SEBC DUNNER! Het Rapport-Schouten DONDERDAG 14 DECEMBER 1933 TWEEDE BLAD PAG. 5 Behanthling in de Groepsraad Ge-neente-ambtenarcn van de Algem. Mederl. Chr. Ambtenaarsbcnd CONC' USIE: OP VELE PUNTEN IS HET RAPPORT ONBEVREDIGEND Tp Utrecht vond g'steren een vergadering plaats belegd door de Groepsraad gemeente ambtenaren van den Alg. Ned. Chr. Ambte naarsbond. Er bestond voor dit congres waar in het rapport der Staaa'scommissie Schou ten behandeld zou worden, veel belangstel ling. Te ruim elf uur opende de voorzitter de heer P. Lak uit Zaandam de vergaderine en liet zingen Psalm 43:3. Na gebed en het lezen van Mattheüs 6 25 tot slot hiel! dc voorzitter de openingsrede T)e omstandigheden zijn van ernstige aard aldus spr. AlUs wat vast was is nu wankei geworden. Dat geldt wel heel erg van dc ambtenaarsorganisatie. Hei getal der werk- loozen treft ons als een electrische schnk. Wat een armoede en zorgen 1 ggen daarach ter verborgen. De internationale vertwijfe ling neemt toe. Men voel! dal men zichzelf niet meer "redden kan, noch met denken, noch met handelen. God alleen kan heipen waar de mensch onmachtig is. Daarom is het goed dat in deze er sis de mensch de grens van zJjn kunnen bij de bouw van de toren van Babel bereikt heeft. De hulp van God is zonder grenzen. Met de beste wcnschen voor het welslagen van de vergadering sloot spr. Hierna kreeg de heer A. de B r u ij n van Bussum gelegenheid een referaat te hou den over Wat heeft het rapport-Schouten te zeggen aan de ambtenaren der ge meenten, zoowel me. betrekking tot hun persoonlijke als tot hun ambte lijke belangen. De drie groepen belanghebbende nl. lands- regeering, gemeentebesturen en gemeente ambtenaren hebben geheel andere interesse sfeer. De inleiding van het rapport-Schou'en is van zeer groot belang, omdat de installatie rede van den minister van Binnenlamlsche Zaken er in opgenomen is. Immers hierin wordt principieel gesproken over de autono mie der lagere bestuurscorporatics. 'De minis er acht het in de huid ge om standigheden noodig de gren-zen der bevoegd heidssfeer der bestuursinstanties te beper ken. Ju st inzake de bezoldiging van alle overheidspersoneel is beperking der autono mie van gemeenten e.d. noodig, daar hier meermalen excessen zijn voorgekomen. Hierom achtte de minister oen stelselmatig ingrijpen noodig. De weg hiervan te vinden was de taak der commissie Schouten. Het gevaar van het aantasten van de au- tonom e is niel zoo groot als eerst gevreesd werd. Het is enkel de bedoeling van den mmister om excessen af te snijden. Een in grijpende regecring zal dus zeldzaamheid zijn. Bij.vele gelegenheden heeft de minister d.4. betuigd. "Het autonome bestaan der gemeen'cn is .yoor de ambtenaren van groote beleekcnis. In dé ambtenaren-wet 1919 werd aan de plaatselijke corporaties de bezoldiging der ambtenaren overgelaten. Unifomr'teit hoef de er niet te zijn. Rekening moet gehouden met de plaatselijk verschillende omstandig heden. Ech'er is voor de commissie vast komen te staan dat hoewel zeldzaam er een niet door omstandigheden gerccht- vaard gd overmaat van financieele waarde0 ring voorkomt hij sommige corporaties. In het vaststellen van 'oetsingsnormen voor de bezoldiging zaz de Commissie-Schouten haar taak afgebakend. In hoofdstuk III van het rapport worden dan de algem~ene criteria mzake het toetsen van de hezoldigingsregelingen der lagere pu- büek-rech'elijke organen en het eventueel in grijpen van de Rijksregeering behandeld Doel is zooals reeds gezegd excessen te snijden, maar daarom moet eerst vast gesteld wat de norm is. H ervan heeft de commissie zich met een Jantje van Leiden afgemaakt. Aanleiding om in te grijpen ziet de regee ring wanneer de salarsregeling in een he- naalde corpora'ie in wanverhouding is met de landsregeling, met soortgelijke corpo- ties of met de "in streek van de corporatie geldende arbeidsovereenkomsten. Hierbij blijkt wel heel du deiijk dat de re gecring steeds een reserve stelt. Excessen zullen worden afgesneden als ze te veel uit eaven eischen. maar als het excessen betreft van heslist onvoldoende salarieering zegl de regeering steeds non possumus. Het rapport is wein g moedgevend voor hen die te weinig salaris hebben, en een benauwing voor hen die voldoende gesalari eerd worden. Hierna behandelde spr. afzonderlijk de conclus es 1, 2. 15, 16. 21, 22. 23, 24; 25; 27; 28 en 2fl van het rapport De eerste vraag, die aldus spr. beant woording behoeft is: in hoevverre is de com missie-Schouten geslaagd in het aangeven van de naar haar oordeel in 't verhand met de vroegere waardeschatting fout eve. thans juiste norm? In 't verband met de vroe gere waardeschatting, met het verleden dus Al moet toegestemd worden, dat de vrees ongegrond is geweest van hen, die een ad vies verwacht'en, waarin de Rcgeering den raad zou hebben gekregen alle salarissen en loonen in prov ncies, gemeenten, en water schapen gelijk te maken aan de Rijksrege ling en kan men zeggen, dat dezulken zich noodeloos beangst hebben, andererzijds zoekt men in het advies der staatscommissie tever geefs ook maar één passage waarin rekening is gehouden met de ex'ra lage loon- en sa larisnoimen die wij zooeven excessen naai beneden noemden, dus ook toestemmen ie be staan, maar ernstig betreuren, dat de Com missie hieraan blijkbaar niet de minste aa:i dacht heeft --eschonken. Men heeft de toe laathare verschillen alleen gezocht in de hoogte van het loon en alleen daarbij d' correctie noodzakelijk geacht. We gaan zelh verder en kunnen instemmen met hetgeen de heer IJsselmuiden onlangs in de Tweedi Kamer opmerkte, namelijk, dat het spreken over excessen blijkbaar altoos- bedoelt t e hoog,e wedde. Overigens heeft ook deze Commissi niet voldaan aan de verwachting die vrij alge meen was. n.l. deze, dat zij aan zou geven hoe hei personeel in de diverse gemeenten zou moeten bezoldigd worden. Verwacht werd een nieuwe loon- en salarisregel ng die zou treden in de bestaande regelingen en van bovenaf zou voorgeschreven worden. Welnu, over al deze belangrijke aangelegen- lieihn laat het rapport ons volslagen in het duister. Door het ontbreken, buiten de ge noemde pun'en, beval het rapport verschei- dme passages, die voor de Regeer ng moei lijk een bruikbare leidraad kunnen genoemd worden. Bij tal van vragen in hoofdstuk II is bij de beantwoording 't toetsingscriterium voor de bezold gingsregelingen van de lagere pu bliekrechterlijke organen, nu eens de Rijks regeling, dan weer de plaat-elijke loonstan- daard, maar merkwaardig is, datde Commis sie dikwerf in de beantwoord ng bij de vraagpunten blijk geeft de rijksregeling niet slaafs te willen volgen, omdat zij niet vol doende different eert en te weinig rekening houdt met de sterk uiteenloopcnde plaatse lijke economische oms'andigheden en ook niet zeker is of de plaatselijke loonstan- daard een juiste basis :s en wel een juiste maatstaf voor vergelijking. Hoofdstuk II wenscht geen doodende uniformiteit, het poogl enkele hoofdbeginselen te bespreken, die naar het oordeel der Comm ssie bij de bezoldiging uien-en in acht genomen te wor den. De Commissie meende het beste te doen zichzelf ter zake een aantal vragen te stellen en daarop antwoord te geven. Aan de hand van deze vragen besprak spr. de conclus es waar'oe het rapport van de commissie-Schouten komt. Ik herhaal, aldus spr. vervolgens, teleur gesteld te zijn in mijn verwachtingen om trent het resultaat der staa'scommissie- Schouten, ofschoon ik toe moet stemmen, dat in de korte spanne tijds, d e de com missie voor het uitbrengen van haar advies had, niet gegeven kon zijn diep door te dringen in de bezoldig ngswildi rnis der la gere organen en dat-bovendien haar terrein vrij nauwkeurig was afgebakend. Het is misschien daarom, dat de Commis s e zich in vele conclusies zwak voelt. D< vaagheid in het rappori is ontslaan omdat men bij de onderlinge vergelijking van salarispeil sine qua non van de praemisse is u tgegaan. dal het peil bij een bepaald orgaan juist zou zijn. Die vaagheid is naar mijn oordeel het grootste gevaar voor de toekomst. Wij vreezen, en de kenteekenen zijn reeds aanwezig, dal tal van gemccntebe sturen op de klank van het rapport af zon der dat de commissie dit bedoeld heeft, liet zullen gebru ken om in de arbeidsvoonvaar den van het overheidspersoneel beduidende verslechteringen aan te brengen, ong acht of de rcgeering de adviezen opvolgt, ja of neen De taak van onze bond in de naaste toe komst zal voor ons een zeer belangrijke zijn Telkenmale zullen wij ons 't woord van on zen Talma hebben te herinneren: „De Chris telijke vakbeweging (en dus ook onze hond een sch ld voor de zwakken". Steeds heeft onze organisatie zich afgevraagd: „Hoe ko men wij gezamenlijk als volksgemeenschap door dezen menlijken overgangstijd. Hoe richten wij ons tezamen op de toekomst in. En bovenal hoe handhaven wij onder den economischen druk op dezen tijd de plaats van onze organisatie. Deze vragen worden klemmender. Het antwoord l-gt aan U, Ver gadering, door in trouwe liefde U te blijven geven aan de organisatie, die zich opmaakt nu zijn rechtspositie van verschillende kan bedreigd wordt, in gemeenschappelijk besel van onz.e taak op het terrein van den arbeiu tot afweer gerded te zijn. VAF80fTRPAK.VEmLlGB.IN ALLE APOTH. EN DROG n dat het rapport-Schouten op vele punten onbevredigend is. Tegen vijf uur shio' de voorzitter de ver gadering op gebruikelijke wijze. BINNENLAND. OFFICIEELE BERICHTEN LANDMACHT BIJ K. B. zijn benoemd met Ingang var Dec. bij het wapen der Lnf. tot majoor, bij pen de kapitein F. Dingema aplteln J C. C. NIJlai lacht, bij het wapen 20e reg. Inf.. he>t 5e t motordlenst. het 20e reg. Inf., en het reg. wielrijders: n 17 Dec. bij den vrijw. land- ngang van 18 De. verleend de titulaire ,n majoar aan den res.-kapitein Dr J. G. van den staf der Inf., statlonscomman- ■vol ontslag verleend uit den militairen Ban de res.-le-lults. C. Knegtmans van en ,T. P. K. M. Berken, van het 11e reg. ROFFELRUMEN. Wanhopig De hoofdschuld ligt tn Den Haag. goeddeels werklooze bevolking. Is Met. geraffineerd gekronkel Wringt de roode journalist Zich in wonderlijke bochten Nu zijn gen heeft doel gemist, Nu zijn hopeloos geroddel En zijn roekeloos geschrijf Blijkt een schandelijk beoefend 't Volk misleidend tijdverdrijf. De „bezinning" die zou komen Mag bij enkelen bestaan, Onze roode pennevoerders Heeft ze nog niet aangedaan; Lustig hollen ze maar verder Langs de steilte naar omlaag, Tot de hand van de Regeering Ze zal grijpen bij de kraag. Als je leest wat over Beerta Klakkeloos wordt neergepend Zou je vragen of die men schen Alle denken zijn ontwend. Een gewoon mensch zou zich schamen Over 't schandelijke feit Dat zijn prutswerk een gemeente Naar de afgrond heeft geleid; Niet alzoo de bar bewuste Politieke kronkelaar Wiens partij het zoo hartgrondig Treurig heeft bedorven daar: Zeker, het „gebrek aan weerstand Van zijn roode kameraads ,J)oet hem leed", maar dan herkrijgt hij Weer zijn dagelijksche praats Want „de hoofdschuld" is gelegen Bijde heeren in Den Haag! Dat is dus de denkmethode, De bezinning van vandaag! Werkelijk, het is wanhopig, Daar is niets meer aan te doen: 't Schijnt die heeren te mankeeren Zelfs aan „burgerlijk fatsoen"! (Nadruk verboden.) LEO LENS BURGEMEESTER BIJ K. B. ts met ingang van 1 Jan. 1934 be- loe-md tot burgemeester van Rozendaa) (G.) T M. M. d'Hangest baron d'Yv-oy van Mijdrecht. (De nieuwbenoemde burgemeester Is 23 April 899 geboren. Hij Is Chr._HIst»rl-soh. Thans la iij ambtenaar ter gemeen tsaren (G.). Een der sluizen van het Saint Martinkanaal te Parijs, gekneld in de winterboeien. Prof. Hugo Vogel bij de portretten van von Hindenburg eri Hitler, die hij voor het Berlijnsche Stadhuis schilderde. Koning Gustaaf Adolf van Zweden reikt den Nobelprijs uit aan Prof. Heisenberg. De „Blauwe Vogel" van Campbell gaat in vlammen opal is 't maar 'n model, dat techn. studenten te Parijs vervaardigden. Prins August Wilhelm, die de eerste Rijksdagzitting bijwoonde in het restaurant van den Rijksdag, tijdens een pauze. Kleine iisbrekers trachten de ingangen van de Rotterdam- sche binnenhavens nog zoo lang mogelijk vrij te houden. Een der stuwen in de Seine, nabij Suresnes, die geheel in het ijs is gezet door de aanhoudende vorst van de 'laatste dagen. IJs-stilleven aan den stuwdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 5