ONDAGSBLAD Kleu-ter-krant-je Voor knutselaars Een mao We brengen de bovenste teekening op stevig karton over en snijden langs de lijnen. Wo krijgen dan 5 rechthoeken. Van vier snijden we aan een s m 15 O n 15 X,. zijde de hoekjes weg. Nu gaan we deze vier recht hoeken omranden. De zijde, welke tegen den niid- delsten rechthoek aan komt, omranden we niet. Zijn we zoo ver, dan snijden we een stuk linnen 35 X 25 cM. We smeren dit in met gluton of dex trine en leggen hierop eerst den middelsten recht hoek en daar omheen de andere rechthoeken, lyfc cM. van den middelsten rechthoek af. Zie de on derste t:ekening. De hoeken A B C D inknippen en omslaan. Is de boel droog, dan brengen we binnen en buiten sierpapier aan. Oplossing van de rebus in het vorige nummer Alles wat een mensch aan goedheid in do we reld uitgeeft, werkt door op do harten en op het denken van de menschen. V3n het letterraadsel in het vorige nummer Ontario-meer. 1. O, voor nul, 2, ons voor hectogram; 3. veter; 4. bedaagd; 5. verdragen; 0. Ontario-meer; 7. ver mogens; 8. lebmaag; 9. geest; 10. fez; 11. R voor Réaumur. van de verborgen p.aa snamen in Nederland Holten, Haps, Rolde, Leur, Vlake, Waarder, Uden, Stiens, Terneuzcn, Tegelcn, Twcllo, Wljho, Groenlo, Emst-Elten, Berkel, Blija, Gelecn, Uit geest Zoek maar! Waar'is de andere jager? 380 Vijf dom-me muis-,es door G. K. de Wilde Ze woon-den met hun vij-ven, on-der de groo-te kast van de keu-ken. In een lek-ker, warm hol-le-tje. Ze heet-ten Flip, Snip, Pip, Tip-tip, en Tip-pel-de-tip. Ze wa-ren dik en rond, want in de keu ken was al-tijd vol-op te smul-len. Op den dag slie-pen ze, want dan was Di-na, de keu-ken-meid druk be-zig. Dan durf-den ze niet uit hun hol-le-tje ko-men. Maar als het a-vond was en Bi-na :n de bed-stee lag, dan durf-den ze best. Want de ou-de keu-ken-meid had wel een kat. Maar het was een ou-de kat. En die ou-de kat sliep ook als het a-vond was. Vlak voor de bed-stee op het kleed-je. Lek-ker warm. Die ou-de kat werd al-leen maar wak-ker als Di-na riep: „Poes, Pees, ben je daar?" Dan miauw-de poes e-venen sliep weer in. Dan be-gon de pret. Ze poets-ten hun snor-ren op en poets ten hun vel-le-tjes, tot ze glans-den. Dan gin-gen de vijf lek-ker-bek-jes uit wan-de-len en zoch-ten de lek-ker-ste hap jes op. Flip stak eerst zijn kop-je uit hetgaat-je. „Al-les vei-lig", piep-te hij. Op een rjj-tje tip-pel-den ze de don-ke-re keu-ken in. „Wat een mooi vel-le-tje heb ik toen", zei do ij-de-le Snip. „Ky'k eens, het glanst in het maan-licht." „En. ik heb de mooi-ste staart", zei Pip. „Nie-mand kan zoo'n mooi-e krul er in leg gen. Dat kan ik al-leen maar." „En ik heb de fijn-stje poot-jes", zei Tip- tip. „Zie maar". „En ik heb geen mooi-e staart en geen mooi vel en ook geen fij-ne poot-jes", zei Tip-pel-de-tip. „Maar ik ben het sterkst. Ik heb de sterk-ste staart. Als ik daar-mee een klap geef, gaat el-ke vij-and op den loop. Mooi-zijn is prettig maar sterk-zijn is be-ter." „Nee, ik heb de sterk-ste staart", riep Flip. Kunstjes en spslleljes Spreekwoorden raden Een van de aanwezigen verlaat het vertrek. De achterblijvenden komen een spreekwoord ov M'cen dat de eerste raden moet. Hij wordt binnengeroe pen en nu doet hij achtereenvolgens aan ieder uit het gezelschap een vraag, 't doet er niet toe, wc'ke fp hot antwoord moet een woord uit het 3prcek- „Nee, ik!" „Neo ik!" „Neo ik!" Ze piep-ten het hard door el-kaar heen. Ze \jr-ga-ten hee-le-maal e-ten tc zoe-ken. „Dat zul-!en we toch eens zien," zei Tip- pel-de-tip. En hy pak-te de staart van Tip- tip ste-vig tus-schen zijn tan-den. Hfj trok er hard aan. Toen pak-te Tip-tip de staart van Pip. En Pip de staart van Snip En Snip de staart van Flip Ze trok-ken om het hardst Ze tol-den en rol-den door de keu-ken en ga-ven het niet op. Ze slier-den en zwier-den o-ver de te-gels, maar ze ble-ven el-kaar vast-hou-den en ze trok-ken zoo hard ze kon-den. - De maan keek door 'n kier-tje naar die dom-me mui-zenen lach-teom dat ra-re stel-le-tje, dat zoo'n le-ven maak-te. „De kat!" riep Flip in-eens hard. H ij had geen staart in zijn bek en kon dus roe pen. Hol-der-de-bol-der lie-ten ze el-kaar los. Ze sto-ven weg, ach-ter el-kaar. Ze duw-den el-kaar door 't nau-we gaat-je. „O, wee, de kat!" Poes, de ou-de poes, was van zoo-veel le-ven toch wak-ker ge-wor-den. Ze knip-te eens met haar oo-gen geeuw-de eensrek-te zich eens.... en zag net de laat-ste staart nog. Ze deed een sprong!Mis! Ze snuf-fehde eens voor 't gaat-je Mis! Ze wa-ren weg. Maar net op 't nip-per-tje. „Miauwzei de ou-de kat. „Waar ben je, poes?" vroeg Di-na, die wak-ker werd. „Miauw!" zei poes. „O, ben je daar!" ,r' Di-na dom-mel-de weer lek-ker in slaap. „Miauw" deed poes nog eens. Toen rol-de ze zich lek-ker in el-kaar, en ging weer sla pen, n i e t op 't mat-je. Maar vlak voor het mui-zen-gaat-je. Dien a-vond kre-gen de muis-jes niets te e-ten. Want de poes lag vlak voor het gaat-je. Toen durf-den ze toch niet weer in de keu ken te gaan. En toen het dag was, had-den ze wel erg hon-ger. Maar toen durf-den ze ook niet. Want Di-na werk-te in de keu-ken en die ram mel-de zoo hard met pot-ten en pan-nen. (Uit: Risseeuw cn do Wild* „Ons Nieuwe Leesboek" J. B. Wolters Uitg. Mij. Gron.) Een vers van de poes door Tante Mientje Miauw, miauw, hoort U eens, vrouw: Ik heb zoo'n trek, ik lik myn bek! Toe, lieve vrouw, hè, geef me nou Een stukje worst, 'k Heb ook zoo'n dorst, Wat melk erbij, dan ben 'k zoo blij D£ar, schattepoes, jou zwarte snoes. Dat is voor jou! Eet nu maar gauw, En dan, jou guit! mjjn keuken uit! woord voorkomen; dat is niet altijd gemakke.ijk, 't klinkt vaak gezocht, om het bepaalde woord uit het spreekwoord er in te pas te brengen, maar dat helpt den rader, 't bedoelde spreekwoord te vin den. Natuurlijk wordt eerst het eerste, dan het tweede, dan het derde woord van het spreekwoord genomen enz. 't Is een oud spel, maar altijd weer aardig. Jo kunt het ook met z'n beide Bpclen, maar hoe grootor het gezelschap is, tioe leuker 't spelletje is. ZATERDAG 16 DECEMBER No. 50 JAARGANG 1033 behoorende bij NIEUWE LEIDSCHE COURANT DRAAK EN VROUW zU het i Opei Nog een enkele week en wij hopen met de gan- schc Christenheid weer ons Kerst feest te vieren en te gedenken de komst van den Zoon Gods op aarde in onze mcnsohelijkc natuu.. Die machtige gebeurtenis, dat centrale feit in de wereldgeschiedenis, gin^ in de wereld schier onopgemerkt voorbij. Een oogenblik kwam er bij het Joodfeche volk een k^inc rimpeling in het leven van allen dag, toen Zacharias' lofzang, de predikihg .der herders, Simeons zwanenzang en Anna's belijdenis Israël voor een oogenblik deden opschrikken. Maar al spoedig hernam het leven weer zijn gewonen gang en werd er door de meesten in Israël weinig of niet meer gesproken over wat er geschied was in Bethlehem. Het mag echter onze opmerkzaamheid niet ont gaan, dat het feit van Christus' geboorte in elk geval den hemel in beweging bracht, ja zelfs be roering verwekte in de hel. Het bracht den hemel in beweging, wunt een menigte des hemelschen heirlegers daalde neder om hun lied te jubelen van hel welbehagen des Heeren, van den vrede op aarde cn van de ecre Gods. als den diepen grond, het breede heil cn het liooge doel van do komst van Gods Zoon in het vleesch. Maar ook de hel bleef niet werkeloos bij Christus" geboorte. Daarop wijst ons de Apostel Johannes, wanneer hij zegt in Openb. 12 4, dat de draak stond voor de vrouw, die baren zou, opdat hij haar kind zou verelinden, wanneer zij het zou gebaard hebben. Het is niet moeilijk te verstaan, wie met deze vrouw bedoeld wordt. Deze vrouw stelt de Kerk des I-Ieercn voor. Ir. de bedeeling des Ouden Ver- bonds was die Kerk besloten in Israël, waarvan gezegd wordt, dat de Heeie Zich dat volk onder trouwd had. En in het laatste bijbelboek wordt de Kerk voorgesteld als oen toebereide Bruid voor de bruiloft des Lams. D e Kerk des Heeren heeft haar oorsprong in den hemel. Daarom wordt door Johannes het tee- ken der vrouw ge>icn in den hemel, beter vertaald aan den hemel. Zoo kan die Kerk dos Ilecren niet verl./>rgen blijven. Gelijk de regenboog aan den hemel aller aandacht trekt, zoo staat de Kerk des Heèren in het centrum der belangstelling van de wereld, al is het een bel'tngstelling van onzurer gehalte. Bovendien is het allerminst de bedoeling van de gemeente des Het ren, om zich verl»orgen te hou den. Zij wil zijn getuige des Heeren. Daaiom pred kte Noach 120 jaar tegen de destijds in onge rechtigheid wegzinkende wereld, verhief Jona zijn stem tegen het goddelooze Ninevé cn verkondigde Daniël het oordeel aan den machtigen Nebukad- Voorts staat er, dat die vrouw bekleed was met de zon cn de maan was onder haar voeten. Het licht van de bijzondere openharing, nl. het Woord Gods. was haar kleed, dui haar geheel omringde. En de maan was onder baar voeten. Hiermede wordt gedoeld op de algemecne openbaring Gods, zooals die merkbaar is in de schepping en de ge wetens der menschen. Ook heeft die vrouw twaalf sterren op haar hoofd. Immers, de Kerk des Heeren bekleedt niet slechts zichzelve met het licht van Gods Woord, maar draagt dat licht ook in de duistere wereld. Het volk van Israël, waarin de Kerk des Nieuwen Vcrbonds bcs'oten lag, wordt voorgesteld als een vrouw, die gereed staat moeder te worden. Do Messias toch zou voortkomen uit den schoot van Israël. Maar wat kostte het dat geloovig Israël een pijn en smart, eer dat d,e beloofde Messias kwam. Toen in Salomo's dagen net volk het toppunt van glorie bereikte, scheen het oogenblik gunstig voor de komst van den Messias. Dan volgt echter op eens die geestelijke inzinking. Israël dient de af goden én wordt deswege gevoerd in ballingschap. De Messias zou voortkomen ut Davids huis,, maar Davids stamboom vordt afehouwen en in Maria is slechts ,eon teeder rijskc uit dien afge houwen tronk overgebleven. En nog erger wordt de toestand. Vierhonderd jaar zwijgt de stem der profetie en 't heo t allen schijn, dat God Zijn volk verst-ooten heeft en het volk des Heeren in niets neer bevoorrecht is bo ven de Heidenen Dat warer de smarten van Israels vromen, die hoopten op de vervul I ng der belolten en telkens weer teleurgesteld werden. Eén is er echter, die allerminst twijfelt aan de vervulling van Gods beloften. Het is de Satan. Johannes ziet een onder teeken aan den hemel. Hij bemerkt een groote, roode draak, hebbende zeven hoofden en tien hoornen en op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden. En zijn staart trok het derde deel der sterren des hemels en wierp die op de aarde. Satan wordt getcekend als een monsterachtige slang, die list aan kracht paart om het werk Gods te verstoren. Roöd is de kleur van dit beest, wanthet is zijn voornemen om door bloedvergieten Gods plan der verlossing te verijdelen. Hij heeft zeven hoofden m draagt tien hoornen. Hiermede wordt gedoeld op zijn rijke kenni3 en zijn groote niecht. Ook is Satan niet alleen. Hij heeft het der.lo deel der sterren met zijn staart getrokken en op de aarde geworpën. In zijn ongehoorzaamheid a in God heeft Satan een groot getal engelen meege sleurd in zijn val en beschikt hij alzoo ovei een heirlcger van booze geesten, om Gods werk te verijdelen. En weet ge, waar het dien draak om te doen is? Hij w'l het Kind verslinden, zoodra het ge boren is. In dat Kind, onzen Heerc Jezus Cbris'.us, ziet hij zijn grootcn vijand. Hij weet. dal dit Kind is de Zoon van God, Die op aards komt om de werken des duivels te verbreken. Satan wil dat Kind verslinden, eer Jat Hei zija werk op aarde kan volbrengen. De gelegenhe'c schijnt wel gunstig voor den duivel, om dit Kind te verslinden. Een groot deel van Israël gaat in ongeloof aan Bethlehems Kribbe voorbij en slaat geen acht op 't geboren K ndeke. En Herodes is een gewillig werktuig in Satans hanrien, om Jezus reeds ais Kind om te brenger Doch Gode zij dank, het dui- velsche plan wordt verijdeld. Het Kind wordt weggerukt tot God en Zijn troon. Zoo wordt het tegengestelde van Satans loot werkelijkheid, iM draak wil het Kind verslinden cr. in stede daarvan wordt he» gezet op Gnds troon. Het is goed, ja zelfs noodzakelijk, dat wij ri deze adveiitsweken overdenken, hoe feitelijk (io gehecle wereldgeschiedenis zich concentreert om den grooten strijd tusschen Chrstus en Satan. Dan zien we den Christus Gods reeds bij de kribbe van Bclhlelunc overwinnende en opdat Hij Zeker, die stal cn die kribbe spreken ons van vernedering. Maar in die vernedering schuilt toch ook overwinning. Dat in die kribbe uw Heiland mocht nederliggcn, het is aanvankelijke ovc-win ning op den Vorst der duisternis, die reeds bij de geboorte van Christus Diens dood zocht, voor dat het werk der verzoening was volbracht. Satan heeft Christus achtervolgd, om Hem te verslinden, van Bethlehems kribbe tot Golgotha's kruis. Door den kindermoord to Bethlehem, door de verzoeking in de woestijn, door het in vlam zetten de' booze hartstochten bij de schare, zoodat deze don Heiland w ide storten van de steilte, en door nog velerlei andere middelen heeft de duivel ge poogd Christus te verslinden. Op Golgotha eindelijk scheen dat Satanische doe! bereikt te worden, Maar juist op Golgotha, tóen het scheen, dat het Kindeke van Bethleliem verslonden werd door den Ove-ste der werelj, •toen heeft, naar het woord des Apostels, Christus de overheden en machten naakt uitgetogen. Die kribbe van Bethlehem mocht een nederige slaapstede zijn zij was nochtans een plaats, .door God bereid voor den 7oon des menschen. trots alle vijandschap en tegenstand van den Vorst der du sternis. Zoo was Christus in Bethlehem reeds overwinnaar van Satan. En de gemeente des Heeren mag deelen in die overwinning van Christus. Daaiom heeft ook die Kerk in de woestijn des levens een plaats, haar van God bereid, waar haar levensonderhoud ge waarborgd is. hnar levensondehoud in stoffelijk en geestelijk opzicht (Openb. 12 6). Als het aan Satan en zijn trawanten stond, die Kerk de« Heeren ware reedt» lang van de aarde verdwenen. Maar nu God hnar een plaats bereid heeft, kunnen de poorten der hel die gemeente niet overweld gen. De Vorst der duisternis heeft de komst van den Zoon Gods op aarde niet kunnen verhinderen, hoewel hij gereed stond om het Kindeke te ver slinden. Hij zal ook de wederkomst van Christus niet kunnen beletten. De profeten des Ouden Verbonds zagen de komst en wederkomst van Christus zóó als één geheel, dat het soms moeilijk valt te onderscheiden, waar op hun woorden Jilrekking hebben, op 's Heilands geboorte in Bethlehems kribbe, 6f op Zijn wfeder- koms» ten oordeel. Laten ook wij het Kerstfeest tegemoet gaan in de blijde zekerheid, dat Hij, Die eenmaal neerlag in de kribbe, al wederkomen ten oordeel op de wolken dos hemels. Zbo zullen we hij de overdenking van Christus* geboorte tegelijk oorwan.ts zien en bidden met de gansche Kerk deg Heeren: „Kom, Hcere Jezus, ja kom haastiglijk." Wan, Zijn komst is het, die het heil der gemeente volmaakt. Vier kerststrofen Jan Luyken ENGELEN De eng'lcn zijn ons niet te hoog, Maar 't schort ons 'aan oen Hemelsch oog. DE BLIJDE BOODSCHAP Wat was de blijde Boodschap groot, Die 't menschlijk leven kwam ontvangen, Toen God Zijn hand ter hulpc hood Na 't lang verwachten cn verlangen! LIEFDE GODS God woeg Zijn liefde en Zijn gericht En ziet, het laatste viel te licht! GOD WIERD EEN MENSCH God w'erd een mensch om 's menschen nood. Wat is dut wonder schoon en groot! Ach Jezus! hoogste goed en zoet, Word ook oen mensch in ons gemoed! Het overvloeiende Herte of Nagclatene Verzen van den Godvruchtige» Jun Luyken. Te Haarlem gedrukt, by C. II. Bohn, Boekvcrkooper. MDCCLXVII. Pag. 101, 125, 154, 125. Woog wocgde. 373

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 9