PER FIETS NAAR BOEDAPEST DE PREDIKANT DICHTER JODOCUS VAN LODENSTEI1N Een van onze lezers heeft ons het relaas gebracht van een merkwaardigen fietstocht, door hem in de maanden SeptemberOcto ber ondernomen, en die hem heelemaal tot Boedapest heeft gevoerd. Niet minder dan 3525 K.M. werd al peddelende door dezen taai-volhardenden fietser afgelegd, en dat door een landschap, hetwelk heel dikwijls zware terreinmoeilijkheden bood. Toch zou den wij geen aanleiding vinden dit, overi gens zéér sober, reis-relaas een plaats in onze kolommen te geven, indien het hier enkel een sportieve prestatie gold. Want aanmoediging van speciale krachttoeren ligt niet op den weg van ons blad. Maar deze eenvoudige wielrijders-vertelling, die wij slechts zooveel wijzigden, als voor een .vlotte lezing vereischt leek, bevat aardige gegevens omtrent landen en volken, die on ze lezers zeker wel zullen interesseeren. Hoe onze trekker tot het bepalen van zijn reisdoel kwam, heeft hij ons niet vermeld, maar uit zijn verhaal valt op te maken, dat hij ginds relaties heeft met de ouders van Hongaarsche kinderen, zoodat het brengen .van een bezoek daaraan wel bij hem zal hebben voorgezeten. Ook over het ontwer pen der route laat hij ons in het duister. Hij begint, sober, als volgt: Op 26 September vertrok ik van Monster naar Arnhem, alwaar ik reeds den eersten avond een lekken band op deed. Een goed begin! Ik was blij, dat dit in de stad ge beurde. Na een goed onderkomen gezocht te hebben in het Gebouw voor Chr. Belangen ging ik naar bed, met als laatste gedachte: Waar zal ik morgen slapen? Den volgenden ochtend was ik al vroeg uit de veeren, voor- loopig mijn laatste Hollandsche nachtver blijf. Bij Zevenaar passeerde ik de grens, na eerst de douaneformaliteiten vervuld te hebben. Via Emmerik en Wesel, waar ik de eerste tol te betalen had trapte ik naar Neuss. Het was een prachtige dag weer! Veel landschapsschoon kreeg ik nog niet onder het oog, wel viel mij op, dat de huizen een ander uiterlijk vertoonden dan die in Holland. Frappant was het „Heil Hit- ler"-geroep. Men kon niet iemand ontmoeten of een informatie inwinnen, of het was „Heil Hitier!" In Neuss kwam ik, na eenig zoeken naar slaap- en eetgelegenheid, terecht in een derde klas hotelletje, waar Hollandsche zin delijkheid wel het een en ander zou hebben kunnen verbeteren. Maar ik dacht, voor een enkele keer moet men het hiermee maar eens niet al te nauw nemen. 's Avonds, temidden van een kring van gasten, werd me gevraagd, wat ze bij ons in Holland van Hitier denken. Nu, ik kon .vrij-uit mijn meening zeggen; over-en-weer werd er gepraat, en de vóór- en tegen's wer den druk besproken. Het was al laat, toen ik mij te ruste begaf, na dien dag 130 K.M. afgelegd te hebben. Den volgenden dag was ik al vroeg op, om wat in de stad rond te zien, en toen vertrok ik naar Keulen, met zijn mooien Dom. Daar kwam ik in contact met een tweetal jon gens, die ook in de richting Frankfort trok ken. Men komt hier in de streek van de eerste bergen, en afstappen en loopen met de fiets aan de hand was soms het parool. Maar hier kon men dan ook de natuur in al haar schoonheid bewonderen. Typische dorpen lagen in het landschap verspreid, en overal zag men de vrouwen en meisjes land arbeid verrichten. Onderweg kon men zich tegoed doen aan verschillende soorten Vruchten, omdat in Duitschland de vruchten- boomen zoowat overal langs den weg staan. Mijn route liep over Limburg aan de Lahn, maar in Altenkirchen, een prachtig oud stadje met mooie gevels, werd eerst eens halt gehouden. In Konigsdorf, na een dag reis van 120 K.M. werd overnacht. Ook in dit logies was het 's avonds weer over-en- weer vertellen. Na de nachtrust en een stevig maal trok lk op Limburg aan de Lahn aan, en verder naar Frankfort, een groote drukke stad met mooie kerken en musea. Ik had nog slechts een honderd K.M. afgelegd, maar toch De- sloot ik, den nacht in Frankfort over te blij ven en eens vroeg ter kooi te gaan, om de schade vpn de vorige nachten eens in te halen. Op 30 September ging het naar Würzburg, door een groot bosch, dat voor de noodige afwisseling zorg droeg. Het was thans Za terdag en den volgenden Zondag was het Dankdag in Würzlmrg, daarom besloot ik er dien dag over te blijven; ik was weer 118 K.M. ge\orderd. In Würzburg wapperden overal vlaggen, en er heerschte een vroolijke feestdrukte. dat mij aan Holland deed denken: het Hol landIndië-vliegtuig! In Hongarije ging de tocht door de einde- looze steppen of langs akkers, met mais be groeid. De dorpen zagen er smerig en vuil uit Het krioelde er van zwervers in have- looze kleeding. Daar heerscht de armoede, de werkelijke armoede! 's Avonds kwam ik in Gyor, de eerste groote stad die hier op mijn weg lag, en zocht maar direct het bes te hotel op, waar de prijzen zeer laag ble ken. Hier kwam ik heel wat aan de weet. De menschen verdienen heel weinig, de werkloozen krijgen geen ondersteuning en zoo schiet er voor hen niet veel anders over dan te gaan bedelen. Ik hoorde van een man, die bij een grooten boer 7 cent per dag verdiende, met kost en inwoning, dat wil zeggen: een droog stuk brood en slapen in den stal. Maar verder moest ik weer, want Boeda pest was het einddoel van mijn tocht. Ik ging op bezoek bij pleegkinden er verwachtten, want ik Dus was ik vol moed! had ik een grooten afstand op mijn program, want ik wilde graag voor den Zondag in 1:,^ h(m m >u, Boedapest aijn. Ik trapte dan ook een i^Leuk was het, te kien hoe de schapen K.M. af, waarvan 125 K.M. m gezelschap van een Oostenrijker, hetgeen den wee heel wat kortte. In Oostenrijk, zoo vernam ik van mijn ge zel, was de toestand slechter dan in Duitschland. Wel was er een vrijwillige ar- Groep Hongaarsche meisjes Zondags bleken in de Evangelische Kerk kansel en altaar met brood, groenten, vruchten en bloemen gesierd, 's Middags hielden de boeren een optocht met versierde wagens, en liet ook de Hitlerjeugd zich niet onbetuigd. Hoe mooi deden het de Beiersche kleederdrachten, frisch en kleurig. Ik had nog gelegenheid den Dom en de hooggele gen Marienvesting te bezichtigen. Ook de Kapelle met beeldengroepen uit de lijdens geschiedenis vond ik zeer mooi. De dag werd besloten met een kerkconcert. Een fan tasie op het „altniederlandisches Volkslied", n.l. ons Wilhelmus, vormde een onderdeel van het programma. Na den gezelilgen Zondag brak de tijd van het fietsen weer aan, verder en verder. Overal, in dorpen en steden, zag ik een ver bazende hoeveelheid van vlaggen en eere poorten, ter viering van Hindenburgs ver jaardag. De week stond bovendien ook nog in het teeken van het Dankfeest De Hitler- beweging demonstreerde met groote optoch ten en vroolijk-klinkende marschliederen. 's Avonds, toen ik er 145 K.M. had opzit ten, belandde ik in een klein dorp, Deindel. In het Gasthaus had een feestvergadering plaats; ook ik werd genoodigd mee aan te zitten. Den volgenden dag ging het naar Regensburg en vandaar naar Blattling, een tocht van 135 K.M. Op 4 October verliet ik Duitschland en kwam ik op Oostenrijksch gebiedal maar genietend van de mooie bergen, al was het een zwaar werk. Linz aan de Donau was mijn eerste bestemming. „Heil Hitler!" was hier geen mode, maar ik kon niet nalaten er op al het goede te wij zen dat ik van de Duitschers had genoten, hun gastvrij onthaal en hun behulpzaam heid. De politiek werd ook hier van alle kanten bekeken, zonder dat men tot over- eensteming wist te komen, bij het genot van een goed glas wijn. Maar de discussie bleef vriendschappelijk, en na een goeden nacht en tot weerziens zocht ik mijn slaapstee op. .Voor den .volgenden dag, den 5en October, beidsdienst, maar velen liepen ook zonder werk, met een schrale ondersteuning. Het leek wel, of het, hoe verder van Hofland in dezelfde mate slechter werd. i een langen tocht in Weenen aangeko- i, fietste ik den volgenden morgen dwars door deze stad en verder, naar de Hon gaarsche grens. Hier aanschouwde ik iets, koeien, geiten en varkens 's morgens hun eigen hoeder opzochten en 's avonds hun eigen stal. Groote kudden zag men den langs den Donau. Eén ding was tegen, voor het eerst: de wind. Maar wie voelt nog wind als hij zoo dicht bij zijn doel is? Na een dagreis van 135 K.M. kwam ik des avonds om zes uur in Boedapest schitterend gelegen aan weerszijden va Donau, temidden van een prachtige natuur. Even moest ik stil staan, om dankbaar terug te denken aan mijn zoo voorspoedige van elf dagen fietsen, met steeds uitstekend weer, en geen ongelukken. En toen ging ik gauw de familie opzoeken. De verrassing en de vreugde van dit weerzien kan ik niet be schrijven. Aan het vertellen kwam geen einde, en het was diep in den nacht toen bed werd opgezocht, om eens flink uit te slapen van den langen tocht. Een tiental dagen bleef ik ii om er te bezichtigen wat er al zoo merkwaardigs te zien is: de kerken, de musea, het paleis van generaal Horthy het aflossen van de wacht, de markthal met de vele kleederdrachten, de vrouwen met de zware manden, waarin groenten en fruit lagen opgestapeld tot ongelooflijke vrach ten, en nog veel meer, dat ik niet alles zoo Een oude Alpenherder, prach tig type van den rustigen, vertrouwden patriarch. maar kan opnoemen. Maar ook, wat een ar moede zag ik er, wat een ellende, tallooze bedelaars op de bruggen en aan de markten, in de ongelooflijkste lompen gehuld. Welk een schrille tegenstelling, zulk een mooie stad, en daarin zooveel armoede. Heel veel menschen weten niet, hoe van den eenen dag in den anderen te komen, vandaar dat het aantal zelfmoorden zoo ontzettend groot is. Ja, ook al is het in ons eigen land slech ter dan voorheen, we voelen ons nog rijk, zeer rijk, als we de ellende die elders heerscht aanschouwen. Denk u eens even in, dat in Holland alle verkloozen zonder steun zouden zijn....„ Jodocus van Lodensteijn „dat groote voor beeld van ongeveinsde godvreezendheid, dat sieraad van Gods Kerk, die wonderlijk be gaafde op den predikstoel, die vérziende held der helden" werd geboren in 't begin van het jaar 1620 (6 Febr.) in de historische stad Delft. Zijn vader was aldaar Burge meester en bezat in hooge mate de achting zijner stadgenooten. Voor zijn zoon Jodocus stond de weg open tot de meest aanzienlijke betrekkingen in stad en gewest, evenals voor zijn zoon Dirk, die „deftig raad, schepen en bewindhebber" is geweest. Opgevoed in de vreeze des Heeren, in een gezin, dat niet van den geest was van den Delftschen Hugo de Groot, werd door de genade des Heiligen Geestes, dat hart ont vankelijk gemaakt voor het goede zaad en reeds vroeg gaf de schrandere Jodocus te kennen, piedikant te willen worden. Men ontried hem dit, omdat hij niet ge makkelijk 6prak, doch hij bleef volharden bij zijn wensch. Voor zijn vader was dit een groote teleurstelling, want deze had hem voor de politiek bestemd. Hoewel het zioh liet aanzien, dat hij nim mer een vloeiend spreker zou worden, zijn innerlijke begeerte, om Gods Woord te ver kondigen, liet zich door deze moeilijkheid niet terugschrikken. Nadat hij grondig onderwezen was in de „wijsheid der goede Kunsten" en in „da Kennis der waarheid, die naar de Godzalig heid is" vertrok hij naar Utrecht om ge vormd te worden door mannen als Voetius, Schotanus en de Maats. Ontzaglijk groot is de invloed geweest door den eerstgenoemden hoogleeraar uitgeoefend. Waarüjk, deze had iets van een Kerkvader. Lodesteijn, wiens natuur meer practisah dan wijsgeerig was, gevoelde zich vooral door de vroomheid van Voetius aangetrokken en kreeg hem van ganscher harte lief. Voetius zette zijn 6tempel op dit jeugdig gemoed. Toen Jodocus genaderd was tot het einde van zijn academische studiën waren er wei nig plaatsen vacant. De deftige Burgemeester van Delft wilde niet, dat zijn zoon op beroep zou gaan preeken, en vond goed, dat hij nog twee jaren zich bij Prof. Coccejus te F;a- neker zou oefenen in de Oostcrsche talen. Met taaie volharding studeerde de jonge Lo desteijn en daardoor was er in de opvoeding van Lodesteijn iets stijfs, iets planmatigs, dat zijn vrije, natqurlijke ontwikkeling stel lig niet heeft bevorderd. Ongetwijfeld is alles zóó onberispelijk geregeld bij Lodesteijn, den 22-jarigen proponent toe gegaan. Wij be merken niets van die onbezorgde vreugd der jeugd, van dat vrolijk klapwieken, waarin een hart van twintig jaren behagen pleegt te scheppen. In den strijd tusshen Voetius en Coccejus schaarde Lodesteijn zich zonder aarzelen aan Voetius' zijde, ofschoon hij zich steeds met groote groote liefde en achting uitliet over zijn leermeester te Franeker. In het Predikambt Uit Franeker weer te Delft teruggekeerd, met goede getuigenissen in den zak, werd hij bekwaam genoeg geacht om te proponee- ren. Al spoedig liet de Classis hem toe tot den kansel, nadat hij veel bewondering had afgedwongen met zijn examenpreek over 1 Joh. 1 7: „En het bloed van Jezus Christus Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde." Zoo was dus de weg geopend. Maar dat was in die tijden zoo gemakkelijk niet. Er was geen „predikantennood". Zelden was er een vacature, en als deze er was, stonden dozijnen candidaten gereed, om naar die „plaats" te staan. Aangezien het hem toescheen, dat hij de eerste maanden, toch nog niet tot de practi- sche bediening zou geraken, besloot hij bij zichizelven ook nog eenigen tijd aan een bui- tenlandsche hoogesohool zijn studiën voort te zetten. Maar het bleef bij het... plan. De ge meente van Soetermeer was herderloas ge worden en al was het niet met aller sym pathie, de jeugdige proponent van Lodesteijn werd beroepen en nam het beroep aan. Zes jaren had hij er met zegen gearbeid, toen hij het beroep aannam naar Sluis.. Slechts twee jaar heeft hij in deze Zeeuwsche stad gearbeid, maar de vrucht van zijn werk was er lange jaren zichtbaar. Hij bracht er een nieuw leven. De plaats, waar hij al zijn ga ven heeft ontwikkeld, was echter noch Zoe- termeer of Sluis, maar de stad Utrecht. Hier was hij op zijn volle kracht. Teneinde de figuur van Lodesteijn beter te- kunnen begrijpen, moeten wij even het raam van zijn tijd teekenen. Dan zullen wij ook beter zijn streven begrijpen. Schrijver verhaalt vervolgens enkele din gen over de arbeidstoestanden in Hongarije, die buiten onze controle liggen, en die wij, ook kortheidshalve, achterwege laten. Hij had een onderhoud met den bekenden gere formeerden hoogleeraar prof. dr. J. S e b e t y èn, die hem vertelde, dat de Gereformeer de Hongaarsche Kerk meer en meer veld wint, maar gebrek heeft aan predikanten. Op den 17en October besteeg hij tenslotte weer zijn karretje, voor de terugtrap na Holland. De eerste dag zette dadelijk go in, met een afgelegd traject van 166 K.M. Nu ging ik op den tweeden dag name lijk zoo vervolgt hij zijn relaas, langs omweg naar Körmend. Was tot nog mooi weer mijn deel geweest, nu werd het anders. De regen in Hongarije is hij óók nat viel in stroomen neer, en na een tocht van beurtelings schuilen en fietsen bereikte ik mijn doel. Enfin 's avonds had ik een heerlijk maal en een plaats bij een warme kachel, en de Hongaren waren zeer vriendelijk, wel in het bijzonder omdat een Hollander was. De narigheid had ik dus al gauw weer achter den rug. Op den 19en was het weer een stuk beter. Ik bewonderde voor het laatst de Hongaar sche bergen, en toen maar op weg i Graz in Oostenrijk, waar de eerste sneeuw bergen in het zicht kwamen. Dat was mooi, van een flinken tocht ahter den rug hebben. Den volgenden morgen kwam ik oogen te kort, want hier gaat de natuur alle beschrij ving te boven. Hooge bergen, watervallen, wilde stroomen, bergweiden met het geklin gel van de koeienbellen, het was alles prach tig, en drie dagen aaneen genoot ik ervan, terwijl mijn weg er dwars doorheen voerde, 's Avonds kwam ik in een klein dorp, mooi gelegen aan den voet van een berg. Ik had 140 K.M. achter den rug, en genoot er een flinke nachtrust Toen ik weer verder trok kwam ik door schilderachtige dorpen met mooie kerktorens, en de weg was zoo mooi als in een droom. Dan weer door bosschen, langs diepe ravijnen. Wanneer je naar be neden keek liepen de koude rillingen je langs den rug. Langs steile bergen ging het; de koeien en geiten graasden er op plekken, zoo gevaarlijk, dat je elk oogenblik ver wachtte, er één te zien afstorten. Maar dat gebeurde niet, en na een zwaren tocht van 175 K.M. bereikte ik Zeil am See, lieflijk ge legen aan het meer en omringd door sneeuw bergen. Nu kwam de mooiste dag: met de zweefbaan naar de Schmittenhöhe, 1968 M. hoog! Dat was interessant, in de sneeuw en toch in het warme zonnetje. Ik kon niet vertrekken, totdat de duisternis er mij toe dwong. Wat is er toch veel moois op de wereld! Op den terugtocht kreeg men door den luchtdruk last van oorsuizen, hetwelk eenige uren aanhield. Den 23en lag mijn weg naar Innsbrück, weer een mooie tocht langs de bergen. Op merkelijk is het, hoeveel vrouwen en meisjes hier landarbeid verrichten. Oude vrouwen ploegen net zoo goed als mannen. Toen ik Innsbrück binnenkwam had ik de afstand naar Holland weer met 155 K.M. vermin derd! Voor het eerst was ik nu een hoogen berg overgegaan, waarbij ik een klein eind je door de sneeuw moest fietsen. Dat was een heele klimpartij geweest, maar het da len was ook weer mooi, en deed de moeite grootendeels vergeten. Op 24 October ging het naar Feldkirch, maar ik besloot een gedeelte met den trein te gaan en wel door een 10 K.M. lange tun nel, omdat ik veel bergopwaarts had moe ten trappen en eenigszins moede was. De nacht in Feldkirch was de laatste, dien ik in Oostenrijk doorbracht. Op 25 October ging het weer verder, naar Zwitserland, langs de mooie Wallensee, over den hoogen berg bij Filsbach, en dan over Rapperswil, langs het Zurioher Meer, naar Zurich, waar ik over nachtte. Zwitserland is mooi, maar duurt Was tot nog toe alles goedkoop geweest, hier moest de portemonnaie het ontgelden! Uit Zürich ging het over Winterthur naar Sohaffhausen met zijn zeer grooten Rijn waterval Indrukwekkend is deze om te aan schouwen, men voelt zich er klein en stil bij. Na onderweg een nat pak te hebben opge- loopen werd ik Donaueschingen overnant, waar ik onder de goede zorgen van de gast vrouw weer een beetje opknapte. Den vol genden dag was het weer beter, alleen wat koud. Ik bereikte Baden-Baden waar ;k pleisterde ,en ging op den 2Sen naar Heidel- berg, waar ik tot Maandag bleef. Naar Hei- delberg, dat ook bijzonder de moeite waard is met zijn vele bezienswaardigheden, had ik 110 K.M. afgelegd. Langs den romantischen Rijn met zijn ruïnes bereikte ik tenslotte bij Heerlen weer Nederlandsch grondgebied. De Rijkspolitie stelde daar veel belang in mijn bagage, maar vond er niets in, dat van haar gading was. Van Heerlen naar Kindhoven was op een na mijn laatste fietsroute. De regen dwong mij om met den trein naar Rot terdam te reizen, en van hieruit bereikte ik, weder op imijn stalen ros, mijn woonplaats Pernis. In totaal heb ik, naar mijn berekening 3525 KM. afgelegd, namelijk 1570 K.M. op de heenreis, en 1955 KM. op mijn reis naar huis Veel had ik onderweg gezien en gehoord, zoo beëindigt onze toerist zijn interessant fietsvenhaal, maar dit staat ten slotte voor mij vast; we hebben in Holland, ondanks alles, nog een gelukkig leven! der wijnbergen, U rijk aan fraaie oude

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 12