en de vrouwen, die Hem
dienden van hare goederen.
In ieder geval was Tiberias weldra een
floreerend stadje, dat door visöh-inzouterijen
-export, waardoor het weldra Magdala op
zij streefde en overtrof, van groote beteeke-
nis wend. Het kreeg zelfs de rechten van een
Romeinsche kolonie, weid vrijgesteld van
belastingen, en weldra tot hoofdstad van
Galilea verheven.
Maar toen Herodes Agnippa 1, 10 v.44 n.
C., kleinzoon van Herodes den Groote, Matth.
1 v., en ook zijn zoon Agripipa II, 2S93
n C., het stadje Sepphoris, drie uur N.W.
Nazareth, waar. Jozef en Maria volgens
de legende eerst zouden gewoond hebben,
(in den Talmud Tsippori, did. de vogel, cloor
Herodes Antipas ter eere van keizer Augus
tus Diocaesarea genoemd) tot hoofdstad van
hun rijk baakten, kwamen hoe langer hoe
meer Joden an Tiberias wonen, verdrongen
er van lieverlede de vreemdelingen, en ble
ven sedert dien tij d tot o.p heden in de meer
derheid (thans 5000 Joden, 2200 Muselman-
nien en 350 Christenen).
Voornamelijk ikireeg de stad voor <le Joden
giroote beteekenis na de inname en ver
woesting van Jerusalem op 8 Sept. 70 door
keizer Titus. Flavius Vespasian us, 4081 n.
C., toen zij dien zetel van het Sanhedrin er
heen verplaatsten, en Tiberias weldra hel
middelpunt der Joodsche religie en geleerd
heid werd, en met Jerusalem, Hebron en
Safed, de 3452 voet boven het meer van Gen-
nesareth ,,stad boven op een berg liggende"
uit Matth. 5 14, tot de vier heilige steden
•van Palestina gerekend. Het. was volgens de
Joden d'e laatste der tien plaatsen, waarbo
ven de Sóhiechdna uit het' heilige der heiïf*
ge van den tempel gezweefd had, en, waafl
naar hun verklaring van Jes. 9:1, .vgill
Matth. 416, waar geprofeteerd wordt, dat
het volk, dat in duisternis wandelt, een groot
licht zal zien, die Messias uit den hemel zal
nederdalen
Schreven cle Joden de hooge temperaturen
van de heetwateitbroninien ten zuiden van
Tiberias toe aan het helsche v-uiur, dat daan»
onder voor de duivelen en goddeloozen ge
stookt werd, en was daaronder dus de plaats
der rampzaligheid, in de stad zelve werd
volgens hen de ware wijsheid van Godis
Woord beoefend, zoo zelfs, dat de
cLi. de onwetenden woordspeling
beteekenis van het woord Raklkerth, den]
naam van het oude Tiberias er kennis)
van 's Heeren geboden zouden hebben. Iif
haar bloeitijd had de plaats zelfs een ge
meenteraad van zeshonderd leden.
Daar ter plaatse werd na nauwgezette!^
jaren achtereen volhardenden arbeid dé
Misschien, 't eerste gedeelte van den Talmud;
voltooid door rabbi J-uda, den beroemden
achterkleinzoon van Gamaliel I, ons be^
kend uit Hand. 534 en 223. De Mischna
is feitelijk een product van het Joodsche
reiiigieuse culturcele leven, stammend uit
den tijd van Erza reeds, ja, volgens (te Joden
eigenlijk al. door Mozes aan Jozua oveiré-
lievord, als een ver-klaring van wat irrzrjn
vijf hoeken duister mocht zijn; Zij Aorjiit
met de Gemara, „voltooiing", de zeer gecom
pliceerde, vaak spitsvondige, in ieder ge\al
minitieuse verklaring van de Mischna, den
beroemden Tadmoed, „een encyelopaeckei
van de Joodsche wetenschap over al hetgeen
de Joodsche geest heeft beroerd en be«
heerscht stoffelijk, geestelijk, ethisch,, ogds»
dienstig, -mystdsch, verstandelijk, politiek,
van bluften cn van binnen."
Toen evenwel i n 415 de patriarch Game Lie 1
VI door keuze-r Theodosius II was afgezet,
werd het middelpunt van den Joodstóhen
godsdienst en wetenschap naar Babylonië
verplaatst; en zoo zonden van toen af aan
dc Babylonische Joelen hun zonen voor hun
godsdienstige opvoeding niet langer naar
Tiiberias, maar -kayamen omgekeerd de. Pa-
lestijnsche jongelingen naai* MesopotamiS-
om door de daar wonende groote geleerden-
hiuns volks onderwezen te worden.
Thans worclt Titberias door Palestina-re&;
zigers, zooals ik in 1929 mocht doen, be
zocht als cle beste plaats voor varen en vis»
schen op de Galileesche zee. Zij vinden in
deze stad- een goed onderdak in hotel Tibe
rias, of, wat ik steeds op mijn reizen prefe
reerde, als b.v. ook te Nazareth, in een
Roomsch Mooster, ook in deze „stad der
vlooien" kraakzindelijk en best'
Hillegersberg, M. H. A. VAN DER VALK.
ZLiidrOostelijke Ioever van de Zee van Tiberias,