VAN G. K. A. NONHEBEL Apotheker te Middelburg Een roode neus Men betwijfelt bij enkele menschen wel eens: „of hun hart wel op de rechte plaats zit". Bij sommige mannen schijnt het wel een beetje te zakken In de richting van de maag. want het spreekwoord zegt: „dat de weg naar het hart van den man door zijn maag loopt" en het feit, dat een lekker hapje direct op zijn hart reageert, bewijst wel de korte nahijheid van beide organen. Mnar... ik houd me in dezen buiten de... ana tomie. Zeker is echter, dat bij alle menschen de neus niet op de rechte plaats zit, want de neusvleu gels zitten van o n d e r, de neuswortel van boven en de neusrug zit van voren. Geen wonder, dat een mensch met zoo'n soort neus daarmee dan ook van alles doen kan. Je kunt hem b.v. „voor iets optrekken", je kunt hem „ergens insteken,", je kunt hem „snuiten", je kunt „er door spreken.'. Er is nog meer. Zoo kunt ge b.v. „op den neus kijken" als de omzetbelasting'gaat vigeeren; zoo zijn er tegenwoordig door de bezui niging een legio kleine en bescheiden levensgo- neuchten, die „iemands neus voorbijgaan" en le ven er altijd nog een heeleboel menschen, die nooit verder zagen... zien en ooit zullen zien, dan „hun neus lang is", waaronder er heel wat ressor teeren, die „geen knip voor den neus waard zijn". Hoewel het menschdom zeer bijzonderlijk de kunst verstaat elkaar „iets door den neus te boren", zoo zijn me nog geen menschen opgevallen, die er gaatjes in hebben. (Met inboorlingen van de Popo catepetl daar ergens in Mexico heb ik nog geen relaties). Zoo bestaan er ook een heele collectie „deuren, die ze voor iemands neus hebben dicht geslagen". Kortom het schijnt onder de menschen wel een zqcr hege,erd orgaan te zijn, want „ze hebben el kaar verschrikkelijk graag bij den neus". Van ^ver steende" of „gebroken" neuzen, zooals er harten bestaan, daar heb ik nog niet van gehoord. De neus is wel zeer verschillend van vorm. Zoo heeft men plat-, mops- en haviksneuzen, maar de meest vreemdsoortige neus die ik ooit zag en die mijn stadgenooten zich zeker wel zullen herinne ren, was het privaat-eigendom van een man wiens neus de eigenschap bezat te kunnen „jongen" en bij wien allemaal kleine neusjes als een franje aan zijn werkelijken neus hingen. De kleur der neuzen is gemeenlijk zooals die van onze huid, maar er zijn er ook, die een tint bezitten van zacht-rose tot vermiljoen toe. Dat een dronkaard vaak een vuur-rooden neus vertoont, is de straf, die op de zonde volgt, maar dat dames hun bleek gezichtje zien over straald met het roode licht van hun „vuurtoren", dat is wanhopig en vooral bij zeer koud weder. Hoe komen we aan zoo'n rooden neus? U zult hier misschien uitroepen: „Zeg ons* liever, hoe komen wij er a f". Een roode neus is een gevolg van een abnorma- len bloedsomloop. De aderen in den neus hebben dan voor een groot deel het vermogen verloren om onder de werking van zenuwen en spieren zich normaal te kunnen vernauwen. Doordat ze nu sterk verwijd blijven, zal het bloed door de trans parente huid van den neus dóórschijnen en de neushuid sterk rood kleuren. We moeten dus verbetering van dien toestand zoeken in een methode, die de bloedsomloop weet te versnellen, waardoor de ophooping van bloed zal verminderen, de bloedvaten zich zullen ver nauwen en dus de felroode kleur dan niet meer zoo sterk door de huid schijnt en de neus weer verbleekt En deze methode is de massage. Daar massage van den neus aanleiding kan geven lot tranen ofwat anders, zoo is hier het beste instrument de reeds beschreven Vibro-masseur, die met zijn „sponsjes-aanzet" dat werkje zeer handig volbrengt. Natuurlijk moet men sober en rustig leven en door geen scherpe spijzen of dranken congestie naar het hoofd bevorderen en ook niet bij vriezend weder zijn neus te lang aan hevige koude blootstellen. Een dame, die des nachts zoo verschikkelijk last had van een kou den neus, dat ze er niet van kon slapen, raadde ik eens aan (daar dames zoo graag breien), een cosy te breien voor haar neus. Het d»pg hielp haar prachtig, maa. wie zal dat op straat willen dragen? Dames, die zich bezwaard gevoelen door rimpeltjes om de oogen als gevolg van het klim men der jaren, kunnen met goed succes de Vibro aa'nWénden. We staan in het (ëcken dar trilling. De aether trilt, de Vibro-masseur trilt, de Beurs trilt Wat staat er nu eigenlijk stil in dezen be wogen tijd? Uit het leven en den ar beid van J. G. Scheurer door Gré van Ast (Slot.) Mevrouw Scheurer. In de moeilijke beginjaren van hun verblijf in Indië heeft mevrouw Scheurer haar man niet slechts als echtgenoot, maar ook als arts, met inspanning van al haar krachten terzijde gestaan. Toen er in het kamponghuis te Solo zuinig moest geleefd worden omdat het behandelen der patiën ten geld kostte, wist mevrouw Scheurer, als be kwame huishoudster van niets iets te maken. Als er noodzakelijk een operatie moest worden verricht, dan stond mevrouw haar eettafel af. En ©ens gaf ze uit gebrek aan verband, van haar mooie, nieuwe lakens en scheurde daar verband- reepen van. In Solo werden aan Ds en mevrouw Scheurer twee kinderen geboren. Een zoon en een dochter. Toen het gezin Scheurer in Jogjakarta kwam wonen, waren deze kinderen nog jong: twee jaar en een jaar. Toch kon mevrouw Scheurer naast haar huis houding en de verzorging der k'eintjes, tijd vinden oin haar man te helpen in de polikliniek. Zoolang er nog geen Hollandsche verpleegsters waren, assisteerde zij bij operaties en hielp in het ver- pleogwerk. Mevrouw Scheurer Het nieuwe ZendingshofpitaaL Voortvarend als Scheurer was, ging hij, kort na de opening van de polikliniek te Bintaran, er op uit, om rond te zien naar bouwterrein, geschikt voor het Zendingshospitaal. Daarin geslaagd vroeg hij dadelijk aan Dcputa- ten om goedkeuring voor de bouw. De kosten kwamen op 30.000.een som, hooger dan men gedacht had, doch Scheurer, gevoelend de groote genade Gods tot hiertoe zijn kinderen bewezen, geloofde dat het noodige geld ook nu bijeen zou komen. De eerste gave was er: een gift van 10.000. Daaraan was deze voorwaarde verbonden: Het Zendingshospitaal te noemen: „Petronella Hospi taal" naar de overleden vrouw van de gever. Later werd aan deze gift nog 5000 toegevoegd. In het voorjaar van 1889 werd aan de bouw begonnen. Twee vrienden van Scheurer, d^ heer Stegerhoek en Stuur, hielpen daarbij belangloos. Hun hulp bespaarde veel geld. Doch ook Scheurers toezicht en goede kijk op de dingen, hebben mee gewerkt om geen on nood ige kosten te maken. En bovenal heeft Scheurer door zijn belanglooze toe wijding als missionair arts, andersdenkenden ge wonnen voor z'n plan, zoodat ook zij gul gaven als er geld gevraagd werd. Tijdens de bouw breidde Scheurers werk zich zoo uit, dat hij een tweede arts noodzakelijk aohtte. Daarbij: hij moest noodig een tijd rust hebben. Na zooveel ingespannen arbeid voelde Scheurer zich oververmoeid. Ook mevrouw was overspan nen. Beiden brachten een korte vacantie door in Salatiga. Teruggekeerd gingen zij met nieuwe moed weer aan 't werk. Het bouwwerk vorderde. Zaal na zaal werd aan het paviljoensgewijze gebouwde hospitaal toege voegd, totdat arie mannenzalen en twee vrouwen zalen voltooid waren. Eind November kwamen de Hollandsche ver pleegsters, mej. J. H. Kuyper en mej. J. C. Rut gers, die langzamerhand een deel overnamen van het werk, dat Dr Scheurer en mevrouw samen zoo lang alleen hadden gedaan. Ook werd begonnen aan de opleiding van Ja- vaansche meisjes tot verpleegsters. Want spoedig waren de vijf zalen, elk met vijfentwintig bedden, vol met patiënten. Op de polikliniek werden dagelijks honderd pa tiënten behandeld. Zoo breidde dit werk zich steeds uit. Tegelijk met de verpleegsters kwam de aange vraagde Dienaar des Woords, Ds Zwaan. Dr C. Scheurer Nog meer werk. Het Petronella Hospitaal was afgebouwd. De verpleegsters kwamen op streek. Nu zou er voor Dr Scheurer een minder drukke tijd aanbreken. Maar neen. Nauwelijks was hét nieuwe jaar be gonnen toen Dr Scheurer een verzonk ontving van de Resident namens de Sultan, om het Leprozen- gesticht Toengkak voor zijn rekening te nemen. Dat verzoek weigeren? Scheurer zag een nieuwe mogelijkheid voor uitbreid'ng van Zendingswerk. En na gedaan onderzoek willigde hij het ver zoek in. Toengkak heette een Leprozengesticht, maar eigenlijke melaatschen waren er niet Alleen diep verwaarloosde zieken. Allereerst zorgde Scheurer voor een beter ge bouw waar de arme stakkers konden worden on dergebracht Er kwam een behandelkamer en een apart huisje voor een Javaansche helper, die door Dr Scheurer was opgeleid. Door een milde gee'ster werden de arme patiënten van nieuwe kleeren voorzien. En temidden van deze armen stond Schédrer met een dankbaar hart on bracht hen de bood schap des Hei ls. Na verloop van tijd werden vijf patiënten •gedoopt. 20 Juni 1901 ging de familie Scheurer met vérlof naar Holland. De avond van te voren was Cr een groote samenkomst geweest in de wachtkamer van de polikliniek. Noode namen personeel en patiënten afscheid van hun dokter. En dokter Scheurer zelf? Hij had zijn arbeid en hij had de Javanen lief. Het kostte hem moeite belde los ie laten. Maar in het gejoof, dat de Heere zorgen zou voor het Zendingshospitaal, dat hij li©f had, vertrok hij. Thuisgekomen Scheurers oudere woonden toen in Aalten bleek het hoe noodig de stoere werker rust behoefde. Maar na een jaar had Scheurer zijn oude kracht nog niet terug. Deputaten der Medische Zending drongen toen aan op een verblijf in het buiten land. Misschien dat zoo geheel herstel mogelijk was. Plannen werden gemaakt om naar Bonn 'e gaan, maar kort voor do reis gebeurde ieta droevigs. Er ontstond brand in de bovenwoning van Scheu rers ouders. Van Scheurers inboedel bleef niets gespaard. Indisch en Europeesch goed, medische en andere boeken waarbij sommige met aan- teekeningen van bizondere ziektegevallen alles werd door de vlammen vernield. De schade be droeg 1500. Toch was er in Scheurers hart een danktoon voor Gods bewarende hand. Van een buitenlandsche reis zag Scheurer af. Vrienden brachten een som gelds bijeen. Deputa ten gaven 8000.— schadevergoeding. Februari 1903 moest het gezin zich voorbereiden om terug te keeren naar Indië. Scheurers moeder •was toen ernstig ziek. De laatste woorden voor haar scheidende zoön waren deze: „Klridere, ik geef u opnieuw over aan dien homelschen Vader, die alles wel zal maken en voor u zal zorgen." Pas in Jogjakarta aangekomen, kwam het be richt van haar overlijden. Tijdens het verlof van Dr Scheurer was er éen tweede dokter gekomen uit Holland, Dr Esscr. Do toenemende werkzaamheden konden nu verdeeld worden. In datzelfde jaar deed Dr. Scheurer op nieuw moeite, opening van Solo voor de Zending te krijgen. Tot zijn groote teleurstelling wordt dat .verzoek andermaal geweigerd. In het jaar 1904 bleven de moeilijkheden voor de Zending ook niet uit Om gezondheidsredenen moest eerst mej. Kuyper haar taak neerleggen, en later Dr. Esser om de gezondheid van zijn vrouw. Toen werd het werk voor Dr. Scheurer en mej. Rutgers weer verdubbeld en dat in de tijd van steeds uitbreidende arbeid. Groot blijft Scheurers geloof: „Neemt de Ileere arbeiders weg, Hij zal zorgen, dat op Zijn tijd de open plaatsen worden vervuld. Zijn wij Christe nen, welnu, laat ons zulks toonen, wanneer tijden van beproeving ons door den Heere worden toe gezonden." Er komt een andere dokter en ook een tweede .Verpleegster. Voor deze zijn ingewerkt wordt Scheurers geloof opnieuw beproefd. 12 Bij het helpen van een zieke verwondde hij zijn rechterarm. Hieruit ontstond bloedvergiftiging en gevaar voor zijn leven. Overal ging één smeekgebed op om behoud. Scheurer zelf troostte met rustige stem allen dl«: om hem beangst waren en bad met hen. God spaarde zijn leven. De komst van de nieuwe dokter is een korte vreugde. Hij wordt ziek en moet rust nemen. Daarna gaat Dr. Scheurer sukkelen, zoo zelfs, dat in 't voorjaar 1906 dringend moet worden aange vraagd terug te keeren naar Nederland. Dan volgen moeilijke jaren voor Dr. Scheurer. Na een aanvankelijk herstel, kwam de twijfel bij hem boven: „had hij zijn post wel mogen ver laten?" De behandelende artsen moesten hem overtuigen, dat het werkelijk hoognoodig was ge weest zijn arbeid neer te leggen. Als Scheurers gezondheid toeneemt, en er toch geen sprake is van terug te keeren naar zijn geliefd arbeidsveld, zoekt hij werk. Hij mag echter met zijn behaalde artsdiploma niet in Nederland praktiseeren. Daarom gaat Scheurer naar Gronin gen en neemt nogmaals op de collegebanken plaats, om het Nederlandsch arts-diploma te ver werven. Wanneer hij dat na zes maanden heeft gehaald, solliciteert hij naar de vacante plaats van vierde geneesheer in het krankzinnigenge sticht Veldwijk te Ermelo en wordt benoemd. Dr. Scheurer, eerder Geneesheer-Directeur van het Zendingshosspitaal te Jogjakarta, nam nu een ondergeschikte plaats in. Een offer, dat hem veel moet hebben gekost Hoewel het werk op Veldwijk wel door Dr. Scheurer kan worden verricht moet hij toch reke ning blijven houden met zijn gezondheid. Nog eenmaal gaat hij, op aanraden van den Kerke- raad van Amsterdam, rust nemen. Kiest voor zijn zomervacantie Zwitserland. Dan, bij zijn terugkeer, hoort hij dat er in Jogja karta een derde geneesheer wordt gevraagd. De hoop herleeft weer bij Scheurer. Zal hij die plaats kunnen innemen? Hij onderhandelt met de Kerke- raad, laat zich opnieuw keuren. De mogelijkheid is er, dat Scheurer in 't voor jaar 1910 wel naar Indië zal kunnen terug gaan. Maatregelen worden dan genomen. Scheurer vraagt ontslag als geneesheer van Veldwijk. Maar in 't voorjaar herhaalt zich zijn ziekte, hij mag niet tot het Zendingswerk terugkeeren. Was het niet om moedeloos te worden? Nee, Scheurer is er de man niet naar bij de pakken neer te zitten. Hij verleent hulpdienst op Sonne- vanck; vestigt zich daarna te 's Heerenloo te Ermelo en verzorgt daar de idiote kinderen, met evenveel liefde en toewijding, als waarmede hij Zijn arme Javanen had omringd. Einde 1910 komt in Holland bericht, dat Solo is opengesteld voor de zending. Solo, waar Scheu rer steeds had gezien de open deur voor dé zen ding; hij morht zelf niet binnengaan. In Januari 1911 neemt Scheurer de benoeming tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor 't Kiesdistrict Sneek aan. Hij doet dat aarze lend, maar ook biddend. Zoo heeft Dr. Scheurer, de pionier der Medische Zending op Midden-Java, ook als Kamerlid gezegend werk gedaan. De Vit ,JBovenover", Maandblad voor het Chr. Museum, Arnhem, jaargang 7. belangen van Indië heeft hij, zoover dat mogelijk' was, uit kracht van zijn beginsel behartigd. Zijn hart hing onveranderd aan Indië. Toer. er plannen waren gemaakt voor het zil veren feest van het Zendingshospitaal, hoopte Schèurer vurig daarbij tegenwoordig te mogen zijn. God liet het niet toe. Tijdens het feest te Jogjakarta hield Dr. Scheu rer een sobere gedachtenisrede te Amsterdam. In Java werd Dr. Scheurers naam met eere genoemd en nog blijft zijn naam voortleven. In Solo staat de „Dr. Scheurer-school". En de Kla- tcnsche Cultuur Maatschappij richtte een Centraal Hospitaal op en noemde dat „Drf Scheurers Hos pitaal". In 1926 heeft Dr. Scheurer zijn werk te 's-Hee- renlóo neergelegd om met zijn vrouw in Apeldoorn rustig te gaan wonen. Scheurers krachten namen langzaam af. Hij had, vooral de laatste maanden, één moeilijk ziekbed. Maar hij was eenswilïend met Gods weg en bèrëid om te sterven. 20 Juni 1928 is Dr. Scheurer dé eeuwige rust ingegaan. Negen maanden later stierf mevrouw Scheurer. De gegevens voor dit levensbericht ontleende ik aan het boek: „J. G. Scheurer, Missionair-arts" door JT. H. Kuyper. Uitgever is J. N. Voorhoeve, Den Haag. Deze, met zorg door mej. Kuyper ge schreven biographie, die teverts een stuk Zendings geschiedenis inhoudt, is overwaard gelezen tc worden en een plaats in te nemen in eigen biblio theek. Ook voor de bibliotheken van onze Jeugd- .vercenigingen zal dit boek ongetwijfeld een aan winst zijn. en GIERIGHEID IN PERZIë In Perzië doet een zeer geestig hekelverhaal over de gierigheid de ronde. Het is zoo scherp, dat wij het als curiositeit hieronder laten volgen. Een koopman te Ispahan was een groote gie rigaard, Vele jaren achtereen gunde hij zich en zijn zoontje geen ander voedsel dan droge korsten brood. Op zekeren dag werd hij echter getroffen door de beschrijving, die een vriend hem van de heer- lijKe smaak der kaas gaf. Hij besloot eindelijk een stukje te gaan koopen. Maar nog vóór hij er mee thuis kwam, maakte hij zichzelf over zijn verspilzucht de ernstigste verwijten. En in plaats van de kaas op te eten, deed hij ze in een llesch, die hij zorgvuldig sloot. Was het etensuur aange broken, dan haalde hij de flesch uit de provisie kast te voorschijn, wreef de broodkorst er togen, zoodat hij in zijn verbeelding heerlijk van de kaas genieten kon. Eens kwam hij later dan gewoonlijk thuis en ivond zijn zoontje toen bezig, met zijn broodkorst tegen de deur te wrijven, waarna hij de korst opat. „Wat doe je daar, jongen?" riep zijn vader ver stoord. „Nu", antwoordde zijn zoon, „het is immers al lang etenstijd; u hebt de sleutel van de provisie kast bij u, ik kon niet bij de flesch, en daarom wrijf ik do korst maar tegen de kastdeur. Die ls het dichtst bij de flesch". Zorgvol schudde de oude zijn hoofd. „Kun je dan niet één dag zonder kaas, jou veeleischonde schelm, jou smulpaapl Je zult nóóit rijk worden!" Meteen gaf hij den jongen, die, verhard als hij was, met een nieuwe korst voortging, tegen de deur te wrijven, een oorveeg, die dezen, op 't oogenblik althans, van zijn .hebzucht" geuasl NAPOLEON OP ST. HELENA Toen Napoleon I naar St, Helena verbannen Was, ging hij met enkele families, die op het eiland woonden, als huisvriend om. Tot hen, die den ex-keizer in hun woning mochten ontvangen, behoorde o.a. de familie Bal- comhe. De dochter des huizes, een héél jong meisje, nog bijna een kind, behoorde tot de bij zondere gunstelingen des keizers. Hij hield ervan, om met haar gekheid te maken, en aldus voor enkele oogenblikken zijn leed te vergeten. Op zekeren dag nam zij hem zijn degen af, ging vóór hem staan en zei toen lachend: „Nu heb ik den grootsten man ter wereld in mijn macht!" De keizer echter voelde het zóó diep, dat iemand hem in zijn macht zou hebben, dat hij nooit meer een woord tot het meisje gesproken heeft. AAN ZIJN WOORD GEHOUDEN De uitgever van een Engelsche krant, een pro vincieblaadje, had den sheriff van het graaf schap herhaaldelijk, doch steeds tevergeefs, om het achterstallige abonnementsgeld gevraagd. Eindelijk beloofde de sheriff nu, dat hij het geld 'den volgenden morgen zou sturen en voegde er, daar de uitgever ongeloovig zijn schouders op haalde, aan toe: „Als ge morgen het geld niet krijgt, kunt ge er van op aan, dat ik dood ben!" De volgende dag ging voorbij, doch het geld kwam niet. De daarop volgende dag evenmin. Toen, den derden dag na het voorgevallene, de sheriff bij het ontbijt zijn krniit begon te 'ezen, werd hij verrast door de lezing van zijn eigen overlijdensbericht: „Wij maken met diepe droef heid bekend het overlijden van(hier volg den zijn naam en titels). Daarna kwam een heel relaas van de goede eigenschappen van den over ledene. Maar aan 't slot kwam de opmerkine dat hij een groot gebrek had, nl.: dat hij niet erg precies in het betalen wasl De sheriff liet zijn ontbijt staan en ijlde naar het redactiebureau. Op weg daarheen kwam hij vele bekenden tegen en was niet weinig verrast, dat niemand het vreemd vond hem over de «traut te zien hollen! Zouden die menschen de krant nog nog niet gelezen hebben? Of bekommerden zo zich zóó weinig om hem, dat ze er niet om ga ven, of hij dood of levend was? De redacteur der krant ontving hem met de uit roep: „Zoo, lééft u nog? Ik dacht, dat u dood waart!" „Gestorven? Hoe dat?" „Dat hebt u toch zelf gezegdI" „O ja, ik herinner me! Daar is uw geld. Maar nu zorgt u ook. dat het bericht, met een excuus erbij, vanavond ten stelligste wordt tegengespro ken!" „Niet noodig, 't heeft alleen In u w nummer gestaan!" „Als je huisvrouw bent heb je eigenlijk nooit Vrije tijd", zegt Moeder. Maar ik zou toch zeggen, dat dat even goed geldt voor ondergeteekende, de arme duizendpoot! De jongens beweren altijd, dat ik een „bruin leventje" heb thuis, en niets uitvoer. Ze vinden dat Nel heel wat meer presteert, omdat ze heel de dag voor haar klas staat, en 's avonds nog stu deert Jawel, maar wie maakt hun bédden op, wie ruimt de rommel in de slaapkamers aan kant, wie naait ontelbare knoopen aan, wie sj'ouwt (ja, ik ben ook eigenlijk veel te goed!) met dikke tasschen vol boeken naar de bibliotheek, omdat de heeren er zelf te lui voor zijn? Pitje! En 's avonds, als ze allemaal met hun bopken en kranten om de tafel zitten, dat is het weer: „Pit, haal de post eens, Pit, schenk eens thee in". Nel hoeft 's avonds nooit zooiets te doen van Móeder, omdat ze niet „in het huishouden" is. Maar 's Zondags, als Riek er niet is, hebben Nel en ik samen dienst. En de vorige Zondag is er zóó iets vreeselijks gebeurd, dat ik nóg de rillingen krijg als ik er aan terugdenk. 't Was na het middageten. Nel en ik ruimden, al jubelend, de tafel af, terwijl Jaap in marsch- tempo Sankey-songs op 't orgel speelde. Vader had de tusschendcuren dicht geschoven en was met Moeder naar de salon geretireerd voor 'n middag dutje. Piet lag op de divan te lezen en Dóuwe zwoegde aan de serretafel aan een inleiding voor de J. V. Aldus was de situatie. Nel schrapte de borden af en stapelde ze op el kaar. Ondertusschen beijverde ik me om de resten van 't maal in de kelder te zetten. Maar o gruwel, terwijl ik 't schaaltje met Brusselsch lof op de plank zet blijft de lus van mijn mouw haken aan de steel van de juspan. En met denderend geweld hobbelt dat ongeluksding de keldertrappen ufl Een ware overstrooming van rollade-jus natuurlijk. Ik stond versteend naar de vette massa te kijken, die onmiddellijk stolde! Van allo kanten schoten ze op het geraas toe. „Wat gebeurt hier, zeg, Pit, wat doe je?" „Ssst jongens", smeekte ik angstig, „laat Moeder het niet hooren! Jaap, geef es gauw wat oude kranten, dan veeg ik het af Maar jawel, Moeder stond al in de gang! Ik kreeg er geweldig van langs, en voor de zooveel9te maal een preek over mijn onhandigheid. Moeder jammerde, dat we daar op Zondagmiddag de kel dertrap moesten gaan soppen, door mijn schuld. „Gaat U maar gerust weer dutten, ik zal allea opruimen", beloofde ik nederig. „O Pit", hikte Nel, „w-wat ben ik blij, dat ik 't niet gedaan hebll" Ja, dat is dan je troost! Maar ik kon er niets aan doen. Ik moest zelf óók eerst een kwartier bijkomen! Jaap is voorzichtig, op z'n teenen, de keldertrap afgedaald, om de ramp op te nemen. Ik heb 'm ,van te voren gewaarschuwd, dat ik niet van plan ben om óók nog 't uitstoomen van een colbertpak te betalen! Beneden in de glibbermassa lag de alluminium juspan. Ach ach, wat een toestand! Moeder was de heele Verdere dag uit haar humeur, en sprak geen woord tegen me. Zij zijn niet allen vrij, die met hun ketens spotten. Leasing. 13

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 12