NATIONALE
«MlëOil
MOWS
Johann Conrad Wilhelm Löiie
VRIJDAG 8 JUNI 1934
LEVENSVERZEKERING-BANK Rotterdam
KUNST EN LETTEREN
stemmen over
het voorstel-marchant
Pr. J. A. vor der Hake, bekend deskun
dige op taal- en onderwijsgebied schrijft in
het „Algemeen Weekblad voor Christendom
en Cultuur'naar aanleiding van de critiek
op het voorst el-Mar chant tot wijziging van
de spelling:
Als nu één ding noodig is dan is het
dit: taal en spelling uit elkaar to houden.
Wie boomen voortaan met één o schrijft
doet niets andere dan z'n oude zwarte,
afgedragen pak verwisselen voor z'n nieu
we bruine colbert waarin hij dezelf
de man blijft met dezelfde vriendelijkhe
den, dezelfde gebreken, dezelfde eigen
schappen, die zijn karakter ook vertoonde
onder het zwarte pak. Wie de buigings-n
afschaft is te vergelijken met de man.
die zich laat opereeren van de appendix
Of ik schrijf boomen of bomen; of ik
schrijf degelijk, degelik of degeluk, het
is allemaal volslagen onbelangrijk. Want
wat ik doe. is tocli niets anders dan po
gen een zeer onvolkomen pogen om
taal in teekens af te beelden. En dat be
rust heelemaal op afspraak een af
spraak, die ieder uur van den dag door
een andere vervangen kan worden.
Maar nog pas enkele weken geleden
hoorde ik, in een gesprek met twee man
nen, die hun leven besteden aan het zoe
ken van de wijze, waarop het onderwijs
on dc lagere school het meest vruchtdra
gend te maken is, dat op die school 7/8
van de voor onderwijs beschikbare tijd
verklungeld wordt aan het leeren van
spellings-hansworsterijen. die, ©en jaar
na het vertrek der leerlingen, volkomen
door hen vergeten zijn. En zegt u nu
maar. voor hoeveel Nederlanders het be
zoeken van de lagere school het ont
vangen van eindonderwijs beteekent Mij
is de statistiek niet bij de hand; maar is
het niet SO of 00 pCt.? Zegft dat wat of
zegt dat niets?
Ik herhaal, het is volslagen onbelang
rijk of ik schrijf degelijk, degelik of dege
luk. Het „woord" staat er toch niet of
het staat er in alle drie gevallen.
Maar in een gevoel van altruïsme wil
len we niet voor onze langenooten, die
niet. als wij. dagelijks letters eten en
woorden schrijven, het schriftbeeld noo-
deloos ingewikkeld maken; en in een ge
voel van orde behooren we er naar te
streven, aan den spelling-chaos nu ein
delijk eens een eind te mfiken.
In „Ons Muloblad" orgaan van de Ver
een iging voor Chr. Mulo en van de Bond
van Besturen van Chr. Muloscholen, wijdt
de heer A. van der Wijden, te Rot
terdam, een uitvoerige beschouwing aan
hei onderwerp*. „Spelling en Spellingveran
dering".
Na eerst te hebben stilgestaan bij de ver
houding van klank en teeken beantwoordt
hij de \raag hoe onze spelling moet zijn
om practisch te wezen. Dat geeft hem aan
leiding om van vóór 700 jaar tot op de hui
dige dag toe na te gaan Ihoe men onze taal
heeft trachten te schrijven. Aanvankelijk
was de grammatica een poging om een be
hoorlijke spelling te vinden. Zoo komt hij
dan ten laatste bij de spelling van de hee-
ren De Vries en Te Winkel, die in 18S2
meenden, dat hun systeem alle tegenstand
te boven was gekomen, maar die niet ver
moedden dat tien jaar later een heele schaar
taalgeleerden gereed zou staat om de aan
vallen op hun spelling met kracht te her
nieuwen.
Spellingverandering, zoo vervolgt de heer
Van der Wijden, is een heel ding, het
schriftelijk woordbeeld vormt nu eenmaal
een bestanddeel van onze woordvooretelling
Enkele bezwaren bespreekt de schrijver
dan nog. Vooral op dat van Dr. Boutens,
gaat hij uitvoerig in. Aldus:
Dr. Boutens is nog altijd obstinaat.'
en dus onbillijk. Hij vraagt: „Wat moet er
nu geschieden?" en antwoordt: „Van over
heidswege moet tot de onderwijzers ge
zegd worden: Ge leert den kinderen de
Nederlandsche taal schrijven in de spel
ling van De Vries en Te Winkel". Heel
juist! 'k Vermoed dat het absolutisme van
onze oosterburen hem parten speelt. Waar
om niet liever tegen één aestheet gezegd:
„Ge schrijft voortaan gedichten in de spel
ling van Kollewijn". Dat is toch minstens
even logisch of liever onlogisch. 1-Iij be
klaagt zich verder, dat de zin: „De koning
heeft mijn vader niet gezien", niet meer
begrepen kan worden. „Wil de schrijver
daarmee zeggen, dat de koning den vader
(van den schrijver) niet heeft gezien, of
zou het niet de bedoeling van den schnj
ver zijn geweest te zeggen, dat zijn vade;
den koning niet heeft gezien. Laat men in
dit geval den (en in dit geval?) bui
gingsuitgang weg, dan doet men de taai
geweld aan." 't Is noodig diit argument
even te onderstrepen, omdat 't meer ge
hoord wordt. Ook het Comité van Höweler
voor „Eenheid in de schrijfwijze" kan
van de buigingsuitgang geen afstand
doen, zij 't dan ook op eenigszins andere
gronden. Daar moet het volgens Prof.
Overöiep, uit Groningen, pleiten „voor
gevoel voor verschil in woord-geslacht".
En dan zijn mannelijk: „de stammen van
zwakke werkwoorden, die een krachtig,
snel, plotseling, hevig, vijandig, smadelijk
doen, bewegen of geluid aangeven." De in
gewijden weten wel, wie van dit zonder
ling gewas in onze taaltuin de zaaier ge-
wepst isi
„Bovendien, als 't. waar was wat Dr.
Boutens zei, nl. dat die n voor 't begrij
pen noodig was, hoe moet -het dan bii
vrouwelijke woorden in dc accusatief, of
eigennamen. En wat zou 't spréken on
duidelijk zijn of zou Dr. Boutens heusch
die n's zeggen. En de Engelschen met
hun onveranderlijk the of de Franschen
met le en la, zoowel in nominatief als
accusatief, hebben die werkelijk zoo'n on
verstaanbaar taaltje? Naast dit utiliteits-
prinicipe kwam natuurlijk ook het
aesthetische stokpaardje van stal. Anton
Coolen, die notabene heel Nederland z'n
Peelsche dialectwoorden voorzet alsof 't de
gewoonste zaak van de wereld is: ze
kwamp, ze zeejen, kwaaj keinder, den
teschneurik zegt: „Als ik „schone bomen"
lees, geloof ik niet in de boomen en even
min in de schoonheid, doch zie enkel ver
minkt geschreven woorden, waarover
mijn gevoel struikelt" Zooiets als: Op een
eikenhouten piano kan 'k niet spelen,
want ik hen een zwarte gewend. En toch
doen zulke motieven nog opgeld!"
de jeugd van thans
EEN SPECIAAL JEUGDNUMMER VAN
HET CHRISTELIJK MAANDSCHRIFT
„STEMMEN DES TIJDS"
Met bizonder genoegen hebben wij kennis
gemaakt met het laatste dubbel nummei
van het maandschrift Stemmen des
T ij d s, dat bij G .J .A. Ruys' Uitg. Mij. te
Zutfen verschijnt en dat geheel gewijd is aan
de jeugd.
Het spreekt vanzelf, dat liet binnen het
kort bestek van dit artikel niet mogelijk ls
alle opstellen het zijn er precies een do-
nader te bezien en er uit te citeeren.
Maar wij willen toch zóóveel eruit naar vo
ren brengen, dat gij, die dit leest, tot de
overtuigingzult komen dat dit Jeugd nr.
an Stemmen des Tijds een zeer be
langrijke bundel vormt, belangrijk zoowel
voor de jeugd zelf als ook voor hen, die op
eenigerlei wijze met haar educatie te maken
hebben.
Het spreekt welhaast vanzelf dat onze
profossor-paedagoog Dr. J. Waterink de rij
der auteurs opent met
De psyche der Jeugd
„Jeugd". Bestaan er wel algemeen gelden
de kenmerken? De wet der convergentie
moet worden in acht genomen, maar toch he
staan er voor de periode tusschen 13 en 21
jaar wel karakteristieke eigenaardigheden:
he» isdetijd van de ontwikkeling
n hetzelfbewustzijn. Deze ontwik
keling, welke in zich sluit het ontdekken
van de mogelijkheden en sluimerende krach
ten in geest en lichaarp, gaat bij velen met
schokken.
„De jeugd leeft permanent in een tijd
van revolutie en moeizaam worstelen, dik
werf van hangen vrijheidsoorlog heen.
Zooals revolutietijden en tijden van vrij
heidsoorlog tijden zijn van scepsis en ro
mantiek, zoo heerscht ook in hun leven
de bange twijfel en de lichte droom te
gelijkertijd. Rationalisme en sentimenta
liteit strijden met elkander om den voor
rang. Hevige activiteit en depressieve pas
siviteit liggen vlak naast elkaar".
Prof. Waterink legt er volle nadruk op,
dat wij de problematiek onzer jonge men
schen niet moeten vergrooten of verdrijven
Niet elk geval is een abnormaal geval.
Onze jeugd heeft noodig: „rustige, nuch
tere, kalme leiding".
Ofschoon zeer beknopt, geeft Prof. Wate-
rink over de religieuse moeilijkheden dei
jeugd zéér waardevolle opmerkingen.
Dr. J. C. Roose vervolgt met
Moderne Jeugd.
Sch. poneert de stelling: de jeugd is vroe
ger oud en blijft langer jong. Dit is zóó to
verstaan: de moderne jeugd komt vroeger
tot bewustzijn van wat er in het leven te
koop is, voelt in zich zéér jong reeds een
volstrekt wantrouwen tegenover en kritiek
op de vorige generatie, de samenleving, d»
kerk, de dogma's enz. enz. en grijpt als rege.
zie ook het art. van Dr. van der Spek
reeds vroegtijdig vooruit op dat, wat nie;
voor de jeugd is, maar bij het leven van den
volwassene behoort.
Maar de jeugd is niet alleen vroeg oud,
ze blijft ook langer jong, d.i. slap, zonder
weerstand, onvolgroeid.
„Niet alleen de schooljeugd maar ooit
de jeugd van rondom dc dertig, die ai
geestelijk rijp had moeten zijn, maar no&
zoo onvast is; en dat alles in een tijd, die
zoo ontzettend veel van het karakter
vraagt".
Ouders en kinderen.
De eerste voorwaarde voor een juiste ver
houding tusschen deze beide is Christenen
te zijn, niet met het woord, maar met de
daad en waarheid.
Ook voor den Christen is en blijft opvoe
den een groote kunst en niet elke Christe
lijke op\oeding bereikt haar doel
Ds. M. geeft tal van wenken, waarmee de
ouder tot voordeel van zich zelf en zijn kin
deren rekening moet houden.
Doet nooit iets opzettelijks! Tracht in het
leven Uwer kinderen in te leven en doet dat
spontaan! Laat U niet leiden door persoon
lijke ijdelheid! Hebt geduld en beoefent dn
moeilijke kunst van wachten! Weet van ge
en nemen en zweert niet te vast bij
ouderwetscbe spreekwoorden en voorschrif
ten!
Dr. W. J. Aalders handelt over
de academische jeugd.
Aandacht wordt allereerst gegeven aan
de veranderde verhoudingen in het acade
mische leven, daarna worden een reeks vra
gen gesteld en beantwoord: Wat onder-
soheidt de academische jeugd? Wat ver
bindt haar? Wat kenmerkt haar? Wat trekt
haar? Wat wacht haar?
Het aantal studenten groeit- gestadig, het
aantal betrekkingen neemt regelmatig af.
Geen wonder, dat velen fatalistisch worden
of vervallen tot excessen als
en fascisme.
Over het vraagstuk i
Jeugd i
i kerk
is reeds zooveel geschreven de laatste ja
ren, dat het welhaast onmogelijk is, er nog
iets nieuws over te zeggen.
Als typeerende kenmerken van de heden-
daagsche jeugd en dan vooral in haar be*
trekking tot dc kerk, noemt Dr. M. M. den
Hertog in zijn betreffend opstel: het pessi
misme (de jeugd vraagt zich af „waarvoor
alles in deze ellendige wereld dient"); daar
naast het optimisme (zij droomen weer
nieuwe droomen van „eeuwige zonne
schijn"); eerlijkheidsbesef.
De jeugd heeft verschillende bezwaren te
gen de kerk:
zij is met het Christendom en de kerk
niet tevreden, omdat de Christenen niet aan
het ideaal .beantwoorden;
zij heeft een afschuw van de nimmer af
latende scheuringen in dezelfde kerk cn
twisten tusschen de verschillende kerken;
zij heeft een afkeer van het verstarde in
prediking en liturgie.
De jongere generatie moet van de kerk
leeren: bezinning, piëteit, eerbied voor de
historie, de kerk moet leeren, dat de jonge
ren niet persé ongelijk hebben, omdat zij
jong zijn.
Terwijl Dr. J. N. Th. Diepenhorst een met
citaten uit vreemde literatuur doorspekte
verhandeling geeft over jeugd en ar
beid, causëert ds. B. ter Haar Romeny
A.Bz. genoeglijk over Jeugd en Ont
spanning.
Ten opzichte van de sport op Zondag had
in dit tijdschrift wel wat meer positipf
geluid gegeven mogen worden!
De bijdrage van Dr. W. J. Kolkert draagt
tot titeJ
Jeugd en politiek.
Dr. Kolkert gaat uit van het axioma: p o-
1 i t i e k voor de jeugd bedoelt alleen ele
mentaire, theoretische kennis. Practische,
daadwerkelijke politiek behoort niet tot het
terrein der jeugd, maar de theoretische wel
zeer zeker. Niet het minst tegenwoordig.
De theoretisch-staatkundige voorlichting
ligt in de natuur zelf van het geheel der
opvoeding en maakt er een onmisbaar on
derdeel van uit.
En zij is noodzakelijk, omdat de jeugd
van nu straks mee beslissen zal over de
richting van ons staatsleven door middel
van het stembiljet.
Gezin, school en jeugdorganisaties zijn de
organen, die de jeugd politiek moeten op
voeden.
„Onze jeugd moet opgroeien tot be
wuste mannen en vrouwen, die heel 'I
leven, ook hun staatkundige plichten en
rechten, leeren zien in het licht dier be
ginselen die de kern vormen van
levens- en wereldbeschouwing. Wij heb
ben mannen en vrouwen noodig,
levenshuis op een sterk fundament staat,
en dat in zijn bouw een eigen stijl toont
Een partijloos volk in een totalitairen
staat is een fata morgana, zooals de tota
litaire staatsschool dat gebleken is."
Nadat Dr. C. Tazelaar De jeugd in d
literatuur heeft geschetst, vooral in het
licht van de samenhang tusschen nood en
schuld, heeft Dr. Joh. van der Spek de
moeilijke opdracht de Verhouding tu
schen jongens en meisjes te be
spreken.
De titel Verwaarloosde Jeugd
wekt bij Dr. J. Lammerts van Bueren de
gedachten: aanklacht, leed en gevaar.
Krachtig pleit deze auteur, vooral ook op
grond van het gevaar, waardoor de barm
hartigheid in deze crisisdagen wordt be
dreigd, voor overleg en samenwerking bij
hen. die toch allen voor de verwaarloosden
werken of zeggen te werken.
Het laatste art. Meisjeswerk van M.
WaardenburgLindeyer geeft een uitste
kend overzicht van de meisjes-organisaties,
haar doel en werkwijze.
Wie deze bundel studies, door bekwame
hand bewerkt, doorgenomen heeft, zal diep
onder de indruk gekomen zijn van het be
staan van het probleem der moderne jeugd.
„Wij zijn op weg naar een betere maat
schappij", zoo meenen velen. Wie, die het
niet wenscht en gaarne zou willen geloo-
Maar ach, wanneer deze betere toekomst
gebouwd moet worden uit het materiaal der
moderne jeugd, gelijk die uit deze artikelen
oor ons geestesoog oprijst, is er dan niet
véél te vreezen?
Groot, steeds grooter wordt de verant
woordelijkheid van hen, die waarlijk Chris
ten zijn, om zelf Christus te volgen en de
jjeugd daarin voor te gaan.
ORGELCONCERTEN.
Groote- of St. Laurenskerk te Alkmaar.
De orgelconcerten-serie gedurende Juni,
Juli en Augustus, iederen Donderdagavond
8-9 uur door den heer Jan Zwart van Am
sterdam, vangt aan op Donderdag 7 Juni,
met een programma gewijd aan Sweelinck,
Vivaldi. Reger en Karen Elert
Wetenschap.
VEREENIGING VOOR HOMOEOPATHIE
Algemeente vergadering te Amersfoort.
De vereeniging tot bevordering van de ho-
moeopathie heeft gisteren haar jaarlijksche
algemeene vergadering onder voorzitterschap
van Dr. J. N. Voorhoeve, uit Utrecht,
gehouden. Deze wees in zijn openingswoord
erop, dat de vereeniging een moeilijken tijd
door maakt Intensief werken is hoog noodig
Het ziekenhuis verkeert in groote financieele
moeilijkheden, de raadi van beheer heeft
reeds in December besloten het ziekenhuis
te sluiten, doch men wil trachten de uitvoe
ring van dit beskuit te voorkomen,doordat
het H.B. zich garant stelde voor een zeker
bedrag.
Tot 'bestuursleden werden herkozen de hee-
ren W. Verhoeff uit Utrecht en H. Korfker
uit Zaandam.
De secretaris-penningmeester, de heer A.
Dercksen, herdacht in zijn jaarverslag het
overleden hoofdbestuurslid den heer de Jon-
uit Rotterdam. Het ledental liep terug
210 tot 185, het aantal begunstigers van
184 tot 152. Ook het aantal abonné's op het
maandblad daalde. Contributie liep terug
van f 1800 tot f 1500. Er is een nadeelig sal
do van f396.55. Het aantal deelnemers voor
het homoeopath isch ondersteuningsfonds
voor ziekenhuis- en operatiekosten is 875,125
meer dan het vorig jaar. Met ingang van 1
Januari j.l. is het aantal verpleegdagen van
ZATERDAG 9 JUNI
HUIZEN 1875 M.
K.R.O.
8.00—9.15 Morgenconcert
10.0010.30 Gramofoonmuriek.
1030—11.00 Muziekurtzeoding voor fabrie-
11.00—11.30 njn. Gramofoonmuriek.
11.3012.00 Godsdienstig halfuurtje dooi
Pastoor L. H. Perquin.
12.00—12.15 njn. Politieberichten.
12.15—2.00 mn. Onze serie Hollandsche
concerten. Lunchconcert door het ensemble
Henk Neef.
2.00—230 njn. Halfuurtje voor de rijpere
jeugd door mevx. A. Schelfhoutv. d.
Meulen.
230—4.00 n_m. Kinderuurtje door mevr.
Sophie NuwenhuisVan der Rijst en mevr.
Carrie Man-esVan der Ven.
4.00—4.15 njn. Verzorging zender.
4155.00 njn. De KRO-boys oJ.v Piet
Lustenhouwer.
5.00—5.20 n.m. Zwemcursus door S. P. J.
Borsten.
5.20-6.00 n.m. De KRO-boys.
6.006.20 n.m. Graanofoonmuziek.
6.20—6.45 n.m. Journalistiek weekoverzicht
door Paul de Waart.
6.45-7.00 njn. De KRO-boys.
7.00—7.15 njn. Politieberichten.
7.15735 n.m ...De hereeniging der ker
ken" door Mr. H. J. A. van Son.
7.35—8.10 n.m. Gramofoonmuziek.
8.10-^8.15 n.m. Vaz Dias.
8.15—11.00 n-m. Studio-opvoering van „De
Zigeunerbaron"
11.001105 njn. Vaz Dias.
11.05—12.00 Gramofoonmuziek
HILVERSUM 301.5 M.
V.A.RJL
8.00 Gramofoonmuziek.
9.00 Klein-VARA-Ensemble oJ.v. Frits Ba-
kels.
I.00 njn. De Flierefluiters oJ.v. Jan van
der Horst.
2.00 run. De 3e Arbeiders Olympische Spe
len te Praag. Causerie door S. Broekman,
2.15 am. Albert de Booy, zang. Orgelbe
geleiding: Johan Jong.
3.00 n.m. Strijders van voorheen. „Wilhelm
Ltebknecht", (29 Maant 1826— 7 Augustus
1900). Lezing door Mr. A. de Roos.
3.20 o.m. Gramofoonmuziek.
3.30 mm. Beoefening der Huismuziek. Sa-
menwerking tusschen huiskamer en studio
o-l.v. Piet Tiggers.
4.10 om. Gramofoonmuziek.
4.30 nm. Het VARA-Kinderkoor „De Kre
keltjes" oJ.v. Leida Hulscher met pianobe
geleiding van Jo Kickhefer.
5.00 nm. Voor de
530 n.m. Muzikaal Allerlei. Jan Vogel,
piano en celesta. Joop Carlquist, hawaiian-
guitaar. Eugène Charmon, zang, accordeon
en piano. Jan Mulder, saxofoon.
6.00 nm. Overgang naar den versterkten
6.05 nm. Letterkundig overzicht door A. M.
de Jong. De man met het Jan Klaassenspel,
Antoon Gooien.
630 o.m. Platen dezer maand. (Gramofoon
muziek).
V.R.O.
7.00 n.m. Rede door J. Hoving. „Gedenk te
leven!" (De vrijdenker en de dood).
^.AJLA.
8.00 n-m- Herhaling S.O.S.-berichteü.
8.03 nm. Men vraagt! en wij draaie
irom verzocht is.
Avond Bonte Conste. Uitzending
vanuit bet Muziek-Lyceum te Amsterdam.
9.15 n.m. Cor Steyn. accordeon en Daaf
Wins, pianobegeleiding.
9.30 nm. VAR A-orkest oJ.v. Hugo da
Groot.
10.10 nm. Toespraak door A. de Vriei
10.20 n-m. Vaz Dias en varia.
10.30 nm. VARA-orkest oJ.v. Hugo de
II.10 n.m. Gramofoomnuzielj.
12.00 Sluiting.
BUITENLAND
6.45 n-m. Weenen 506.8 M.: „Die Walkü.
re", opera ^van Wagner.
8.20 i
Daventry 1500 Mj Gevarieerd
(Radio) 1648.4 Mj Po-
bert Macaire"; opera buffa van Berthc
9.05 nm. Rome 420.8 M.s „Fedora", opera
van Giordano.
9.05 nm. Milaan 368.8 Mj Kamennuzii
30 op 60 gebracht, waardoor het aantaJ deel
nemers belangrijk steeg.
De volgende jaarlijksche vergadering zal
plaats hebben te Zwolle of Eindhoven.
Bij de rondvraag wees Dr. Bakker er op,
dat uit den teruggang van het ledental niet
afgeleid moet worden, dat de homoeopathic
ns land achteruit gaat. Integendeel,
deze breidt zich steeds uit.
De officieele ontvangst door het gemeente
bestuur kon niet plaats hebben, omdat B. en
W. verhinderd waren aanwezig te zijn.
Des middags werd in Amicitia een weten
schappelijke film vertoond.
EEN NIEUW ELEMENT ONTDEKT
Prof. senator Mario Orso Corbino s rijft
in' de „Giomale d'Italia" een artikel van ze-
kolommen, waarin hij uiteenzettingen
geeft over de laatste natuurkundige proef
nemingen van Enrico Fermi.
Fermi heeft een nieuw element ontdekt
met atoomnummer 93, hetgeen het meest
complexe element zou zijn, dat bekend is.
Het nieuwe element is verkregen door een
bombardement met neutronen van uranium
met atoom-nummer 92. Het nieuwe element
is radio-actief en buitengewoon on-staJbiel.
De helft van de atomen verandert binnen
ongev eer 13 minuten van aard.
Een
IgoedeRaadi
en
gezonde tanden
Prof. Corbino merkt op, dat de kunstma
tige radio-activiteit, die kortelings ontdekt
is door Joliot en mevrouw Curie te Parijs en
die op een betrekkelijk groote schaal ven
kregen werd door den heer Fermi, de mani
festatie is van een verjonging van oude g&
stabiliseerde 6tof welke teweeg is gebracht
door botsing van kernen. Prof. Corbino is
van meening, dat de wetenschappelijke mo
gelijkheden, die door deze laatste ontdek
kingen geopend worden van onberekenbaar
belang zijn. Naar zijn meening is de weten
schap thans goed op weg te bewijzen, dat er
een proces van automatische verjonging van
het stoffelijk heelal bestaat, aangezien een
constante schepping van nieuwe atomische
elementen een constante vernieuwing van
vormen met zich mee zou brengen.
Rolsonkoston oen groot* plaag?
Noem eon Morris on houdt zo laag!
Minor Sedan f1275.- Ton Sedan f1685.-
Vro«ft CataUgut N*. D 17 - Marrit, Dalft.
Eenige bijzonderheden uit zijn
merkwaardig leven
Door H. A, Kooistra
III.
Meer dan eens stond hij op het punt, uit
'de landskerk te treden. Scherp spreekt hij
vaak van „Landskirchentum". En het doei
eigenaardig aan, als Uhlhorn. Lóhe e*n
Heldring in één adem noemt, ook in ver
band met hun neiging de officieele kerk te
verlaten en tot de „vrije" kerken over te
gaavi. Beiden zouden ook door dezelfde
gedachten en wenschen daarvan terugge
houden zijn. Dat is zeer wel mogelijk. Maar
dan geldt die mogelijkheid pas omstreeks
het jaar 185h—1860. Doch die vraag, hoe
interessant ook op zichzelf, heeft voor ons
in dit verband toch geringe beteekenis, be
halve dan het argument, dat Löhe deed
besluiten in de Landskerk te blijven.
Het is dan ook weer niet het argument
op zichzelf, maar wel het doel wat hij niet
bij nastreefde en dat dit argument deed
geboren worden. Het was a lier me est
de arbeid der Barmhartigheid,
waartoe Löhe zich ge'roepenwist
en die hem de Vrije Kerk deed
prijs geven
Toen Löhe de pastorie in 1837 te Neuen-
fcettelsau betrok, was hij nog ongehuwJ.
Kort daarop echter trad hij in het huwelijk
met Helena Andrea uit Frankfurt am Main,
die tevens een oud-catechesante van hem
was. Zeer korte, maar ook bijzonder geluk
kige huwelijksjaren hebben beiden beleefd.
Vier kinderen zijn uit hun echt geboren.
Na enkele jaren stierf de vrouw en Löhf.
heeft zijn leven verder genoemd „ein ge
trostetes Elend".
Vijf jaren na den dood van zijn vrouw
schrijft hij in zijn dagboek: „Het was een
droeve Vrijdag, zóó als voor nu vijf jaar
geleden. Ik ben vijf jaar ouder geworden en
Helena is reeds vijf jaar thuis. Jk in heeten
strijd, zij in zoete rust. Hoe ik het haar
gun. Ach, was ik maar bij Jiaar en kon ik
zien de heerlijkheid des Heeren!
Het komt mij soms voor. of ik op dezo
aarde niets meer te doen heb. Alleen mijn
kinderen houden mij
Aan zijn overleden vrouw wijdde Löhe
een klein geschrift, dat hij den titel gaf:
„De levensloop van een van Gods heilige
maagden". Daarivi zijn ook enkele brieven
opgenomen uit hun verlovingstijd, die ook
daarom belangrijk zijn, omdat ze geschreven
zijn in een tijd, dat de vrouw tegenover h-jt
gewone maatschappelijke leven zoo geheel
andere stond, dan in onze dagen.
Maar behalve het Duitsche karakter, dat
er natuurlijk zeer sterk i'.i te onderkennen
valt, getuigen deze brieven ook van een
overgegeven vroomheid, een beleven van
het beledene, en een geheel zich aan God
toevertrouwende levensgang.
„Als w ij slechts U h e'b b e'nzoo
vragen wij niet meer naar den hemel
of naar dc aarde (ook wanneer onze ziel of
ons lichaam mocht versmachten), dan is
God de troost van ons hart, ons deel. Amen."
Zoo schreef Helena op Hemelvaartsdag 1837.
Ongetwijfeld is de beteekenis van Löhe als
predikant te Neuenbettelsau groot geweest.
Veel belangrijks zou daarvan te vermelden
zijn, zoo o.a. werden voor Löhe's komst daar
veel conventikels gehouden. Het was aan
hem, het hier gewekte leven in de juiste
banen te leiden en hij heeft dit met bijzon
dere tact, trouw aan de kerk en liefde voor
zijn belijdenis tot stand weten te brengen.
Van de meeste beteekenis voor ons is
echter, hem te volgen in zijn arbeid waar
aan zich de roem van zijn gemeente, zoo
wel in eigen land als in het buitenland, in
het bijzonder Amerika, verbindt. Die ver
maardheid verwierf hij niet als maij, die
zijn kerk liefhad, daarvoor streed, daarvoor
ook veel opofferde, niet ook als Lutheraan
of als Liturg, want ook daarin was hij
groot en sterk en in dezen verwierf hij bij
zondere bekendheid, mede omdat hij aesthe-
ticus was of wat ook; maar als de man,
die de Zending lief had, zoowel die z.g a.
Uitwendige als de Inwendige Zending.
Daardoor is het te danken en te verklaren
dat zijn arbeid nog in levendige herinnering
voortleeft.
Prof. Luthardt Sou eens van Löhe hebben
gezegd, dat hij zijn kanonnen iets te hoog
had gericht, de schoten sloegen meer in de
verte, dan dichtbij in. Inderdaad schijnt het
zoo. Maar meer dan schijn is het ook niet.
De hooglearaar oordeelde ietwat opper
vlakkig.
Maar zeer zeker sloegen ook in de verte
de kogels in.
Daar is allereerst zijn bemoeienis met
Amerika. Reeds in 1S41 werd Löhe gegrepen
door de oproep tot ondersteuning van dc
Duitsch-Protestantsche Kerk in Amerika.
Het zag er in dien tijd daar droevig uit,
men was door den nood aangegrepen en
riep om hulp.
De echte Zendingsroep: „kom over en help
ons", drong ook diep tot Löhe door. Aan
vankelijk bracliï Löhe gelden bijeen, maar
daarmede was de geestelijke nood niet aller
eerst geholpen. Hier waren menschen noo
dig, menschen, bereid het Evangelie te
brengen. Löhe overwoog en nu treft ons weer
diezelfde gedachte, die destijds Johann
Gossner en ook Heldring bewoog. Löhe
wilde naar Amerika zenden, wat Gossner en
Heldring later voor Indië 'noodzakelijk oor
deelden, n.L de Zendeling-werkman.
Lang duurde deze overweging niet Daar
was Löhe trouwens de man niet naar. Hi.i
moest handelen en hij deed het. Geheel
alleen leidde hij een tweetal eenvoudige,
maar vrome mannen op voor dit Zendings
werk en zond hen naar Amerika. Toen men
van hun arbeid kennis nam, rieD men om
meerdere van zulke mannen en Löhe bleef
doorgaan met het opleiden van zulke man
nen, iederen dag gedurende 5 uur lang.
Hij ging zelfs verder; hij leidde predikan
ten op en dit was mogelijk omdat allerlei
personen zelfs theologen en philologen,
zich voor dien arbeid beschikbaar stelden.
Een school was er niet. Van 1841 tot 1S60
stelde hij zijn huis open voor hen, die op
geleid wensehten te worden. De staat Ohi-*-
het eerste arbeidsveld, maar daar ont
stonden al vrij spoedig leerverechillen en
men emigreerde naar de staat Massouri.met
eenzelfde gevolg.
Dan wordt de staat Jowa uitgekozen. Ook
hier was het begin klein. Maar Löhe heeft
het toch mogen beleven, dat daar 100 pre
dikanten en 200 bloeiende gemeenten zich
hadden ontwikkeld. Daarnaast stichtte hij
nog een Zendingspost onder de Indianen.
Naar deze streken bevorderde hij zooveel
hem mogelijk was emigratie van Beyeren,
zoodat zich daar Duitsche kolonisatie's ont
wikkelden.
Van de „Aufklarung", de Verlichting, is
veel kwaads gezegd, en de verwoesting-.a
die deze strooming op geestelijk gebied heeft
aangericht, zijn niet te tellen.
Bh zooveel donkerheid is het toch wel
wenschelijk op ten minste één lichtpunt op
dit terrein te wijzen. Niet tot verontschuldi
ging vau het vele kwade, dat zij heeft ge
sticht, \ma-ar omdat wij het oog niet geheel
mogen sluiten voor den invloed, die zij heeft
geoefend op het terrein der philantropie.
Als ik dit woord gebruik, dan is het alleen
om slechts iets aan te duiden. Algemeene
menschenliefde kan, naar het woord van
prof. Visscher, de menschheid allerminst
verlossen. En er zijn verschijnselen, die er
op wijzen, dat men die kracht aan de
Idee der Humaniteit heeft toegekend.
Het was die Idee der Humaniteit, welkp
men ronder gevaar voor tegenspraak, het
beste kan noemen wat de „Aufklarung"
heeft voortgebracht.
Het heeft opnieuw (zij het geheel on
volledig) op de waarde van den mensch de
aandacht gericht. Heel het paedagogiseb
apparaat van Rousseau tot Pestallozzi werd
gedragen door de humaniteitsgedachte van
dien tijd.
Maar ook had het tenge olge, dat naast
de opvoeding van het gewone kind, da
zorg voor het verwaarloosde kind ontwaakte
en zich ontwikkelde. Men kan in zekeren
zin zeggen, dat de arbeid op het terrein der
Barmhartigheid is begonnen met de zorg
voor het verwaarloosde kind en daarnaast
kwam ook de betere verzorging van
lijders aan krankzinnigheid tot haar recli(
door het optreden van Pinet e.a.
Daarna breidt zich deze arbeid uit Het
was Johannes Talk, die hiertoe het
initiatief nam. En ook zoowel Wichcm
Fliedner als Heldring vangen hun arbeid
bij het kind aan, hetzij dit van de straat
of uit de gevangenis komt.
Het kind heeft aller belangstelling.
De zorg voor het kind is als de steen die
in het water valt, de kringen breiden zich
uit en men beschouwt dit niet slechts als
een verschijnsel, maar leest in die zich
wijdende kringen een roeping, ziet daarin
'in taak.
Zoo sticht Wichern aijn Rauhe Haus,
Fliedner zijn Diaconessenhuis, Heldring rij-J
Steenbeek; zoo ook vangt Löhe in 1853 aan,
een vereeniging te stichten voor vrouwelijke
diaconie-arbeid.
Nu kan men mij wel verwijten, dat hier
mede deze gewichtige zaak ietwat simnel
wordt voorgesteld en ik zal de laatste zijn,
dit tegen te spreken. Kier wordt in dit
artikel ook niet een geschiedenis geschreven
ook niet al behoort de persoon, waarover
word» geschreven' reeds tot de geschiedenis.
Lóhe zelf heeft over de stichting van dese
Vereeniging voor Vrouwelijke diaconie*
mededeelingen gedaan en ook deze dragen,