LANDELIJK SCHOON OP IJSELMONDE MET DE „FRINTOS" NAAR ATHENE Oude Hofsteden en Kasteelen De heer J. Verheul D.zn, die als archi tect een open oog toont te hebben voor de primitieve bouwkunst der oude boerderijen in de omgeving van Rotterdam, van welke sympathie hij in een reeks teckeningen en geschriften herhaaldelijk op een zeer te waardeeren wijze getuigenis aflegde, heeft thans een fraai geïllustreerd geschrift het licht doen zien, gewijd aan „Pernis, Hoog vliet, Poortugaal en Rlioon, alsmede aan de crdAvenen en bestaande merkwaardigheden in het Westelijk gedeelte van het eilapd IJsselmonde". Ook in dit nieuwe werkje toont hij zich weder dezelfde onverdroten wandelaar en speurder die niet slechts weet te genieten van het aanwezige landelijke schoon, doch die tevens met geduld en speur zin vermag door te dringen, in wat tei plaatse eenmaal aan merkwaardigs geweest is Daarom is lectuur als deze niet alleen belangwekkend, doch tevens leerzaam. Im mers, zij wekt belangstelling voor wat eigen land en naaste omgeving bieden, en leert, hoe men zich door aandacht en studie daar aan verbonden gaat gevoelen. In de omgeving van Poortugaal heeft schrijver bijvoorbeeld gespeurd naar de over blijfseler» van het eens zoo beroemde slot „Valckesteyn", dat in de jaren 1S261S2S is gesloopt. Eertijds groeiden midden in het weiland nog biezen en riet, wat duidde 09 plassen als overblijfselen van de oude slot gracht. „Thans", zoo verhaalt de heer Ver heul, „is ook dit niet meer waar te nemen, daar deze poelen met grond zijn aangevuld Het stuk grond, dat door de grachten om sloten was en dat de juiste plaats van het slot is, geeft nog ee%igc terreinverhooging te zien, waarin vermoedelijk nog oude fun damenten van het eertijds zoo machtige slot verborgen liggen. Valckesteyn, dat een allodiaal goed was. is volgens overlevering in het begin der lie eeuw gesticht door een ouderen tak van het geslacibt der machtige heeren Van Putten, tot verblijf der graven van Holland heeft gediend, wanneer zij in deze omgeving te: valkenjacht togen. De laatste eigenaar was de schout van Poortugaal, Pieter Johan Tvke wiens nabestaanden het slot voor afbraak verkochten aan eenen Sablee te Haarlem, die het in 18261828 liet sloopen. Verschil lende gebouwen en schuren zijn in don wij den omtrek nog gedeeltelijk opgetrokken van de na de afbraak overgebleven reuzen moppen. Tn Maart 1927 werd bij het graven van een sloot op het terreii> van het voormalig slot een zandsteenen gevelsteen gevonden met het opschrift: „Juva conatus meos Jehova" hetwelk vertaald luidt: „Heere, help mijne pogingen". Het steentje wordt bij den burgemeester van Poortugaal zorgvuldig bewaard. Mis schien zouden door onderzoek van de oude fundamenten nog meer gegevens aan het licht gebracht kunnen worden, die in den grond verborgen zijn". Weet de heer Verheul zoo een heel brok historie te evoceeren, ook de natuur, het landschap en die daarin wonen, hebben zijn liefdevolle aandacht. Lees slechts zijn be schrijving van de Essendijk en van de boe renhofstede „Portlandt". „Het Rhoonsclie veer verlaten wij nu langs dén. langen Essendijk, een oude, zware ri vierwat erkeering, welke tot omstreeks het midden van de 17e eeuw dienst deed, waar na nieuwe polders aan de buitenzijde ont stonden. Het uitzicht, dat wij van dezen met jonge boomen beplanten dijk aan beide zijden te genieten krijgen, is weer op een echt Hol landsch polderlandschap. Wij verlustigen ons op dezen dijk, waar het door het wei nige verkeer vrij eenzaam is, in den aanblik op de mooi beplante bermen en op de uit gestrekte, vruchtbare bouw- en weilanden, die aan de buitenzijde door den hoogen, jon geren rivierdijk worden omsloten, waarbo- De boerenhofstede Portlandt" te Rhoon, De boerenhofstede De Oude Stee" aan de Roozand- schedijk te Pernis. en vertoonde vrijwel dezelfde bouworde als het slot. Ie Geervliet, dat vermoedelijk iets ouder zal geweest zijn. De. hier. nevensgaande afbeelding is ge maakt naar een achttiend' eeuwsche koper gravure voorkomend in „Het verheerlijkt Nederland", van Isaac Tirion. Zij geeft even als het slot te Geervliet den bouwstijl te zien van het einde der 16e, begin 17e eeuw. Het in de 1-ie eeuw gestichte slot zal er zeker robuster en krachtiger uitgezien hebben, want het stond door zijn zware, dikke muren als een onneembare sterkte bekend. Het heeft dan ook verschillende belegeringen doorstaan, vooral ten tijde van de Hoeksche en Kabeliauwsche twisten. Later, in rustiger tijden, zal het meer dan eens verbouwd en opgeknppt zijn, voorname lijk in Tiet genre, zooals Tirion het hier af beeldde. Hèt slot had toen aan de oostzijde twee zware ronde wachttorens, waarvan de links gelegene door middel van een lager zijge bouw \erbinding had met het hooge hoofd gebouw, waaruit een vierkantig torentje om lioog ging. De rechter toren had door middel v an een lageren doorgang o.f galerij langs de zware afsluitmuren, verbinding met het hoofdgebouw en het zijgebouw De toegang naar den vrij eenvoudigen hoofdingang van het slot was door een laag poortgebouw, de zg. voorpoort, waarnaar een breede prij weg voerde over een groote hou ten valbrug, die over de slotgracht was ge legen. Door dien lioofdtoegang kwam men op een open binnenhof, waaraan de verschil lende gehouwen grensden. Ter linkerzijde van het slot waren de boer 'derij en de stallen gelegen en de verdere bij- behoórende gronden. Het geheel had, door ziin grondvorm, door zijn afwisselende hooge daken, door zijn to rens, niet alleen een mooi silhouet, maar ook een bijzonder voornaam karakter. Zeer te betreuren is het, dat zooicts gesloopt is geworden. Het slot 1?, na de heeren Van Putfen, !n het bezit van verschillende aanzienlijke ge slachten gékomen. Men beweert ook, dat het ven zich, ln het verre versdhiet, de teere touren van het Overmaassche gebied, (Beyer land en Hoeksche Waard, met de dorpen Oud-Beverland en Heinenoord) tegen de machtige wolkenlucht, scherp afteekenen. Een heerlijk natuurtafereel, dat mij steeds boeide, wanneer ik in. deze streek verzeild raakte. De Essendijk, die tot aan de buurtschap „Oude Koedood" zeer schaarsch is bebouwd, begint zich pas op een afstand van ruim 2 K.M. van het Rhoonsdheveer, alwaar Molenpoldersche Zeedijk op dezen dijk aan sluit, in zijn ware, oude gedaante te vertoo- nen. Hier laten de breede dijkbermen een beplanting zien, die werkelijk eenig is. De zeer zware, hoog opgaande iepebooinen, die den dijk met de volle bladerkruinen over-1 huiven en den loop van den weg in al zijn bochten reeds van verre aanduiden, geven aan dezen belangrijken, beschaduwden weg een voornaam en statig karakter. De kruinen der boomen, die zich geheel naar elkander toebuigen,, vormen als het ware een majestueus gewelf van groen over den weg. Over een afstand van ongeveer 1 K.M. houdt deze oude, monumentale beplanting weer op. Wij gaan op die hoogte rechtsaf den lager gelegen Veenveg op, die na den eveneens mooi begroeiden Molenpoldersche Zeedijk gekruist te hebben, als een rechte weg doorloopt naar de Oude Maas, waar het pontveer van Rhoon op Goidschalxoord ge legen is, waarvan vroeger zeer druk gebruik gemaakt werd,, doch dat door de brug bij Barendrecht veel van zijn waarde heeft in geboet. Bij dit veer kan men genieten van een gezicht op de Oude Maas, dat werkelijk prachtig is. Aan het. begin van dezen Veerweg ligt op D No. 68 de zeer groote, aantrekkelijke hof stede „Portlandt". Deze uit royale beurs solide gebouwde hof stede, maakt uitgezonderd enkele kleine wo ninkjes, de eenige bebouwing uit van den Portlandschepolder, die door den vroegeren eigenaar. Willem Gustaaf Frederik Bentinck heer van Rhoon en Pendrecht, tusschen de jaren 1770—1780 ingepolderd is. Deze liet in 1803 de groote boerenhofstede „Portlandt' bouwen. Zoowel polder als boerderij zijn grnoemd naar den eersten eigenaar, Hans Willem Bentinek tot Diepenbeek, heer van Driiume- lcn, graaf van Portland, een oud, beproefd en toegewijd vriend van prins Willem III, den Stadhouder-Koning. Bentinck had de heerlijkheid Rhoon en Pendrecht in 1682 van Pieter van Duiveland van Rhoon gekocht Een gevelsteentje in den noordelijken zij gevel van het woonhuis vermeldt, dat de e ste«m gelegd is op den len April 1803 door ..Jaapjc A. van Gend", terwijl een groo- 1 a mie ren steen in den voorgevel den huisnaam „Portland" aangeeft. Deze hofstede prijkt door haar forsche, in drukwekkende afmetingen in de uitgestrekt heid van den Portlandschepolder als een baken in zee. Van heel ver is zij reeds zicht baar en hoe dichter men haar nadert, hoe meer men zich verbaast .over de belangrijke afmetingen. Wat grondvorm en bouworde aangaat, is zij sterk verwant aan het Oud- Friesche boerentype, daar het hooge woon huis in het verlengde van de groote schuur is gebouwd, welke door haar grootere breed* an de rechterzijde een flink stuk naast het woonhuis uitspringt In dit uitspringen de gedeelte is, precies als bij de Friesdhe boerderij, de breede hooge schuuringang met de groote in drieën gedeelde deuren legen. De schuur dient voor berging van landbouwproducten, stalling van vee en paarden en heeft een grooten dorschvloer. Daar de hooiberging eveneens in de schuur1 plaats heeft, mist men ook bij deze hoeve {le vrijstaande hooibergen. De gevels van de woning, die in grijs-gele baksteen zijn opgetrokken, laten speciaal aan den voorgevel een regelmatige, mooie onderverdeeling van deuren en vensters zien, welke door strekken in roode baksteen zijn afgesloten, wat niet de klimopbegroeiing het geheel opvroolijkt. De door tusschendorpels in tweeën gedeel de zoldervensters hebben een kleine ruitver- deeling en worden aan de onderzijde door schutluiken gesloten, een sprekend detail uit den stichtingstijd van deze hoeve. De woonhuisingang, die in de as van den voorgevel is gelegen, heeft een flinke hard- steenen buitenstoep en wordt door twee vlak achter elkaar liggende afzonderlijke deuren gesloten Boven dezen ingang ligt de korenzolderdeur, die op den graanzolder uitkomt en dient voor het in en uitbrengen van het graan. Een krachtig, goed onderhouden rieten dak, dat aan de voorzijde boven den punt gevel een klein wolfeind bezit, beschut hef woonhuis. Buitengewoon domineerend en machtig is de achterliggende schuur, die door haar omvang zich uitstekend leent voor een groot gemengd bedrijf, met welke bedoeling deze hofstede dan ook gesticht is. De schuur heeft lagere zijmuren dan het woonhuis, doch komt in nokhoogte er ver boven uit, waardoor het rieten schuurdak enorme afmetingen verkreeg en overweldi gend aandoet Het inwendige van het woonhuis is ruini, terwijl de kamers vrij hoog boven het erf liggen. Een dezer kamers is geheel betegeld en met enkele kleine versierde tableaux van weinig aanbelang bezet. Aan de noordzijde is een groote kelder onder de daar aanwe zige vertrekken aangebracht De hofstede is door een korte oprijlaan met den Veerweg verbonden en hééft verder een bekoorlijke, passende boombeplanting. Een aan de linkerzijde gelegen ruime boom gaard grenst aan den nabijgelegen Molen poldersche Zeedijk, welke beplanting de om geving van dit groote gedoe op juiste wijze aanvult en beheerscht. Ook de stijl van deze goed onderhouden hofstede past opmerkelijk goed bij de omge ving, waardoor een harmonie ontstond die ln de stilte en wijdheid van dezen vrij een zaam gelegen polder weldadig aandoet." Een beschrijving als deze toont ons den auteur ten voeten uit: de architect met lief de en aandacht voor elk technisch onderdeel an een behuizing, langs welke zijn weg oert, en de mensch met een wanne gene genheid en een geoefend oog voor het r telijk schoon van het Hollaridschc land schap. Nog een enkel fragment willen wij aan dit mooie werkje ontleenen, en wel de beschrij ving van het kasteel van Rhoon. Zijn gewoon te getrouw begint de heer Verheul met ons een blik in de historie te laten slaan, op- De voorzijde van het kasteel Rhoon, Het verdwenen Slot Valckesteynte Poor luqa/il, zooals het er omstreeks 1750 uitzag. genwoordigen hoofdvorm gekregen. In het begin der 19e eeuw zijn nog enkele details gewijzigd, waarbij de kruisramen in schuiframen veranderd zijn en de hoofdin gang van de tegenwoordige omtimimering voorzien werd. Het geslacht van de heeren van Rhoon, be gint met Pieter van Duiveland, die in 1199 door graaf Dirk VII met een leengoed be giftigd werd, zijnde een pla/at in de Maas. die door genoemden Pieter werd bedijkt en waarop hij het eerste slot liet bouwen, „Rho- den" genaamd. In 1421 is dit slot bij de twee de St Elizabethsvloed geheel verwoest, waar bij ook vele dorpen met hun duizenden be- De Roozandseh dijk nabij Perni dat wij uit den oorsprong en de ontwikke lingsgeschiedenis hetgeen wat thans voor oogen is beter en juister zouden kunnen vaardeeren. ,,Dit bijzondere bouwwerk", zoo zegt hij, .dateert uit 1433, en is gesticht door Pieter an Duiveland, heer van Rhoon. Het is in -1598,:blijkens een gevelsteentje boven. den. hoofdingang, aanmerkelijk verbouwd en vergroot, waarbij gedeelten van oude muur werken van het in 1433 gebouwde slot ge bruikt zijn. Toen heeft het kasteel zijn te- woners verzwolgen werden en waardoor o.m. de groote waterplas de Biesbosch ontstond, die men nu weer voor v/prkverschaffing gedeeltelijk aan 't droogleggen is. In een nog bestaande Waal, g?legen ach ter den tegenwoordigen kweektuin, die aan de oostzijde aan het bosch grenst., wijst men de plaats aan waar, voor de Elizabethsvloed zijn vernielend werk heeft verricht, het eer stë slórhééft gestaan. Kort daarna is in 1433 het tegenwoordige kasteei in eenvoudigen vorm gesticht, dat later, als morhoven is gezegd, uitgebreid is geworden en meermalen verbouwd. In het jaar 1682 werd de heerlijkheid Rhoon met de heerlijkheid Pendrecht ver kocht aan Hans Willem Bentinck to.t Die- penheim, heer van Drimmelen, graaf varf Portland en vertrouweling van prins Wil lem III. Het kasteel, zooals het zich thans voor doet, is sinds langen tijd geen verblijfplaats meer van een der bezittere van de heerlijk heid; slechts een huisbewaarder bewoont er een gedeelte van, dat aan de achterzijde op dc slotgracht uitziet. De gevels van het kasteel, welke een zeer eenvoudige, rustige raamverdeeling bezitten, die in harmonie is met het geheel, eindigen aan de voorzijde in drie puntgevels, waarvan de twee eerste aan de binnenzijde gedeeltelijk zijn dichtge bouwd, om het opgaande, achtkantige to rentje te dragen, dat gedeeltelijk buiten den voorgevel uitspringt en, ver boven de punt gevels oprijzende, door een fijne torensptis wordt bekroond, welke eindigt in een ge smede windvaan. Onder de vertrekken zijn slechts merk waardig de ruime hal met de zware eiken houten 17e eeuwsche hoofdtrap, de groote zaal eertijds de Crimineele Vierschaar waarin de vergaderingen van baljuw eni leenmannen gehouden werden, en de typi sche oude keukeninrichting, met de groote schouw, waarvan het lijstwerk versierd is met fronton en groot wapenschild met de door elkander gevlochten letters V.P.E.R, Een van de torens diende ook als gevange nis, terwijl in een der vele kelders ook nog een kerker was gemetseld. Enkele ven sters van de groote zaal zijn voorzien van,' gebrandschilderde wapens van de gemalin nen van verschillende heeren van Rhoon, In een der nevenvertrekken hangt een groot schilderij met de beeltenis van Hans Wil lem Bentinck, graaf van Portland". Wij hebben hier slechts een greep gedaan' uit den rijken inhoud van dit mooie, zorg vuldig samengestelde werkje. Moge da auteur nog lang voortgaan, de schoonheid van de omgeving van Rotterdam, zoowel in natuur als bouwkunst, verder te ontdek ken, en op een wijze als deze ons allen vani I zijn oogenbuit te laten meegenieten. De „Postjagers te voet" Een week geleden publiceerden wij een ge deelte uit het reisverhaal van, de Bussu- mers Greidanus en v. Heyningen, die als „postjagers te voet" de reis naar In- dië maken. Jn wat thans volgt beschrijft eerstgenoem de hoe het traject Brindisi—Athene werd afgelegd: Daar bet immers onze bedoeling is, de reis zooveel mogelijk over land te maken, lag 't meer in onze lijn van Bari in Zuid- Italiê over te steken naar Albanië. De af stand over zee is zeer gering. Bij informatie bleek echter, dat voor Al banië een kostbaar visum vereischt is, waar door het geraden was dat land te omzeilen en ons naar Brindisi te begeven, vanwaar het verkeer met Piraeus, de haven van Athene regelmatig onderhouden wordt door twee maatschappijen, een Italiaansche en een Grieksche. Beide varen met vrij kleine booten, de Italiaansche met nieuwe van mo derne gemakken voorzien en de Grieksche met stoomere van gemiddeld veertig jaar oud. Dit verschil, uit zioh dan ook zeer sterk in den prijs, die voor de eerstgenoemde tweemaal zoo hoog is. Tevens doen ook buitenlandsche booten deze havens onregel matig aan en is het waarschijnlijk mogelijk, indien het vrachfibooten zijn, daarmee mét een beetje handigheid goedkooper den over tocht te maken. Bij aankomst in Brindisi was er echter geen enkele aanwezig en werd er ook geen enkele venvacht. Daar ter, plaatse beschikten we niet over een goede kennis, bij wie we onbeperkten tijd door konden brengen om op een gunstiger gele genheid te wachten en we waren alzoo aan gewezen op de „Griek", die den volgenden middag om 5 uur af zou varen. Evenals tegenwoordig op de Hollandsche booten is het ook hier onmogelijk als „wer kend passagier" over te varen, zoodat er niets anders op zat dan per goedkoopste klasse de reis te maken. Wij hadden gedacht tot Korfu mee te gaan om van daar uit over land Athene te berei ken De passagekosten daarheen of tot Pi raeus, toch een heel verschil in afstand, ontloopen elkander echter zoo weinig, dat het veel verstandiger was en ook voorrieeli- ger, direct naar laatstgenoemde plaats te gaan, wat we dan ook gedaan hebben. Ons schip, de „Frintos" bleek een halve eeuw oude ongeveer drieduizend ton meten- de vrachtboot met passagiersaccomodatie te zijn en derde klasse daarop te reizen, wilde zeggen, dat men zich op of onder het dek op kon houden. Vooral deze laatste verblijf- jdaats is een nadere beschouwing waard. Zij bevond zich boven het achterruim, om sloten door de machinekamer, keuken, eet kamer en hutten der bemanning; daardoor vertsoken van patrijspoorten en voortdu rend in schemerduister gehuld. Voor ver- sche lucht werd gezorgd door de openstaan de toegang tot het dek, hetgeen voortdurend een fiksche tocht veroorzaakte. Bovendien scheen zij zoo nu en dan als bergplaats o.a. voor steenkool gebruikt te worden, zoodat het er een grenzeloos vieze beweging was. Ten gerieve vian de passagiers, die hier moes ten huizen, waren ccnige houten platforms op ongeveer een meter hoogte aangebracht, w aarop zij, indien zij niet op den vloer w'il- den liggen, hun vermoeide ledematen uit konden strekken. Eenige gemakken in den vorm van kribben, banken, stoelen of tafels waren niet aanwezig; er zou trouwens ook geen plaats voor zijn geweest Daar het reeds bij afvaart flink woei en onaangenaam koud was, bleek het onmoge lijk voortdurend aan dek te vertoeven en was 't verblijf daar beneden dus niet te vermij den. Tot ons geluk waren er zeer weinig medepassagiers zoodat we het beste en minst vuile plaatsje uit konden zoeken om ons met onze. bagage te installeeren. De voortdurende tocht, de onsmakelijke vuilheid en de warm vette machinekamer lucht waren hoogst onaangenaam. Niettemin brachten we den nacht meer slapend dan wakend door, zoodat we niet mochten klagen. Dien ochtend vroeg om 4 uur lieten we het anker vallen op de rcede van Korfu, waar echter niet eerder met laden kon wor den begonnen dan acht uur, daar er een te hooge zee stond. Het aantal passagiers, dat we hier aan boord kregen, was zeer groot en bestond voor een gedeelte uit varkens, die tot onze groote verbazing in onze verblijfplaats on der dc réeds genoemde plankiers werden opgeborgen. Het gevolg was, dat het, zoo vlak boven deze viervoeters, in zeer korten tijd niet meer uit te houden was en wij snel den aftocht bliezen naar den verst verwij derden hoek. Grieken echter schijnen deze lucht zeer goed te kunnen verdragen, ïerv minste even later was ons zoo juist .verlak ten plaatsje weer dicht bezet» Daar de overtocht volgens zeggen zes en dertig uren zou duren, hadden wij slechta j droog brood en eenige sinaasappels meege- j nomen, welke voeding op den duur niet al te smakelijk bleek te zijn, zoodat we onzg j aandacht wat meer zijn gaan wijden aan de keuken en haar personeel. Reeds den vorigen avond had de lucht daaruit verleidelijk onze reukorganen ge prikkeld, wat ons deed besluiten ons door middel van een puntige stok via een lucht- ververschings-opening een malsch kippen* boutje toe te eigenen. Toen we echter een dergelijk werktuig gevonden hadden en met de uitvoering van ons plan een begin wilden maken, bleken de boutjes juist bui ten ons bereik te zijn geplaatst Wel jam mer, daar er niemand aanwezig was om ons gade te slaan. Er restte ons niets anders dan de koks tot vrijgevigheid te be* wegen. En de aanhouder won. Het resul taat vvaè: eenige smakelijke balletjes ge- hakt, versch brood, een gebakken vischjtl en een paar gestolen tomaten, werkelijk een zeer aangename afwisseling. Na een achturig oponthoud te Korfu, waar het niet mogelijk was geweest aan land te gaan, daar we niet aan de kade ge meerd lagen, lichtten we het anker en voe* ren verder. Het weer dat 's ochtends eenigs- zins was opgeklaard, werd tegen den mid dag weer slechter. Ook de wind begon flink op te steken, waardoor de meeste passa giers zich niet erg lekker meer voelden. Voor ons echter had het weer zijn voordee- len, daar we nu een Fransch sprekenden Albanees die hierdoor een groot teveel aan orood, kaas en worst had gekregen, een handje konden helpen om van die onaan* gename voorraden af te komen. We deden dat zelfs zoo grondig, dat de arme man den volgenden morgen, toen hij zich weer wat beter gevoelde, zich genoodzaakt zag een nieuw brood aan te schaffen. Te Patras hadden we den volgenden mor gen een oponthoud, dat gelukkig van 'kor ten duur was. Ondertusschen was het be ginnen te sneeuwen en de temperatuur nog eenige graden gedaald, zoodat de mogelijk heid van tijd tot tijd even aan dek te klim men en wat frissche lucht te happen en da beenen eens te strekken, ons ook ontnomen was, wilden we niet kletsnat terugkomen. Door de ontdekking echter, dat het niet on verstandig was goede maatjes met de koks te blijven, met jvie we heele gesprekken in gebroken Fransch-Italiaansch hielden, voel den we dit gemis niet zoo erg. Na tegen elf uur het kanaal van Korinthe te zijn gepasseerd, kregen we tegen half twee 's middags Piraeus, de haven van Athene, in zicht en lagen we korten tijd later aan den wal gemeerd. Beiden hadden we geen spijt de „Frintos" te kunnen verlaten. Aan loopen went men, maar zoo'n overtocht is vreeseljjk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 10