ZONDAGSBLAD kleu-ïer-kranlje Oplossing van de rebus in het vorige nummer Ach, dat men evenveel ijver had om zijne tre- breken uit te roeien en deagden aan te kweeken, als om geleerde vraagstukken uit te denkenl van het letterraadsel in het vorige nummer Fontainehleau. 1. F. voor Fahrenheit; 2. bom; 3. Venus; 4. brit sen; 5. gebrabbel; 6. griffioenen; 7. Fontainehleau; 8. nachtegalen; 9 frambozen; 10. dobbers; 11. greep; 12 dam; 13. U. Voor knutselaars *N VERDEELDE DOOS Nu gaan we 'ns een mooi doosje maken. Eigen er in. We beginnen met de viei bakjes. Je teekent op du.i karton 4 naai de bovenste tcekening. Ue lijnen van den middelsten driehoek zijn ritslijnen. Snijd langs de dikke lijnen. Zet de driehoekige bakjes met losse plakstrookjes in elkaar. Beplak deze vakjes van binnen en buiten met sierpapier. Zet ze zoo tegen elkaar, dat ze weer een gelijk- Duimelot Een verhaal voor Kinderen Om voor te lezen II Op een dag kwam er een rijtuig aanrijden, dat hield voor Duimelots huis stil. Duimelot speelde op de groote tafel midden in de ka mer en zag daarom niets van het rytuig. Onmiddellijk daarop ging de bel. Wel Wel! Wie zou daar nu zijn? Duimelot luisterde. „Goeden dag!" hoorde hij een stem zeg gen. „Goeden dag!" antwoordde de vader. „Och neemt U me niet kwalijk, ik heb ge hoord, dat hier in dit huis een dwerg is, ik wou vragen of ik hem eens zien mag." „Zeker," sprak de vader daarop, „komt U toch binnen." Daar ging de deur open, en een dikke man met een wit vest en een gouden ketting daarop kwam binnen. „Maar nu ben ik toch nieuwsgierig, erg nieuwsgierig!" sprak de vreemdeling. „Waar heeft U hem dan?" Met deze woorden zette de vreemdeling zijn lorgnet op en keek de heele kamer rond. „Hier ben ik!" riep Duimelot luid en stapte tot aan de rand van de tafel. De vreemdeling zag hem nog heelemaal niet, keek weer over al rond en zei: „O, zoo erg klein kan hy toch niet zijn, als hij zoo'n stem heeft. Het zal wel enkel een kleine jongen zijn en geen echte dwerg." De vader glimlachte en wees op de tafel. De vreemdeling keek onder de tafel, vermoedelijk was hü büziende. „Nee, hier ben ik!" riep Duimelot. „O, o, o. o!" riep de vreemdeling uit, toen hü de k'eine eindely'k zag, „maar dat is eenvoudig kolos saal, dat is eenvoudig niet te gelooven maar dat is„Hier ben ik," zei Dui melot en lachte en keek de vreemdeling, die hem steeds nog door zün glinsterende bril lenglazen aanstaarde, brutaal aan. Een oogenblik was het heelemaal stil. De vreemdeling kwam heel voorzichtig steeds dichterby'. tot hü met zün dikke roode neus de kleine Duimelot bü'na omstiet, toen zette hü zü'n lorgnet af en zag Duimelot zonder bril met half dichtgeknepen oogen lang aan. „Ja, leef je eigenlyk?" vroeg hü eindelü'k, nadat hü meerdere malen zü'n lorgnet op en weer afgezet had. Duimelot lachte en zei: „Kom eens dichtbü, dan zal ik 't je laten zien." De vreemde meneer kwam met zü'n lange roode neus weer vlakbü Duimelot, daar nam Duimelot gezwind zijn sabel en prikte hem met de punt van de speld precies in de neus. „Auschreeuwde de meneer en deinsde terug. „Ja, jawel, ik voel het, dat je leeft! Maar dat is kolossaal! Eenvoudig ko los-saaisprak hü en sloeg van vreug de aldoor weer zü'n dikke, groote handen ineen. Daarop liep hü om de heele tafel heen, bekeek Duimelots bed en zü'n speelgoed stuk voor stuk, vroeg wat hü dan wel te eten en te drinken kreeg en verder nog van allerlei. De vader stond erbü en glimlachte sr. ver heugde zich, dat zü'n kleine jongen zoo zeer bü de vreemdeling in de smaak viel. Die draaide zich eindelük weer naar de vader om en zei, terwül hü op Duimelot wees: „Die moet ik hebben!" „O, wat denkt U wel!" hernam de vader, „meent U heusch, dat ik my'n kind weggeef of verkoop? daarvoor heb ik het veel te lief." „Dat geloof ik. dat geloof ik graag," antwoordde de vreemde meneer. „U moet hem ook niet verkoopen of weggeven, alleen een paar weken uitleenen." „Kinderen leent men niet uit!" riep de vader uit en trok een boos gezicht. „Och, beste man." antwoordde de meneer. „U moet het immers ook niet voor niets doen, ik be taal er een hoop geld voor. Leent U hem mij vier weken, dan breng ik hem gezond weer in huis terug, bedenk eens, maar vier we ken! U krügt er zóó veel ge'd voor dat U geen dag meer hoeft te werken." „Bestaat niet," zei de vader heel rustig, „my'n kind leen ik niet uit. En wat wilt U dan met de kleine beginnen?" „Ja, weet U mijn beste man," zei de vreemdeling daarop, „ik heb in de stad een groot circus, en ziet U de menschen willen altüd wat nieuws hebben, toen heb ik bü mezelf gedacht, dat ik de kleine voor vier weken zou kunnen leeney en hem voor geld in mün circus laten zien. Ik maak er een zaakje van, een goed zaakje naar ik hoop, en het zal voor U ook een goed zaakje zü'n. Ik betaal U contant 10.000 daal ders en binnen vier weken hebt U Dui melot gezond en vroolyk terug." De vader schudde ernstig het hoofd en sprak weer: „Onmogelijk!' Duimelot had oplettend geluisterd, nu zei hü„Vader, doe het tochDoe het toch ik heb er wel zin in. Ik heb er toch al lang over gedacht, om eens op reis te gaan en de we reld te leeren kennen. Alty'd met notedoppen te spelen, dat is ook geen pleizier, hei ver veelt me allang, en denk dan eens aan, al dat geld. U wordt ook oud, en het zou goed zün als U niet altüd meer zoo hoefde te sloven." „Juist, zeer juist!" riep de vreemdeling uit, „dat is een heel verstandig klein ventje!" „Ja, kind," antwoordde de vader, „maar als je nu iets overkwam en je ziek werd?" „Dan schry'f ik U dadely'k of telegrafeer U," welke je tegen elkaar hebt staan. De hoogte iets meer, 'n paar millimeters. Maak 'n extra bodem, die overal 1 c.M. uitsteekt. Een deksel even groot als doze extra bodem. Breng op het deksel een eenvoudige versiering aan. lijk 5 doozen of beter nog één doos met vier bakjes Kunstjes en Spelletjes EEN RAAD-SPELLETJE Een van het gezelschap verlaat het vertrek. De anderen kiezen een voorwerp uit, dat hij moet raden. Ze mogen alleen „ja", „nee" en „betreic- kelijk" zeggen. Gesteld dat gekozen is: een kan delaar op den schoorsteen. Nu vraagt hij of zij b.v. achtereenvolgens: „Is he. uit het plantenrijk?" „Neen." „Dus ui* 't dolfstoffenrijk?" „Ja." „Is 't hier in de kamer?" „Ja." „Kan ik het zien?" „Ja." „Is het een voorwerp van weelde?" „Betrekkelijk." „Is het een ornament op den schoorsteen?" „Ja." „Een der vazen." „Neen." „Het aschbakje?" „Neen." „De kandelaar?" „Ja." Dan gaat een ander de kamer uit en begint het spelletje opnieuw. Probeer 't eensl sprak de vreemdeling. „En overigens, dat zal niet gebeuren. Duimelot zal het bü my zoo goed hebben als een vorst! Ik zal hora bewaken als mijn oogappel. Hy' zal een leven hebben als een prins." „Als 't me niet meer aanstaat, kom ik eenvoudig terug!" sprak Duimelot. „Naluur- lü'k, dan kom je terug, maar het zal je best aanstaan!" sprak de vreemdeling. Lange tyd werd de zaak aan alle kanten overwogen. De vader wilde eerst in 't geheel niet, tenslotte echter, toen Duimelot ïem steeds weer moed insprak, willigde hü in. Het was maar een geluk, dat moeder niet aanwezig was, anders zou er niets van de zaak gekomen zün. Toen ze later thuis kwam was de tafel heelemaal bedekt met goudstuk ken en Duimelot niet meer thuis. „Wacht, ik zal je dragen," had de direc teur van het circus gezegd en Duimelot was, opdat hü niet verloren kon gaan en hera niets zou overkomen, in een leeg sigaren kistje geborgen, dat nam de heer zorgvuldig onder zü'n arm. Dit sigarenkistje had de vader als een klein kamertje ingericht. Twee ramen waren erin en een deur, die Duimelot zelf open en dicht doen kon. Een tafel stond erin en een paar poppestoelen. Ook een spie geltje en een vloerkleed waren niet vergeten. (Volgende week verder.) Springversje Ik zei-der van Jaap-je, Ik zei-der van Jaap-je, Ik zei-der van Jaap-je sta stil. En waar-om zou ik stil gaan staan? Ik heb er mün le-ven geen kwaad ge-daan! Ik zei-der van Jaap-je, Ik zei-der van Jaap-je, Ik zei-der van Jaap-je sta stil! 16 PaöSïSï ÖWÏV3 aoovij r sïürM. n r* 5K- 3 behoorende bij NIEUWE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 13 JANUARI JAARGANG 1934 DE TIENDE URE tot hen: Kom x bü Hem. En het Johannes, de fijn-besna* rde ziel onder de apos telen, die met haast vrouwelijke intuïtie den ver rezen Chrietus op het strand der Galileesche tee zou herkennen, zegger.de; „Het is de Heere!" ver meldt ons hier. hoe hij voor 't eerst in nauwer contact met Christus /ekomen is. 't Was voor zijn eigen besef het hoogtepunt in zijn leven. Wanneer hij in zi'.i grijsheid het naar hem genoemde Evan gelie schrijft, herinnert hij zich no^ duidelijk, dat het de tiende ure waS: de mensch is een wopder- lijk wezen, hij kan geen e.ikele dan in'de toekomst vooruitzien, maar Cod heeft hem in de hermnéring wel het vermoe°n geschonken om zelfs zeventig of tachtig jaren in het veneden terug te ricn in het zoo laiig geleden gebeuren in aen geeft als t ware opnieuw te doorleven, "t Sterkste ceheugan kan natuurlijk niet alles hewnren. Er ontnaat veel aan, dat geen diepen indruk kon maken, omdat het te gewoon en te alledaagsch was. De voor vallen van beslissende heteokenis, die een wending in den levensloop brachten, blijven echter bij iédef In "t eeheugen hangen: de huwelijksdag, de datum waarop men vader of moeder werd. voor den pre dikant de dag der ambtsaanvaarding, en voor den jongen man die, waarop een nieuwe carrière zich voor hem opende, de sterfdag onzer celiefden, neen. zulke ingrijpende levenservaringen kan nie mand vergeten, hiervan geldt het woord: „En het was de tiende ure!" Deze voorbeelden raken het natuurlijke leven. Johannes kende echter óók een hoogtepunt in 't geestelijk leven het kritieke oogenblik. waarop Jezus beslag op hem legde, om nem voor den r' mst in zijn Koninkrijk op te eischen. Geheel onvoorbereid sloeg de „tiende ure" voor hpm niet. Hij behoorde reeds tot de riscipelen van den Weg bereider des Heeren. wiens ;oep tot boetvaardig heid en bekppring hem in "t hart gezonken was. De wetsprediking alléén kan den mensch echter niet den vrede geven, z.j is ontdekkend, bescha mend heschuldigend en eronrdeelend. zij wekt onvrede met ons 'eli in "t hart en zal hoogstens tot de klacht leiden: „o, mijn ziel, wat buigt g'u neder? waartoe zijt g' in mij ontrust?" Daarom had de Wegbereider »ijn wetsprediking reeds twee maal doen uit'oopen op en evangebeprediking. Want zoowel op der. vorigen als op dezen gedenk- waardigen dag bad hij op Jezus gewezen met het zinrijke woord: „Zie. het Lam Gods. dat de zonde der wereld "wegneemt!" On deze prediking van genade waren .Toha-ni e.. Andrens. Jezus; gevolgd, maar slechts uit ie verte, kennelijk om te zien waar hij woonde En toen had Christus zich naar hen omgekeerd met Je vraag wdt zij zochten. Zij antwoordden bedektelijk, dat zij niet iets. maar Iemand, ja. Hém zochten, dit blijkt uit de vraag: „Pahhi! waar woont Gil?" Kn daarop volgde het: ^Komt en ziet" van den Heiland met het heilrijke gevolg, dat zij dien gansrhen dag bij Hem hieven, om verder door Hem onderwezen te worden en vreoe te vinden,en het was do tiende ure! Zulk een onvergetelijke tiende ure komt onge twijfeld voor in 't leven "an alle kinderen Gods, al zullen zij haar niet steeds kunnen aanwijzen, 't Kan niet anders, of er moet eén ondeelbaar oogenblik in hun jaren zijn, waarop zij overgingen uit den dood in leven, ei uit dc duisternis ge trokken werden naar het Koninkrijk des lichts. Deze overgang is bij niemand een langdurig pro ces. maar altoos een crisis, die zóó opkomt, maar dan ook terstond voltrukken is. Er kunnen wel allerlei Geesteswerkingen aan voorafgaan. Dit was óók zoo oij de twee discipelen, die vooraf door Je prediking van den Wegbereider geschokt, ontroerd en aangegrepen waren. Maar het doorbreken van het eeuwige level zelf In een ziel, die in den doodsstaat verke> rt is een zaak van één ondeel baar punt d' tijds: gij 3tondt voorheen huiten Christus, en onééns, en volstrekt niet geleidelijk, is het wonder der genade geschied, dat gij in Hpm gevonden wordt, en H'j zi*-h aan jw :el ontdekte als uw SchilI1"pizo^ner en ZoraevernielPr. als uw Losser en Middelaar, die u tot een ónder mensch gemaakt heeft, af^wasschen. gerechtvaar digd, genei igd, !n lanva.ig ook reeds verheer lijkt. dit was uw tiend- ure. Gij kunt haar misschien niet aanwijzen? Dit is mogelijk. Slechts weiniger zijn er toe in staat: een Johannes, die zich de eerste ontmoeting met den Christus Cods od rijn ouden dag herin nert, een Paulus, die zoo geweldig op den weg van Dnmascus aangegrepe a-erd. een stokbewaar der, wien het zoo angstig te moede werd, en zoo zijn er ook thans nog. vooi"»l hartstochtelijke zon daren, dié dag eri uur, wpteh te noemen. Maar ai is dit niet met u het geval, de kritieke tiende ure. het keerpunt van uw ieven. is er niettemin geweest, het moment, waarop Christus zich per soonlijk tot u „omkpprde" om u Je hand op d>*n schouder te leggen, en zich uw gansche wezen voor eeuwig toe te eigenen. Alleen maar. de Heere heeft h^t juiste moment in zijn wijsheid voer u verborgen gehouden. Hij kent zijn maaksel en weet wat elk onzer aan geestelijke zegeningen kan dragen. Het is itnmers een veetmftais bevestigde waarhpid. dat zij hij wie dag en ure dor bekeering tot Christus precies bekend waren, langzamerhand begonnen te steunen op lie zalige z'elservaring an een misschien reeds ver verwijderd verleden. Waar zii moesten steunen 'n alle behoeften en nooden op Christus alleen, daar Hij telkens nieuwe genade voor nieuwe omstan digheden wil schenken, daar werd het in de tiende ure eerst ontvangen manna zorgvuldig opgelegd an bewaard. Telkens keprde men tot de tiende ure teru" om zJch hij -truikelingen en erger dóérmede te vertroosten, alsof er geen steeds vloeiende Bron van gennde meer was. Z'ch verdiepen in eer. zalige ervnring van het verleden, kan zeer zeker som tijds een hulp z.ijr bij verachtering in genade. Maar zij mag slechts tot beschaming zijn en ons nitons wijzen op 't jammerlijke "ers?hil tusschen het ver leden en het heden. Wie zijn vertrouwen gnat stel len op de eerste genade, die twintig, veertig of zestig jaar oud is. komt er telpurgestpld mpde uit, hier geldt de wet van het manna dat do genade eiken dag versch van den hemel moet dalen En om u deze wnariieid in te prenten legt de Heere voor men:geen een hedpkkende sluier over 1e tiendr u<-e. Hij wil niet. dat Jt allerrijkste, geeste lijke ervaringen Christus zélf ais óénig steunpunt doen vergeten. Maar hoe dan nu? Indien Gods wijsheid het keerpunt in uw aanzijn voor uw ïelrlere bewust zijn omsluiert, kun* gij dan wel ooit tot zekerheid komen, dnt gij desniettemin de tiende ure hebt doorgemaakt en gij u gpens7ins m'fleidt, al9 gij u onder Gods kinderen schaart? Gewi9 is die zekerheid fe verkrijgen. Het juistp moment van den nnr«n"one des geeste lijken levens moge voor a verborgen blijven, in het leven, al schuilt het aanvankelijk weg in oen haast onzichtbare kiem. ligt steeds de drang ook in 't zichtbare te voorschijn *e komen. Bij de twee disc'polen openbaarden wedergeboorte .n hekee- ring zich hierin, .al zii niet slechts gehoor gaven aan het noodende woord: ..Komt en ziet!" maar bovendien don .geheelen dag bij Jezus bleven, 't Was zeker de schoonste dag huns levens, waarop zij met Hem vcrktcden en Hij zich aan hen ontdekte in de nlgcnoegzaamheid zijner genade. Dicht bij den ïloere beteekent ook nu nog dicht bij het licht, dicht bij de waarhe'd, dient bij den vrede, die alle verstand te boven gaat, dicht Dij den zaligen hemel. Bespeurt gij n> ook in uw hart dien drang om in 's Heeren gemeenschap te leven en hij Hem te blijven, dan hebt gij hierin het bewijs, dat de tiende ure er 3ok voor u geweest is. Gij behoeft dan niet bekommerd te zijn over dc vraag, ol gij Banden Zondagsblad Va nat heden zijn banden voor het Zondagsblad te bestellen. Prijs voor jaargang 1933 - 65 cents Op te geven aan de Administratie u niet met inbee:dingen vleit; het is alles waar achtig, want een inbekeerri ha-i wil Christus zoo veel moee'Mk on'vlieden, maar het hekeerde hart zoekt bij Hem te blijven, om door Hem verder geleid te worden in de kennio der waarheid, ia, maar ook op den weg der praktische Godzaligheid. Wanneer srij gevole eeeeven hPht aan zijn noodi- gend woord: Kom en zie!" laat Hii u niet van zich traan zonde: u verkwikt én innerlijk ve-rijkt te hebben. Komt dar. Dij u tot een algeheele overeave van hart, hoofd tn wil aan Hem. en rij kent eeen brandender bcceerte dan om u in alle dingen door Hem te laten leiden op de lichtende paden des Wocrds. Voeg er nu nos deze overweeine aan toe. Indieji gij werkelijk de tiende ure doorleefd heht zonder haar te kunnen aanwijzen, zal die ure ceen Pinde, maar het beqin uwer voortenande eeecte'ijke on;- wikkeline trewpest moeten zijn. Wie had eedacht, dat de Johannes, die Jezus uit de verte volgde, zich later zóó rijk zou ontplooien? Discipel van Christus Apostel des Hperen stichter van onder scheiden Kerken, schrijver van 't allerdiepste Evangelie, onthu'ler der laatste toekomst in het boek der Openbaring, dat ons in do eeuwi<rheid dopt schouwen z'edaar enkele trpder van een stijeen.i geestelijk leven, lat ten zegen van mil- lioenpn tot op hedpn toe eewpest :s Tot zulk een geestelijke hooirte kunnen wij niet klimmen. Dat behoeft ook niet. Er is versrhi! van caven en ta lenten Maar Ip's er van zal noodwendie de vrucht der tiende ure zijn ii allen en een ieeeliik. h°t pad des rechtvaa-digen *s gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe. Gij badt op eenen berg alleen GUIDO GEZELLE Gy' badt op eenen berg alleen, EnJesu, ik en vind er geen, waar 'k hoog genoeg kan klimmen om U alleen te vinden; de wereld wil my' achterna, alwaar ik ga of sta, of ooit my'n oogen sla; en arm als ik en is er geen, geen een die nood hebbe en niet klagen kan; die honger en niet vragen kan; die püne en niet gewagen kan hoe wee het doet! O, Leert mü, arme dwaas, hoe dat ik bidden moet. 9

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 9