mu\
VAN EEN
CHINEESCH BIJBELCOLPORTEUR
A
Met het Evangelie tusschen de roovers
Een onzer lezers, die in China gewerkt
heeft en daardoor gelegenheid had van
dichtbij met den Zendingsarbeid aldaar ken
nis te maken, oznd ons het verhaal van dc
lotge\allen overkomen aan den inlandschen
Bijbelcolporteur C h u Ming F u, een
ijverig man van zeer eenvoudige afkomst.
Chu Ming Fu was geboren in Nan Yang
Fu en zijn vader was niet meer dan een
arme koelie, zoodat vanzelfsprekend ook
de zoon al jong begon, met voor een
richsha'w te 'draven, een licht tweewielig
rijtuigje voor één persoon, met een draven
de man ervoor als paard. Chu Ming Fu
was echter gewend, zijn ooren den kost te
geven, en daar hij bijna dagelijks voor een
paar stuivers vreemdelingen naar opgege
ven adressen transporteerde, was hij al
spoedig instaat, een paar woordjes Engelscti
te gebruiken. Voor vreemdelingen, die geen
woord Chineesch-verstaan, ook al wonen
zij soms reeds jaren in China, is een
Engelsch sprekende ricksha w-jongen na
tuurlijk goud waard. Zoo zat Chu Ming Fu
aldra druk in zijn vaste klanten. Soms
kreeg hij ook zendelingen te rijden, en dan
ging hij, in zijn zucht om het Engelsen
nog heter te leeren. mee de zendingsloka
len binnen, in plaats van buiten, met bet
wachten op de thuiskomst van zijn klant,
den tijd slapend door te brengen. Zoo leer
de hij niet alleen de taal, maar ook den
godsdienst der vreemdelingen kennen. Het
aanpakken zat hem echter in het bloed,
hij werd van rickshawjongen een bezield
propagandist voor liet geloof in Jezus
Chrirtus.
Zijn arbeid was volstrekt niet moeilijk,
want de ziel der Chineesche bevolking ligt
open voor den Christus. Want China heeft
veel te lijden van eigen landgenoegen, die
zich aan rooverij overgeven, en de vreed
zame boeren en burgers terrorised en.
Uit die roovers werken zich vanzelven
kopstukken naar boven, die niet tevreden
zijn of zij moeten naam gemaakt hebben
als generaal X of Y Welnu, die leidende
roovers en soms ook de Regeering zelve
(voor zoover er in China van een Regee
ring sprake kan zijn) houden er op hun
manier begrippen op na van de noodzake
lijkheid om het volk op te voeden. Daar
toe behoort ook het te ontwennen aan hun
heidensche afgoden, die men hun eenvou
dig afneemt.
En ziedaar waarom het Chineesche volk
in zekeren zin godsdienstloos genoemd kan
worden Aangezien zulk een staat niet
strookt met. de mensrhrlijke natuur, die in
haar diepste wezen religieus is, kan in
China het heerlijke feit. geconstateerd wor
den, dat de bevolking in hreede stroomen
intuïtief naar den Verlosser uitziet De zen
ding vindt er een geweldig grcot arbeids
veld
Chu gaf zijn nieuwe Testamentjes in
Chineesche karakters, versierd met mooie
prentjes, niet cadeau. Maar de verkoop
viel steeds mee.
Die monschen, die naar hun aard en ook
al omdat de nood hen er toe verplicht, erg
zuinjg ziin. ja tot gierig toe, kochten de
boekjes pretiü en weinigen waren er, die
er geen namen Of de felle kleuren hun be
geerte opwekten, dan wel dat het gespro
kene hun ziel getroffen had, wie zal dat
uitmaken?
Col port agearbeid, en in het alsemeen elk
werk, dat reizen en trekken vereischt, is in
China niet ongevaarlijk, juist om de onze
kere toestanden waaronder net volk ver
keert. en de zwervende rooversbenden. die
weg en veld onveilig maken.
Op zekeren dag moest Chu de bergen in,
om langs bijna ontoegankelijke paden een
nieuw reisdoel te bpreiken. Hij wist zich in
Gods hand en ging rustig zijns weegs. Heel
vaak reeds had hij een oneev/enschte ont
moeting met roovers weten te ontloopen,
ditmaal echter zou hij zijn groote avontuur
beleven. Terwijl hij in gedachten voort
ging. had hij niet gezien, dat uit één der
vele holen, die hij duizenden te vinden zijn
in de Chineesche bergstreken, voorzichtig
een hoofd naar buiten gestoken werd, dat
hem aandachtig opnam.
Plotseling voelde Chu zich van achteren
aangegrepen, ruw tegen den grond gewor
pen en de armen op den rug gebonden.
Een troepje roovers had hem overvallen.
Hun eersle werk was in zijn valiesje te
neuzpn, beseerig naar den rijkdom, dien zij
er in hoopten te vinden. Toen zij niets dan
papier zagen, wierpen zij het taschje ver
achtelijk weg, zonder zelfs de pakjes oper.
te maken, waarin zich de hoekjes bevonden.
Zóó kwaad waren zij zich in hun verwach
ting bedrogen te zien, dat zij kort en goed
EEN CHINEESCHE HANDELAAR.
De Chineesche handelaar, die in zakenkennis
zeker voor geen ander onderdoet.
besloten den gevangene maar zonder ver
deren omhaal dood te schieten. Onze vriend
Chu. die goede ooren heeft, miste geen
woord van die voor hem niet onbelangrijke
conversatie, al werd hij er dan ook niet in
geraadpleegd. Innerlijk bevend hoorde hij
hun overleggingen aan en bad vurig 0111
uitkomst En cle Heere verhoorde zijn ge
bed. Eén van de ï-oovei-s wees op de zon,
die fel op hun zweetende hoofden stak, en
daarna op de geweren die z>j droegen. Hij
merkte op, dat zij dat postje best aan hun
gevangene konden overdragen; doodschieten
konden zij hem later altijd nog. Zijn mak
kers vonden het mdeidaad geen slecht
denkbeeld. En ziedaar hoe onze arme drom
mel zich weldra bijna door midden voelde
buigen door een vracht geweren, die met
iederen stap zwaarder werd. Maar daar
van trok hij zich niet zoo hee' veel aan.
wat hem veel meer bekommerde was zijn
taschje. Dat lag achteloos weggesmeten en
hij had het toch zoo graag terug' Wat te
doen? „Och, lieve Heiland, help mij", zoo
bad hij: „Laat ik mijn valiesje weer terug
krijgen, want zonder boekjes kan Ik mijn
werk niet doen, dat weet Gij toch wel!"
Daarop vatte hij moed en vroeg brutaal
weg aan den roover, die er hel minst nij
dig uitzag, of hij hem even zijn taschje
wilde aangeven.
„Wel, heb ik van mijn leven", was het
antwoord, „heb je nog niet genoeg te dra
gen?" Tot greote voldoening van Chu gaf
hij intusschen toch gevolg aan zijn verzoek,
maar stopte eerst nog een paar zware
steenen in het valiesje aleer hij het aai;
Chu over gaf. De vracht viel den armen
Chu niol mede maar hij greep moed en op
gewekt zette hij zich met 't trr je op weg.
Al spoedig had hij geweren en taschje ver
geten en voelde het gewicht bijna niet meer
kwellen. Hij dankte God. dat hij zijn hoek
jes te:ug had en was overtuigd dat de Heere
die hem reeds zoo wonderlijk ceholpen na<!,
hem ook verder niet in den steek zou la
ten. Hij had het volste vprtrouwen in der.
afloop van zijn avontuur gekregen en twij
felde niet of de Heere zou hem er uit
helper..
De roovers saven het sein om te vertrek
ken en de karavaan trok verder de bergen
in. Het was verbazend warm, en de roovers
die er zich in den aanvang mede vermaak
ten den armen Chu te vertellen hoe zij hem
eerst de geweren zouden laten dragen en
hem daarna vermoorden bij wijze van be
looning, werden gaandeweg stiller en wre
ven zich het zweet van de druipende
hoofden.
-Onze arme man met zijn dracht geweren
en zijn extra-zware koffertje had het na
tuurlijk niet minder warm, maar zijn ge
dachten gingen een andere richting uit dan
die der roovers. Hij dacht niet aan plagen
of klagen hij dacht aan zijn werk. „En
waarom zou ik dat. nu niet evengoed kun
nen doen?" vroeg hij zich af: „het is Gods
wil, dat ik onder die roovers geraakt ben,
dus verlangt Hij ook van mij, dat ik hun
van den Heere Jezus vertellen zal."
Met moeite één zijner handen van de ge
weren vrij makend wist hij zijn valiesje
open le krijgen en er enkele plaatjes uit
te halen.
De roovers hadden hem wel bezig gezien,
maar ze lieten hem stil begaan, wie weet
kwam er nog niet iets van waarde uit dat
ding te voorschijn. Onze man, die zijn land-
genooten op een prik kent, had daarop ge
rekend. Hij nam de plaatjes één voor één
in handen en bleef ei lang op turen.
Lindplijk konden de roovers hun nieuws-
gerigheid toch niet larger bedwingen en
één hunner kwam een stapje nader om be
ter te kunnen zien wat hun gevangene toch
eigenlijk uitvoerde. Toen was voor Chu hei
oogenblik gekomen om te toonen, dat hij,
behalve meL vurigen ijver voor 's Heeren
dienst ook begaafd was met het talent om
behoorlijk reclame voor zijn werk te maken.
Hij wachtte zoo lang tot de nieuwsgierig
heid den roover te machtig werd en deze
hem vroeg wat het prentje, dat Chu juist
in de hand hield, voorstelde. Chu begon hem
in allen eenvoud het prentje te verklaren
en de geschiedenis van den Heiland te ver
teller, die in de wereld gekomen was om
menschcn als die roovers waren van hun
zonden te verlossen.
Natuurlijk waren de overige roovers ko
men toeluisteren nieuwsgierigheid is nu
eenmaal een groot zwak van het Chinee
sche volk en enkelen spotten met Chu's
woorden. Maar dc meesten namen het goed
op en waren al blijde met het warme we
der een beetje afleiding te krijgen.
Toch was hij niet ontevreden, dat men
bij het ondergaan der zon een plekje in de
bergen zocht, waar men 's nachts bivakkee-
ren kon. Hij mocht de geweren neerleggen.
Dat hij daar niet rouwig om was, is te be
grijpen, maar toch nog meer was hij ver
heugd, dat hij dc heerlijke Evangelie-bood
schap aan 'lie roovers bad mogen brengen,
llij had zelfs geprobeerd hun zijn boekjes
te \erkoopen, maar toen hadden zijn gast-
hcei m liem zóó zonderling aangekeken, dat
hij maar gauw besloot in dit buitengewone
geval van zijn principes af te wijken en er
grootmoedig ecnige cadeau te doen, beden
kende.. dat. als die roovers zin in zijn boek
jes hadden, zij ze niet behoefden te vragen,
maar ze eenvoudig nemep zouden.
Intusschen, toen Chu dc boekjes gratis
aanbood, hadden zij ze grootmoedig aange
nomen. Chu vroeg of zij geen kinderen had
der.. Enkelen van hen wel. „Welnu, geef
de hoekjes dan aan de kinderen, wellicht
wil dc Heere hen later er voor Invaren ook
er te worden'. Men ziet het, Chu was
Is vermetel in zijn conversatie. Maar
hij wist wel, wat hij deed. Het juiste oogen-
hlik om zaohtere aandoeningen in het Chi
neesche hart te doen trillen, was aan Chu
niet onbekend; hij, zelf Chinees en geboren
psycholoog, vreesde geen oogenblik er voor,
dóór zijn woorden met hun ruwere natuur
liotsing te komen. Dat hij goed gezien
had. bleek wei uit enkeier gelaat, waar de.
•anen in de oogen stonden als zij aan
rouw en kroost dachten. Sommigen zelfs
aren beschaamd en vingen aan hun le-
mswijze te verdedigen. Zij waren toc.h
iet voor hun pleizier roover ge/worden'
ij moesten toch eten en het rooversvak is
ten slotte toch een vak als ieder ander!
Deze opvaUing over het rooverwezen is trou-
ens algemeen gangbaar in China. Misdaad
het niet. Men vat het als een handwerk
en ziet er niets onbehoorlijks in.
Intusschen was Chu toch verheugd ein
delijk eens te kunnen gaan zitten, want
moe was hij toeh wel. En dan, wie weet
kwam er geen kans aan zijn bewakers te
ontsnappen? De duisternis'Van den nacht
moest hem daarbij helpen. Hij twijfelde
geen oogenblik aan den afloop van dit
avontuur. Hij zou er heelhuids uit ontko
men. Hoe, dat liet hij aan God over. Dit
rouwen kon zelfs niet geschokt worden,
toen de roovers zijn handen en voeten in
kluisters sloegen en hem aan een paal vast
bonden. Maar ze deden bovendien iets zeer
ioms, waaruit de wijsheid Gods later schit
terend blijken zou: zij lieten de geweren on
der bewaking van den gevangene, met be
vel dadelijk alarm te maken als er onraad
kwam. Van epn behoorlijke rust was dus
voor onzen armen Chu geen sprake en eten
of drinken kreeg hij evenmin. De roovers
kloven aan een koud schapenbout ie en
gooiden hem het afgeknaagde beentje toe.
Hij, die wel eens heeft gezien hoe een Chi
nees een beentje afknaagt, zal wel begrij
pen, dat onze arme Chu er geen draadjf
meer kon afkrijgen.
Toen de roovers hun maaltijd beëindigd
EEN CHINEESCHE BEGRAFENIS.
Voor een begrafenisstoet 'in China worden
in den regel reusachtige poppen gedragen,
die een symbolische beteekenis hebben.
hadden, slrekten zij zich languit op den
grond en sliepen weldra als rechtvaardi
gen, die na een weldoorbrachten dag een rus
tigen vrede genieten.
Daar zat nu Chti! Armen en heenen ir
de kluisters! Precies een hoopje ellende!
Maar zoo dacht hij er niet over. Integen-
deel, waar hij op zon, dat was op de vlucht
en hij begreep zeer goed, dut, mocht daar
iets van kunnen komen, dat alleen maar
zou zijn, als zijn bewakers in slaap waren
gevallen. Hij zat dus geduldig te wachten
tot de een na den ander begon te snurken
en bad intusschen voortdurend, dat zijn
vlucht mocht gelukken. Een kwartiertje la
ter leek het wel alsof er een heele stoom
zagerij aan het werk was zóó geweldig
lagen al die roovers te snorken.
Onze vriend begon moed te vatten. Hij
keek eens naar zijn boeien, want die moes
ten eerst los. wilde hij iets kunnen berei
ken. Mot veel inspanning gelukte het hem
zijn eene hand vrij te krijgen, zoodat hij
bij zijn been kon komen, maar niet zonder
dat het vel er bloedig afgeschaafd werd.
Maar dat hinderde niet, vooruit maar! Hij
kon bij het touw komen, waarmee zijn been
gekluisterd was, dat was het voornaamste.
Het was aardedonker. Geen mana te beken
nen Alles moest op den tast gebeuren. Toch
dankte hij God voor die duisternis, wanl
ai kon hij dan niet goed zien, de roovers
evenmin. En mocht er al eens een van h(
voor een oogenblik wakker worden, dx
zou hij nog niet zoo dadelijk bespeuren, d
de gevangene verdachte streken uithaalde.
Er ging intusschen wel een uur mede
heen aleer Chu het eerste touw van
been had los gepeuterd, maar toen hij e
maal zoo ver was, ging 't overige werk s
genoeg en na nog een uur van ploeteren
wringen waren zoowel zijn armen als 5
beenen vrij. Even flink uitrekken en ua.«
voorzichtig in, het rond tasten. De roovers
zaagden er gelukkig nog rustig op los. Chu
besloot derhalve zachtjes op te staan en be
hoedzaam uit het hol te kruipen. Dit geluk
te hem wonderwel en reeds was hij bijna
EEN CHINEESCH GRAF
De Chineesche graven zijn dikwijls zeer fraai gesierd met beeldhouwwerk. Het vaststellen
van den doode zal rusten gaal met zeer ingewikkelde problemen gepaard.
onder aan den berg en buiten het bereik der
roovers, toen hij met schrik aan zijn taschje
dacht, dat nog hoven lag. Zou hij dat ach
terlaten en den volgenden dag niet kunnen
werken! Geen denken aan, zijn valiesje
moest mede. Dadelijk klom hij terug en
ging heel voorzichtig het hol weder in. Maar
waar ergens lag zijn taschje? Het was zóó
duister, dat hij gevaar liep een slapenden
roover aan tc raken, en dal dit gelijk zou
staan met het leven te verliezen, dat wist
hij heel goed. Zou hij het wagen een lucifer
aan te steken? Neen, dat durfde hij niet;
het was te gewaagd! Terwijl hij aldus ang
stig stond te overleggen, gebeurde er iets
wat Chu immer als een wonder des Heeren
heeft beschouwd; liet taschje kwam uit zich
zelf tegen zijn beenen gevlogen.
Hoe was dit mogelijk?! Eén der roovers
had het taschje als hoofdkussen gebiuikt,
inaar waarschijnlijk was het verschoven en
lag daardoor de inan niet meer zoo gemak
kelijk. Met een norschen uitroep slingerde
hij het ding van zich af en juist in de rich
ting waar het wezen moest: aan de voeten
van Chu. Wat was onze vriend verrast! Zóo
verrast inderdaad, dat hij vergat het valies
je op te nemen. Maar spuedig kwam de
blijdschap boven. Meer dan ooit overtuigd,
dat hij ongedeerd uit dit avontuur komen
zou, aangezien God hem zoo kennelijk be
schermde, greep hij zijn taschje en ving
e\en voorzichtig als de eerste keer de terug
reis weder aan.
Maar o wee, welk een leelijke poets bakte
hem de duisternis!
Bij het zoeken had hij over verscheiden
roovers moeten heen stappen, hetgeen hem
wonderwel gelukt was. Maar nu moest hij
terug en hij wist natuurlijk niet precies
meer hoe zij verspreid lagen. Het avontuur
zou thans niet zoo vlot verloopen.
Sluipend en tastend trachtte hij het waag
stuk te volbrengen om onbemerkt den uit
gang van het hol te bereiken. Het taschje
zat vast in zijn vuist. Reeds kon hij door de
vage duisternis heen den uitgang onderschei
den en het was hem alsof de vurig verlang
de vrijheid hem van daar lokkend toewenk
te. In zijn vreugde sprong hij onbedacht
zaam op en wilde weg ijlen. Arme Chu!
moest daar nu juist een roover liggen, die
in zijn slaap langs den kant gerold was en
moest ge nu juist dien man op de liana
trappen? Het scheen wel alsof Chu geen
hand doch een automaat bewogen had, al
thans nauwelijks had zijn voet 's roovers
hand aangeraakt of dat lichaamsdeel kneep
zich automatisch dicht en hield Chu's voei
vast geklemd. Wat moest onze arme vriend
beginnen? „Ach, Heer, help mij!" was zijn
eerste uitroep. Daarna begon hij met zijn
voet te rukken en te trekken. Maar daar
door werd de rooier eerst goed wakker
Luidkeels begon de man te schreeuwen en
zou spoedig de geheele bende bij elkaar ge
bruld hebben.
Nog even een flinken ruk; omerwachts;
misschien zou de roover er niet op rekenen.
En inderdaad had de roover niet op den
hevigen ruk gerekend, dien Chu thans
maakte, de man was nog een beetje slaap v
dronken. Chu zelf begreep eigenlijk niet 1
waar hij de fameuse Vacht vandaan haal- a
de, die hij zoo plotseling ontwikkelde, want
hij verloor er zelf bijna het evenwicht bij t
en om dat te bewgren zwaaide hij met zijn
taschj-e. En dat taschje, dat hij ten kost#
van alles had willen redden, redde thans r
hem. In de richting van den zwaai, dienj
Chu maakte, lag het hoofd van den roover] h
Het gevolg is dus niet moeilijk te raden^
Chu had volstrekt geen booze bedoeling ge
had, maar hij deed toch zijn taschje met,
zulk een kracht op het roon ersgezicht neer-;
komen, dat de eigenaar ervan sterretjes zag.
Als een pijl uit den boog vloog Chu de hel-
ling af. De slaapdronken roovers liepenl
hem wel even achterna, maar Chu was hun
veel te vlug af. Thans hadden de roovers
reden om hun domme handelwijze met dé
geweren te betreuren. Had elk zijn eigen,
geweer mee te slapen genomen, dan hadden
zij nu Chu een kogel achterna kunnen ja
gen, thans konden zij zich vergenoegen met
hem enkel maar na te kijken. Chu intus
schen wist heel goed dat God het zoo be
schikt had.
Op een wonderbare wijze was zoo het
Evangelie onder de roovers gebracht!
De sterrenhemel vertoont zich als een koe
pelvormig gewelf, waaraan de sterren, even
als de zon en de maan, aan den Oostelijken
horizon opkomen en in het Westen onder
gaan.
De circumpolairsterren, de sterren in de
omgeving der Pool, die men op het Noord-
kaartje binnen de gebogen lijn vindt, gaan
op onze breedte niet onder. Zij beschrijven,
boven den horizon, volledige cirkels rond
om de Poolster.
De Sterrenkaartjes.
De kaartjes stellen elk het halve hemel
gewelf voor, boven den Noordelijken en den
Zuidelijken horizon, in den stand van 1
Maart 's avonds te negen uur. Hetzelfde as
pect vindt men midden Februari te tien uur
en midden Maart te acht uur.
Het Noorden vindt men gemakkelijk door
te letten op de Poolster, welke deel uit
maakt van het sterrenbeeld de Kleine Beer
en het eenige hemellicht is, dat altijd op
dezelfde plaats staat
De Sterrenbeelden.
Van het bekende sterrenbeeld de Groote
Beer is het voorste gedeelte bijna tot het
zenith genaderd. In het Westen gaan de
Wahisch, de Visschen en Pegasus onder.
In het Noorden zijn de Zwaan en de Lier
wegens hun lagen stand zoo goed als on
zichtbaar en meer naar het Oosten komt
Boötes op, met de heldere ster Arcturus, een
der eerste sterren die bij het invallen der
schemering zichtbaar is.
Hoog in het Zuiden staat het sterrenbeeld
Tweelingen waarvan de twee helderste
sterren, alfa en belta, de namen van Castor
en Pollux dragen. De schitterende stoet van
sterrenbeelden welke Orion omringt, straalt
nog in volle pracht, maar is toch al meer
naar het Westen opgeschoven.
Zoo gaat Sirius, de bekende heldere ster
uit de Groote Hond, in het begin van Maart
alweer te middernacht onder. In het Z.O.
staat het uitgebreide sterrenbeeld van de
Leeuw, waarvan de helderste ster, Regulus
heet en beta, die van de tweede grootte is,
de naam draagt van Denebola d. i. „Staart
van den Leeuw". Juist in het Oosten komt
de Maagd op, waarin de planeet Jupiter, die
in deze en de volgende maanden in glans
Sirius overtreft.
De Melkweg loopt van het Noorden, door
het Westen, naar het Zuiden.
De Zon en de Maan.
De zon treedt 19 Februari in het teeken
Visschen.
Het eerste kwartier der maan van
21 Febr. staat in de Stier, de volle maan
van 1 Maart in de Leeuw, het laatste
kwartier van 8 Maart in de Schutter en
de nieuwe maan van 15 Maart in de
Visschen.
De Planeten.
De planeten die voor waarneming in aan
merking komen, zijn: Mercurius, Venus,
Mars, Jupiter en Saturnus.
De planeten stralen geen licht uit, maar
worden door ons gezien door het licht dat
zij van de zon ontvangen. Daar de planeten
zich tusèchen de vaste sterren bewegen en
dus ook nabij de zon kunnen staan, zijn ze
niet altijd alle aan den nachtelijken hemel
zichtbaar.
De binnenplaneten Mercurius eD
Venus, waarvan de baan binnen de aard
baan gelegen is, kunnen alleen als morgen
en avondster worden gezien. Zij zijn dus
b.v. nooit te middernacht zichtbaar. De
grootste zonsafstand, aan de sfeer, bedraagt
voor Mercurius 28 en voor Venus 48 graden.
Om deze planeten te zien moet men dus de
gelegenheid van de grootste e 1 0 n g a t i e,
verwijdering van de zon, waarnemen. Dit
geldt vooral voor Mercurius. Er gaat een
verhaal dat Copernicus, 1473—1543, Mercu
rius nooit gezien heeft Nu kan een land
met veel nevel en bewolking den meest ijve
rigen waarnemer vele en velerlei teleurstel
lingen bereiden, maar als het b.g. verhaal
31 JAN. II D.
14 FEB. IOU
waar is, moet de groote Poolsche astronooi
toch wel bijzonder onfortuinlijk zijn ge
weest, want Mercurius is eenige malen pet
jaar morgen- en avondster.
Zoo is Mercurius dezer dagen waar
schijnlijk wel als avondster te zien. 18 Febr
is de planeet in grootste oostelijke elongatiq
maar de helderheid neemt dan al sterk af
zoodat midden Februari, wanneer Mercuriui
\x/i uur na de zon ondergaat, wel de mees
gunstige tijd voor waarneming is. Den 6dei
Maart is de kleine vlugge planeet alweer ix
benedenconjunctie (samenstand) met d(
zon.
Venus, die dezen winter een schitteren
de avondster was, is nu morgenster. De
blanke planeet is van groote helderheid en
komt begin Maart ongeveer 2 uren vóór de,
zon op.
Mars is niet zichtbaar.
Jupiter, op het kaartje in de Maagd
aangegeven, is eigenlijk op 1 Maart te 9 uur|
nog niet boven den horizon, maar komt toch'
in den loop der maand op dat uur op. Deze
grootste der planeten overtreft thans in
glans de „Hondsster", alfa van de Groots
Hond, en zal in de eerstvolgende maanden
sterk de aandacht trekken.
Saturnus is niet zichtbaar.
I MAART 9II
16 8 U