NATIONALE «MlëOil MOWS Johann Conrad Wilhelm Löiie VRIJDAG 8 JUNI 1934 LEVENSVERZEKERING-BANK Rotterdam KUNST EN LETTEREN stemmen over het voorstel-marchant Pr. J. A. vor der Hake, bekend deskun dige op taal- en onderwijsgebied schrijft in het „Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur'naar aanleiding van de critiek op het voorst el-Mar chant tot wijziging van de spelling: Als nu één ding noodig is dan is het dit: taal en spelling uit elkaar to houden. Wie boomen voortaan met één o schrijft doet niets andere dan z'n oude zwarte, afgedragen pak verwisselen voor z'n nieu we bruine colbert waarin hij dezelf de man blijft met dezelfde vriendelijkhe den, dezelfde gebreken, dezelfde eigen schappen, die zijn karakter ook vertoonde onder het zwarte pak. Wie de buigings-n afschaft is te vergelijken met de man. die zich laat opereeren van de appendix Of ik schrijf boomen of bomen; of ik schrijf degelijk, degelik of degeluk, het is allemaal volslagen onbelangrijk. Want wat ik doe. is tocli niets anders dan po gen een zeer onvolkomen pogen om taal in teekens af te beelden. En dat be rust heelemaal op afspraak een af spraak, die ieder uur van den dag door een andere vervangen kan worden. Maar nog pas enkele weken geleden hoorde ik, in een gesprek met twee man nen, die hun leven besteden aan het zoe ken van de wijze, waarop het onderwijs on dc lagere school het meest vruchtdra gend te maken is, dat op die school 7/8 van de voor onderwijs beschikbare tijd verklungeld wordt aan het leeren van spellings-hansworsterijen. die, ©en jaar na het vertrek der leerlingen, volkomen door hen vergeten zijn. En zegt u nu maar. voor hoeveel Nederlanders het be zoeken van de lagere school het ont vangen van eindonderwijs beteekent Mij is de statistiek niet bij de hand; maar is het niet SO of 00 pCt.? Zegft dat wat of zegt dat niets? Ik herhaal, het is volslagen onbelang rijk of ik schrijf degelijk, degelik of dege luk. Het „woord" staat er toch niet of het staat er in alle drie gevallen. Maar in een gevoel van altruïsme wil len we niet voor onze langenooten, die niet. als wij. dagelijks letters eten en woorden schrijven, het schriftbeeld noo- deloos ingewikkeld maken; en in een ge voel van orde behooren we er naar te streven, aan den spelling-chaos nu ein delijk eens een eind te mfiken. In „Ons Muloblad" orgaan van de Ver een iging voor Chr. Mulo en van de Bond van Besturen van Chr. Muloscholen, wijdt de heer A. van der Wijden, te Rot terdam, een uitvoerige beschouwing aan hei onderwerp*. „Spelling en Spellingveran dering". Na eerst te hebben stilgestaan bij de ver houding van klank en teeken beantwoordt hij de \raag hoe onze spelling moet zijn om practisch te wezen. Dat geeft hem aan leiding om van vóór 700 jaar tot op de hui dige dag toe na te gaan Ihoe men onze taal heeft trachten te schrijven. Aanvankelijk was de grammatica een poging om een be hoorlijke spelling te vinden. Zoo komt hij dan ten laatste bij de spelling van de hee- ren De Vries en Te Winkel, die in 18S2 meenden, dat hun systeem alle tegenstand te boven was gekomen, maar die niet ver moedden dat tien jaar later een heele schaar taalgeleerden gereed zou staat om de aan vallen op hun spelling met kracht te her nieuwen. Spellingverandering, zoo vervolgt de heer Van der Wijden, is een heel ding, het schriftelijk woordbeeld vormt nu eenmaal een bestanddeel van onze woordvooretelling Enkele bezwaren bespreekt de schrijver dan nog. Vooral op dat van Dr. Boutens, gaat hij uitvoerig in. Aldus: Dr. Boutens is nog altijd obstinaat.' en dus onbillijk. Hij vraagt: „Wat moet er nu geschieden?" en antwoordt: „Van over heidswege moet tot de onderwijzers ge zegd worden: Ge leert den kinderen de Nederlandsche taal schrijven in de spel ling van De Vries en Te Winkel". Heel juist! 'k Vermoed dat het absolutisme van onze oosterburen hem parten speelt. Waar om niet liever tegen één aestheet gezegd: „Ge schrijft voortaan gedichten in de spel ling van Kollewijn". Dat is toch minstens even logisch of liever onlogisch. 1-Iij be klaagt zich verder, dat de zin: „De koning heeft mijn vader niet gezien", niet meer begrepen kan worden. „Wil de schrijver daarmee zeggen, dat de koning den vader (van den schrijver) niet heeft gezien, of zou het niet de bedoeling van den schnj ver zijn geweest te zeggen, dat zijn vade; den koning niet heeft gezien. Laat men in dit geval den (en in dit geval?) bui gingsuitgang weg, dan doet men de taai geweld aan." 't Is noodig diit argument even te onderstrepen, omdat 't meer ge hoord wordt. Ook het Comité van Höweler voor „Eenheid in de schrijfwijze" kan van de buigingsuitgang geen afstand doen, zij 't dan ook op eenigszins andere gronden. Daar moet het volgens Prof. Overöiep, uit Groningen, pleiten „voor gevoel voor verschil in woord-geslacht". En dan zijn mannelijk: „de stammen van zwakke werkwoorden, die een krachtig, snel, plotseling, hevig, vijandig, smadelijk doen, bewegen of geluid aangeven." De in gewijden weten wel, wie van dit zonder ling gewas in onze taaltuin de zaaier ge- wepst isi „Bovendien, als 't. waar was wat Dr. Boutens zei, nl. dat die n voor 't begrij pen noodig was, hoe moet -het dan bii vrouwelijke woorden in dc accusatief, of eigennamen. En wat zou 't spréken on duidelijk zijn of zou Dr. Boutens heusch die n's zeggen. En de Engelschen met hun onveranderlijk the of de Franschen met le en la, zoowel in nominatief als accusatief, hebben die werkelijk zoo'n on verstaanbaar taaltje? Naast dit utiliteits- prinicipe kwam natuurlijk ook het aesthetische stokpaardje van stal. Anton Coolen, die notabene heel Nederland z'n Peelsche dialectwoorden voorzet alsof 't de gewoonste zaak van de wereld is: ze kwamp, ze zeejen, kwaaj keinder, den teschneurik zegt: „Als ik „schone bomen" lees, geloof ik niet in de boomen en even min in de schoonheid, doch zie enkel ver minkt geschreven woorden, waarover mijn gevoel struikelt" Zooiets als: Op een eikenhouten piano kan 'k niet spelen, want ik hen een zwarte gewend. En toch doen zulke motieven nog opgeld!" de jeugd van thans EEN SPECIAAL JEUGDNUMMER VAN HET CHRISTELIJK MAANDSCHRIFT „STEMMEN DES TIJDS" Met bizonder genoegen hebben wij kennis gemaakt met het laatste dubbel nummei van het maandschrift Stemmen des T ij d s, dat bij G .J .A. Ruys' Uitg. Mij. te Zutfen verschijnt en dat geheel gewijd is aan de jeugd. Het spreekt vanzelf, dat liet binnen het kort bestek van dit artikel niet mogelijk ls alle opstellen het zijn er precies een do- nader te bezien en er uit te citeeren. Maar wij willen toch zóóveel eruit naar vo ren brengen, dat gij, die dit leest, tot de overtuigingzult komen dat dit Jeugd nr. an Stemmen des Tijds een zeer be langrijke bundel vormt, belangrijk zoowel voor de jeugd zelf als ook voor hen, die op eenigerlei wijze met haar educatie te maken hebben. Het spreekt welhaast vanzelf dat onze profossor-paedagoog Dr. J. Waterink de rij der auteurs opent met De psyche der Jeugd „Jeugd". Bestaan er wel algemeen gelden de kenmerken? De wet der convergentie moet worden in acht genomen, maar toch he staan er voor de periode tusschen 13 en 21 jaar wel karakteristieke eigenaardigheden: he» isdetijd van de ontwikkeling n hetzelfbewustzijn. Deze ontwik keling, welke in zich sluit het ontdekken van de mogelijkheden en sluimerende krach ten in geest en lichaarp, gaat bij velen met schokken. „De jeugd leeft permanent in een tijd van revolutie en moeizaam worstelen, dik werf van hangen vrijheidsoorlog heen. Zooals revolutietijden en tijden van vrij heidsoorlog tijden zijn van scepsis en ro mantiek, zoo heerscht ook in hun leven de bange twijfel en de lichte droom te gelijkertijd. Rationalisme en sentimenta liteit strijden met elkander om den voor rang. Hevige activiteit en depressieve pas siviteit liggen vlak naast elkaar". Prof. Waterink legt er volle nadruk op, dat wij de problematiek onzer jonge men schen niet moeten vergrooten of verdrijven Niet elk geval is een abnormaal geval. Onze jeugd heeft noodig: „rustige, nuch tere, kalme leiding". Ofschoon zeer beknopt, geeft Prof. Wate- rink over de religieuse moeilijkheden dei jeugd zéér waardevolle opmerkingen. Dr. J. C. Roose vervolgt met Moderne Jeugd. Sch. poneert de stelling: de jeugd is vroe ger oud en blijft langer jong. Dit is zóó to verstaan: de moderne jeugd komt vroeger tot bewustzijn van wat er in het leven te koop is, voelt in zich zéér jong reeds een volstrekt wantrouwen tegenover en kritiek op de vorige generatie, de samenleving, d» kerk, de dogma's enz. enz. en grijpt als rege. zie ook het art. van Dr. van der Spek reeds vroegtijdig vooruit op dat, wat nie; voor de jeugd is, maar bij het leven van den volwassene behoort. Maar de jeugd is niet alleen vroeg oud, ze blijft ook langer jong, d.i. slap, zonder weerstand, onvolgroeid. „Niet alleen de schooljeugd maar ooit de jeugd van rondom dc dertig, die ai geestelijk rijp had moeten zijn, maar no& zoo onvast is; en dat alles in een tijd, die zoo ontzettend veel van het karakter vraagt". Ouders en kinderen. De eerste voorwaarde voor een juiste ver houding tusschen deze beide is Christenen te zijn, niet met het woord, maar met de daad en waarheid. Ook voor den Christen is en blijft opvoe den een groote kunst en niet elke Christe lijke op\oeding bereikt haar doel Ds. M. geeft tal van wenken, waarmee de ouder tot voordeel van zich zelf en zijn kin deren rekening moet houden. Doet nooit iets opzettelijks! Tracht in het leven Uwer kinderen in te leven en doet dat spontaan! Laat U niet leiden door persoon lijke ijdelheid! Hebt geduld en beoefent dn moeilijke kunst van wachten! Weet van ge en nemen en zweert niet te vast bij ouderwetscbe spreekwoorden en voorschrif ten! Dr. W. J. Aalders handelt over de academische jeugd. Aandacht wordt allereerst gegeven aan de veranderde verhoudingen in het acade mische leven, daarna worden een reeks vra gen gesteld en beantwoord: Wat onder- soheidt de academische jeugd? Wat ver bindt haar? Wat kenmerkt haar? Wat trekt haar? Wat wacht haar? Het aantal studenten groeit- gestadig, het aantal betrekkingen neemt regelmatig af. Geen wonder, dat velen fatalistisch worden of vervallen tot excessen als en fascisme. Over het vraagstuk i Jeugd i i kerk is reeds zooveel geschreven de laatste ja ren, dat het welhaast onmogelijk is, er nog iets nieuws over te zeggen. Als typeerende kenmerken van de heden- daagsche jeugd en dan vooral in haar be* trekking tot dc kerk, noemt Dr. M. M. den Hertog in zijn betreffend opstel: het pessi misme (de jeugd vraagt zich af „waarvoor alles in deze ellendige wereld dient"); daar naast het optimisme (zij droomen weer nieuwe droomen van „eeuwige zonne schijn"); eerlijkheidsbesef. De jeugd heeft verschillende bezwaren te gen de kerk: zij is met het Christendom en de kerk niet tevreden, omdat de Christenen niet aan het ideaal .beantwoorden; zij heeft een afschuw van de nimmer af latende scheuringen in dezelfde kerk cn twisten tusschen de verschillende kerken; zij heeft een afkeer van het verstarde in prediking en liturgie. De jongere generatie moet van de kerk leeren: bezinning, piëteit, eerbied voor de historie, de kerk moet leeren, dat de jonge ren niet persé ongelijk hebben, omdat zij jong zijn. Terwijl Dr. J. N. Th. Diepenhorst een met citaten uit vreemde literatuur doorspekte verhandeling geeft over jeugd en ar beid, causëert ds. B. ter Haar Romeny A.Bz. genoeglijk over Jeugd en Ont spanning. Ten opzichte van de sport op Zondag had in dit tijdschrift wel wat meer positipf geluid gegeven mogen worden! De bijdrage van Dr. W. J. Kolkert draagt tot titeJ Jeugd en politiek. Dr. Kolkert gaat uit van het axioma: p o- 1 i t i e k voor de jeugd bedoelt alleen ele mentaire, theoretische kennis. Practische, daadwerkelijke politiek behoort niet tot het terrein der jeugd, maar de theoretische wel zeer zeker. Niet het minst tegenwoordig. De theoretisch-staatkundige voorlichting ligt in de natuur zelf van het geheel der opvoeding en maakt er een onmisbaar on derdeel van uit. En zij is noodzakelijk, omdat de jeugd van nu straks mee beslissen zal over de richting van ons staatsleven door middel van het stembiljet. Gezin, school en jeugdorganisaties zijn de organen, die de jeugd politiek moeten op voeden. „Onze jeugd moet opgroeien tot be wuste mannen en vrouwen, die heel 'I leven, ook hun staatkundige plichten en rechten, leeren zien in het licht dier be ginselen die de kern vormen van levens- en wereldbeschouwing. Wij heb ben mannen en vrouwen noodig, levenshuis op een sterk fundament staat, en dat in zijn bouw een eigen stijl toont Een partijloos volk in een totalitairen staat is een fata morgana, zooals de tota litaire staatsschool dat gebleken is." Nadat Dr. C. Tazelaar De jeugd in d literatuur heeft geschetst, vooral in het licht van de samenhang tusschen nood en schuld, heeft Dr. Joh. van der Spek de moeilijke opdracht de Verhouding tu schen jongens en meisjes te be spreken. De titel Verwaarloosde Jeugd wekt bij Dr. J. Lammerts van Bueren de gedachten: aanklacht, leed en gevaar. Krachtig pleit deze auteur, vooral ook op grond van het gevaar, waardoor de barm hartigheid in deze crisisdagen wordt be dreigd, voor overleg en samenwerking bij hen. die toch allen voor de verwaarloosden werken of zeggen te werken. Het laatste art. Meisjeswerk van M. WaardenburgLindeyer geeft een uitste kend overzicht van de meisjes-organisaties, haar doel en werkwijze. Wie deze bundel studies, door bekwame hand bewerkt, doorgenomen heeft, zal diep onder de indruk gekomen zijn van het be staan van het probleem der moderne jeugd. „Wij zijn op weg naar een betere maat schappij", zoo meenen velen. Wie, die het niet wenscht en gaarne zou willen geloo- Maar ach, wanneer deze betere toekomst gebouwd moet worden uit het materiaal der moderne jeugd, gelijk die uit deze artikelen oor ons geestesoog oprijst, is er dan niet véél te vreezen? Groot, steeds grooter wordt de verant woordelijkheid van hen, die waarlijk Chris ten zijn, om zelf Christus te volgen en de jjeugd daarin voor te gaan. ORGELCONCERTEN. Groote- of St. Laurenskerk te Alkmaar. De orgelconcerten-serie gedurende Juni, Juli en Augustus, iederen Donderdagavond 8-9 uur door den heer Jan Zwart van Am sterdam, vangt aan op Donderdag 7 Juni, met een programma gewijd aan Sweelinck, Vivaldi. Reger en Karen Elert Wetenschap. VEREENIGING VOOR HOMOEOPATHIE Algemeente vergadering te Amersfoort. De vereeniging tot bevordering van de ho- moeopathie heeft gisteren haar jaarlijksche algemeene vergadering onder voorzitterschap van Dr. J. N. Voorhoeve, uit Utrecht, gehouden. Deze wees in zijn openingswoord erop, dat de vereeniging een moeilijken tijd door maakt Intensief werken is hoog noodig Het ziekenhuis verkeert in groote financieele moeilijkheden, de raadi van beheer heeft reeds in December besloten het ziekenhuis te sluiten, doch men wil trachten de uitvoe ring van dit beskuit te voorkomen,doordat het H.B. zich garant stelde voor een zeker bedrag. Tot 'bestuursleden werden herkozen de hee- ren W. Verhoeff uit Utrecht en H. Korfker uit Zaandam. De secretaris-penningmeester, de heer A. Dercksen, herdacht in zijn jaarverslag het overleden hoofdbestuurslid den heer de Jon- uit Rotterdam. Het ledental liep terug 210 tot 185, het aantal begunstigers van 184 tot 152. Ook het aantal abonné's op het maandblad daalde. Contributie liep terug van f 1800 tot f 1500. Er is een nadeelig sal do van f396.55. Het aantal deelnemers voor het homoeopath isch ondersteuningsfonds voor ziekenhuis- en operatiekosten is 875,125 meer dan het vorig jaar. Met ingang van 1 Januari j.l. is het aantal verpleegdagen van ZATERDAG 9 JUNI HUIZEN 1875 M. K.R.O. 8.00—9.15 Morgenconcert 10.0010.30 Gramofoonmuriek. 1030—11.00 Muziekurtzeoding voor fabrie- 11.00—11.30 njn. Gramofoonmuriek. 11.3012.00 Godsdienstig halfuurtje dooi Pastoor L. H. Perquin. 12.00—12.15 njn. Politieberichten. 12.15—2.00 mn. Onze serie Hollandsche concerten. Lunchconcert door het ensemble Henk Neef. 2.00—230 njn. Halfuurtje voor de rijpere jeugd door mevx. A. Schelfhoutv. d. Meulen. 230—4.00 n_m. Kinderuurtje door mevr. Sophie NuwenhuisVan der Rijst en mevr. Carrie Man-esVan der Ven. 4.00—4.15 njn. Verzorging zender. 4155.00 njn. De KRO-boys oJ.v Piet Lustenhouwer. 5.00—5.20 n.m. Zwemcursus door S. P. J. Borsten. 5.20-6.00 n.m. De KRO-boys. 6.006.20 n.m. Graanofoonmuziek. 6.20—6.45 n.m. Journalistiek weekoverzicht door Paul de Waart. 6.45-7.00 njn. De KRO-boys. 7.00—7.15 njn. Politieberichten. 7.15735 n.m ...De hereeniging der ker ken" door Mr. H. J. A. van Son. 7.35—8.10 n.m. Gramofoonmuziek. 8.10-^8.15 n.m. Vaz Dias. 8.15—11.00 n-m. Studio-opvoering van „De Zigeunerbaron" 11.001105 njn. Vaz Dias. 11.05—12.00 Gramofoonmuziek HILVERSUM 301.5 M. V.A.RJL 8.00 Gramofoonmuziek. 9.00 Klein-VARA-Ensemble oJ.v. Frits Ba- kels. I.00 njn. De Flierefluiters oJ.v. Jan van der Horst. 2.00 run. De 3e Arbeiders Olympische Spe len te Praag. Causerie door S. Broekman, 2.15 am. Albert de Booy, zang. Orgelbe geleiding: Johan Jong. 3.00 n.m. Strijders van voorheen. „Wilhelm Ltebknecht", (29 Maant 1826— 7 Augustus 1900). Lezing door Mr. A. de Roos. 3.20 o.m. Gramofoonmuziek. 3.30 mm. Beoefening der Huismuziek. Sa- menwerking tusschen huiskamer en studio o-l.v. Piet Tiggers. 4.10 om. Gramofoonmuziek. 4.30 nm. Het VARA-Kinderkoor „De Kre keltjes" oJ.v. Leida Hulscher met pianobe geleiding van Jo Kickhefer. 5.00 nm. Voor de 530 n.m. Muzikaal Allerlei. Jan Vogel, piano en celesta. Joop Carlquist, hawaiian- guitaar. Eugène Charmon, zang, accordeon en piano. Jan Mulder, saxofoon. 6.00 nm. Overgang naar den versterkten 6.05 nm. Letterkundig overzicht door A. M. de Jong. De man met het Jan Klaassenspel, Antoon Gooien. 630 o.m. Platen dezer maand. (Gramofoon muziek). V.R.O. 7.00 n.m. Rede door J. Hoving. „Gedenk te leven!" (De vrijdenker en de dood). ^.AJLA. 8.00 n-m- Herhaling S.O.S.-berichteü. 8.03 nm. Men vraagt! en wij draaie irom verzocht is. Avond Bonte Conste. Uitzending vanuit bet Muziek-Lyceum te Amsterdam. 9.15 n.m. Cor Steyn. accordeon en Daaf Wins, pianobegeleiding. 9.30 nm. VAR A-orkest oJ.v. Hugo da Groot. 10.10 nm. Toespraak door A. de Vriei 10.20 n-m. Vaz Dias en varia. 10.30 nm. VARA-orkest oJ.v. Hugo de II.10 n.m. Gramofoomnuzielj. 12.00 Sluiting. BUITENLAND 6.45 n-m. Weenen 506.8 M.: „Die Walkü. re", opera ^van Wagner. 8.20 i Daventry 1500 Mj Gevarieerd (Radio) 1648.4 Mj Po- bert Macaire"; opera buffa van Berthc 9.05 nm. Rome 420.8 M.s „Fedora", opera van Giordano. 9.05 nm. Milaan 368.8 Mj Kamennuzii 30 op 60 gebracht, waardoor het aantaJ deel nemers belangrijk steeg. De volgende jaarlijksche vergadering zal plaats hebben te Zwolle of Eindhoven. Bij de rondvraag wees Dr. Bakker er op, dat uit den teruggang van het ledental niet afgeleid moet worden, dat de homoeopathic ns land achteruit gaat. Integendeel, deze breidt zich steeds uit. De officieele ontvangst door het gemeente bestuur kon niet plaats hebben, omdat B. en W. verhinderd waren aanwezig te zijn. Des middags werd in Amicitia een weten schappelijke film vertoond. EEN NIEUW ELEMENT ONTDEKT Prof. senator Mario Orso Corbino s rijft in' de „Giomale d'Italia" een artikel van ze- kolommen, waarin hij uiteenzettingen geeft over de laatste natuurkundige proef nemingen van Enrico Fermi. Fermi heeft een nieuw element ontdekt met atoomnummer 93, hetgeen het meest complexe element zou zijn, dat bekend is. Het nieuwe element is verkregen door een bombardement met neutronen van uranium met atoom-nummer 92. Het nieuwe element is radio-actief en buitengewoon on-staJbiel. De helft van de atomen verandert binnen ongev eer 13 minuten van aard. Een IgoedeRaadi en gezonde tanden Prof. Corbino merkt op, dat de kunstma tige radio-activiteit, die kortelings ontdekt is door Joliot en mevrouw Curie te Parijs en die op een betrekkelijk groote schaal ven kregen werd door den heer Fermi, de mani festatie is van een verjonging van oude g& stabiliseerde 6tof welke teweeg is gebracht door botsing van kernen. Prof. Corbino is van meening, dat de wetenschappelijke mo gelijkheden, die door deze laatste ontdek kingen geopend worden van onberekenbaar belang zijn. Naar zijn meening is de weten schap thans goed op weg te bewijzen, dat er een proces van automatische verjonging van het stoffelijk heelal bestaat, aangezien een constante schepping van nieuwe atomische elementen een constante vernieuwing van vormen met zich mee zou brengen. Rolsonkoston oen groot* plaag? Noem eon Morris on houdt zo laag! Minor Sedan f1275.- Ton Sedan f1685.- Vro«ft CataUgut N*. D 17 - Marrit, Dalft. Eenige bijzonderheden uit zijn merkwaardig leven Door H. A, Kooistra III. Meer dan eens stond hij op het punt, uit 'de landskerk te treden. Scherp spreekt hij vaak van „Landskirchentum". En het doei eigenaardig aan, als Uhlhorn. Lóhe e*n Heldring in één adem noemt, ook in ver band met hun neiging de officieele kerk te verlaten en tot de „vrije" kerken over te gaavi. Beiden zouden ook door dezelfde gedachten en wenschen daarvan terugge houden zijn. Dat is zeer wel mogelijk. Maar dan geldt die mogelijkheid pas omstreeks het jaar 185h—1860. Doch die vraag, hoe interessant ook op zichzelf, heeft voor ons in dit verband toch geringe beteekenis, be halve dan het argument, dat Löhe deed besluiten in de Landskerk te blijven. Het is dan ook weer niet het argument op zichzelf, maar wel het doel wat hij niet bij nastreefde en dat dit argument deed geboren worden. Het was a lier me est de arbeid der Barmhartigheid, waartoe Löhe zich ge'roepenwist en die hem de Vrije Kerk deed prijs geven Toen Löhe de pastorie in 1837 te Neuen- fcettelsau betrok, was hij nog ongehuwJ. Kort daarop echter trad hij in het huwelijk met Helena Andrea uit Frankfurt am Main, die tevens een oud-catechesante van hem was. Zeer korte, maar ook bijzonder geluk kige huwelijksjaren hebben beiden beleefd. Vier kinderen zijn uit hun echt geboren. Na enkele jaren stierf de vrouw en Löhf. heeft zijn leven verder genoemd „ein ge trostetes Elend". Vijf jaren na den dood van zijn vrouw schrijft hij in zijn dagboek: „Het was een droeve Vrijdag, zóó als voor nu vijf jaar geleden. Ik ben vijf jaar ouder geworden en Helena is reeds vijf jaar thuis. Jk in heeten strijd, zij in zoete rust. Hoe ik het haar gun. Ach, was ik maar bij Jiaar en kon ik zien de heerlijkheid des Heeren! Het komt mij soms voor. of ik op dezo aarde niets meer te doen heb. Alleen mijn kinderen houden mij Aan zijn overleden vrouw wijdde Löhe een klein geschrift, dat hij den titel gaf: „De levensloop van een van Gods heilige maagden". Daarivi zijn ook enkele brieven opgenomen uit hun verlovingstijd, die ook daarom belangrijk zijn, omdat ze geschreven zijn in een tijd, dat de vrouw tegenover h-jt gewone maatschappelijke leven zoo geheel andere stond, dan in onze dagen. Maar behalve het Duitsche karakter, dat er natuurlijk zeer sterk i'.i te onderkennen valt, getuigen deze brieven ook van een overgegeven vroomheid, een beleven van het beledene, en een geheel zich aan God toevertrouwende levensgang. „Als w ij slechts U h e'b b e'nzoo vragen wij niet meer naar den hemel of naar dc aarde (ook wanneer onze ziel of ons lichaam mocht versmachten), dan is God de troost van ons hart, ons deel. Amen." Zoo schreef Helena op Hemelvaartsdag 1837. Ongetwijfeld is de beteekenis van Löhe als predikant te Neuenbettelsau groot geweest. Veel belangrijks zou daarvan te vermelden zijn, zoo o.a. werden voor Löhe's komst daar veel conventikels gehouden. Het was aan hem, het hier gewekte leven in de juiste banen te leiden en hij heeft dit met bijzon dere tact, trouw aan de kerk en liefde voor zijn belijdenis tot stand weten te brengen. Van de meeste beteekenis voor ons is echter, hem te volgen in zijn arbeid waar aan zich de roem van zijn gemeente, zoo wel in eigen land als in het buitenland, in het bijzonder Amerika, verbindt. Die ver maardheid verwierf hij niet als maij, die zijn kerk liefhad, daarvoor streed, daarvoor ook veel opofferde, niet ook als Lutheraan of als Liturg, want ook daarin was hij groot en sterk en in dezen verwierf hij bij zondere bekendheid, mede omdat hij aesthe- ticus was of wat ook; maar als de man, die de Zending lief had, zoowel die z.g a. Uitwendige als de Inwendige Zending. Daardoor is het te danken en te verklaren dat zijn arbeid nog in levendige herinnering voortleeft. Prof. Luthardt Sou eens van Löhe hebben gezegd, dat hij zijn kanonnen iets te hoog had gericht, de schoten sloegen meer in de verte, dan dichtbij in. Inderdaad schijnt het zoo. Maar meer dan schijn is het ook niet. De hooglearaar oordeelde ietwat opper vlakkig. Maar zeer zeker sloegen ook in de verte de kogels in. Daar is allereerst zijn bemoeienis met Amerika. Reeds in 1S41 werd Löhe gegrepen door de oproep tot ondersteuning van dc Duitsch-Protestantsche Kerk in Amerika. Het zag er in dien tijd daar droevig uit, men was door den nood aangegrepen en riep om hulp. De echte Zendingsroep: „kom over en help ons", drong ook diep tot Löhe door. Aan vankelijk bracliï Löhe gelden bijeen, maar daarmede was de geestelijke nood niet aller eerst geholpen. Hier waren menschen noo dig, menschen, bereid het Evangelie te brengen. Löhe overwoog en nu treft ons weer diezelfde gedachte, die destijds Johann Gossner en ook Heldring bewoog. Löhe wilde naar Amerika zenden, wat Gossner en Heldring later voor Indië 'noodzakelijk oor deelden, n.L de Zendeling-werkman. Lang duurde deze overweging niet Daar was Löhe trouwens de man niet naar. Hi.i moest handelen en hij deed het. Geheel alleen leidde hij een tweetal eenvoudige, maar vrome mannen op voor dit Zendings werk en zond hen naar Amerika. Toen men van hun arbeid kennis nam, rieD men om meerdere van zulke mannen en Löhe bleef doorgaan met het opleiden van zulke man nen, iederen dag gedurende 5 uur lang. Hij ging zelfs verder; hij leidde predikan ten op en dit was mogelijk omdat allerlei personen zelfs theologen en philologen, zich voor dien arbeid beschikbaar stelden. Een school was er niet. Van 1841 tot 1S60 stelde hij zijn huis open voor hen, die op geleid wensehten te worden. De staat Ohi-*- het eerste arbeidsveld, maar daar ont stonden al vrij spoedig leerverechillen en men emigreerde naar de staat Massouri.met eenzelfde gevolg. Dan wordt de staat Jowa uitgekozen. Ook hier was het begin klein. Maar Löhe heeft het toch mogen beleven, dat daar 100 pre dikanten en 200 bloeiende gemeenten zich hadden ontwikkeld. Daarnaast stichtte hij nog een Zendingspost onder de Indianen. Naar deze streken bevorderde hij zooveel hem mogelijk was emigratie van Beyeren, zoodat zich daar Duitsche kolonisatie's ont wikkelden. Van de „Aufklarung", de Verlichting, is veel kwaads gezegd, en de verwoesting-.a die deze strooming op geestelijk gebied heeft aangericht, zijn niet te tellen. Bh zooveel donkerheid is het toch wel wenschelijk op ten minste één lichtpunt op dit terrein te wijzen. Niet tot verontschuldi ging vau het vele kwade, dat zij heeft ge sticht, \ma-ar omdat wij het oog niet geheel mogen sluiten voor den invloed, die zij heeft geoefend op het terrein der philantropie. Als ik dit woord gebruik, dan is het alleen om slechts iets aan te duiden. Algemeene menschenliefde kan, naar het woord van prof. Visscher, de menschheid allerminst verlossen. En er zijn verschijnselen, die er op wijzen, dat men die kracht aan de Idee der Humaniteit heeft toegekend. Het was die Idee der Humaniteit, welkp men ronder gevaar voor tegenspraak, het beste kan noemen wat de „Aufklarung" heeft voortgebracht. Het heeft opnieuw (zij het geheel on volledig) op de waarde van den mensch de aandacht gericht. Heel het paedagogiseb apparaat van Rousseau tot Pestallozzi werd gedragen door de humaniteitsgedachte van dien tijd. Maar ook had het tenge olge, dat naast de opvoeding van het gewone kind, da zorg voor het verwaarloosde kind ontwaakte en zich ontwikkelde. Men kan in zekeren zin zeggen, dat de arbeid op het terrein der Barmhartigheid is begonnen met de zorg voor het verwaarloosde kind en daarnaast kwam ook de betere verzorging van lijders aan krankzinnigheid tot haar recli( door het optreden van Pinet e.a. Daarna breidt zich deze arbeid uit Het was Johannes Talk, die hiertoe het initiatief nam. En ook zoowel Wichcm Fliedner als Heldring vangen hun arbeid bij het kind aan, hetzij dit van de straat of uit de gevangenis komt. Het kind heeft aller belangstelling. De zorg voor het kind is als de steen die in het water valt, de kringen breiden zich uit en men beschouwt dit niet slechts als een verschijnsel, maar leest in die zich wijdende kringen een roeping, ziet daarin 'in taak. Zoo sticht Wichern aijn Rauhe Haus, Fliedner zijn Diaconessenhuis, Heldring rij-J Steenbeek; zoo ook vangt Löhe in 1853 aan, een vereeniging te stichten voor vrouwelijke diaconie-arbeid. Nu kan men mij wel verwijten, dat hier mede deze gewichtige zaak ietwat simnel wordt voorgesteld en ik zal de laatste zijn, dit tegen te spreken. Kier wordt in dit artikel ook niet een geschiedenis geschreven ook niet al behoort de persoon, waarover word» geschreven' reeds tot de geschiedenis. Lóhe zelf heeft over de stichting van dese Vereeniging voor Vrouwelijke diaconie* mededeelingen gedaan en ook deze dragen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 8