ÜAAP HOFMAN
MIJNWERKER IN LIMBURG
door
S. Williams
(Vervolg.)
Zoo zien ivij dus, dat het gebed voor de over-
Sedenen en dus ook het vagevuur 6teunt op bijbel
en de eerste christelijke tijden.
En die leer is ook de leer der algemeene mensch»
ïieid; zij steunt op een innerlijke en door de naen-
sohelijkc natuur ingegeven overtuiging," zoo be
ëindigt Jaap de voorlezing.
„Lees de teksten", zegt Toos. „Je zult zien, dat
't niet waar is".
Jaap doet het Toos geeft na het lezen van
elke tekst haar meening.
Hofman verbaast zich over de levendigheid
waarmee Toos haar oordeel geelt Hij vermoedt
niet, dat zij in beweging wordt gebracht door zorg
.voor zijn godsdienstig leven.
Samen spreken ze verder over hetzelfde. Toos
Vertelt, dat Paulus graag wilde sterven omdat bij
dan hij de Heere Jezus was. En beiden denkon
aan 's Heilands woord tot den moordenaar: „Heden
zult gij met mij In het paradijs zijn."
Zoo'n moordenaar zou volgens de leer der
roomsch-katholieken heel lang in 't vagevuur moe
ten zuchten.
Als Jaap beweert, dat er wel verbinding kan
fcijn tussclien deze wereld en de overzijde, waar
schuwt Toos heel ernstig: „Jaap je moet voorzich
tig wezen. Jij gaat te ver. Wat God verborgen
houdt, moet je laten rusten".
Hij geeft hierop geen antwoord, maar brengt
haar in moeilijkheden door „De preek zijner Moe
der", van Ian Maclaren voor te lezen.
„narten van goud", is een geschenk van Toos'
moeder. Het slot wordt herhaald:
„O, tante-lief, ware zij toch maar gespaard go-
bleven om dezen dag te zien en te weten, dat haar
gebed verhoord was".
Maar zijn tante sloeg haar armen om zijn hals.
„Wees niet bedroefd mijn jongen, wees niet onge-
loovig ook. Je moeder heeft elk woord gehoord en
zij is voldaan, want gij hebt gesproken te barer
gedachtenis, en de preek die gij preektet, was de
preek uwer moeder."
Toos heeft dit altijd mooi gevonden, maar nu Is
ze er een beetje verlegen mee. Moeder dweept met
dit boekJaap geheel weerleggen kan ze niet.
Wel wordt eenstemmig de roomsche beschouwing
over het vagevuur veroordeeld, maar dit
Als het gebed van een vrome moeder voor haar
kind, na haar heengaan wordt verhoord, zal ze 't
dan weten?
Voor de eerste maal in hun leven spreken ze
meer dan een uur over het geestelijke.
„Allerzielen" leidt de gedachte naar het eeuwige,
En beiden voelen dit als een verkwikking.
vin
BIJ DE SCHUTGOOT.
Na het „peerdvaren" volgt voor Hofman geheel
ander werk.
Op een somheren Decembermorgen ontvangt hij
een roudep penning. Houders hiervan hebben
.vroegdienst. Beneden loopt bij in gezelschap van
vele anderen een half uur. De weg is moeilijk voor
een nieuweling. Hofman stoot telkens zijn hoofd,
en verbaast zich dat zij die voorgaan niet struike
len. De lamp geeft een heel onzeker licht op het
ruwe pad. Eindelijk komen ze bij een kleine
schacht Deze dient alleen voor kolen- en mate
riaal vervoer.
Nu begint het zwaarste deel der tocht Via lad
ders moet pl.m. vijftig meter worden geklommen.
ALs ze boven zijn, valt Hofman uitgeput neer. Hij
kan eenige minuten rusten: de opzichter rnoet nog
komen. In allerijl eten sommigen een boterham
en begeven zich naar den pijler. Dit is de plaats
waar do kolen gehakt moeten wórden.
Behalve Hofman, zijn er nog twee sleepers. Deze
komen hier niet voor de eerste keer, en springen
al gauw op om voorbereidend werk te verrichten.
Do een maakt de baan schoon; de andere smeert
de lier.
Na een kwartiertje komt de opzichter, en geeft
instructies. Hofman inoet achter de laadpluats op
een ijzeren plaat de leege wagens van het een op
het ander spoor brengen.
In do mijn worden veel wissels gebruikt, maar
hier is geen vaste laadplaats, 's Middags is er „om-
leg-dienst" en wordt in een ander deel van den
pijler, ongeveer anderhalve meter verder, alles
.voor kolenwinnlng gereed gemaakt Hofman moet
de wagens juist plaatsen, en ze voorzien van een
penning, waarop het nummer der post staat.
Het werk is eenvoudig, maar vereischt groote
accuratesse.
Bovengronds moet men nauwkeurig controlee
ren hoeveel wagens kolen uit 'n bepaalde afdceling
komen. Voor elke wagen wordt negentig cent 4 één
gulden uitbetauld. Hofman bemerkt al gauw dat
zijn werk gemakkelijker is dan dat van den slee-
per die zorgen moet voor het vullen der wagens.
Deze heeft naar voorschrift van de veiligheids
dienst een paar dikke, leeren bandschoenen aan.
Onbeschermde handen zouden spoedig ontveld
worden door de groote brokken kolen, die via
een goot uit den pier komen.
A6
De pijler is een naar boven hellend kolenveld.
Van boven naar beneden ligt een ijzeren gevaarte,
door motoren in schuddende beweging gebracht.
Dit is de schutgoot Deze bestaat uit een aantal
kleine gooten die stevig aan elkaar bevestigd zijn.
Elke goot is 3.20 M. lang, 45 c.M. breed, en 10
c.M. diep. De op verschillende plaatsen los ge
werkte kolen worden in de goot geschept, en
komen met een vaartje op de laadplaats.
Hij, die de wagens vult, moet beschikken over
groote handigheid. De brokken kool moeten langs
de zijwanden der wagens worden opgestapeld.
Het gruis vindt dan een plaats in 't midden. Tijd
voor rustig overleg ontbreekt Soms bonkt een
groot brok kool met zooveel geweld tegen den
zijwand der wagon, dat deze uit de rails wordt
geworpen. Dan is de baan in een oogenblik ver
sperd door kolen, en volgt stagnatie. Stopzetting
wordt bereikt door het dichtdraaien van een af-
sluitkraam Buizen, gevuld met geperste lucht,
doorkruisen de geheele afdeeling. Op deze buizen
zijn lieren aangesloten.
Een heel dunne buis doorsnede vijf c.M.
gaat den pijler in. Hierop zijn aangesloten de
motoren die de schutgoot in beweging brengen.
Op alle buizen staat een druk van zes a zeven
atmospbeer.
De eerste keer dat Hofman stopzetting bijwoont,
leert hij weer een minder prettige zijde van het
mijnwerkersleven kennen.
Een ongewoon groot stuk kool doet don bijna
leegen wagen kantelen. De sleeper, hoe handig
en geroutineerd ook, wordt gedwongen de kraan
te sluiten.
Drukkende etilte. Van boven komen al gauw
een paar mannen informeeren naar de oorzaak.
Een meester-houwor, die controlediensten ver
richt is juist aanwezig. De man raast oindat er
zooveel tijd verloren gaat In den pijler arbeiden
zesentwintig man. Duurt een oponthoud een
kwartier, dan is er tijdverlies van zes en een half
uur. De schreeuwer gebruikt een massa kracht
termen, en dreigt met boete. Hofman weet dat
deze varieert tusschen vijftig cent en een rijks-
daaldor. De sleeper blijft heel rustig. Hij reageert
niet op de uitroepen van den dolleman, en ver
richt vlug het oprulmlngswerk. Binnen een
kwartier is alles weer in vollen gang. Plots klin
ken vier slagen op de buis. Dit is het signaal
voor „boeteren". Het wordt in den pijler door
gegeven.
Weer staan de motoren stil. Hofman is nog
maar net klaar als twee slagen, het teokon tot
hervatting geven.
Verder verloopt de schicht zonder stoornis. In
deze dienst zijn driehonderdveertig wagens kolen
geleverd. Een voor een komen de mannen, zich
voortschuivend op den buik, naar beneden. Groot
is de behoefte zich flink uit te rekken. Bijna
zeven uur werd forsch gewerkt in lastige houding.
Op weg naar de schacht wordt druk gepraat
Hofman loopt naast den sleeper die do wagens
vulde. Het is een gespierde negentien-jarige Lim
burger. Hij spreekt een wonderlijk taaltje. Half
zingend uit hij zijn gedachten.
Het incidentje met den razenden meesterhouwer
heeft zijn evenwicht niet verstoord.
„Zooiets behoort bij het mijnwerk," zegt hij
gemoedelijk. „Je zult er wel aan wennen. Onder
gronds leer je de men chen kennen. Wie boven
kalmpjes praat is soms beneden een echte vecht
jas. De vent schreeuwt altijd, behalve als de op
zichter hem hooren kan. Als die 't wist, kreeg hij
op z'n kop. Hoor! nou is er weer een drukte
maker bezig! Luister maar 's."
Een luidruchtige kompel spreekt tot een kame
raad die vlak naast hem loopt Schreeuwen is
totaal overbodig, maar de man met allures van
een marktjood wordt graag door velen gehoord.
Hij noemt zich sterk sociaal, is in 't bestuur van
verschiljpnde organisaties, heeft het geweldig
druk, moet minstens een keer per dag advies
geven inzake zeer gecompliceerde kwesties, wordt
steeds weer gevraagd voor nieuwe functies en
heeft een heusch schrijfbureau, waar een groote
maandkalender vol notities boven hangt
Hij voelt zich wel eens gedwongen voor het
een of ander te bedanken, maar begint weer op
nieuw als do opvolger niet voor zijn taak bere
kend is.
Deze geweldige weet ook wat opvoeden betce-
kent Betere jongens dan de zijne worden in de
geheele kolonie niet gevonden. Zijn woord is wet.
Dit begrijpen do kinderen en blijven hierdoor op
't goede pad. Zondags heeft hij wel eens een
uurtje om in de buiskamer te zijn, doch ook dan
is er werk. Hij controleert geregeld de ontwik
keling der jongens. Gelukkig, dat zo een vader
hebben die de zaakjes nog wel weet Nooit gaat
ie af op een schoolrapport. Zoo'n ding beteekent
eigenlijk niets. Ze zetten er maar wat op. Hij, die
als vader de jongens kent, kan alleen een goed
cijfer geven. Wat weten meesters, cn schooljuf
frouwen van 't sociale! De jongens klagen wel
eens dat vader zooveel eischt, maar later zijn ze
dankbuar. Alle vaders moesten zoo doen. Dan
krijg je flinke maatschappelijke werkers. Zijn
ouflstc, die elf is, kan al behoorlijk notulen schrij
ven. Wat is het veel waard dit werk jong te
leeren. Ilij zelf fungeert altijd als secretaris van
een of andere verecniging. Steeds wordt, al zegt
ie 't zelf, zijn werk geprezen. Hij kan niet leven
zonder veel te doen voor organisaties. Als de mijn
werker allemaal zoo waren... Er loopen er
te veel ongeorganiseerd. Klaploopers zijn 'L An
deren halen de kastanjes uit 't vuur. En, als de
aangeslotenen nu maar wakker waren! Hoeveel
komen er op de vergaderingen? De heele boel
drijft op een paar harde werkers. Dat zijn de
kurken die anderen boven water houden. Zijn
vrouw zegt wel eens: „Gooi de boel neer, zo
laten je toch maar ploeteren". Maar laat de din
gen maar eens los als je er zoo vol van bent
Als 't een stuk van je leven isAls je er
mee opstaat en mee naar 't bed gaatAls
je weet, dat anders de boel keldertVolhou
den I Zijn jongens
De jonge Limburger geeft Hofman een duwtje,
en zegt: „nou moet je oplette: Loki gaat er zich
mee bemoeie!"
Een reusachtige Brabander met een groote kne
vel interrumpeert: „Zeg maat, jij mot vrijgestelde
worden. Beter is nog, dat je naar Den Haag guat.
In de Kamer mot je. Dan krijgen we vast gauw
een mooi pensioen. Jij moet afgevaardigd worde
door de mijnwerkers. Als wij willeStraks, met
do verkiezing, ga ik loope met een groot bord,
waar niet letters als koeien op staat wie jij bent.
Do beste opvoeder! De boste secretaris! De sociale
werker, 's Jonge als jij 't zaakje in handen krijgt
A,s J'U in Den Haag komt, kruipt ook Lou de
Visser in 'n hoekje. Zooals je de jongens drilt, drli
je ze allcmaaL Die knappe oudste van je is ge
knipt voor minister. Jij zorgt* dat ie ook de mijnen
beheeren mot. Spijtig, dat ie nog maar elf is
„Jij praat onzin", mompelt het slachtoffer.
Het gesprek over mijnwerkers en de regeering
wordt meer algemeen. Hofman, die moeite heeft
de anderen bij te houden, vangt nu en dan iets op.
De een wil de film van de Staatsmijnen op het
Binnenhof laten draaion; een ander is meer radi
caal en zegt: „van alle Kamerfracties moesten we
de woordvoerders een poosje bij ons in den pijler
hebben".
Wat is er nu veel meer levendigheid bij de
menschen dan voor do schicht! Hofman denkt aan
Kupers. Die ziet de dingen goed. „Weet je", had
Kupers gezegd, „als we naar beneden gaan, zijn
wo klein. In de mijn leer je wel wat een mensch
waard is. Mijnwerkers gaan pas weer druk praten
als de schicht om is."
Gedurende het wachten bij de schacht gaat Loki
zich weer roeren. Na zijn aanval op den „sterk
sociale" hoeft hij lang gezwegen. Nu spreekt hij
heftig. Het is omdat iemand iets heel leelijks van
do godsdienst heeft gezegd. Hofman heeft dit niet
gehoord, doch uit de houding van Loki blijkt vol
doende, dat het iets ergs was. De Brabander is nu
niet ironisch, in zijn stem klinkt hevige veront
waardiging, als hij uitvalt: „Wou jij alles op de
godsdienst gooio, en de Kerk bevuile? Wil jij ons
vertellen, dat de geestelijken niet deugen? Wie
liebbe je als baby verzorgd, toen je met een ka-
I>otte poot in 't ziekenhuis lag? De nonnen hebbe
meer moois in hun pink dan jij in je heele body.
Wat doe jij? Praatjes maken! Schelde en spuwel
Spoel je mond vent! Als je dood gaat, soebat je
misschien om een pastoor."
Hofman krijgt eerbied voor Loki.
Er is in het optreden van deze ruwe gast iets
dat bewondering afdwingt. Misschien is de man
in zijn leven door de godsdienst gered. Loki is
roomsch
I-Iofinan vraagt zich af of hij als protestant zoo
getroffen kan worden door het spotten met den
godsdienst Hij twijfelt 't Is armoeLoki kan
vechten voorden godsdienst alsof't zijn leven geldt.
Dominee sprak over persoonlijk geloofAls dat
er is, kun je niet vol zitten met gewone dingen.
Mag je bidden om gauw op een kolenpost te
kornen, om een goede woning in een rustige buurt,
om geld te kunnen sparen? Ja, je mag het vragen,
maar dit is het hoogste niet
(Wordt vervolgd.)
Een goede les
De beroemde Engelsche schrijver Swift was niet
erg vrijgevig. Vaak kreeg hij geschenken van de
bewonderaare zijner vertelkunst, maar hij was te
gierig om de knechts, die de geschenken brachten,
een fooitje te geven. Zelden gebeurde dut maar.
Eens echter kreeg hij echter een lesje van een
jongen man, dde hem dikwijls hazen, eenden, pa
trijzen en ander wild en gevogelte bracht
Op een morgen kwam deze jongen met een zware
mand vol eieren, prachtige vruchten en wild. Hij
belde aan de deur, die ditmaal door Swift zelf
word opengodaan.
„Hier", zei de jonge man barsch, „mijn meester
zendt u een mand vol lekkers".
Swift, kwaad over do onbeleefdheid van de
knecht, zei: „Kom hier, dan zal ik je leeren hoe
je een dergelijke opdracht op een welopgevoede
wijze moet ten uitvoer brengen. Stel je voor, dat
jij Swift bent, en ik de knecht". Nu nam hij heel
beleefd zijn hoed af on zei tot den jongen: „Mijn
meester -endt u een klein geschenk en hoopt, dat
u hem de eer wilt doen, het wel te willen aan
vaarden".
„Heel goed, beste jongen", gaf de knecht ten
antwoord .„Zeg je meester, dat ik hom zeer ver-
piioht ben, en hier zijn twee schellingen voor jou."
Menschen in crisistijd
(Onder de tewerkgestelden)
door
D. C. A. Bout
ALS DE ROLPRENT DRAAIT
Voor de vensters in het recreatiogebouwtje wa
ren de luiken aangebracht. Er zou gefilmd woe
den. Gramofoonmuziek verdreef de verveling, die
door het wachten ontstond. Langzaam slenterden
de kampbewoners binnen. De motor van het film
apparaat draa de proef en wierp haar lichtbundels
op het witte doek, dat voor in de zaal gespannon
Aangekondigd is de geluidsfilm „de Atlantic
Het voor filmpje doet de zaal daveren van den
laoh. Velen hunner hebben in de stadsbioscopen
do hoofdfilm al gezien. Ze loopen reeds op den
inhoud vooruit. Als met groote letters op het doek
do woorden „Atlantic" venschijnen, voelt men de
spanning, die gaat komen.
Daar zitten vanavond vele varensgezellen onder
hen, die in den grootcn oorlog de gevaren van de
zee doorleefd hebben. Daar zitten er velen, die
jaren over de zeeën gezwalkt hebben en nu door
bet opleggen van schepen werkloos zijn. Daar zit
ten er ook, die toen ze in bet huwelijksbootje
stapten een poging deden om van de schepen at
to komen. De herinnering aan bet zeevaren is
dus voor velen al zeer versohillend.
Een schip roept echter herinneringen op. Velen
doorleven tijdens de film een stukje van hun
Doodsche stilte heerscht er als de film draait.
De filmmenechen spreken Duitsch, dat voor geen
tachtig procent door de bezoekers gevolgd kan
worden. Maar 't spel in de film boeit
Statig, machtig ziet men de Oceaanreus afvaren.
Militair klinken de bevelen op de commandobrug.
Men ziet in de machinekamer de handles over
halen. De kapitein wordt blindelings gehoorzaamd.
De schroeven zetten zich in beweging. De over
tocht naar de nieuwe wereld is begonnen.
Op do dekken loopen de passagiers met zee
kijker gewapend. Er wordt ^ac.hc.n>
geflirt. Men voelt zich zoo echt beliagelijk aan
boord van dit zeekasteel.
In de dorde en vierde klasse varen de landver
huizers mede. Haveloos zien ze er uit Armoede
In eigen land deed hun gaan naar de nieuwe
wereld, waar ze hopen op andere levenskansen.
Wat een tegenstelling. Die costuums van de
Ions en tuaSDhondeksmenschen.
Dan brengt de film ze weder in de kaartenka-
mcr op de commandobrug, waar de kortste route
uitgezocht wordt De commandant hangt over de
kaart en meet afstanden. Van de nieuwste in
strumenten leest hij af, wat voor zijn berekeningen
noodig is. Een jong officier brengt hem de laatste
berichten over de weersgesteldheid, die de inarco-
nist zooeven opving.
De commandant is in actie. Hij vaart om n t
record, de blauwe wimpel, de trots der maat
schappijen, de concurrentie der natiën.
De smalste overtocht is de Noordelijkste, doch
Al zou zulk een onderzoek geon enkel tastbare
conclusie opleveren, dan zou toch het resultaat van
zulk ecu scholing in „symphonisch" denken (het
oen nooit zien zonder verband met het ander)
groot zijn en zou er op talloozo punten helderheid
zijn geschapen. Want zulke arbeid loont zichzelf.
Natuurlijk verdeelt zich daarna de stam in twee
hoofd takken en zullen wij ons hebben te wenden
tot de menschelijke verbeeldingskracht, de fanta
sie. Maar ook hier laat ons de waarheid, dat de
mensch „menschen" wil schoppen, naax zijn beeld
en gelijkenis, niet los. Niet alleen door geboorte,
maar ook door opvoeding, overmeestering, plasti
sche of litteraire creatie wil de mensch zich „men
schen" vormen. De moeder, de lecraar de veld
heer, de leider van het conventikel, de beeldhou
wer eu de romancier o.a. ontmoeten elkaar m
zulk oen symphonisch betoog. Dit tweede hoofd
stuk zou kunnen heeten; „Fantastica in tegen
stelling tot «esthetica, waarmee wij langs een ge
heel andere weg tot dit woord komen dan de ro
manticus No val is. (Deze laatste schijnt eronder
te hebben verstaan een gedroomde, mystische
wetenschap der natuurgeheimen, krachtens welke
men b.v. de vlekjes op kievitseieren ale magische
teokens zou kunnen „lezen".)
Met het voorgaande heb k althans de poort
getoond, die etaat aan de ingang van een weg
die uitnemender is. De vergezichten, die we ach
ter die poort deels ontwaren, deels vermoeden, zijn
overweldigend, de moeilijkbeden onoverzienbaar,
do arbeid op generaties berekend. Maar met dézo
zekerheid kunnen wij eindigen en zonder die laat
ik u niet gaan, nl. dat wij, nu we dit eenmaal
gezien en vermoed hebben, onverbiddellijk afwij
zen wat zich in zakt kunst en schoonheid nog op
astr&cties g.onden wil. En inzonderheid het lioek,
dat wo bespraken, is voor bet doel te eenenmalo
onvoldoende; we verwijzen de beschouwingen van
de heer Sevensma naar liet vooronderzoek terug
en noemen het book, zocals het daar ligt, geen
inleiding tot een aesthetica, maar een vermomde
cn verminkte theologie.
deze Is de gevaarlijkste. Maar het succes brengt
roem aan het schip, zijn commandant, zijn maat
schappij en aan de vlag, die het vaart
Het commandonevel volgt ieder. Ook de wereld
der salons. Ook het zorgenvoïk van het tusschen-
dek.
Men vaart in de gevaarlijke zone, waar ijsbergen
geen zeldzaamheid zijn. Vroolijk speelt het orkest
zijn foxtrots. Luchtig schuiven dansende paren
over dc gladde vloeren in de salons. Aan het dek
wordt in een rolstoel een nvllionair voortgereden.
Weer wordt met filmsnelheid de aandacht ge
vraagd voor de spanning, die er op de brug gaat
heorschen. De marconist heeft berichten oj>gevan
gen over oen snelnaderende ijsberg. Er is geen ont
vluchten meer aan. Alleen door manoeuvreeren is
wellicht nog redding mogelijk. Terwijl de marco
nist de positie van het schip uitseint, houdt het
orkest de menschen beneden bezig. Niemand dan
do officieren op de commandobrug kennen het
gevaar. In de machinekamer is elk op zijn post.
Men ziet op het gezicht van den kapitein do
weerkaatsing van wat er in zijn ziel omgaat. Hou
derden levens zijn in gevaar. Hij had het kunnen
voorkomen. Maar... de blauwe wimpel.
De geluidsfilm geeft ook ».t ontzaglijke oogen
blik weer als de ijsberg de huid van het schip
snijdt. Het gaat zooals een diamant de ruit snijdt.
Men hoort bet binncnkloteen van hot water.
De Oceaan reus gaat onder.
De groote mcnschonschepping blijkt broos te zijn.
De machinekamer loopt langzaam vol. Nog
tracht men van i.e commandobrug alles te beheer-
sclien. De marconist zendt zonder ophouden de
lengte cn breedte van liet schip uit en wisselt dit
af met do smeektoon der in noodverkeerenden:
S.O.S.
Alles stroomt te zamen op de dekken. De klas
sen zijn opgeheven. De millionair en de landver
huizer, de commandant en de stoker staan voor 1e
eouwigheid. Nog eenmaal speelt het orkest. Nu:
„Nader mijn God tot U". Allen bidden één zegt
het voor, allen volgen: „Onze Vader, die in de
hemelen zijt". En de marconist zendt voor het
laatst het S.O.S., redt onze zielen, uit
De film is afgedraaid. Doodstil blijft het in de
kam pcan tine.
Eon oude bootsman komt naar mij toe en zegt:
.Driemaal heb ik een schip verspeeld." Hij is er
met zijn geheele ziel in geweest ,De zee..." hij
zucht... „de zee is zoo aantrekkelijk voor 'a jong
inonsch Het vreemde landen zien, werkt als een
magneet Je moet er heen. En als de romantiek er
af is dan kan je nie* meer terug, dan zijn de
jaren om wat anders te leeren voorhij. Dan moet
je. En wanneer je dan gaat trouwen, dan wil je
vrouw je thuis houden en dan kan je havenarbei
der worden. En nadat in de haven alles machine
is geworden, hebben ze je er niet meer noodig.
Het is een zuur stukje brood op zee. Het is zoo
als u zag. Op de Oceaanlijnen ligt je leven tus
schen de pootcn van de passer. De kortste route.
Wereldconcurrentie om den roen der natie,
bracht duizenden in gevaar. Wat zegt voor ons 'n
blauwe wimpel? Niets. Zeker Jk weet bet wel, dat
de concurrentie de spanning van het bedrijf is,
maar voor mij is die spanning overspanning.
Ach mijnheer, wie er niet ingezeten heeft weet
er eigenlijk niets van.
Driemaal leed ik schipbreuk," vertelde de boots
man verder. „Tweemaal in oorlogstijd en eens
moest ik in volle zee een schip verlaten, dat in
brand stond. Wat beteeken je dan als mensch
weinig. Weet u hoe het dan is? Precies zooals u
onlangs zei In die morgenwijding, waarin u de
schipbreuk van Paulus behandelde. Iladt u het
toen niet over de tekst: „Wij hebben dan altijd
goeden moed?" U bemerkt da* zoo niet. Maar
geloof mij, velen waren dien morgen onder den
indruk. U vcrtek'e ons toen hoe u kon zeggen met
PauliBs: ,.In gevaren der zee menigmaal." U licbt
op Nieuw Guinee heel wat door gemaakt."
Wij kwamen weei over de spanning in de filtn
te spreken.
„Ik vind," zoo vervolgde de bootsman, „de film
interessant, maar vluchtig. Ze brengt je in stem
mingen. Inderdaad roept ze bij mij herin neringen
op. Begrijpen doe ik het echter niet hoe vele men
schen er genoeg aan hebben."
Het was een zonderlinge wending in het gesprek
van mijn vriend, toon hij plots opmerkte: „Kijk,
elke bioscoop laat toe, dat je bij het verlaten er
van ergens anders binnengaat, waar je weer ander
vermaak vindt Dat doe je toch maar niet met do
kerk. Vanavond stond je voor de broosheid van
het leven. Daar had je je als zeeman vaak telkens
weder op in te stelten. Mist, storm, ijsbergen, rif
fen, onbokende vaarwaters."
Er werd in de kampwoningen nog druk doorge
praat over wat men gazien had.
Meier liesprak het wufte leven, dat hij gezien
had in de salons van „(1e Atlantic". Die rijke lui
nn-men het er toch maar van.
Willemse was diep getroffen over de berustende
invloed van het gebed on de geweldige devotie van
het Gh riste lij ke lied.
„Is zoon film nu sensatie of werkelijkheid?
„Vrienden," zei ik, „laat ik jullie eens vertellen
wat ik zelf doorleefd heb op een groote mailstoo-
mer, die mij uit Oost-Indië naar Europa bracht.
Aan lmord van het schip bevond zich een dokter,
die als Zendeling-arts op een der eilanden van ons
schoon Insulinde had gearbeid. Hij reisde met
vrouw en kinderen hifswaarts. In Eu nojia wacht
ten hem zijn oudste kinderen, die hij in geen
Ontftpannmgslokaal in de kampen,
der tewerkgestelden.
jaren had gezien. De hoop op het wederzien gaf
de familie, nu ze het doel naderde, dagelijks meer
vreugde.
Wij voeren op de Indische Oceaan. De dokter
werd ziek. Hij bleek door een van zijn patiënten
kort voor hij met verlof ging, geïnfecteerd te zijn.
Het geval liet zich zeer ernstig aanzien. Men nam
hem op in het scheepshospitaal. Het was West
moesson en de zep werd dagelijks onstuimiger. Wij
konden de Indische havens niet aandoen. Onder
de passageirs waren de meesten zeeziek. Daar er
meerdere zieken aan boord waren, kwamen er
eigenlijk banden te kort om te verplegen en ik
bood mij aan om des nachts te helpen.
Het is gewoorte, dat op de mailstoomers de pas
sagier beziggehouden worden. De zee bracht door
haar onstuimigheid vele plannen in de war. In de
Indische Oceaan konden de feesten niet doorgaan.
Nauwelijks waren wij Kaap Guardafui gepasseerd
of wij kwamen in 'talm water. Zeezieken herrezen.
Lichte toiletten werden voor den dag gehaald. Do
muziek moest spelen m op de dekken werd ge
danst Daarboven in het hospitaal werd om het
leven vnji den dokter geworsteld. Er waren meer
dere thuisvarende dokters aan boord, maar men
wist eigenlijk geen raad. Op een avond ging ik
naar boven. Een schijnbaar zeer onverschillig inan
kwam naar .mij toe en vroeg: „Wat dunkt u, blijft
de dokter in leven? Zou het gemaskerC. l»al door
kunnen gaan?" Ik keek hem aan hij begreep mij.
„Vriend," zei ik, „wat zal ik daar op antwoor
den. Ik heb zuLke franjes aan mijn leven niet
noodig."
's Middags had een non mij naar den dokter
gevraagd. „U weet dat wellicht niet, maar zei ze,
van onze orde is het eigenlijk niet geoorloofd om
te repatrieeren. Wanneer je voor de missie uit
trekt, doe je het voor je leven. Ik moet in het
Vaderland examen gaan doen. Ik heb echter nog
een taak, beneden in het schip. In de hut heb ik
een reisgenoote. Een heele oude non. Zij is simpel
en weet e'gonlijk niet wat er met baar gebeurt.
Van één ding heeft ze nog besef: Als Ik liaar de
rozenkrans in de handen geef. dan beweegt ze
die door haar gerimpelde handen. Dan gaat ze
bidden. Ik haar haar gezegd: bid voor den zieleen
dokter."
Daar was ook nog iemand aan boord, wiens
patroon in Inuië was overleden. Zijn stoffelijk
overschot volgde ons op een vrachtschip. Hij stond
telkens op bet achterschip en zei: „Ik bad het
anders gedacht." Op dien zelfden m'ddag, dat ik
het gesprek met die non had, vroeg hij: „Mag ik
voor den dokter bidden?" Voelen jullie, dat bet
loven op zoo'n mailstoomer een klein wereldje op
zichzelf is?
In menige kampwoning neuriede men dien
avond: „Nader mijn God tot U."
De schuld van de
ooievaar
Mijnheer Manstra, do-leekenleeraar, had tijdens
do les heel veel slaap: thuis bij hem werd bezoek
van do ooievarr verwacht
Do acht groote jongens, leerlingen der hoogste
klasse stonden rustig te werken aan een lijnteeke-
niilg, aan elke kant van het middenpad vier. Zo
wezen het elkaar, dat mijnheer zat to knikkebol
len op zijn stoel voor het middenpad.
..Mag ik even naar buiten, meneer?"
„Ja", kwam er nauwelijks hoorbaar met een
knikje.
Even later vroeg nummer hetzelfde cn kreeg
alleen oen tocsiMnmcnd knikje, wat de jongen ten
minste als zoodanig opvatte. De leeraar dutte door,
steeds diejier en knikte. De jongens hadden er
bun draai ln. Telkens knikte do man van ja-
Na een kwartiertje schrikt mijnbeer wakker
met een harde snork, kijkt rond, ziet een leege
klas en gaat n~jw do gang, waar hij bij dc toiletten
allo jongens vindt.
„Wat doen jullie hier? Kunnen jullie bet niet
vragen, voordat jo do klas verlaat?"
„Dat hebben wo gevraagd, meneer, en U hebt
ja geknikt."
K. L.
43