IN DONKER
BOSCHLAND
tfj/l
DE MANDSJOE-
DYNASTIE
VR
WAAR DE HERRNHUTTERS ARBEIDEN!
Op sommige plaatsen in het binnenland
van Suriname, waaraan wij de vorige
week een artikel wijdden, is de melaatscii-
heid ontzettend verspreid. Een Zendeling, die
jarenlang onder hen heeft gewerkt, beweert
dat er dorpen zijn, waar 15 der inwoners
melaatsch zijn. Verder volgt yaws, een
zuster van de mel&atschheid, die echter met
neo-salversan te genezen s, mijnworm en
andere wormziekten, filaria, malaria, lever
ziekten, longziekten, oogziekten en veie
andere, die voor deze arme schepselen vaak
het leven tot een hel maken.
Met dit alles moeten zij, waar geen Zen
deling is, die hen helpen kan, hun toevlucht
tot de geesten en de tooverdokters nemen.
En ook daar, waar dit wel het geval is, we
ten de medicijnmannen, die hun bestaan be
dreigd zien, vaak de menschen zoo bang te
maken voor de medicijn van de Christenen,
•dat zij het niet wagen, bij den Zendeling te
gaan, of tenminste slechts dan, wanneer zij
tevens onder behandeling van den tooverdok-
ter blijven.
Het is hartverscheurend di:t lijden aan te
zien. Komt men naar een dorp, en het wordt
bekend, dat iemand met medicijn gekomen
is, dan kan het gebeuren, dat zij van alle
kanten komen om geholpen te worden. Af
grijselijke wonden krijgen wij te zien; ont
stoken, bloedroode oogen turen ons aan.
Menschen, bibberend van koorts, liggen in
het gras en steken hun handen naar ons
uit: medicijn! Doodzieke kinderen worden
gebracht. Anderen smeeken ons met angsti-
gen blik, toch niet al onze medicijn hier
weg te geven, want thuis in hun hutten,
liggen zieken, die niet kunnen loopen. En
wie weet, een slokje medicijn van de blanke
menschen zou hen misschien redden. De
tooverdokter heeft reeds zonder resultaat,
alle middelen, die hij kende, toegepast. Men
hoeft niet sentimenteel te zijn, om hier met
innig medelijden te worden vervuld. En de
kleine voorraad medicijn, die men bij zich
heeft, is spoedig uitgeput Haast zouden zij
om de leege flesschen vechten. Wie ze
machtig wordt, slaat ze stuk om ze dan van
binnen schoon te likken. Het duurt immers
zoo lang, maanden, misschien jaren, voor
dat weer iemand tot hen komt met medicijn
.van de Blanken.
Wij gaan rusten. De trom dreunt uit het
dorp. Wij hooren gillen, zingen, schreeuwen
Zij dansen! Dus een vroolijk feest, waarbij
zij alle nood en ellende vergeten?
Vroolijk feest! Vergissen wij ons toch
niet! Het dansen en zingen heeft hier in
't Boschland niets te maken met vroolijk-
he d en pleizier. De booze geesten moeten
■worden verdreven, uit hun hutten en dor
pen worden verjaagd, voordat de menschen
kunnen rusten. Of misschien gaat het om
een zwaar zieke, die gered moet worden ui:
de macht van een geest, die „vast is gaan
zitten" en niet meer met gewone middelen
eruit te bannen is. Nu probeert men, door
een helsch spektakel te maken en den per
soon, die brandt van koorts, onophoudelijk
te schudden, den boozen geest „los te krij
gen", en zoodoende het leven te redden van
den zieke. Of zou er iemand dood zijn? Zou
het rouwbeklag zijn vanwege een kind, dat
hen verliet en de zwarte kuil inging?
Wild en huiveringwekkend klinkt hun
geschreeuw door den stillen nacht. Waar het
ook om gaat: booze geesten, duivelsche
machten, zieke, stervende, doode menschen,
het klinkt als een kreet om hulp van men
schen in grooten nood, van hulpelooze liin-
derne temidden van duizenden angsten en
benauwdheden.
Per sneltrein door 't oerwoud
In Suriname rijdt de trein één keer per
maand het oerwoud in tot naar „Kabel".
Vroeger reed deze nog verder en ook vaker.
Maar het mes der bezuiniging, dat deze
spoorlijn telkens voelen moest, heeft het nu
op zijn geweten, dat hij niet verder rijden
mag, en dat de bewoners van die streken
tevreden moeten zijn, één keer per maand
door middel van den treindienst contact
met de buitenwereld te hebben.
Goedkoop is het reizen met dit voertuig
ook niet. Het traject van Paramaribo naar
Kabel is 130 K.M. en een enkele reis kost
i 20.—.
Een dokter maakt telkenmale de reis mee
en moet dan, terwijl de trein op het station
stopt, zijn patiënten behandelen, die daar
voor in grooten getale opkomen, daar het
voor hen de eenige kans is, ooit door een
dokter geholpen te worden. En toch hebben
die menschen het in dat opzicht beter dan
de bewoners van andere plaatsen in Suri
name, waar nooit een dokter komt.
Een van de Zendingsarbeid.ers zond ons
onlangs een aardig verslag van zoo n reis,
die hij meegemaakt had, en waarvan wij
hier eenige uittreksels geven:
het verloren ding gauw en holde toen den'
trein achterna.
Nu is 15 K.M. vaart niet veel. Maar om
n honderd meter in te halen in de gloeien
de zon valt niet mee. De machinist zag en
hoorde niets, en daar de trein op een hel
ling was, ging hij er nog harder van door.
Hij sloeg de bocht om, en ik had het na
kijken. Ik ging van draf in stap o\er en
ovcrlei: ,,'t Volgende station is Kwakoegron
10 K.M. ver, daar stopt hij 2 uur, dus
met een beetje geluk haal ik hem daar nog
wel in". Maar ik zou meer geluk hebben:
de conducteur was op de hoogte gehiacht
en liet den trein stoppen. Om den boclu
zag ik hem staan en vriendelijk op mij
wachten.
Het volgende station is Kwakoegron. Tor-
wijl de dokter hier zijn patiënten behandel
de, hielden wij met de gemeente een gods
dienstoefening en een lijkendienst voor de
familie van een Zendingsarbeider, die on
langs op reis overleed en hier in het bosch
begraven ligt
Hier namen ook de mecsten onzer mede
reizigers afscheid van ons en zetten hun
reis te water voort.
De trein ging verder, nu naar De Jong-
Zuid. Daar werd den laatsten tijd nogal wal
WAAR PALMEN WUIVEN! De Suriname-rivier bij Paramaribo.
„Wij hadden een sneltrein, én het ging er1
met een vaart van wel 25 K.M. per uur van
door. Dat wil zeggen, sléchts tot Republiek,
toen werden we verder boemeltrein met 15
KM. per uur in verband met den minder
gunstigen toestand van de lijn. De dokter
had zich met al zijn medicijnkisten op het
achter-balcon van onzen eerste-klas wagon
ingericht
Lelydorp was de eerste stopplaats. Tal
van patiënten stroomden toe. Alle zieken
(en gezonden) vroegen om medicijn je
kon nooit weten, of je in den loop van de
maand iets noodig hadl Met flesschen ge
wapend bestormden zij den arts, die zijn
luitjes evenwel kende. Verscheidene kregen
niets, anderen iets. De helft was pas gehol
pen, of de trein ging verder. Dat herhaalde
zich op elke nieuwe stopplaats. Onzo „eer-
ste-klas"-afdeeling was tegelijk operatie
zaal, waar erge patiënten geholpen werden.
Inspuitingen tegen syphilis en andero ge
vallen werden daar gewoon verricht. Ter
wijl de dokter daarmee bezig was, mochten
wij rondwandelen op 't spoorweg-emplace
ment, waar tevens markt gehouden werd.
De schoolkinderen kochten voor een cent
hun maaltijd aan de „stalletjes" een
boomblad waarop wat gekookt eten werd
gelegd alles met de vingers, heel hy
giënisch!
Bij Republiek kwam het hoofd der school
te Berseba met zijn leerlingen voor onder
zoek een heele reis voor hen. Ze werden
echter weggezonden tot een volgende keer,
over een maand; de dokter had vandaag
geen tijd.
Een Hollandsche ambtenaar van de wa
terleiding werd voor het oog van het pu
bliek op het achterbalcon van een zeeren
kies verlost. Onder protest van den dokter
ging de trein verder, tal van patiënten
achterlatende, die niet geholpen konden
worden.
Bij kilometerpaal 68 overkwam mij iets,
dat slecht had kunnen afloopen.
Ik wou gaan eten en wiesch op het ach
terbalcon mijn handen bij het fonteintje van
den dokter, haalde mijn zakdoek uit mijn
zak zonder er aan te denken, dat ik voor
het gemak mijn gebit daarin had bewaard,
en plof daar vloog het in een boogje den
treih uit. Ik aarzelde maar even en, mijn
blik op de plaats, waar het gebit gevallen
was richtend, sprong ik uit den trein, na
tuurlijk juist in de verkeerde richting, sloeg
achterover, vloog weer overeind en holde
naar de bewuste plaats. Gelukkig vond «ik
1N 'T SU RIN AAMSCUE OERWOUDEen echte wildernis van plantengroen
goud gevonden. Langs de spoorlijn hebben
zich een 800-"al menschen bij de Indiaan-
sche nederzettingen gevoegd. Een drukle
van belang! Allen stroomden toe, om fami
lies en goederen af te halen, geneeskundige
behandeling te krijgen en brieven te ont
vangen. De beambte hing u:t een raampie
van den trein en las de adressen. De ge
adresseerde of een bekende van hem
den brief in ontvangst, en na een half uur
had ieder het zijne.
Door gebrek aan middelen ziet de Broe
dergemeente geen kans, deze plaats geeste
lijk te bedienen, en de bewoners zijn van
alle geestelijk voedsel verstoken.
Weer gaat het verder langs de kronke
lende Mindrineti-krëek, diep in 't ravijn en
langs een steile bergwand met hoog ge
boomte; .een schi-lderacht g stukje! Enkele
plantages liggen er, die echter een kwijnend
bes aan lijden. Alles in verval.
De avond valk Weldra rijden we over
een smalle baan, links en rechts een don
ker woud met allerlei geluiden, wat een
vreemden, haast huiveringwekkenden in
druk maakt. Het wordt te donker zonder
licht. Wij steken onze lamp aan en boeme
len verder, tot we om 7 uur te Kabel aan
komen. De reis heeft 12 uur geduurd; en we
zijn moe. In ons „hotel" gebruiken we een
„wildernis-maal" aan een tafel met een
paar wrakke stoelen en wij gaan ter
ruste. Buiten klettert de regen; anders is
alles zoo stil.
Den volgenden morgen was het al vroeg
druk. Zoowel van Ganzee-stroom-op, als van
Koffiekamp stroom-af, waren de corjalen ge
komen met zieken die onder het gebouw (in
Suriname staan de meeste gebouwen op
hooge palen) door den dokter werden be
handeld. Alle belangstellenden stonden otn
den patiënt heen, die op de tafel gelegd, on
derzocht en behandeld werd heel hui
selijk!"
Tot zoover het reisverslag.
Wij kunnen ons hier moeilijk een denk
beeld vormen van de primitieve toestanden
in de binnenlanden van Suriname.
Bijzonder drukkend is daar wel het ge
brek aan geneeskundige hulp.
Bij abnormale bevallingen, ongelukken en
dergelijke gevallen is de nood bijzondei
groot. Op de meeste plaatsen is heelemaal
geen hulp te krijgen, en in andere strekeu
gebeurt het wed eens, dat ze, in de hoop
benedenwaarts hulp te vinden, zulk eon per
soon in een corjaal leggen, hem met wat
palmbladeren toedekken en dan met inspan
ning van alle krachten roeien, urenlang, bii
brandende zon of kletterende regen om
dan te ontdekken, dat zij meteen doode
roeiden.
Zoo wordt het lijk in het bosch begraven.
De geesten, die over leven en dood be
schikken, hadden het niet anders gewild!
Zou het een luxe zijn, dat de Evangel sche
Broedergemeente zich ten doel heeft ge
steld, medische hulp op bescheiden schaal
aan deze menschen te brengen?
Zij vertrouwt, dat ook in dezen crisistijd
daarvoor wel belangstelling zal zijn onder
hen, die het toch zooveel beter hebben.
Groote tekorten drukken op haar Zen-
dingskas. Zij wil en kan het echter niet ge-
looven, dat zij uit geldgebrèk gedwongen zou
worden haar schoone plannen op te geven:
naast de Evangelie-verkondig'ng ook medi
sche hulp aan deze arme menschen te bren
gen.
SURINAME'S GEKLEURDE BEVOLKING. Een Javaansche, een Negerin en drie Hindoe-
POE Yl OP DEN MANDSJOERIJSCHEN TROON
De laatste afstammeling van de eens zoo
machtige Mandsjoe-dynastie, het oude M o n-
g o o 1 s c h e heerschershuis, thans presi
dent van Mandsjoekwo, zal op 1 Maart a.s.
tot keizer over dit gebied worden uitge
roepen. Hiermee rijst de vraag of deze Poe
Yi I erin zal slagen, iets van den ouden roem
van zijn geslacht te herstellen. Zijn voor
vaderen, Mongolen van den Toengo-tak,
kwamen eveneens aan het bewind op een
tijdstip, dat het er met het „Rijk van het
Midden", met China, hachelijk voorstond.
Maar in 1911 heeft de revolutie van Dr. Sun
Yat Sen aan de heerschappij van deze fa
milie een einde gemaakt. Zijn scheppende
kracht scheen het heerschershuis in enkele
boven alles uitstekende persoonlijkheden,
uitgeput te hebben. De voorlaatste keizer
was een willooze onbekwame monarch, de
laatste een hulpeloos kind, de knaap Poc-
Yi, waarmee de revolutionairen gemakke
lijk spel hadden. Toen de dynastie der
Mandsjoekeizers, eigenlijk de dynastie Ta-
Tsing, „de groote reine", vóór bijna 300 jaar,
de geschiedkundige rol overnam, waren de
verhoudingen in het Rijk van het Midden
niet ander: toen was het uur geslagen, dat
de Ming-dynastie rijp was om van het too-
neel te verdwijnen. Het machtige rijk was
verwaarloosd, de zeden waren in verval ge
raakt, de wetten geminacht. En wederom
was het een vreemd volk, dat als een tucht
roede over China kwam, het groote rijk on
derwierp om dan zelf de hoge cultuur der
overwonnenen over te nemen.
Mongolen van den Toengo-
tak, waren des zomers jagers en herders en
trokken in den winter naar het zuiden.
Mandsjoerije was een onbekend, barbaarsch
land, buiten de grenzen van het rijk waar
van het door den Grooten Muur gescheiden
was. Nomaden, krijgszuchtig en tot rustige
nederzetting onbekwaam of ongeneigd, aan
gelokt door den toestand waarin een steeds
krachteloozer wordend volk verkeerde,vielen
zij dikwerf de grensprovincies binnen
trokken dan rijk met buit beladen weer
hun eigen oorden. Zoo kwam het tot
talrijke aanrakingen tusschen Mandsjoes en
Chineezen. De Khan der Mandsjoes nam, t
■oorbeeld der Chineezen volgend, een titel
aan en eischte, tenslotte, geprikkeld door
den trots en den hoogmoed der Chinrerckp
mandarijnen, dat men hem onder den eere-
titel van „Zoon des Hemels" zou eerbiedigen,
want „koningen regeeren namens den Hemel
daarom komt hun den titel van „Zoon
des Hemels" toe; diensvolgens zal ik niet
gedoogen, dat de keizer zich hoogere en trot-
schere titels aanmatigt." Daarover kwam het
tot een oorlog, dien de Mandsjoes met even
veel geestkracht als vertrouwen op de uit
komst voerden. De steden, die zich overga
ven, werden niet geplunderd, geen krijgsge
vangenen werden terechtgesteld; met als
gevolg, dat vele poorten zich openden en ge-
heele legerafdeelingen zich overgaven, die
daarvoor rijk beloond werden.
Reeds stonden de veroveraars dicht bij de
hoofdstad, en hun Khan, Taitsong, werd
door een groot deel der Chineesche grooten
uitgenoodigd zich tot keizer te doen uitroe
pen. Maar toen braken in het gansche rijk
opstanden uit, waarop Li Tsoe-sjeng, een
dier in de Chineesche historie niet zeldzame
verschijningen in wie ziel de religieuss see-
taris, de rebel en de rooverhoofdman vpr-
eenigen, zelf naar den keizerstitel streefde
en naar Peking optrok, dat een gemakkelijke
buit bleek. De laatste keizer der Ming-
dynastie benam zich in vertwijfeling het
leven. Woe San-koeï, die aan de grenzen de
Mandsjoes had af te weren, haatte den par
venu Li Tsoe-sjeng en rieD de Mandsjoes
te hulp die hij op een afstand, d.w.z. buiten
het rijk, had moeten houden. Maar hij kwam
niet tijdig genoeg meer om den ondergang
der dynastie te verhinderen; inmiddels bleef
hij in den beslissenden slag overiviiu
over Li, die tijdens de vervolging de hand
aan zichzelf sloeg.
Nu waren de Mandsjoes heer en meester
van China. Zij vestigden een nieuwe dy
nastie: de Ta-tsing en begonnen daarmede
een nieuwe bladzijde in het historieboek van
het groote rijk. Er was nog langen tijd voor
noodig om geheel China te onderwerpen. l)e
Mandsjoes wilden het land op vreedzann
wijze winnen. Het eenige zichtbare teeken
van onderwerping was het gedwongen in
voeren van de Tataarsche klceding en de
Toengoesche wijze van het haar te dragen:
de geschoren voorschedel en de staart
De Ta-tsing dynastie, in 1636 gevestigd en
in China, in 1644 op den troon gekomen,
heeft in de 268 jaar harer heerschappij tien
keizers opgeleverd, waarvan er twee in
bijzonder op den voorgrond traden: Kanir-
hsi en Tsjien-lung. De eerstgenoemde is een
der aantrekkelijkste figuren in de wereld
geschiedenis- een groot krijgsman, een voor
uitziend regent, een financier en een vriend
der beschaving, die het geestelijke en ar
tistieke aanzien van China vernieuwde, een
reusachtige encyclopaedic schiep,, de weten
schap in ieder opzicht bevorderde en d
porseleinschilderkunst tot ongekenden blocj^
bracht; nog heden ten dage neemt hei po^en
selein uit den Kang-lisi-tijd een bijzonderRjè
plaats bij de liefhebbers in. Hij legde defuui
zendelingen, die het Evangelie in zijn lanftl d
kwamen verkondigen, geen moei lijk hedi'tfpr
in den weg, integendeel hij bevorderde huf!}.el
arbeid. Hij voerde een verbeterde kalende^®
in en maakte het reusachtige werk om he?ur(
Rijk van het Midden in kaart te brengeLn
mogelijk, hetwelk thans nog de basis is vaijerc
onze aardrijkskundige kennis van China. Hijoen
liet zich door de Jezuitenpaters in de sterreoig
kunde onderwijzen en in het gebruik deiiaa
astronomische instrumenten. Vreemdelinge??"
konden zich in zijn land vrij bewegen het?^
welk van grooten invloed op China's kunst/^
nijverheid was. ^-ac
mal
Tsjien-lung, zijn tweede opvolger, zettfliot
diens traditie voort. Ook hij was een veelpat
beteekenend staatsman, waaronder Chinle?]
zijn hoogtepunt bereikte. Geweldig; verovegei(
ringen kenteekenden zijn regeering: OostrL
Toerkcstan, Tibet, Mongolië, Nepal, I3irniaP!a
Tonking, Annam en Korea werden deels on^,
derworpen, deels onder een invloedsfeer gejn
bracht. En ook deze keizer was een vrienticl
der kunst; hij was eei dichter. Een tijdpei1. E
van bloei en welvaart was voor het Rijpat
van het Midden aangebroken, welks sta.!^611
kundige positie in Europa werd bewonderd)^
Toen kwam het verval, kwamen er zwakki^
heerschers, die in de hofatmosfeir te Pe^o
king, te midden van een leven van vadsig 1
heid en weelde, ingedommeld dor de hijn^ei
goddelijke vereering waarop „de Zoon dei
Hemels" aanspraak maakte en ook genorw"7
verweekelijkten. Zoo geraakten de financüa
in disorde; de ambtenaren die niet meer
goede voorbeeld der heerschers voor oogei
zagen, werden veil en corrupt, de rijksstruc^
tuur werd ontwricht en kon de geweldig^
stooten van den Opiumoorlog en der Tai
ping-rebellie niet meer afweren. Nog een
maal trad aan de spits van het rijk een perj
soonlijkheid van het allergrootste formaa|
Type van een Mongoolsche priest e,
op: keizerin Tsoe-sjoe, die van 1881 tot 190^
regeerde. Met reuzenkracht frachtte zij
hoewel vergeefs het lot af te wenden, da»e
het Keizershuis tegemoet ging. Haar park
ticulier leven is, evenals haar regceringsfcx
talent, een roman van groote bekoring. Toen
het familiedrama, waarvan de hoofdpersolw
nen, de keizerin en haar gemaal Kocan^»
Hsu, die zij in jarenlange gevangenschap
had gehouden, met beider dood eindigde^
verviel de troon aan den driejarige Poe Yir
den zoon van den uit den Bokser-oorlog be&
kenden zondenbok, prins Tsjoen. t
Een nomadenkamp. (Naai een Mongoolsche teekening),\