ÜAAP HOFMAN MIJNWERKER IN LIMBURG door S. Williams (Vervolg.) Zoo zien ivij dus, dat het gebed voor de over- Sedenen en dus ook het vagevuur 6teunt op bijbel en de eerste christelijke tijden. En die leer is ook de leer der algemeene mensch» ïieid; zij steunt op een innerlijke en door de naen- sohelijkc natuur ingegeven overtuiging," zoo be ëindigt Jaap de voorlezing. „Lees de teksten", zegt Toos. „Je zult zien, dat 't niet waar is". Jaap doet het Toos geeft na het lezen van elke tekst haar meening. Hofman verbaast zich over de levendigheid waarmee Toos haar oordeel geelt Hij vermoedt niet, dat zij in beweging wordt gebracht door zorg .voor zijn godsdienstig leven. Samen spreken ze verder over hetzelfde. Toos Vertelt, dat Paulus graag wilde sterven omdat bij dan hij de Heere Jezus was. En beiden denkon aan 's Heilands woord tot den moordenaar: „Heden zult gij met mij In het paradijs zijn." Zoo'n moordenaar zou volgens de leer der roomsch-katholieken heel lang in 't vagevuur moe ten zuchten. Als Jaap beweert, dat er wel verbinding kan fcijn tussclien deze wereld en de overzijde, waar schuwt Toos heel ernstig: „Jaap je moet voorzich tig wezen. Jij gaat te ver. Wat God verborgen houdt, moet je laten rusten". Hij geeft hierop geen antwoord, maar brengt haar in moeilijkheden door „De preek zijner Moe der", van Ian Maclaren voor te lezen. „narten van goud", is een geschenk van Toos' moeder. Het slot wordt herhaald: „O, tante-lief, ware zij toch maar gespaard go- bleven om dezen dag te zien en te weten, dat haar gebed verhoord was". Maar zijn tante sloeg haar armen om zijn hals. „Wees niet bedroefd mijn jongen, wees niet onge- loovig ook. Je moeder heeft elk woord gehoord en zij is voldaan, want gij hebt gesproken te barer gedachtenis, en de preek die gij preektet, was de preek uwer moeder." Toos heeft dit altijd mooi gevonden, maar nu Is ze er een beetje verlegen mee. Moeder dweept met dit boekJaap geheel weerleggen kan ze niet. Wel wordt eenstemmig de roomsche beschouwing over het vagevuur veroordeeld, maar dit Als het gebed van een vrome moeder voor haar kind, na haar heengaan wordt verhoord, zal ze 't dan weten? Voor de eerste maal in hun leven spreken ze meer dan een uur over het geestelijke. „Allerzielen" leidt de gedachte naar het eeuwige, En beiden voelen dit als een verkwikking. vin BIJ DE SCHUTGOOT. Na het „peerdvaren" volgt voor Hofman geheel ander werk. Op een somheren Decembermorgen ontvangt hij een roudep penning. Houders hiervan hebben .vroegdienst. Beneden loopt bij in gezelschap van vele anderen een half uur. De weg is moeilijk voor een nieuweling. Hofman stoot telkens zijn hoofd, en verbaast zich dat zij die voorgaan niet struike len. De lamp geeft een heel onzeker licht op het ruwe pad. Eindelijk komen ze bij een kleine schacht Deze dient alleen voor kolen- en mate riaal vervoer. Nu begint het zwaarste deel der tocht Via lad ders moet pl.m. vijftig meter worden geklommen. ALs ze boven zijn, valt Hofman uitgeput neer. Hij kan eenige minuten rusten: de opzichter rnoet nog komen. In allerijl eten sommigen een boterham en begeven zich naar den pijler. Dit is de plaats waar do kolen gehakt moeten wórden. Behalve Hofman, zijn er nog twee sleepers. Deze komen hier niet voor de eerste keer, en springen al gauw op om voorbereidend werk te verrichten. Do een maakt de baan schoon; de andere smeert de lier. Na een kwartiertje komt de opzichter, en geeft instructies. Hofman inoet achter de laadpluats op een ijzeren plaat de leege wagens van het een op het ander spoor brengen. In do mijn worden veel wissels gebruikt, maar hier is geen vaste laadplaats, 's Middags is er „om- leg-dienst" en wordt in een ander deel van den pijler, ongeveer anderhalve meter verder, alles .voor kolenwinnlng gereed gemaakt Hofman moet de wagens juist plaatsen, en ze voorzien van een penning, waarop het nummer der post staat. Het werk is eenvoudig, maar vereischt groote accuratesse. Bovengronds moet men nauwkeurig controlee ren hoeveel wagens kolen uit 'n bepaalde afdceling komen. Voor elke wagen wordt negentig cent 4 één gulden uitbetauld. Hofman bemerkt al gauw dat zijn werk gemakkelijker is dan dat van den slee- per die zorgen moet voor het vullen der wagens. Deze heeft naar voorschrift van de veiligheids dienst een paar dikke, leeren bandschoenen aan. Onbeschermde handen zouden spoedig ontveld worden door de groote brokken kolen, die via een goot uit den pier komen. A6 De pijler is een naar boven hellend kolenveld. Van boven naar beneden ligt een ijzeren gevaarte, door motoren in schuddende beweging gebracht. Dit is de schutgoot Deze bestaat uit een aantal kleine gooten die stevig aan elkaar bevestigd zijn. Elke goot is 3.20 M. lang, 45 c.M. breed, en 10 c.M. diep. De op verschillende plaatsen los ge werkte kolen worden in de goot geschept, en komen met een vaartje op de laadplaats. Hij, die de wagens vult, moet beschikken over groote handigheid. De brokken kool moeten langs de zijwanden der wagens worden opgestapeld. Het gruis vindt dan een plaats in 't midden. Tijd voor rustig overleg ontbreekt Soms bonkt een groot brok kool met zooveel geweld tegen den zijwand der wagon, dat deze uit de rails wordt geworpen. Dan is de baan in een oogenblik ver sperd door kolen, en volgt stagnatie. Stopzetting wordt bereikt door het dichtdraaien van een af- sluitkraam Buizen, gevuld met geperste lucht, doorkruisen de geheele afdeeling. Op deze buizen zijn lieren aangesloten. Een heel dunne buis doorsnede vijf c.M. gaat den pijler in. Hierop zijn aangesloten de motoren die de schutgoot in beweging brengen. Op alle buizen staat een druk van zes a zeven atmospbeer. De eerste keer dat Hofman stopzetting bijwoont, leert hij weer een minder prettige zijde van het mijnwerkersleven kennen. Een ongewoon groot stuk kool doet don bijna leegen wagen kantelen. De sleeper, hoe handig en geroutineerd ook, wordt gedwongen de kraan te sluiten. Drukkende etilte. Van boven komen al gauw een paar mannen informeeren naar de oorzaak. Een meester-houwor, die controlediensten ver richt is juist aanwezig. De man raast oindat er zooveel tijd verloren gaat In den pijler arbeiden zesentwintig man. Duurt een oponthoud een kwartier, dan is er tijdverlies van zes en een half uur. De schreeuwer gebruikt een massa kracht termen, en dreigt met boete. Hofman weet dat deze varieert tusschen vijftig cent en een rijks- daaldor. De sleeper blijft heel rustig. Hij reageert niet op de uitroepen van den dolleman, en ver richt vlug het oprulmlngswerk. Binnen een kwartier is alles weer in vollen gang. Plots klin ken vier slagen op de buis. Dit is het signaal voor „boeteren". Het wordt in den pijler door gegeven. Weer staan de motoren stil. Hofman is nog maar net klaar als twee slagen, het teokon tot hervatting geven. Verder verloopt de schicht zonder stoornis. In deze dienst zijn driehonderdveertig wagens kolen geleverd. Een voor een komen de mannen, zich voortschuivend op den buik, naar beneden. Groot is de behoefte zich flink uit te rekken. Bijna zeven uur werd forsch gewerkt in lastige houding. Op weg naar de schacht wordt druk gepraat Hofman loopt naast den sleeper die do wagens vulde. Het is een gespierde negentien-jarige Lim burger. Hij spreekt een wonderlijk taaltje. Half zingend uit hij zijn gedachten. Het incidentje met den razenden meesterhouwer heeft zijn evenwicht niet verstoord. „Zooiets behoort bij het mijnwerk," zegt hij gemoedelijk. „Je zult er wel aan wennen. Onder gronds leer je de men chen kennen. Wie boven kalmpjes praat is soms beneden een echte vecht jas. De vent schreeuwt altijd, behalve als de op zichter hem hooren kan. Als die 't wist, kreeg hij op z'n kop. Hoor! nou is er weer een drukte maker bezig! Luister maar 's." Een luidruchtige kompel spreekt tot een kame raad die vlak naast hem loopt Schreeuwen is totaal overbodig, maar de man met allures van een marktjood wordt graag door velen gehoord. Hij noemt zich sterk sociaal, is in 't bestuur van verschiljpnde organisaties, heeft het geweldig druk, moet minstens een keer per dag advies geven inzake zeer gecompliceerde kwesties, wordt steeds weer gevraagd voor nieuwe functies en heeft een heusch schrijfbureau, waar een groote maandkalender vol notities boven hangt Hij voelt zich wel eens gedwongen voor het een of ander te bedanken, maar begint weer op nieuw als do opvolger niet voor zijn taak bere kend is. Deze geweldige weet ook wat opvoeden betce- kent Betere jongens dan de zijne worden in de geheele kolonie niet gevonden. Zijn woord is wet. Dit begrijpen do kinderen en blijven hierdoor op 't goede pad. Zondags heeft hij wel eens een uurtje om in de buiskamer te zijn, doch ook dan is er werk. Hij controleert geregeld de ontwik keling der jongens. Gelukkig, dat zo een vader hebben die de zaakjes nog wel weet Nooit gaat ie af op een schoolrapport. Zoo'n ding beteekent eigenlijk niets. Ze zetten er maar wat op. Hij, die als vader de jongens kent, kan alleen een goed cijfer geven. Wat weten meesters, cn schooljuf frouwen van 't sociale! De jongens klagen wel eens dat vader zooveel eischt, maar later zijn ze dankbuar. Alle vaders moesten zoo doen. Dan krijg je flinke maatschappelijke werkers. Zijn ouflstc, die elf is, kan al behoorlijk notulen schrij ven. Wat is het veel waard dit werk jong te leeren. Ilij zelf fungeert altijd als secretaris van een of andere verecniging. Steeds wordt, al zegt ie 't zelf, zijn werk geprezen. Hij kan niet leven zonder veel te doen voor organisaties. Als de mijn werker allemaal zoo waren... Er loopen er te veel ongeorganiseerd. Klaploopers zijn 'L An deren halen de kastanjes uit 't vuur. En, als de aangeslotenen nu maar wakker waren! Hoeveel komen er op de vergaderingen? De heele boel drijft op een paar harde werkers. Dat zijn de kurken die anderen boven water houden. Zijn vrouw zegt wel eens: „Gooi de boel neer, zo laten je toch maar ploeteren". Maar laat de din gen maar eens los als je er zoo vol van bent Als 't een stuk van je leven isAls je er mee opstaat en mee naar 't bed gaatAls je weet, dat anders de boel keldertVolhou den I Zijn jongens De jonge Limburger geeft Hofman een duwtje, en zegt: „nou moet je oplette: Loki gaat er zich mee bemoeie!" Een reusachtige Brabander met een groote kne vel interrumpeert: „Zeg maat, jij mot vrijgestelde worden. Beter is nog, dat je naar Den Haag guat. In de Kamer mot je. Dan krijgen we vast gauw een mooi pensioen. Jij moet afgevaardigd worde door de mijnwerkers. Als wij willeStraks, met do verkiezing, ga ik loope met een groot bord, waar niet letters als koeien op staat wie jij bent. Do beste opvoeder! De boste secretaris! De sociale werker, 's Jonge als jij 't zaakje in handen krijgt A,s J'U in Den Haag komt, kruipt ook Lou de Visser in 'n hoekje. Zooals je de jongens drilt, drli je ze allcmaaL Die knappe oudste van je is ge knipt voor minister. Jij zorgt* dat ie ook de mijnen beheeren mot. Spijtig, dat ie nog maar elf is „Jij praat onzin", mompelt het slachtoffer. Het gesprek over mijnwerkers en de regeering wordt meer algemeen. Hofman, die moeite heeft de anderen bij te houden, vangt nu en dan iets op. De een wil de film van de Staatsmijnen op het Binnenhof laten draaion; een ander is meer radi caal en zegt: „van alle Kamerfracties moesten we de woordvoerders een poosje bij ons in den pijler hebben". Wat is er nu veel meer levendigheid bij de menschen dan voor do schicht! Hofman denkt aan Kupers. Die ziet de dingen goed. „Weet je", had Kupers gezegd, „als we naar beneden gaan, zijn wo klein. In de mijn leer je wel wat een mensch waard is. Mijnwerkers gaan pas weer druk praten als de schicht om is." Gedurende het wachten bij de schacht gaat Loki zich weer roeren. Na zijn aanval op den „sterk sociale" hoeft hij lang gezwegen. Nu spreekt hij heftig. Het is omdat iemand iets heel leelijks van do godsdienst heeft gezegd. Hofman heeft dit niet gehoord, doch uit de houding van Loki blijkt vol doende, dat het iets ergs was. De Brabander is nu niet ironisch, in zijn stem klinkt hevige veront waardiging, als hij uitvalt: „Wou jij alles op de godsdienst gooio, en de Kerk bevuile? Wil jij ons vertellen, dat de geestelijken niet deugen? Wie liebbe je als baby verzorgd, toen je met een ka- I>otte poot in 't ziekenhuis lag? De nonnen hebbe meer moois in hun pink dan jij in je heele body. Wat doe jij? Praatjes maken! Schelde en spuwel Spoel je mond vent! Als je dood gaat, soebat je misschien om een pastoor." Hofman krijgt eerbied voor Loki. Er is in het optreden van deze ruwe gast iets dat bewondering afdwingt. Misschien is de man in zijn leven door de godsdienst gered. Loki is roomsch I-Iofinan vraagt zich af of hij als protestant zoo getroffen kan worden door het spotten met den godsdienst Hij twijfelt 't Is armoeLoki kan vechten voorden godsdienst alsof't zijn leven geldt. Dominee sprak over persoonlijk geloofAls dat er is, kun je niet vol zitten met gewone dingen. Mag je bidden om gauw op een kolenpost te kornen, om een goede woning in een rustige buurt, om geld te kunnen sparen? Ja, je mag het vragen, maar dit is het hoogste niet (Wordt vervolgd.) Een goede les De beroemde Engelsche schrijver Swift was niet erg vrijgevig. Vaak kreeg hij geschenken van de bewonderaare zijner vertelkunst, maar hij was te gierig om de knechts, die de geschenken brachten, een fooitje te geven. Zelden gebeurde dut maar. Eens echter kreeg hij echter een lesje van een jongen man, dde hem dikwijls hazen, eenden, pa trijzen en ander wild en gevogelte bracht Op een morgen kwam deze jongen met een zware mand vol eieren, prachtige vruchten en wild. Hij belde aan de deur, die ditmaal door Swift zelf word opengodaan. „Hier", zei de jonge man barsch, „mijn meester zendt u een mand vol lekkers". Swift, kwaad over do onbeleefdheid van de knecht, zei: „Kom hier, dan zal ik je leeren hoe je een dergelijke opdracht op een welopgevoede wijze moet ten uitvoer brengen. Stel je voor, dat jij Swift bent, en ik de knecht". Nu nam hij heel beleefd zijn hoed af on zei tot den jongen: „Mijn meester -endt u een klein geschenk en hoopt, dat u hem de eer wilt doen, het wel te willen aan vaarden". „Heel goed, beste jongen", gaf de knecht ten antwoord .„Zeg je meester, dat ik hom zeer ver- piioht ben, en hier zijn twee schellingen voor jou." Menschen in crisistijd (Onder de tewerkgestelden) door D. C. A. Bout ALS DE ROLPRENT DRAAIT Voor de vensters in het recreatiogebouwtje wa ren de luiken aangebracht. Er zou gefilmd woe den. Gramofoonmuziek verdreef de verveling, die door het wachten ontstond. Langzaam slenterden de kampbewoners binnen. De motor van het film apparaat draa de proef en wierp haar lichtbundels op het witte doek, dat voor in de zaal gespannon Aangekondigd is de geluidsfilm „de Atlantic Het voor filmpje doet de zaal daveren van den laoh. Velen hunner hebben in de stadsbioscopen do hoofdfilm al gezien. Ze loopen reeds op den inhoud vooruit. Als met groote letters op het doek do woorden „Atlantic" venschijnen, voelt men de spanning, die gaat komen. Daar zitten vanavond vele varensgezellen onder hen, die in den grootcn oorlog de gevaren van de zee doorleefd hebben. Daar zitten er velen, die jaren over de zeeën gezwalkt hebben en nu door bet opleggen van schepen werkloos zijn. Daar zit ten er ook, die toen ze in bet huwelijksbootje stapten een poging deden om van de schepen at to komen. De herinnering aan bet zeevaren is dus voor velen al zeer versohillend. Een schip roept echter herinneringen op. Velen doorleven tijdens de film een stukje van hun Doodsche stilte heerscht er als de film draait. De filmmenechen spreken Duitsch, dat voor geen tachtig procent door de bezoekers gevolgd kan worden. Maar 't spel in de film boeit Statig, machtig ziet men de Oceaanreus afvaren. Militair klinken de bevelen op de commandobrug. Men ziet in de machinekamer de handles over halen. De kapitein wordt blindelings gehoorzaamd. De schroeven zetten zich in beweging. De over tocht naar de nieuwe wereld is begonnen. Op do dekken loopen de passagiers met zee kijker gewapend. Er wordt ^ac.hc.n> geflirt. Men voelt zich zoo echt beliagelijk aan boord van dit zeekasteel. In de dorde en vierde klasse varen de landver huizers mede. Haveloos zien ze er uit Armoede In eigen land deed hun gaan naar de nieuwe wereld, waar ze hopen op andere levenskansen. Wat een tegenstelling. Die costuums van de Ions en tuaSDhondeksmenschen. Dan brengt de film ze weder in de kaartenka- mcr op de commandobrug, waar de kortste route uitgezocht wordt De commandant hangt over de kaart en meet afstanden. Van de nieuwste in strumenten leest hij af, wat voor zijn berekeningen noodig is. Een jong officier brengt hem de laatste berichten over de weersgesteldheid, die de inarco- nist zooeven opving. De commandant is in actie. Hij vaart om n t record, de blauwe wimpel, de trots der maat schappijen, de concurrentie der natiën. De smalste overtocht is de Noordelijkste, doch Al zou zulk een onderzoek geon enkel tastbare conclusie opleveren, dan zou toch het resultaat van zulk ecu scholing in „symphonisch" denken (het oen nooit zien zonder verband met het ander) groot zijn en zou er op talloozo punten helderheid zijn geschapen. Want zulke arbeid loont zichzelf. Natuurlijk verdeelt zich daarna de stam in twee hoofd takken en zullen wij ons hebben te wenden tot de menschelijke verbeeldingskracht, de fanta sie. Maar ook hier laat ons de waarheid, dat de mensch „menschen" wil schoppen, naax zijn beeld en gelijkenis, niet los. Niet alleen door geboorte, maar ook door opvoeding, overmeestering, plasti sche of litteraire creatie wil de mensch zich „men schen" vormen. De moeder, de lecraar de veld heer, de leider van het conventikel, de beeldhou wer eu de romancier o.a. ontmoeten elkaar m zulk oen symphonisch betoog. Dit tweede hoofd stuk zou kunnen heeten; „Fantastica in tegen stelling tot «esthetica, waarmee wij langs een ge heel andere weg tot dit woord komen dan de ro manticus No val is. (Deze laatste schijnt eronder te hebben verstaan een gedroomde, mystische wetenschap der natuurgeheimen, krachtens welke men b.v. de vlekjes op kievitseieren ale magische teokens zou kunnen „lezen".) Met het voorgaande heb k althans de poort getoond, die etaat aan de ingang van een weg die uitnemender is. De vergezichten, die we ach ter die poort deels ontwaren, deels vermoeden, zijn overweldigend, de moeilijkbeden onoverzienbaar, do arbeid op generaties berekend. Maar met dézo zekerheid kunnen wij eindigen en zonder die laat ik u niet gaan, nl. dat wij, nu we dit eenmaal gezien en vermoed hebben, onverbiddellijk afwij zen wat zich in zakt kunst en schoonheid nog op astr&cties g.onden wil. En inzonderheid het lioek, dat wo bespraken, is voor bet doel te eenenmalo onvoldoende; we verwijzen de beschouwingen van de heer Sevensma naar liet vooronderzoek terug en noemen het book, zocals het daar ligt, geen inleiding tot een aesthetica, maar een vermomde cn verminkte theologie. deze Is de gevaarlijkste. Maar het succes brengt roem aan het schip, zijn commandant, zijn maat schappij en aan de vlag, die het vaart Het commandonevel volgt ieder. Ook de wereld der salons. Ook het zorgenvoïk van het tusschen- dek. Men vaart in de gevaarlijke zone, waar ijsbergen geen zeldzaamheid zijn. Vroolijk speelt het orkest zijn foxtrots. Luchtig schuiven dansende paren over dc gladde vloeren in de salons. Aan het dek wordt in een rolstoel een nvllionair voortgereden. Weer wordt met filmsnelheid de aandacht ge vraagd voor de spanning, die er op de brug gaat heorschen. De marconist heeft berichten oj>gevan gen over oen snelnaderende ijsberg. Er is geen ont vluchten meer aan. Alleen door manoeuvreeren is wellicht nog redding mogelijk. Terwijl de marco nist de positie van het schip uitseint, houdt het orkest de menschen beneden bezig. Niemand dan do officieren op de commandobrug kennen het gevaar. In de machinekamer is elk op zijn post. Men ziet op het gezicht van den kapitein do weerkaatsing van wat er in zijn ziel omgaat. Hou derden levens zijn in gevaar. Hij had het kunnen voorkomen. Maar... de blauwe wimpel. De geluidsfilm geeft ook ».t ontzaglijke oogen blik weer als de ijsberg de huid van het schip snijdt. Het gaat zooals een diamant de ruit snijdt. Men hoort bet binncnkloteen van hot water. De Oceaan reus gaat onder. De groote mcnschonschepping blijkt broos te zijn. De machinekamer loopt langzaam vol. Nog tracht men van i.e commandobrug alles te beheer- sclien. De marconist zendt zonder ophouden de lengte cn breedte van liet schip uit en wisselt dit af met do smeektoon der in noodverkeerenden: S.O.S. Alles stroomt te zamen op de dekken. De klas sen zijn opgeheven. De millionair en de landver huizer, de commandant en de stoker staan voor 1e eouwigheid. Nog eenmaal speelt het orkest. Nu: „Nader mijn God tot U". Allen bidden één zegt het voor, allen volgen: „Onze Vader, die in de hemelen zijt". En de marconist zendt voor het laatst het S.O.S., redt onze zielen, uit De film is afgedraaid. Doodstil blijft het in de kam pcan tine. Eon oude bootsman komt naar mij toe en zegt: .Driemaal heb ik een schip verspeeld." Hij is er met zijn geheele ziel in geweest ,De zee..." hij zucht... „de zee is zoo aantrekkelijk voor 'a jong inonsch Het vreemde landen zien, werkt als een magneet Je moet er heen. En als de romantiek er af is dan kan je nie* meer terug, dan zijn de jaren om wat anders te leeren voorhij. Dan moet je. En wanneer je dan gaat trouwen, dan wil je vrouw je thuis houden en dan kan je havenarbei der worden. En nadat in de haven alles machine is geworden, hebben ze je er niet meer noodig. Het is een zuur stukje brood op zee. Het is zoo als u zag. Op de Oceaanlijnen ligt je leven tus schen de pootcn van de passer. De kortste route. Wereldconcurrentie om den roen der natie, bracht duizenden in gevaar. Wat zegt voor ons 'n blauwe wimpel? Niets. Zeker Jk weet bet wel, dat de concurrentie de spanning van het bedrijf is, maar voor mij is die spanning overspanning. Ach mijnheer, wie er niet ingezeten heeft weet er eigenlijk niets van. Driemaal leed ik schipbreuk," vertelde de boots man verder. „Tweemaal in oorlogstijd en eens moest ik in volle zee een schip verlaten, dat in brand stond. Wat beteeken je dan als mensch weinig. Weet u hoe het dan is? Precies zooals u onlangs zei In die morgenwijding, waarin u de schipbreuk van Paulus behandelde. Iladt u het toen niet over de tekst: „Wij hebben dan altijd goeden moed?" U bemerkt da* zoo niet. Maar geloof mij, velen waren dien morgen onder den indruk. U vcrtek'e ons toen hoe u kon zeggen met PauliBs: ,.In gevaren der zee menigmaal." U licbt op Nieuw Guinee heel wat door gemaakt." Wij kwamen weei over de spanning in de filtn te spreken. „Ik vind," zoo vervolgde de bootsman, „de film interessant, maar vluchtig. Ze brengt je in stem mingen. Inderdaad roept ze bij mij herin neringen op. Begrijpen doe ik het echter niet hoe vele men schen er genoeg aan hebben." Het was een zonderlinge wending in het gesprek van mijn vriend, toon hij plots opmerkte: „Kijk, elke bioscoop laat toe, dat je bij het verlaten er van ergens anders binnengaat, waar je weer ander vermaak vindt Dat doe je toch maar niet met do kerk. Vanavond stond je voor de broosheid van het leven. Daar had je je als zeeman vaak telkens weder op in te stelten. Mist, storm, ijsbergen, rif fen, onbokende vaarwaters." Er werd in de kampwoningen nog druk doorge praat over wat men gazien had. Meier liesprak het wufte leven, dat hij gezien had in de salons van „(1e Atlantic". Die rijke lui nn-men het er toch maar van. Willemse was diep getroffen over de berustende invloed van het gebed on de geweldige devotie van het Gh riste lij ke lied. „Is zoon film nu sensatie of werkelijkheid? „Vrienden," zei ik, „laat ik jullie eens vertellen wat ik zelf doorleefd heb op een groote mailstoo- mer, die mij uit Oost-Indië naar Europa bracht. Aan lmord van het schip bevond zich een dokter, die als Zendeling-arts op een der eilanden van ons schoon Insulinde had gearbeid. Hij reisde met vrouw en kinderen hifswaarts. In Eu nojia wacht ten hem zijn oudste kinderen, die hij in geen Ontftpannmgslokaal in de kampen, der tewerkgestelden. jaren had gezien. De hoop op het wederzien gaf de familie, nu ze het doel naderde, dagelijks meer vreugde. Wij voeren op de Indische Oceaan. De dokter werd ziek. Hij bleek door een van zijn patiënten kort voor hij met verlof ging, geïnfecteerd te zijn. Het geval liet zich zeer ernstig aanzien. Men nam hem op in het scheepshospitaal. Het was West moesson en de zep werd dagelijks onstuimiger. Wij konden de Indische havens niet aandoen. Onder de passageirs waren de meesten zeeziek. Daar er meerdere zieken aan boord waren, kwamen er eigenlijk banden te kort om te verplegen en ik bood mij aan om des nachts te helpen. Het is gewoorte, dat op de mailstoomers de pas sagier beziggehouden worden. De zee bracht door haar onstuimigheid vele plannen in de war. In de Indische Oceaan konden de feesten niet doorgaan. Nauwelijks waren wij Kaap Guardafui gepasseerd of wij kwamen in 'talm water. Zeezieken herrezen. Lichte toiletten werden voor den dag gehaald. Do muziek moest spelen m op de dekken werd ge danst Daarboven in het hospitaal werd om het leven vnji den dokter geworsteld. Er waren meer dere thuisvarende dokters aan boord, maar men wist eigenlijk geen raad. Op een avond ging ik naar boven. Een schijnbaar zeer onverschillig inan kwam naar .mij toe en vroeg: „Wat dunkt u, blijft de dokter in leven? Zou het gemaskerC. l»al door kunnen gaan?" Ik keek hem aan hij begreep mij. „Vriend," zei ik, „wat zal ik daar op antwoor den. Ik heb zuLke franjes aan mijn leven niet noodig." 's Middags had een non mij naar den dokter gevraagd. „U weet dat wellicht niet, maar zei ze, van onze orde is het eigenlijk niet geoorloofd om te repatrieeren. Wanneer je voor de missie uit trekt, doe je het voor je leven. Ik moet in het Vaderland examen gaan doen. Ik heb echter nog een taak, beneden in het schip. In de hut heb ik een reisgenoote. Een heele oude non. Zij is simpel en weet e'gonlijk niet wat er met baar gebeurt. Van één ding heeft ze nog besef: Als Ik liaar de rozenkrans in de handen geef. dan beweegt ze die door haar gerimpelde handen. Dan gaat ze bidden. Ik haar haar gezegd: bid voor den zieleen dokter." Daar was ook nog iemand aan boord, wiens patroon in Inuië was overleden. Zijn stoffelijk overschot volgde ons op een vrachtschip. Hij stond telkens op bet achterschip en zei: „Ik bad het anders gedacht." Op dien zelfden m'ddag, dat ik het gesprek met die non had, vroeg hij: „Mag ik voor den dokter bidden?" Voelen jullie, dat bet loven op zoo'n mailstoomer een klein wereldje op zichzelf is? In menige kampwoning neuriede men dien avond: „Nader mijn God tot U." De schuld van de ooievaar Mijnheer Manstra, do-leekenleeraar, had tijdens do les heel veel slaap: thuis bij hem werd bezoek van do ooievarr verwacht Do acht groote jongens, leerlingen der hoogste klasse stonden rustig te werken aan een lijnteeke- niilg, aan elke kant van het middenpad vier. Zo wezen het elkaar, dat mijnheer zat to knikkebol len op zijn stoel voor het middenpad. ..Mag ik even naar buiten, meneer?" „Ja", kwam er nauwelijks hoorbaar met een knikje. Even later vroeg nummer hetzelfde cn kreeg alleen oen tocsiMnmcnd knikje, wat de jongen ten minste als zoodanig opvatte. De leeraar dutte door, steeds diejier en knikte. De jongens hadden er bun draai ln. Telkens knikte do man van ja- Na een kwartiertje schrikt mijnbeer wakker met een harde snork, kijkt rond, ziet een leege klas en gaat n~jw do gang, waar hij bij dc toiletten allo jongens vindt. „Wat doen jullie hier? Kunnen jullie bet niet vragen, voordat jo do klas verlaat?" „Dat hebben wo gevraagd, meneer, en U hebt ja geknikt." K. L. 43

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 11