LANDELIJK SCHOON
OP IJSELMONDE
MET DE „FRINTOS"
NAAR ATHENE
Oude Hofsteden en Kasteelen
De heer J. Verheul D.zn, die als archi
tect een open oog toont te hebben voor de
primitieve bouwkunst der oude boerderijen
in de omgeving van Rotterdam, van welke
sympathie hij in een reeks teckeningen en
geschriften herhaaldelijk op een zeer te
waardeeren wijze getuigenis aflegde, heeft
thans een fraai geïllustreerd geschrift het
licht doen zien, gewijd aan „Pernis, Hoog
vliet, Poortugaal en Rlioon, alsmede aan de
crdAvenen en bestaande merkwaardigheden
in het Westelijk gedeelte van het eilapd
IJsselmonde". Ook in dit nieuwe werkje
toont hij zich weder dezelfde onverdroten
wandelaar en speurder die niet slechts weet
te genieten van het aanwezige landelijke
schoon, doch die tevens met geduld en speur
zin vermag door te dringen, in wat tei
plaatse eenmaal aan merkwaardigs geweest
is Daarom is lectuur als deze niet alleen
belangwekkend, doch tevens leerzaam. Im
mers, zij wekt belangstelling voor wat eigen
land en naaste omgeving bieden, en leert,
hoe men zich door aandacht en studie daar
aan verbonden gaat gevoelen.
In de omgeving van Poortugaal heeft
schrijver bijvoorbeeld gespeurd naar de over
blijfseler» van het eens zoo beroemde slot
„Valckesteyn", dat in de jaren 1S261S2S is
gesloopt. Eertijds groeiden midden in het
weiland nog biezen en riet, wat duidde 09
plassen als overblijfselen van de oude slot
gracht. „Thans", zoo verhaalt de heer Ver
heul, „is ook dit niet meer waar te nemen,
daar deze poelen met grond zijn aangevuld
Het stuk grond, dat door de grachten om
sloten was en dat de juiste plaats van het
slot is, geeft nog ee%igc terreinverhooging
te zien, waarin vermoedelijk nog oude fun
damenten van het eertijds zoo machtige slot
verborgen liggen.
Valckesteyn, dat een allodiaal goed was.
is volgens overlevering in het begin der lie
eeuw gesticht door een ouderen tak van het
geslacibt der machtige heeren Van Putten,
tot verblijf der graven van Holland heeft
gediend, wanneer zij in deze omgeving te:
valkenjacht togen. De laatste eigenaar was
de schout van Poortugaal, Pieter Johan Tvke
wiens nabestaanden het slot voor afbraak
verkochten aan eenen Sablee te Haarlem,
die het in 18261828 liet sloopen. Verschil
lende gebouwen en schuren zijn in don wij
den omtrek nog gedeeltelijk opgetrokken
van de na de afbraak overgebleven reuzen
moppen.
Tn Maart 1927 werd bij het graven van een
sloot op het terreii> van het voormalig slot
een zandsteenen gevelsteen gevonden met
het opschrift: „Juva conatus meos Jehova"
hetwelk vertaald luidt: „Heere, help mijne
pogingen".
Het steentje wordt bij den burgemeester
van Poortugaal zorgvuldig bewaard. Mis
schien zouden door onderzoek van de oude
fundamenten nog meer gegevens aan het
licht gebracht kunnen worden, die in den
grond verborgen zijn".
Weet de heer Verheul zoo een heel brok
historie te evoceeren, ook de natuur, het
landschap en die daarin wonen, hebben zijn
liefdevolle aandacht. Lees slechts zijn be
schrijving van de Essendijk en van de boe
renhofstede „Portlandt".
„Het Rhoonsclie veer verlaten wij nu langs
dén. langen Essendijk, een oude, zware ri
vierwat erkeering, welke tot omstreeks het
midden van de 17e eeuw dienst deed, waar
na nieuwe polders aan de buitenzijde ont
stonden.
Het uitzicht, dat wij van dezen met jonge
boomen beplanten dijk aan beide zijden te
genieten krijgen, is weer op een echt Hol
landsch polderlandschap. Wij verlustigen
ons op dezen dijk, waar het door het wei
nige verkeer vrij eenzaam is, in den aanblik
op de mooi beplante bermen en op de uit
gestrekte, vruchtbare bouw- en weilanden,
die aan de buitenzijde door den hoogen, jon
geren rivierdijk worden omsloten, waarbo-
De boerenhofstede
Portlandt" te
Rhoon,
De boerenhofstede
De Oude Stee"
aan de Roozand-
schedijk te Pernis.
en vertoonde vrijwel dezelfde bouworde als
het slot. Ie Geervliet, dat vermoedelijk iets
ouder zal geweest zijn.
De. hier. nevensgaande afbeelding is ge
maakt naar een achttiend' eeuwsche koper
gravure voorkomend in „Het verheerlijkt
Nederland", van Isaac Tirion. Zij geeft even
als het slot te Geervliet den bouwstijl te zien
van het einde der 16e, begin 17e eeuw. Het
in de 1-ie eeuw gestichte slot zal er zeker
robuster en krachtiger uitgezien hebben,
want het stond door zijn zware, dikke muren
als een onneembare sterkte bekend. Het
heeft dan ook verschillende belegeringen
doorstaan, vooral ten tijde van de Hoeksche
en Kabeliauwsche twisten.
Later, in rustiger tijden, zal het meer dan
eens verbouwd en opgeknppt zijn, voorname
lijk in Tiet genre, zooals Tirion het hier af
beeldde.
Hèt slot had toen aan de oostzijde twee
zware ronde wachttorens, waarvan de links
gelegene door middel van een lager zijge
bouw \erbinding had met het hooge hoofd
gebouw, waaruit een vierkantig torentje om
lioog ging. De rechter toren had door middel
v an een lageren doorgang o.f galerij langs
de zware afsluitmuren, verbinding met het
hoofdgebouw en het zijgebouw
De toegang naar den vrij eenvoudigen
hoofdingang van het slot was door een laag
poortgebouw, de zg. voorpoort, waarnaar een
breede prij weg voerde over een groote hou
ten valbrug, die over de slotgracht was ge
legen. Door dien lioofdtoegang kwam men
op een open binnenhof, waaraan de verschil
lende gehouwen grensden.
Ter linkerzijde van het slot waren de boer
'derij en de stallen gelegen en de verdere bij-
behoórende gronden.
Het geheel had, door ziin grondvorm, door
zijn afwisselende hooge daken, door zijn to
rens, niet alleen een mooi silhouet, maar
ook een bijzonder voornaam karakter. Zeer
te betreuren is het, dat zooicts gesloopt is
geworden.
Het slot 1?, na de heeren Van Putfen, !n
het bezit van verschillende aanzienlijke ge
slachten gékomen. Men beweert ook, dat het
ven zich, ln het verre versdhiet, de teere
touren van het Overmaassche gebied, (Beyer
land en Hoeksche Waard, met de dorpen
Oud-Beverland en Heinenoord) tegen de
machtige wolkenlucht, scherp afteekenen.
Een heerlijk natuurtafereel, dat mij steeds
boeide, wanneer ik in. deze streek verzeild
raakte.
De Essendijk, die tot aan de buurtschap
„Oude Koedood" zeer schaarsch is bebouwd,
begint zich pas op een afstand van ruim 2
K.M. van het Rhoonsdheveer, alwaar
Molenpoldersche Zeedijk op dezen dijk aan
sluit, in zijn ware, oude gedaante te vertoo-
nen. Hier laten de breede dijkbermen een
beplanting zien, die werkelijk eenig is. De
zeer zware, hoog opgaande iepebooinen, die
den dijk met de volle bladerkruinen over-1
huiven en den loop van den weg in al zijn
bochten reeds van verre aanduiden, geven
aan dezen belangrijken, beschaduwden weg
een voornaam en statig karakter.
De kruinen der boomen, die zich geheel
naar elkander toebuigen,, vormen als het
ware een majestueus gewelf van groen over
den weg.
Over een afstand van ongeveer 1 K.M.
houdt deze oude, monumentale beplanting
weer op. Wij gaan op die hoogte rechtsaf
den lager gelegen Veenveg op, die na den
eveneens mooi begroeiden Molenpoldersche
Zeedijk gekruist te hebben, als een rechte
weg doorloopt naar de Oude Maas, waar het
pontveer van Rhoon op Goidschalxoord ge
legen is, waarvan vroeger zeer druk gebruik
gemaakt werd,, doch dat door de brug bij
Barendrecht veel van zijn waarde heeft in
geboet. Bij dit veer kan men genieten van
een gezicht op de Oude Maas, dat werkelijk
prachtig is.
Aan het. begin van dezen Veerweg ligt op
D No. 68 de zeer groote, aantrekkelijke hof
stede „Portlandt".
Deze uit royale beurs solide gebouwde hof
stede, maakt uitgezonderd enkele kleine wo
ninkjes, de eenige bebouwing uit van den
Portlandschepolder, die door den vroegeren
eigenaar. Willem Gustaaf Frederik Bentinck
heer van Rhoon en Pendrecht, tusschen de
jaren 1770—1780 ingepolderd is. Deze liet in
1803 de groote boerenhofstede „Portlandt'
bouwen.
Zoowel polder als boerderij zijn grnoemd
naar den eersten eigenaar, Hans Willem
Bentinek tot Diepenbeek, heer van Driiume-
lcn, graaf van Portland, een oud, beproefd
en toegewijd vriend van prins Willem III,
den Stadhouder-Koning. Bentinck had de
heerlijkheid Rhoon en Pendrecht in 1682 van
Pieter van Duiveland van Rhoon gekocht
Een gevelsteentje in den noordelijken zij
gevel van het woonhuis vermeldt, dat de
e ste«m gelegd is op den len April 1803
door ..Jaapjc A. van Gend", terwijl een groo-
1 a mie ren steen in den voorgevel den
huisnaam „Portland" aangeeft.
Deze hofstede prijkt door haar forsche, in
drukwekkende afmetingen in de uitgestrekt
heid van den Portlandschepolder als een
baken in zee. Van heel ver is zij reeds zicht
baar en hoe dichter men haar nadert, hoe
meer men zich verbaast .over de belangrijke
afmetingen. Wat grondvorm en bouworde
aangaat, is zij sterk verwant aan het Oud-
Friesche boerentype, daar het hooge woon
huis in het verlengde van de groote schuur
is gebouwd, welke door haar grootere breed*
an de rechterzijde een flink stuk naast
het woonhuis uitspringt In dit uitspringen
de gedeelte is, precies als bij de Friesdhe
boerderij, de breede hooge schuuringang
met de groote in drieën gedeelde deuren
legen. De schuur dient voor berging van
landbouwproducten, stalling van vee en
paarden en heeft een grooten dorschvloer.
Daar de hooiberging eveneens in de schuur1
plaats heeft, mist men ook bij deze hoeve {le
vrijstaande hooibergen.
De gevels van de woning, die in grijs-gele
baksteen zijn opgetrokken, laten speciaal
aan den voorgevel een regelmatige, mooie
onderverdeeling van deuren en vensters
zien, welke door strekken in roode baksteen
zijn afgesloten, wat niet de klimopbegroeiing
het geheel opvroolijkt.
De door tusschendorpels in tweeën gedeel
de zoldervensters hebben een kleine ruitver-
deeling en worden aan de onderzijde door
schutluiken gesloten, een sprekend detail
uit den stichtingstijd van deze hoeve.
De woonhuisingang, die in de as van den
voorgevel is gelegen, heeft een flinke hard-
steenen buitenstoep en wordt door twee
vlak achter elkaar liggende afzonderlijke
deuren gesloten Boven dezen ingang ligt de
korenzolderdeur, die op den graanzolder
uitkomt en dient voor het in en uitbrengen
van het graan.
Een krachtig, goed onderhouden rieten
dak, dat aan de voorzijde boven den punt
gevel een klein wolfeind bezit, beschut hef
woonhuis. Buitengewoon domineerend en
machtig is de achterliggende schuur, die
door haar omvang zich uitstekend leent
voor een groot gemengd bedrijf, met welke
bedoeling deze hofstede dan ook gesticht is.
De schuur heeft lagere zijmuren dan het
woonhuis, doch komt in nokhoogte er ver
boven uit, waardoor het rieten schuurdak
enorme afmetingen verkreeg en overweldi
gend aandoet
Het inwendige van het woonhuis is ruini,
terwijl de kamers vrij hoog boven het erf
liggen. Een dezer kamers is geheel betegeld
en met enkele kleine versierde tableaux van
weinig aanbelang bezet. Aan de noordzijde
is een groote kelder onder de daar aanwe
zige vertrekken aangebracht
De hofstede is door een korte oprijlaan
met den Veerweg verbonden en hééft verder
een bekoorlijke, passende boombeplanting.
Een aan de linkerzijde gelegen ruime boom
gaard grenst aan den nabijgelegen Molen
poldersche Zeedijk, welke beplanting de om
geving van dit groote gedoe op juiste wijze
aanvult en beheerscht.
Ook de stijl van deze goed onderhouden
hofstede past opmerkelijk goed bij de omge
ving, waardoor een harmonie ontstond die
ln de stilte en wijdheid van dezen vrij een
zaam gelegen polder weldadig aandoet."
Een beschrijving als deze toont ons den
auteur ten voeten uit: de architect met lief
de en aandacht voor elk technisch onderdeel
an een behuizing, langs welke zijn weg
oert, en de mensch met een wanne gene
genheid en een geoefend oog voor het r
telijk schoon van het Hollaridschc land
schap.
Nog een enkel fragment willen wij aan dit
mooie werkje ontleenen, en wel de beschrij
ving van het kasteel van Rhoon. Zijn gewoon
te getrouw begint de heer Verheul met ons
een blik in de historie te laten slaan, op-
De voorzijde van het kasteel Rhoon,
Het verdwenen Slot Valckesteynte Poor luqa/il, zooals het er omstreeks 1750 uitzag.
genwoordigen hoofdvorm gekregen.
In het begin der 19e eeuw zijn nog enkele
details gewijzigd, waarbij de kruisramen in
schuiframen veranderd zijn en de hoofdin
gang van de tegenwoordige omtimimering
voorzien werd.
Het geslacht van de heeren van Rhoon, be
gint met Pieter van Duiveland, die in 1199
door graaf Dirk VII met een leengoed be
giftigd werd, zijnde een pla/at in de Maas.
die door genoemden Pieter werd bedijkt en
waarop hij het eerste slot liet bouwen, „Rho-
den" genaamd. In 1421 is dit slot bij de twee
de St Elizabethsvloed geheel verwoest, waar
bij ook vele dorpen met hun duizenden be-
De Roozandseh
dijk nabij Perni
dat wij uit den oorsprong en de ontwikke
lingsgeschiedenis hetgeen wat thans voor
oogen is beter en juister zouden kunnen
vaardeeren.
,,Dit bijzondere bouwwerk", zoo zegt hij,
.dateert uit 1433, en is gesticht door Pieter
an Duiveland, heer van Rhoon. Het is in
-1598,:blijkens een gevelsteentje boven. den.
hoofdingang, aanmerkelijk verbouwd en
vergroot, waarbij gedeelten van oude muur
werken van het in 1433 gebouwde slot ge
bruikt zijn. Toen heeft het kasteel zijn te-
woners verzwolgen werden en waardoor o.m.
de groote waterplas de Biesbosch ontstond,
die men nu weer voor v/prkverschaffing
gedeeltelijk aan 't droogleggen is.
In een nog bestaande Waal, g?legen ach
ter den tegenwoordigen kweektuin, die aan
de oostzijde aan het bosch grenst., wijst men
de plaats aan waar, voor de Elizabethsvloed
zijn vernielend werk heeft verricht, het eer
stë slórhééft gestaan.
Kort daarna is in 1433 het tegenwoordige
kasteei in eenvoudigen vorm gesticht, dat
later, als morhoven is gezegd, uitgebreid is
geworden en meermalen verbouwd.
In het jaar 1682 werd de heerlijkheid
Rhoon met de heerlijkheid Pendrecht ver
kocht aan Hans Willem Bentinck to.t Die-
penheim, heer van Drimmelen, graaf varf
Portland en vertrouweling van prins Wil
lem III.
Het kasteel, zooals het zich thans voor
doet, is sinds langen tijd geen verblijfplaats
meer van een der bezittere van de heerlijk
heid; slechts een huisbewaarder bewoont er
een gedeelte van, dat aan de achterzijde
op dc slotgracht uitziet. De gevels van het
kasteel, welke een zeer eenvoudige, rustige
raamverdeeling bezitten, die in harmonie is
met het geheel, eindigen aan de voorzijde
in drie puntgevels, waarvan de twee eerste
aan de binnenzijde gedeeltelijk zijn dichtge
bouwd, om het opgaande, achtkantige to
rentje te dragen, dat gedeeltelijk buiten den
voorgevel uitspringt en, ver boven de punt
gevels oprijzende, door een fijne torensptis
wordt bekroond, welke eindigt in een ge
smede windvaan.
Onder de vertrekken zijn slechts merk
waardig de ruime hal met de zware eiken
houten 17e eeuwsche hoofdtrap, de groote
zaal eertijds de Crimineele Vierschaar
waarin de vergaderingen van baljuw eni
leenmannen gehouden werden, en de typi
sche oude keukeninrichting, met de groote
schouw, waarvan het lijstwerk versierd is
met fronton en groot wapenschild met de
door elkander gevlochten letters V.P.E.R,
Een van de torens diende ook als gevange
nis, terwijl in een der vele kelders ook nog
een kerker was gemetseld. Enkele ven
sters van de groote zaal zijn voorzien van,'
gebrandschilderde wapens van de gemalin
nen van verschillende heeren van Rhoon,
In een der nevenvertrekken hangt een groot
schilderij met de beeltenis van Hans Wil
lem Bentinck, graaf van Portland".
Wij hebben hier slechts een greep gedaan'
uit den rijken inhoud van dit mooie, zorg
vuldig samengestelde werkje. Moge da
auteur nog lang voortgaan, de schoonheid
van de omgeving van Rotterdam, zoowel
in natuur als bouwkunst, verder te ontdek
ken, en op een wijze als deze ons allen vani
I zijn oogenbuit te laten meegenieten.
De „Postjagers te voet"
Een week geleden publiceerden wij een ge
deelte uit het reisverhaal van, de Bussu-
mers Greidanus en v. Heyningen,
die als „postjagers te voet" de reis naar In-
dië maken.
Jn wat thans volgt beschrijft eerstgenoem
de hoe het traject Brindisi—Athene werd
afgelegd:
Daar bet immers onze bedoeling is, de
reis zooveel mogelijk over land te maken,
lag 't meer in onze lijn van Bari in Zuid-
Italiê over te steken naar Albanië. De af
stand over zee is zeer gering.
Bij informatie bleek echter, dat voor Al
banië een kostbaar visum vereischt is, waar
door het geraden was dat land te omzeilen
en ons naar Brindisi te begeven, vanwaar
het verkeer met Piraeus, de haven van
Athene regelmatig onderhouden wordt door
twee maatschappijen, een Italiaansche en
een Grieksche. Beide varen met vrij kleine
booten, de Italiaansche met nieuwe van mo
derne gemakken voorzien en de Grieksche
met stoomere van gemiddeld veertig jaar
oud. Dit verschil, uit zioh dan ook zeer sterk
in den prijs, die voor de eerstgenoemde
tweemaal zoo hoog is. Tevens doen ook
buitenlandsche booten deze havens onregel
matig aan en is het waarschijnlijk mogelijk,
indien het vrachfibooten zijn, daarmee mét
een beetje handigheid goedkooper den over
tocht te maken. Bij aankomst in Brindisi
was er echter geen enkele aanwezig en werd
er ook geen enkele venvacht. Daar ter,
plaatse beschikten we niet over een goede
kennis, bij wie we onbeperkten tijd door
konden brengen om op een gunstiger gele
genheid te wachten en we waren alzoo aan
gewezen op de „Griek", die den volgenden
middag om 5 uur af zou varen.
Evenals tegenwoordig op de Hollandsche
booten is het ook hier onmogelijk als „wer
kend passagier" over te varen, zoodat er
niets anders op zat dan per goedkoopste
klasse de reis te maken.
Wij hadden gedacht tot Korfu mee te gaan
om van daar uit over land Athene te berei
ken De passagekosten daarheen of tot Pi
raeus, toch een heel verschil in afstand,
ontloopen elkander echter zoo weinig, dat
het veel verstandiger was en ook voorrieeli-
ger, direct naar laatstgenoemde plaats te
gaan, wat we dan ook gedaan hebben.
Ons schip, de „Frintos" bleek een halve
eeuw oude ongeveer drieduizend ton meten-
de vrachtboot met passagiersaccomodatie te
zijn en derde klasse daarop te reizen, wilde
zeggen, dat men zich op of onder het dek
op kon houden. Vooral deze laatste verblijf-
jdaats is een nadere beschouwing waard.
Zij bevond zich boven het achterruim, om
sloten door de machinekamer, keuken, eet
kamer en hutten der bemanning; daardoor
vertsoken van patrijspoorten en voortdu
rend in schemerduister gehuld. Voor ver-
sche lucht werd gezorgd door de openstaan
de toegang tot het dek, hetgeen voortdurend
een fiksche tocht veroorzaakte. Bovendien
scheen zij zoo nu en dan als bergplaats o.a.
voor steenkool gebruikt te worden, zoodat
het er een grenzeloos vieze beweging was.
Ten gerieve vian de passagiers, die hier moes
ten huizen, waren ccnige houten platforms
op ongeveer een meter hoogte aangebracht,
w aarop zij, indien zij niet op den vloer w'il-
den liggen, hun vermoeide ledematen uit
konden strekken. Eenige gemakken in den
vorm van kribben, banken, stoelen of tafels
waren niet aanwezig; er zou trouwens ook
geen plaats voor zijn geweest
Daar het reeds bij afvaart flink woei en
onaangenaam koud was, bleek het onmoge
lijk voortdurend aan dek te vertoeven en was
't verblijf daar beneden dus niet te vermij
den. Tot ons geluk waren er zeer weinig
medepassagiers zoodat we het beste en
minst vuile plaatsje uit konden zoeken om
ons met onze. bagage te installeeren.
De voortdurende tocht, de onsmakelijke
vuilheid en de warm vette machinekamer
lucht waren hoogst onaangenaam. Niettemin
brachten we den nacht meer slapend dan
wakend door, zoodat we niet mochten
klagen.
Dien ochtend vroeg om 4 uur lieten we
het anker vallen op de rcede van Korfu,
waar echter niet eerder met laden kon wor
den begonnen dan acht uur, daar er een te
hooge zee stond.
Het aantal passagiers, dat we hier aan
boord kregen, was zeer groot en bestond
voor een gedeelte uit varkens, die tot onze
groote verbazing in onze verblijfplaats on
der dc réeds genoemde plankiers werden
opgeborgen. Het gevolg was, dat het, zoo
vlak boven deze viervoeters, in zeer korten
tijd niet meer uit te houden was en wij snel
den aftocht bliezen naar den verst verwij
derden hoek. Grieken echter schijnen deze
lucht zeer goed te kunnen verdragen, ïerv
minste even later was ons zoo juist .verlak
ten plaatsje weer dicht bezet»
Daar de overtocht volgens zeggen zes en
dertig uren zou duren, hadden wij slechta j
droog brood en eenige sinaasappels meege- j
nomen, welke voeding op den duur niet al
te smakelijk bleek te zijn, zoodat we onzg j
aandacht wat meer zijn gaan wijden aan
de keuken en haar personeel.
Reeds den vorigen avond had de lucht
daaruit verleidelijk onze reukorganen ge
prikkeld, wat ons deed besluiten ons door
middel van een puntige stok via een lucht-
ververschings-opening een malsch kippen*
boutje toe te eigenen. Toen we echter een
dergelijk werktuig gevonden hadden en
met de uitvoering van ons plan een begin
wilden maken, bleken de boutjes juist bui
ten ons bereik te zijn geplaatst Wel jam
mer, daar er niemand aanwezig was
om ons gade te slaan. Er restte ons niets
anders dan de koks tot vrijgevigheid te be*
wegen. En de aanhouder won. Het resul
taat vvaè: eenige smakelijke balletjes ge-
hakt, versch brood, een gebakken vischjtl
en een paar gestolen tomaten, werkelijk een
zeer aangename afwisseling.
Na een achturig oponthoud te Korfu,
waar het niet mogelijk was geweest aan
land te gaan, daar we niet aan de kade ge
meerd lagen, lichtten we het anker en voe*
ren verder. Het weer dat 's ochtends eenigs-
zins was opgeklaard, werd tegen den mid
dag weer slechter. Ook de wind begon flink
op te steken, waardoor de meeste passa
giers zich niet erg lekker meer voelden.
Voor ons echter had het weer zijn voordee-
len, daar we nu een Fransch sprekenden
Albanees die hierdoor een groot teveel aan
orood, kaas en worst had gekregen, een
handje konden helpen om van die onaan*
gename voorraden af te komen. We deden
dat zelfs zoo grondig, dat de arme man den
volgenden morgen, toen hij zich weer wat
beter gevoelde, zich genoodzaakt zag een
nieuw brood aan te schaffen.
Te Patras hadden we den volgenden mor
gen een oponthoud, dat gelukkig van 'kor
ten duur was. Ondertusschen was het be
ginnen te sneeuwen en de temperatuur nog
eenige graden gedaald, zoodat de mogelijk
heid van tijd tot tijd even aan dek te klim
men en wat frissche lucht te happen en da
beenen eens te strekken, ons ook ontnomen
was, wilden we niet kletsnat terugkomen.
Door de ontdekking echter, dat het niet on
verstandig was goede maatjes met de koks
te blijven, met jvie we heele gesprekken in
gebroken Fransch-Italiaansch hielden, voel
den we dit gemis niet zoo erg.
Na tegen elf uur het kanaal van Korinthe
te zijn gepasseerd, kregen we tegen half
twee 's middags Piraeus, de haven van
Athene, in zicht en lagen we korten tijd
later aan den wal gemeerd.
Beiden hadden we geen spijt de „Frintos"
te kunnen verlaten. Aan loopen went men,
maar zoo'n overtocht is vreeseljjk.