mu\ VAN EEN CHINEESCH BIJBELCOLPORTEUR A Met het Evangelie tusschen de roovers Een onzer lezers, die in China gewerkt heeft en daardoor gelegenheid had van dichtbij met den Zendingsarbeid aldaar ken nis te maken, oznd ons het verhaal van dc lotge\allen overkomen aan den inlandschen Bijbelcolporteur C h u Ming F u, een ijverig man van zeer eenvoudige afkomst. Chu Ming Fu was geboren in Nan Yang Fu en zijn vader was niet meer dan een arme koelie, zoodat vanzelfsprekend ook de zoon al jong begon, met voor een richsha'w te 'draven, een licht tweewielig rijtuigje voor één persoon, met een draven de man ervoor als paard. Chu Ming Fu was echter gewend, zijn ooren den kost te geven, en daar hij bijna dagelijks voor een paar stuivers vreemdelingen naar opgege ven adressen transporteerde, was hij al spoedig instaat, een paar woordjes Engelscti te gebruiken. Voor vreemdelingen, die geen woord Chineesch-verstaan, ook al wonen zij soms reeds jaren in China, is een Engelsch sprekende ricksha w-jongen na tuurlijk goud waard. Zoo zat Chu Ming Fu aldra druk in zijn vaste klanten. Soms kreeg hij ook zendelingen te rijden, en dan ging hij, in zijn zucht om het Engelsen nog heter te leeren. mee de zendingsloka len binnen, in plaats van buiten, met bet wachten op de thuiskomst van zijn klant, den tijd slapend door te brengen. Zoo leer de hij niet alleen de taal, maar ook den godsdienst der vreemdelingen kennen. Het aanpakken zat hem echter in het bloed, hij werd van rickshawjongen een bezield propagandist voor liet geloof in Jezus Chrirtus. Zijn arbeid was volstrekt niet moeilijk, want de ziel der Chineesche bevolking ligt open voor den Christus. Want China heeft veel te lijden van eigen landgenoegen, die zich aan rooverij overgeven, en de vreed zame boeren en burgers terrorised en. Uit die roovers werken zich vanzelven kopstukken naar boven, die niet tevreden zijn of zij moeten naam gemaakt hebben als generaal X of Y Welnu, die leidende roovers en soms ook de Regeering zelve (voor zoover er in China van een Regee ring sprake kan zijn) houden er op hun manier begrippen op na van de noodzake lijkheid om het volk op te voeden. Daar toe behoort ook het te ontwennen aan hun heidensche afgoden, die men hun eenvou dig afneemt. En ziedaar waarom het Chineesche volk in zekeren zin godsdienstloos genoemd kan worden Aangezien zulk een staat niet strookt met. de mensrhrlijke natuur, die in haar diepste wezen religieus is, kan in China het heerlijke feit. geconstateerd wor den, dat de bevolking in hreede stroomen intuïtief naar den Verlosser uitziet De zen ding vindt er een geweldig grcot arbeids veld Chu gaf zijn nieuwe Testamentjes in Chineesche karakters, versierd met mooie prentjes, niet cadeau. Maar de verkoop viel steeds mee. Die monschen, die naar hun aard en ook al omdat de nood hen er toe verplicht, erg zuinjg ziin. ja tot gierig toe, kochten de boekjes pretiü en weinigen waren er, die er geen namen Of de felle kleuren hun be geerte opwekten, dan wel dat het gespro kene hun ziel getroffen had, wie zal dat uitmaken? Col port agearbeid, en in het alsemeen elk werk, dat reizen en trekken vereischt, is in China niet ongevaarlijk, juist om de onze kere toestanden waaronder net volk ver keert. en de zwervende rooversbenden. die weg en veld onveilig maken. Op zekeren dag moest Chu de bergen in, om langs bijna ontoegankelijke paden een nieuw reisdoel te bpreiken. Hij wist zich in Gods hand en ging rustig zijns weegs. Heel vaak reeds had hij een oneev/enschte ont moeting met roovers weten te ontloopen, ditmaal echter zou hij zijn groote avontuur beleven. Terwijl hij in gedachten voort ging. had hij niet gezien, dat uit één der vele holen, die hij duizenden te vinden zijn in de Chineesche bergstreken, voorzichtig een hoofd naar buiten gestoken werd, dat hem aandachtig opnam. Plotseling voelde Chu zich van achteren aangegrepen, ruw tegen den grond gewor pen en de armen op den rug gebonden. Een troepje roovers had hem overvallen. Hun eersle werk was in zijn valiesje te neuzpn, beseerig naar den rijkdom, dien zij er in hoopten te vinden. Toen zij niets dan papier zagen, wierpen zij het taschje ver achtelijk weg, zonder zelfs de pakjes oper. te maken, waarin zich de hoekjes bevonden. Zóó kwaad waren zij zich in hun verwach ting bedrogen te zien, dat zij kort en goed EEN CHINEESCHE HANDELAAR. De Chineesche handelaar, die in zakenkennis zeker voor geen ander onderdoet. besloten den gevangene maar zonder ver deren omhaal dood te schieten. Onze vriend Chu. die goede ooren heeft, miste geen woord van die voor hem niet onbelangrijke conversatie, al werd hij er dan ook niet in geraadpleegd. Innerlijk bevend hoorde hij hun overleggingen aan en bad vurig 0111 uitkomst En cle Heere verhoorde zijn ge bed. Eén van de ï-oovei-s wees op de zon, die fel op hun zweetende hoofden stak, en daarna op de geweren die z>j droegen. Hij merkte op, dat zij dat postje best aan hun gevangene konden overdragen; doodschieten konden zij hem later altijd nog. Zijn mak kers vonden het mdeidaad geen slecht denkbeeld. En ziedaar hoe onze arme drom mel zich weldra bijna door midden voelde buigen door een vracht geweren, die met iederen stap zwaarder werd. Maar daar van trok hij zich niet zoo hee' veel aan. wat hem veel meer bekommerde was zijn taschje. Dat lag achteloos weggesmeten en hij had het toch zoo graag terug' Wat te doen? „Och, lieve Heiland, help mij", zoo bad hij: „Laat ik mijn valiesje weer terug krijgen, want zonder boekjes kan Ik mijn werk niet doen, dat weet Gij toch wel!" Daarop vatte hij moed en vroeg brutaal weg aan den roover, die er hel minst nij dig uitzag, of hij hem even zijn taschje wilde aangeven. „Wel, heb ik van mijn leven", was het antwoord, „heb je nog niet genoeg te dra gen?" Tot greote voldoening van Chu gaf hij intusschen toch gevolg aan zijn verzoek, maar stopte eerst nog een paar zware steenen in het valiesje aleer hij het aai; Chu over gaf. De vracht viel den armen Chu niol mede maar hij greep moed en op gewekt zette hij zich met 't trr je op weg. Al spoedig had hij geweren en taschje ver geten en voelde het gewicht bijna niet meer kwellen. Hij dankte God. dat hij zijn hoek jes te:ug had en was overtuigd dat de Heere die hem reeds zoo wonderlijk ceholpen na<!, hem ook verder niet in den steek zou la ten. Hij had het volste vprtrouwen in der. afloop van zijn avontuur gekregen en twij felde niet of de Heere zou hem er uit helper.. De roovers saven het sein om te vertrek ken en de karavaan trok verder de bergen in. Het was verbazend warm, en de roovers die er zich in den aanvang mede vermaak ten den armen Chu te vertellen hoe zij hem eerst de geweren zouden laten dragen en hem daarna vermoorden bij wijze van be looning, werden gaandeweg stiller en wre ven zich het zweet van de druipende hoofden. -Onze arme man met zijn dracht geweren en zijn extra-zware koffertje had het na tuurlijk niet minder warm, maar zijn ge dachten gingen een andere richting uit dan die der roovers. Hij dacht niet aan plagen of klagen hij dacht aan zijn werk. „En waarom zou ik dat. nu niet evengoed kun nen doen?" vroeg hij zich af: „het is Gods wil, dat ik onder die roovers geraakt ben, dus verlangt Hij ook van mij, dat ik hun van den Heere Jezus vertellen zal." Met moeite één zijner handen van de ge weren vrij makend wist hij zijn valiesje open le krijgen en er enkele plaatjes uit te halen. De roovers hadden hem wel bezig gezien, maar ze lieten hem stil begaan, wie weet kwam er nog niet iets van waarde uit dat ding te voorschijn. Onze man, die zijn land- genooten op een prik kent, had daarop ge rekend. Hij nam de plaatjes één voor één in handen en bleef ei lang op turen. Lindplijk konden de roovers hun nieuws- gerigheid toch niet larger bedwingen en één hunner kwam een stapje nader om be ter te kunnen zien wat hun gevangene toch eigenlijk uitvoerde. Toen was voor Chu hei oogenblik gekomen om te toonen, dat hij, behalve meL vurigen ijver voor 's Heeren dienst ook begaafd was met het talent om behoorlijk reclame voor zijn werk te maken. Hij wachtte zoo lang tot de nieuwsgierig heid den roover te machtig werd en deze hem vroeg wat het prentje, dat Chu juist in de hand hield, voorstelde. Chu begon hem in allen eenvoud het prentje te verklaren en de geschiedenis van den Heiland te ver teller, die in de wereld gekomen was om menschcn als die roovers waren van hun zonden te verlossen. Natuurlijk waren de overige roovers ko men toeluisteren nieuwsgierigheid is nu eenmaal een groot zwak van het Chinee sche volk en enkelen spotten met Chu's woorden. Maar dc meesten namen het goed op en waren al blijde met het warme we der een beetje afleiding te krijgen. Toch was hij niet ontevreden, dat men bij het ondergaan der zon een plekje in de bergen zocht, waar men 's nachts bivakkee- ren kon. Hij mocht de geweren neerleggen. Dat hij daar niet rouwig om was, is te be grijpen, maar toch nog meer was hij ver heugd, dat hij dc heerlijke Evangelie-bood schap aan 'lie roovers bad mogen brengen, llij had zelfs geprobeerd hun zijn boekjes te \erkoopen, maar toen hadden zijn gast- hcei m liem zóó zonderling aangekeken, dat hij maar gauw besloot in dit buitengewone geval van zijn principes af te wijken en er grootmoedig ecnige cadeau te doen, beden kende.. dat. als die roovers zin in zijn boek jes hadden, zij ze niet behoefden te vragen, maar ze eenvoudig nemep zouden. Intusschen, toen Chu dc boekjes gratis aanbood, hadden zij ze grootmoedig aange nomen. Chu vroeg of zij geen kinderen had der.. Enkelen van hen wel. „Welnu, geef de hoekjes dan aan de kinderen, wellicht wil dc Heere hen later er voor Invaren ook er te worden'. Men ziet het, Chu was Is vermetel in zijn conversatie. Maar hij wist wel, wat hij deed. Het juiste oogen- hlik om zaohtere aandoeningen in het Chi neesche hart te doen trillen, was aan Chu niet onbekend; hij, zelf Chinees en geboren psycholoog, vreesde geen oogenblik er voor, dóór zijn woorden met hun ruwere natuur liotsing te komen. Dat hij goed gezien had. bleek wei uit enkeier gelaat, waar de. •anen in de oogen stonden als zij aan rouw en kroost dachten. Sommigen zelfs aren beschaamd en vingen aan hun le- mswijze te verdedigen. Zij waren toc.h iet voor hun pleizier roover ge/worden' ij moesten toch eten en het rooversvak is ten slotte toch een vak als ieder ander! Deze opvaUing over het rooverwezen is trou- ens algemeen gangbaar in China. Misdaad het niet. Men vat het als een handwerk en ziet er niets onbehoorlijks in. Intusschen was Chu toch verheugd ein delijk eens te kunnen gaan zitten, want moe was hij toeh wel. En dan, wie weet kwam er geen kans aan zijn bewakers te ontsnappen? De duisternis'Van den nacht moest hem daarbij helpen. Hij twijfelde geen oogenblik aan den afloop van dit avontuur. Hij zou er heelhuids uit ontko men. Hoe, dat liet hij aan God over. Dit rouwen kon zelfs niet geschokt worden, toen de roovers zijn handen en voeten in kluisters sloegen en hem aan een paal vast bonden. Maar ze deden bovendien iets zeer ioms, waaruit de wijsheid Gods later schit terend blijken zou: zij lieten de geweren on der bewaking van den gevangene, met be vel dadelijk alarm te maken als er onraad kwam. Van epn behoorlijke rust was dus voor onzen armen Chu geen sprake en eten of drinken kreeg hij evenmin. De roovers kloven aan een koud schapenbout ie en gooiden hem het afgeknaagde beentje toe. Hij, die wel eens heeft gezien hoe een Chi nees een beentje afknaagt, zal wel begrij pen, dat onze arme Chu er geen draadjf meer kon afkrijgen. Toen de roovers hun maaltijd beëindigd EEN CHINEESCHE BEGRAFENIS. Voor een begrafenisstoet 'in China worden in den regel reusachtige poppen gedragen, die een symbolische beteekenis hebben. hadden, slrekten zij zich languit op den grond en sliepen weldra als rechtvaardi gen, die na een weldoorbrachten dag een rus tigen vrede genieten. Daar zat nu Chti! Armen en heenen ir de kluisters! Precies een hoopje ellende! Maar zoo dacht hij er niet over. Integen- deel, waar hij op zon, dat was op de vlucht en hij begreep zeer goed, dut, mocht daar iets van kunnen komen, dat alleen maar zou zijn, als zijn bewakers in slaap waren gevallen. Hij zat dus geduldig te wachten tot de een na den ander begon te snurken en bad intusschen voortdurend, dat zijn vlucht mocht gelukken. Een kwartiertje la ter leek het wel alsof er een heele stoom zagerij aan het werk was zóó geweldig lagen al die roovers te snorken. Onze vriend begon moed te vatten. Hij keek eens naar zijn boeien, want die moes ten eerst los. wilde hij iets kunnen berei ken. Mot veel inspanning gelukte het hem zijn eene hand vrij te krijgen, zoodat hij bij zijn been kon komen, maar niet zonder dat het vel er bloedig afgeschaafd werd. Maar dat hinderde niet, vooruit maar! Hij kon bij het touw komen, waarmee zijn been gekluisterd was, dat was het voornaamste. Het was aardedonker. Geen mana te beken nen Alles moest op den tast gebeuren. Toch dankte hij God voor die duisternis, wanl ai kon hij dan niet goed zien, de roovers evenmin. En mocht er al eens een van h( voor een oogenblik wakker worden, dx zou hij nog niet zoo dadelijk bespeuren, d de gevangene verdachte streken uithaalde. Er ging intusschen wel een uur mede heen aleer Chu het eerste touw van been had los gepeuterd, maar toen hij e maal zoo ver was, ging 't overige werk s genoeg en na nog een uur van ploeteren wringen waren zoowel zijn armen als 5 beenen vrij. Even flink uitrekken en ua.« voorzichtig in, het rond tasten. De roovers zaagden er gelukkig nog rustig op los. Chu besloot derhalve zachtjes op te staan en be hoedzaam uit het hol te kruipen. Dit geluk te hem wonderwel en reeds was hij bijna EEN CHINEESCH GRAF De Chineesche graven zijn dikwijls zeer fraai gesierd met beeldhouwwerk. Het vaststellen van den doode zal rusten gaal met zeer ingewikkelde problemen gepaard. onder aan den berg en buiten het bereik der roovers, toen hij met schrik aan zijn taschje dacht, dat nog hoven lag. Zou hij dat ach terlaten en den volgenden dag niet kunnen werken! Geen denken aan, zijn valiesje moest mede. Dadelijk klom hij terug en ging heel voorzichtig het hol weder in. Maar waar ergens lag zijn taschje? Het was zóó duister, dat hij gevaar liep een slapenden roover aan tc raken, en dal dit gelijk zou staan met het leven te verliezen, dat wist hij heel goed. Zou hij het wagen een lucifer aan te steken? Neen, dat durfde hij niet; het was te gewaagd! Terwijl hij aldus ang stig stond te overleggen, gebeurde er iets wat Chu immer als een wonder des Heeren heeft beschouwd; liet taschje kwam uit zich zelf tegen zijn beenen gevlogen. Hoe was dit mogelijk?! Eén der roovers had het taschje als hoofdkussen gebiuikt, inaar waarschijnlijk was het verschoven en lag daardoor de inan niet meer zoo gemak kelijk. Met een norschen uitroep slingerde hij het ding van zich af en juist in de rich ting waar het wezen moest: aan de voeten van Chu. Wat was onze vriend verrast! Zóo verrast inderdaad, dat hij vergat het valies je op te nemen. Maar spuedig kwam de blijdschap boven. Meer dan ooit overtuigd, dat hij ongedeerd uit dit avontuur komen zou, aangezien God hem zoo kennelijk be schermde, greep hij zijn taschje en ving e\en voorzichtig als de eerste keer de terug reis weder aan. Maar o wee, welk een leelijke poets bakte hem de duisternis! Bij het zoeken had hij over verscheiden roovers moeten heen stappen, hetgeen hem wonderwel gelukt was. Maar nu moest hij terug en hij wist natuurlijk niet precies meer hoe zij verspreid lagen. Het avontuur zou thans niet zoo vlot verloopen. Sluipend en tastend trachtte hij het waag stuk te volbrengen om onbemerkt den uit gang van het hol te bereiken. Het taschje zat vast in zijn vuist. Reeds kon hij door de vage duisternis heen den uitgang onderschei den en het was hem alsof de vurig verlang de vrijheid hem van daar lokkend toewenk te. In zijn vreugde sprong hij onbedacht zaam op en wilde weg ijlen. Arme Chu! moest daar nu juist een roover liggen, die in zijn slaap langs den kant gerold was en moest ge nu juist dien man op de liana trappen? Het scheen wel alsof Chu geen hand doch een automaat bewogen had, al thans nauwelijks had zijn voet 's roovers hand aangeraakt of dat lichaamsdeel kneep zich automatisch dicht en hield Chu's voei vast geklemd. Wat moest onze arme vriend beginnen? „Ach, Heer, help mij!" was zijn eerste uitroep. Daarna begon hij met zijn voet te rukken en te trekken. Maar daar door werd de rooier eerst goed wakker Luidkeels begon de man te schreeuwen en zou spoedig de geheele bende bij elkaar ge bruld hebben. Nog even een flinken ruk; omerwachts; misschien zou de roover er niet op rekenen. En inderdaad had de roover niet op den hevigen ruk gerekend, dien Chu thans maakte, de man was nog een beetje slaap v dronken. Chu zelf begreep eigenlijk niet 1 waar hij de fameuse Vacht vandaan haal- a de, die hij zoo plotseling ontwikkelde, want hij verloor er zelf bijna het evenwicht bij t en om dat te bewgren zwaaide hij met zijn taschj-e. En dat taschje, dat hij ten kost# van alles had willen redden, redde thans r hem. In de richting van den zwaai, dienj Chu maakte, lag het hoofd van den roover] h Het gevolg is dus niet moeilijk te raden^ Chu had volstrekt geen booze bedoeling ge had, maar hij deed toch zijn taschje met, zulk een kracht op het roon ersgezicht neer-; komen, dat de eigenaar ervan sterretjes zag. Als een pijl uit den boog vloog Chu de hel- ling af. De slaapdronken roovers liepenl hem wel even achterna, maar Chu was hun veel te vlug af. Thans hadden de roovers reden om hun domme handelwijze met dé geweren te betreuren. Had elk zijn eigen, geweer mee te slapen genomen, dan hadden zij nu Chu een kogel achterna kunnen ja gen, thans konden zij zich vergenoegen met hem enkel maar na te kijken. Chu intus schen wist heel goed dat God het zoo be schikt had. Op een wonderbare wijze was zoo het Evangelie onder de roovers gebracht! De sterrenhemel vertoont zich als een koe pelvormig gewelf, waaraan de sterren, even als de zon en de maan, aan den Oostelijken horizon opkomen en in het Westen onder gaan. De circumpolairsterren, de sterren in de omgeving der Pool, die men op het Noord- kaartje binnen de gebogen lijn vindt, gaan op onze breedte niet onder. Zij beschrijven, boven den horizon, volledige cirkels rond om de Poolster. De Sterrenkaartjes. De kaartjes stellen elk het halve hemel gewelf voor, boven den Noordelijken en den Zuidelijken horizon, in den stand van 1 Maart 's avonds te negen uur. Hetzelfde as pect vindt men midden Februari te tien uur en midden Maart te acht uur. Het Noorden vindt men gemakkelijk door te letten op de Poolster, welke deel uit maakt van het sterrenbeeld de Kleine Beer en het eenige hemellicht is, dat altijd op dezelfde plaats staat De Sterrenbeelden. Van het bekende sterrenbeeld de Groote Beer is het voorste gedeelte bijna tot het zenith genaderd. In het Westen gaan de Wahisch, de Visschen en Pegasus onder. In het Noorden zijn de Zwaan en de Lier wegens hun lagen stand zoo goed als on zichtbaar en meer naar het Oosten komt Boötes op, met de heldere ster Arcturus, een der eerste sterren die bij het invallen der schemering zichtbaar is. Hoog in het Zuiden staat het sterrenbeeld Tweelingen waarvan de twee helderste sterren, alfa en belta, de namen van Castor en Pollux dragen. De schitterende stoet van sterrenbeelden welke Orion omringt, straalt nog in volle pracht, maar is toch al meer naar het Westen opgeschoven. Zoo gaat Sirius, de bekende heldere ster uit de Groote Hond, in het begin van Maart alweer te middernacht onder. In het Z.O. staat het uitgebreide sterrenbeeld van de Leeuw, waarvan de helderste ster, Regulus heet en beta, die van de tweede grootte is, de naam draagt van Denebola d. i. „Staart van den Leeuw". Juist in het Oosten komt de Maagd op, waarin de planeet Jupiter, die in deze en de volgende maanden in glans Sirius overtreft. De Melkweg loopt van het Noorden, door het Westen, naar het Zuiden. De Zon en de Maan. De zon treedt 19 Februari in het teeken Visschen. Het eerste kwartier der maan van 21 Febr. staat in de Stier, de volle maan van 1 Maart in de Leeuw, het laatste kwartier van 8 Maart in de Schutter en de nieuwe maan van 15 Maart in de Visschen. De Planeten. De planeten die voor waarneming in aan merking komen, zijn: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. De planeten stralen geen licht uit, maar worden door ons gezien door het licht dat zij van de zon ontvangen. Daar de planeten zich tusèchen de vaste sterren bewegen en dus ook nabij de zon kunnen staan, zijn ze niet altijd alle aan den nachtelijken hemel zichtbaar. De binnenplaneten Mercurius eD Venus, waarvan de baan binnen de aard baan gelegen is, kunnen alleen als morgen en avondster worden gezien. Zij zijn dus b.v. nooit te middernacht zichtbaar. De grootste zonsafstand, aan de sfeer, bedraagt voor Mercurius 28 en voor Venus 48 graden. Om deze planeten te zien moet men dus de gelegenheid van de grootste e 1 0 n g a t i e, verwijdering van de zon, waarnemen. Dit geldt vooral voor Mercurius. Er gaat een verhaal dat Copernicus, 1473—1543, Mercu rius nooit gezien heeft Nu kan een land met veel nevel en bewolking den meest ijve rigen waarnemer vele en velerlei teleurstel lingen bereiden, maar als het b.g. verhaal 31 JAN. II D. 14 FEB. IOU waar is, moet de groote Poolsche astronooi toch wel bijzonder onfortuinlijk zijn ge weest, want Mercurius is eenige malen pet jaar morgen- en avondster. Zoo is Mercurius dezer dagen waar schijnlijk wel als avondster te zien. 18 Febr is de planeet in grootste oostelijke elongatiq maar de helderheid neemt dan al sterk af zoodat midden Februari, wanneer Mercuriui \x/i uur na de zon ondergaat, wel de mees gunstige tijd voor waarneming is. Den 6dei Maart is de kleine vlugge planeet alweer ix benedenconjunctie (samenstand) met d( zon. Venus, die dezen winter een schitteren de avondster was, is nu morgenster. De blanke planeet is van groote helderheid en komt begin Maart ongeveer 2 uren vóór de, zon op. Mars is niet zichtbaar. Jupiter, op het kaartje in de Maagd aangegeven, is eigenlijk op 1 Maart te 9 uur| nog niet boven den horizon, maar komt toch' in den loop der maand op dat uur op. Deze grootste der planeten overtreft thans in glans de „Hondsster", alfa van de Groots Hond, en zal in de eerstvolgende maanden sterk de aandacht trekken. Saturnus is niet zichtbaar. I MAART 9II 16 8 U

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 8