VAN
G. K. A. NONHEBEL
Apotheker te Middelburg
Een roode neus
Men betwijfelt bij enkele menschen wel eens:
„of hun hart wel op de rechte plaats zit". Bij
sommige mannen schijnt het wel een beetje te
zakken In de richting van de maag. want het
spreekwoord zegt: „dat de weg naar het hart van
den man door zijn maag loopt" en het feit, dat
een lekker hapje direct op zijn hart reageert,
bewijst wel de korte nahijheid van beide organen.
Mnar... ik houd me in dezen buiten de... ana
tomie.
Zeker is echter, dat bij alle menschen de neus
niet op de rechte plaats zit, want de neusvleu
gels zitten van o n d e r, de neuswortel van boven
en de neusrug zit van voren.
Geen wonder, dat een mensch met zoo'n soort
neus daarmee dan ook van alles doen kan. Je
kunt hem b.v. „voor iets optrekken", je kunt hem
„ergens insteken,", je kunt hem „snuiten", je kunt
„er door spreken.'. Er is nog meer. Zoo kunt ge b.v.
„op den neus kijken" als de omzetbelasting'gaat
vigeeren; zoo zijn er tegenwoordig door de bezui
niging een legio kleine en bescheiden levensgo-
neuchten, die „iemands neus voorbijgaan" en le
ven er altijd nog een heeleboel menschen, die
nooit verder zagen... zien en ooit zullen zien, dan
„hun neus lang is", waaronder er heel wat ressor
teeren, die „geen knip voor den neus waard zijn".
Hoewel het menschdom zeer bijzonderlijk de kunst
verstaat elkaar „iets door den neus te boren", zoo
zijn me nog geen menschen opgevallen, die er
gaatjes in hebben. (Met inboorlingen van de Popo
catepetl daar ergens in Mexico heb ik nog geen
relaties).
Zoo bestaan er ook een heele collectie „deuren,
die ze voor iemands neus hebben dicht geslagen".
Kortom het schijnt onder de menschen wel een
zqcr hege,erd orgaan te zijn, want „ze hebben el
kaar verschrikkelijk graag bij den neus". Van ^ver
steende" of „gebroken" neuzen, zooals er harten
bestaan, daar heb ik nog niet van gehoord.
De neus is wel zeer verschillend van vorm. Zoo
heeft men plat-, mops- en haviksneuzen, maar de
meest vreemdsoortige neus die ik ooit zag en die
mijn stadgenooten zich zeker wel zullen herinne
ren, was het privaat-eigendom van een man wiens
neus de eigenschap bezat te kunnen „jongen" en
bij wien allemaal kleine neusjes als een franje
aan zijn werkelijken neus hingen.
De kleur der neuzen is gemeenlijk zooals die
van onze huid, maar er zijn er ook, die een tint
bezitten van zacht-rose tot vermiljoen toe.
Dat een dronkaard vaak een vuur-rooden neus
vertoont, is de straf, die op de zonde volgt,
maar dat dames hun bleek gezichtje zien over
straald met het roode licht van hun „vuurtoren",
dat is wanhopig en vooral bij zeer koud weder.
Hoe komen we aan zoo'n rooden neus? U zult
hier misschien uitroepen: „Zeg ons* liever, hoe
komen wij er a f".
Een roode neus is een gevolg van een abnorma-
len bloedsomloop. De aderen in den neus hebben
dan voor een groot deel het vermogen verloren om
onder de werking van zenuwen en spieren zich
normaal te kunnen vernauwen. Doordat ze nu
sterk verwijd blijven, zal het bloed door de trans
parente huid van den neus dóórschijnen en de
neushuid sterk rood kleuren.
We moeten dus verbetering van dien toestand
zoeken in een methode, die de bloedsomloop weet
te versnellen, waardoor de ophooping van bloed
zal verminderen, de bloedvaten zich zullen ver
nauwen en dus de felroode kleur dan niet meer
zoo sterk door de huid schijnt en de neus weer
verbleekt En deze methode is de massage. Daar
massage van den neus aanleiding kan geven lot
tranen ofwat anders, zoo is hier het beste
instrument de reeds beschreven Vibro-masseur,
die met zijn „sponsjes-aanzet" dat werkje zeer
handig volbrengt. Natuurlijk moet men sober en
rustig leven en door geen scherpe spijzen of
dranken congestie naar het hoofd bevorderen en
ook niet bij vriezend weder zijn neus te lang aan
hevige koude blootstellen. Een dame, die des
nachts zoo verschikkelijk last had van een kou
den neus, dat ze er niet van kon slapen, raadde
ik eens aan (daar dames zoo graag breien), een
cosy te breien voor haar neus. Het d»pg hielp
haar prachtig, maa. wie zal dat op straat willen
dragen? Dames, die zich bezwaard gevoelen door
rimpeltjes om de oogen als gevolg van het klim
men der jaren, kunnen met goed succes de Vibro
aa'nWénden. We staan in het (ëcken dar trilling.
De aether trilt, de Vibro-masseur trilt, de Beurs
trilt Wat staat er nu eigenlijk stil in dezen be
wogen tijd?
Uit het leven en den ar
beid van J. G. Scheurer
door
Gré van Ast
(Slot.)
Mevrouw Scheurer.
In de moeilijke beginjaren van hun verblijf in
Indië heeft mevrouw Scheurer haar man niet
slechts als echtgenoot, maar ook als arts, met
inspanning van al haar krachten terzijde gestaan.
Toen er in het kamponghuis te Solo zuinig moest
geleefd worden omdat het behandelen der patiën
ten geld kostte, wist mevrouw Scheurer, als be
kwame huishoudster van niets iets te maken.
Als er noodzakelijk een operatie moest worden
verricht, dan stond mevrouw haar eettafel af. En
©ens gaf ze uit gebrek aan verband, van haar
mooie, nieuwe lakens en scheurde daar verband-
reepen van.
In Solo werden aan Ds en mevrouw Scheurer
twee kinderen geboren. Een zoon en een dochter.
Toen het gezin Scheurer in Jogjakarta kwam
wonen, waren deze kinderen nog jong: twee jaar
en een jaar.
Toch kon mevrouw Scheurer naast haar huis
houding en de verzorging der k'eintjes, tijd vinden
oin haar man te helpen in de polikliniek. Zoolang
er nog geen Hollandsche verpleegsters waren,
assisteerde zij bij operaties en hielp in het ver-
pleogwerk.
Mevrouw Scheurer
Het nieuwe ZendingshofpitaaL
Voortvarend als Scheurer was, ging hij, kort na
de opening van de polikliniek te Bintaran, er
op uit, om rond te zien naar bouwterrein, geschikt
voor het Zendingshospitaal.
Daarin geslaagd vroeg hij dadelijk aan Dcputa-
ten om goedkeuring voor de bouw. De kosten
kwamen op 30.000.een som, hooger dan men
gedacht had, doch Scheurer, gevoelend de groote
genade Gods tot hiertoe zijn kinderen bewezen,
geloofde dat het noodige geld ook nu bijeen zou
komen.
De eerste gave was er: een gift van 10.000.
Daaraan was deze voorwaarde verbonden: Het
Zendingshospitaal te noemen: „Petronella Hospi
taal" naar de overleden vrouw van de gever.
Later werd aan deze gift nog 5000 toegevoegd.
In het voorjaar van 1889 werd aan de bouw
begonnen. Twee vrienden van Scheurer, d^ heer
Stegerhoek en Stuur, hielpen daarbij belangloos.
Hun hulp bespaarde veel geld. Doch ook Scheurers
toezicht en goede kijk op de dingen, hebben mee
gewerkt om geen on nood ige kosten te maken. En
bovenal heeft Scheurer door zijn belanglooze toe
wijding als missionair arts, andersdenkenden ge
wonnen voor z'n plan, zoodat ook zij gul gaven
als er geld gevraagd werd.
Tijdens de bouw breidde Scheurers werk zich
zoo uit, dat hij een tweede arts noodzakelijk aohtte.
Daarbij: hij moest noodig een tijd rust hebben.
Na zooveel ingespannen arbeid voelde Scheurer
zich oververmoeid. Ook mevrouw was overspan
nen. Beiden brachten een korte vacantie door in
Salatiga.
Teruggekeerd gingen zij met nieuwe moed weer
aan 't werk.
Het bouwwerk vorderde. Zaal na zaal werd aan
het paviljoensgewijze gebouwde hospitaal toege
voegd, totdat arie mannenzalen en twee vrouwen
zalen voltooid waren.
Eind November kwamen de Hollandsche ver
pleegsters, mej. J. H. Kuyper en mej. J. C. Rut
gers, die langzamerhand een deel overnamen van
het werk, dat Dr Scheurer en mevrouw samen
zoo lang alleen hadden gedaan.
Ook werd begonnen aan de opleiding van Ja-
vaansche meisjes tot verpleegsters. Want spoedig
waren de vijf zalen, elk met vijfentwintig bedden,
vol met patiënten.
Op de polikliniek werden dagelijks honderd pa
tiënten behandeld. Zoo breidde dit werk zich
steeds uit.
Tegelijk met de verpleegsters kwam de aange
vraagde Dienaar des Woords, Ds Zwaan.
Dr C. Scheurer
Nog meer werk.
Het Petronella Hospitaal was afgebouwd. De
verpleegsters kwamen op streek. Nu zou er voor
Dr Scheurer een minder drukke tijd aanbreken.
Maar neen. Nauwelijks was hét nieuwe jaar be
gonnen toen Dr Scheurer een verzonk ontving van
de Resident namens de Sultan, om het Leprozen-
gesticht Toengkak voor zijn rekening te nemen.
Dat verzoek weigeren? Scheurer zag een nieuwe
mogelijkheid voor uitbreid'ng van Zendingswerk.
En na gedaan onderzoek willigde hij het ver
zoek in.
Toengkak heette een Leprozengesticht, maar
eigenlijke melaatschen waren er niet Alleen diep
verwaarloosde zieken.
Allereerst zorgde Scheurer voor een beter ge
bouw waar de arme stakkers konden worden on
dergebracht Er kwam een behandelkamer en een
apart huisje voor een Javaansche helper, die door
Dr Scheurer was opgeleid. Door een milde gee'ster
werden de arme patiënten van nieuwe kleeren
voorzien.
En temidden van deze armen stond Schédrer
met een dankbaar hart on bracht hen de bood
schap des Hei ls.
Na verloop van tijd werden vijf patiënten
•gedoopt.
20 Juni 1901 ging de familie Scheurer met vérlof
naar Holland. De avond van te voren was Cr een
groote samenkomst geweest in de wachtkamer
van de polikliniek. Noode namen personeel en
patiënten afscheid van hun dokter. En dokter
Scheurer zelf? Hij had zijn arbeid en hij had de
Javanen lief. Het kostte hem moeite belde los ie
laten. Maar in het gejoof, dat de Heere zorgen
zou voor het Zendingshospitaal, dat hij li©f had,
vertrok hij.
Thuisgekomen Scheurers oudere woonden
toen in Aalten bleek het hoe noodig de stoere
werker rust behoefde.
Maar na een jaar had Scheurer zijn oude kracht
nog niet terug. Deputaten der Medische Zending
drongen toen aan op een verblijf in het buiten
land. Misschien dat zoo geheel herstel mogelijk
was. Plannen werden gemaakt om naar Bonn 'e
gaan, maar kort voor do reis gebeurde ieta
droevigs.
Er ontstond brand in de bovenwoning van Scheu
rers ouders. Van Scheurers inboedel bleef niets
gespaard. Indisch en Europeesch goed, medische
en andere boeken waarbij sommige met aan-
teekeningen van bizondere ziektegevallen alles
werd door de vlammen vernield. De schade be
droeg 1500.
Toch was er in Scheurers hart een danktoon
voor Gods bewarende hand.
Van een buitenlandsche reis zag Scheurer af.
Vrienden brachten een som gelds bijeen. Deputa
ten gaven 8000.— schadevergoeding.
Februari 1903 moest het gezin zich voorbereiden
om terug te keeren naar Indië. Scheurers moeder
•was toen ernstig ziek. De laatste woorden voor
haar scheidende zoön waren deze: „Klridere, ik
geef u opnieuw over aan dien homelschen Vader,
die alles wel zal maken en voor u zal zorgen."
Pas in Jogjakarta aangekomen, kwam het be
richt van haar overlijden.
Tijdens het verlof van Dr Scheurer was er éen
tweede dokter gekomen uit Holland, Dr Esscr. Do
toenemende werkzaamheden konden nu verdeeld
worden. In datzelfde jaar deed Dr. Scheurer op
nieuw moeite, opening van Solo voor de Zending
te krijgen. Tot zijn groote teleurstelling wordt dat
.verzoek andermaal geweigerd.
In het jaar 1904 bleven de moeilijkheden voor
de Zending ook niet uit Om gezondheidsredenen
moest eerst mej. Kuyper haar taak neerleggen, en
later Dr. Esser om de gezondheid van zijn vrouw.
Toen werd het werk voor Dr. Scheurer en mej.
Rutgers weer verdubbeld en dat in de tijd van
steeds uitbreidende arbeid.
Groot blijft Scheurers geloof: „Neemt de Ileere
arbeiders weg, Hij zal zorgen, dat op Zijn tijd de
open plaatsen worden vervuld. Zijn wij Christe
nen, welnu, laat ons zulks toonen, wanneer tijden
van beproeving ons door den Heere worden toe
gezonden."
Er komt een andere dokter en ook een tweede
.Verpleegster.
Voor deze zijn ingewerkt wordt Scheurers geloof
opnieuw beproefd.
12
Bij het helpen van een zieke verwondde hij zijn
rechterarm. Hieruit ontstond bloedvergiftiging en
gevaar voor zijn leven.
Overal ging één smeekgebed op om behoud.
Scheurer zelf troostte met rustige stem allen dl«:
om hem beangst waren en bad met hen. God
spaarde zijn leven.
De komst van de nieuwe dokter is een korte
vreugde. Hij wordt ziek en moet rust nemen.
Daarna gaat Dr. Scheurer sukkelen, zoo zelfs, dat
in 't voorjaar 1906 dringend moet worden aange
vraagd terug te keeren naar Nederland.
Dan volgen moeilijke jaren voor Dr. Scheurer.
Na een aanvankelijk herstel, kwam de twijfel bij
hem boven: „had hij zijn post wel mogen ver
laten?" De behandelende artsen moesten hem
overtuigen, dat het werkelijk hoognoodig was ge
weest zijn arbeid neer te leggen.
Als Scheurers gezondheid toeneemt, en er toch
geen sprake is van terug te keeren naar zijn
geliefd arbeidsveld, zoekt hij werk. Hij mag echter
met zijn behaalde artsdiploma niet in Nederland
praktiseeren. Daarom gaat Scheurer naar Gronin
gen en neemt nogmaals op de collegebanken
plaats, om het Nederlandsch arts-diploma te ver
werven. Wanneer hij dat na zes maanden heeft
gehaald, solliciteert hij naar de vacante plaats
van vierde geneesheer in het krankzinnigenge
sticht Veldwijk te Ermelo en wordt benoemd.
Dr. Scheurer, eerder Geneesheer-Directeur van
het Zendingshosspitaal te Jogjakarta, nam nu
een ondergeschikte plaats in. Een offer, dat hem
veel moet hebben gekost
Hoewel het werk op Veldwijk wel door Dr.
Scheurer kan worden verricht moet hij toch reke
ning blijven houden met zijn gezondheid. Nog
eenmaal gaat hij, op aanraden van den Kerke-
raad van Amsterdam, rust nemen. Kiest voor zijn
zomervacantie Zwitserland.
Dan, bij zijn terugkeer, hoort hij dat er in Jogja
karta een derde geneesheer wordt gevraagd. De
hoop herleeft weer bij Scheurer. Zal hij die plaats
kunnen innemen? Hij onderhandelt met de Kerke-
raad, laat zich opnieuw keuren.
De mogelijkheid is er, dat Scheurer in 't voor
jaar 1910 wel naar Indië zal kunnen terug gaan.
Maatregelen worden dan genomen. Scheurer
vraagt ontslag als geneesheer van Veldwijk. Maar
in 't voorjaar herhaalt zich zijn ziekte, hij mag
niet tot het Zendingswerk terugkeeren.
Was het niet om moedeloos te worden? Nee,
Scheurer is er de man niet naar bij de pakken
neer te zitten. Hij verleent hulpdienst op Sonne-
vanck; vestigt zich daarna te 's Heerenloo te
Ermelo en verzorgt daar de idiote kinderen, met
evenveel liefde en toewijding, als waarmede hij
Zijn arme Javanen had omringd.
Einde 1910 komt in Holland bericht, dat Solo
is opengesteld voor de zending. Solo, waar Scheu
rer steeds had gezien de open deur voor dé zen
ding; hij morht zelf niet binnengaan.
In Januari 1911 neemt Scheurer de benoeming
tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
voor 't Kiesdistrict Sneek aan. Hij doet dat aarze
lend, maar ook biddend. Zoo heeft Dr. Scheurer,
de pionier der Medische Zending op Midden-Java,
ook als Kamerlid gezegend werk gedaan. De
Vit ,JBovenover", Maandblad voor het
Chr. Museum, Arnhem, jaargang 7.
belangen van Indië heeft hij, zoover dat mogelijk'
was, uit kracht van zijn beginsel behartigd. Zijn
hart hing onveranderd aan Indië.
Toer. er plannen waren gemaakt voor het zil
veren feest van het Zendingshospitaal, hoopte
Schèurer vurig daarbij tegenwoordig te mogen
zijn.
God liet het niet toe.
Tijdens het feest te Jogjakarta hield Dr. Scheu
rer een sobere gedachtenisrede te Amsterdam.
In Java werd Dr. Scheurers naam met eere
genoemd en nog blijft zijn naam voortleven. In
Solo staat de „Dr. Scheurer-school". En de Kla-
tcnsche Cultuur Maatschappij richtte een Centraal
Hospitaal op en noemde dat „Drf Scheurers Hos
pitaal".
In 1926 heeft Dr. Scheurer zijn werk te 's-Hee-
renlóo neergelegd om met zijn vrouw in Apeldoorn
rustig te gaan wonen. Scheurers krachten namen
langzaam af. Hij had, vooral de laatste maanden,
één moeilijk ziekbed. Maar hij was eenswilïend
met Gods weg en bèrëid om te sterven.
20 Juni 1928 is Dr. Scheurer dé eeuwige rust
ingegaan.
Negen maanden later stierf mevrouw Scheurer.
De gegevens voor dit levensbericht ontleende
ik aan het boek: „J. G. Scheurer, Missionair-arts"
door JT. H. Kuyper. Uitgever is J. N. Voorhoeve,
Den Haag. Deze, met zorg door mej. Kuyper ge
schreven biographie, die teverts een stuk Zendings
geschiedenis inhoudt, is overwaard gelezen tc
worden en een plaats in te nemen in eigen biblio
theek. Ook voor de bibliotheken van onze Jeugd-
.vercenigingen zal dit boek ongetwijfeld een aan
winst zijn.
en
GIERIGHEID IN PERZIë
In Perzië doet een zeer geestig hekelverhaal
over de gierigheid de ronde. Het is zoo scherp,
dat wij het als curiositeit hieronder laten volgen.
Een koopman te Ispahan was een groote gie
rigaard, Vele jaren achtereen gunde hij zich en
zijn zoontje geen ander voedsel dan droge korsten
brood.
Op zekeren dag werd hij echter getroffen door
de beschrijving, die een vriend hem van de heer-
lijKe smaak der kaas gaf. Hij besloot eindelijk
een stukje te gaan koopen. Maar nog vóór hij er
mee thuis kwam, maakte hij zichzelf over zijn
verspilzucht de ernstigste verwijten. En in plaats
van de kaas op te eten, deed hij ze in een llesch,
die hij zorgvuldig sloot. Was het etensuur aange
broken, dan haalde hij de flesch uit de provisie
kast te voorschijn, wreef de broodkorst er togen,
zoodat hij in zijn verbeelding heerlijk van
de kaas genieten kon.
Eens kwam hij later dan gewoonlijk thuis en
ivond zijn zoontje toen bezig, met zijn broodkorst
tegen de deur te wrijven, waarna hij de korst
opat.
„Wat doe je daar, jongen?" riep zijn vader ver
stoord.
„Nu", antwoordde zijn zoon, „het is immers al
lang etenstijd; u hebt de sleutel van de provisie
kast bij u, ik kon niet bij de flesch, en daarom
wrijf ik do korst maar tegen de kastdeur. Die ls
het dichtst bij de flesch".
Zorgvol schudde de oude zijn hoofd. „Kun je
dan niet één dag zonder kaas, jou veeleischonde
schelm, jou smulpaapl Je zult nóóit rijk worden!"
Meteen gaf hij den jongen, die, verhard als hij
was, met een nieuwe korst voortging, tegen de
deur te wrijven, een oorveeg, die dezen, op 't
oogenblik althans, van zijn .hebzucht" geuasl
NAPOLEON OP ST. HELENA
Toen Napoleon I naar St, Helena verbannen
Was, ging hij met enkele families, die op het
eiland woonden, als huisvriend om.
Tot hen, die den ex-keizer in hun woning
mochten ontvangen, behoorde o.a. de familie Bal-
comhe. De dochter des huizes, een héél jong
meisje, nog bijna een kind, behoorde tot de bij
zondere gunstelingen des keizers. Hij hield ervan,
om met haar gekheid te maken, en aldus voor
enkele oogenblikken zijn leed te vergeten.
Op zekeren dag nam zij hem zijn degen af,
ging vóór hem staan en zei toen lachend: „Nu
heb ik den grootsten man ter wereld in mijn
macht!"
De keizer echter voelde het zóó diep, dat iemand
hem in zijn macht zou hebben, dat hij nooit meer
een woord tot het meisje gesproken heeft.
AAN ZIJN WOORD GEHOUDEN
De uitgever van een Engelsche krant, een pro
vincieblaadje, had den sheriff van het graaf
schap herhaaldelijk, doch steeds tevergeefs, om
het achterstallige abonnementsgeld gevraagd.
Eindelijk beloofde de sheriff nu, dat hij het geld
'den volgenden morgen zou sturen en voegde er,
daar de uitgever ongeloovig zijn schouders op
haalde, aan toe: „Als ge morgen het geld niet
krijgt, kunt ge er van op aan, dat ik dood ben!"
De volgende dag ging voorbij, doch het geld
kwam niet. De daarop volgende dag evenmin.
Toen, den derden dag na het voorgevallene, de
sheriff bij het ontbijt zijn krniit begon te 'ezen,
werd hij verrast door de lezing van zijn eigen
overlijdensbericht: „Wij maken met diepe droef
heid bekend het overlijden van(hier volg
den zijn naam en titels). Daarna kwam een heel
relaas van de goede eigenschappen van den over
ledene. Maar aan 't slot kwam de opmerkine dat
hij een groot gebrek had, nl.: dat hij niet erg
precies in het betalen wasl
De sheriff liet zijn ontbijt staan en ijlde naar
het redactiebureau. Op weg daarheen kwam hij
vele bekenden tegen en was niet weinig verrast,
dat niemand het vreemd vond hem over de «traut
te zien hollen! Zouden die menschen de krant nog
nog niet gelezen hebben? Of bekommerden zo
zich zóó weinig om hem, dat ze er niet om ga
ven, of hij dood of levend was?
De redacteur der krant ontving hem met de uit
roep: „Zoo, lééft u nog? Ik dacht, dat u dood
waart!"
„Gestorven? Hoe dat?"
„Dat hebt u toch zelf gezegdI"
„O ja, ik herinner me! Daar is uw geld. Maar
nu zorgt u ook. dat het bericht, met een excuus
erbij, vanavond ten stelligste wordt tegengespro
ken!"
„Niet noodig, 't heeft alleen In u w nummer
gestaan!"
„Als je huisvrouw bent heb je eigenlijk nooit
Vrije tijd", zegt Moeder. Maar ik zou toch zeggen,
dat dat even goed geldt voor ondergeteekende, de
arme duizendpoot!
De jongens beweren altijd, dat ik een „bruin
leventje" heb thuis, en niets uitvoer. Ze vinden
dat Nel heel wat meer presteert, omdat ze heel
de dag voor haar klas staat, en 's avonds nog stu
deert Jawel, maar wie maakt hun bédden op,
wie ruimt de rommel in de slaapkamers aan
kant, wie naait ontelbare knoopen aan, wie sj'ouwt
(ja, ik ben ook eigenlijk veel te goed!) met dikke
tasschen vol boeken naar de bibliotheek, omdat
de heeren er zelf te lui voor zijn? Pitje!
En 's avonds, als ze allemaal met hun bopken
en kranten om de tafel zitten, dat is het weer:
„Pit, haal de post eens, Pit, schenk eens thee
in". Nel hoeft 's avonds nooit zooiets te doen van
Móeder, omdat ze niet „in het huishouden" is.
Maar 's Zondags, als Riek er niet is, hebben Nel
en ik samen dienst. En de vorige Zondag is er zóó
iets vreeselijks gebeurd, dat ik nóg de rillingen
krijg als ik er aan terugdenk.
't Was na het middageten. Nel en ik ruimden,
al jubelend, de tafel af, terwijl Jaap in marsch-
tempo Sankey-songs op 't orgel speelde. Vader had
de tusschendcuren dicht geschoven en was met
Moeder naar de salon geretireerd voor 'n middag
dutje. Piet lag op de divan te lezen en Dóuwe
zwoegde aan de serretafel aan een inleiding voor
de J. V. Aldus was de situatie.
Nel schrapte de borden af en stapelde ze op el
kaar. Ondertusschen beijverde ik me om de resten
van 't maal in de kelder te zetten. Maar o gruwel,
terwijl ik 't schaaltje met Brusselsch lof op de
plank zet blijft de lus van mijn mouw haken aan
de steel van de juspan. En met denderend geweld
hobbelt dat ongeluksding de keldertrappen ufl
Een ware overstrooming van rollade-jus natuurlijk.
Ik stond versteend naar de vette massa te kijken,
die onmiddellijk stolde! Van allo kanten schoten
ze op het geraas toe. „Wat gebeurt hier, zeg, Pit,
wat doe je?"
„Ssst jongens", smeekte ik angstig, „laat Moeder
het niet hooren! Jaap, geef es gauw wat oude
kranten, dan veeg ik het af
Maar jawel, Moeder stond al in de gang! Ik
kreeg er geweldig van langs, en voor de zooveel9te
maal een preek over mijn onhandigheid. Moeder
jammerde, dat we daar op Zondagmiddag de kel
dertrap moesten gaan soppen, door mijn schuld.
„Gaat U maar gerust weer dutten, ik zal allea
opruimen", beloofde ik nederig.
„O Pit", hikte Nel, „w-wat ben ik blij, dat ik
't niet gedaan hebll"
Ja, dat is dan je troost! Maar ik kon er niets
aan doen. Ik moest zelf óók eerst een kwartier
bijkomen!
Jaap is voorzichtig, op z'n teenen, de keldertrap
afgedaald, om de ramp op te nemen. Ik heb 'm
,van te voren gewaarschuwd, dat ik niet van plan
ben om óók nog 't uitstoomen van een colbertpak
te betalen!
Beneden in de glibbermassa lag de alluminium
juspan.
Ach ach, wat een toestand! Moeder was de heele
Verdere dag uit haar humeur, en sprak geen woord
tegen me.
Zij zijn niet allen vrij, die met hun ketens spotten.
Leasing.
13