HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOcL
ZATERDAG 4 NOVEMBER 1932
DFRDE BLAD PAG 1P
Woontorens en Woonhuizen
Het resultaat van 4Vi jaar commissa-
riaal onderzoek
#Gaat u even mee naar binnen? H?
woon op de 14e verdieping"
NIETS VOOR ONS
Onze Amsterdamsche redacteur schrijft
Amsterdam is de stad van de hooge hui
zen. Lange jaren gold de regel "in alleen
huizen van drie, soms vier verdiepingen te
bouwen. Wie oude huizen bezit komt tot de
conclusie, dat het in vorige eeu ven niet
veel anders was, en het is dan ook niet te
verwonderen, dat een Amsterdammer ge
woon is „boven" te wonen. Zelfs is het getal
groot van degenen, die het zoo hoog mogelijk
zoeken om aldus meer gemak van den zol
der en geen buren boven zich te hebben.
Aan dit hoog wonen zijn allerlei i e»7waren
verbonden, al moet worden toegegeven, dat
het samenwonen met buren in één huis de
inschikkelijkheid en verdraagzaamheid sterk
bevordert en zefs min of meer eer. stempel
drukt op de uiterlijke gedragingen der be
volking in haar geheel.
Niettemin heeft zich in de laatste 20 jaren
een andere en betere ODvatting krachtig
doen gelden, n.l. om niet zoozeei in hoogen
bouw het te zoeken, maar bij den houw van
woningen wat dichter bij den gro ld te in
ven. Hierin werkte een begrijpelijke reactie
tegen den „revolutiebouw" van voorheen,
waaraan we te danken hebben tallooze
huurkazernes en ptijllooze straten die het
stadsbeeld op menig punt hebben bedorven
en (wat erger is) allerlei wantoestanden
bevorderd.
Waar de stadswijken er zich toe leenden,
bouwde men daarna lagere huizen. We
noemen geheel Amsterdam-Noord Water
graafsmeer, het nieuwe Zuid en West. Het
ingrijpen der Overheid heeft hier over het
algemeen gunstige resultaten ougeleverd.
Wie Amsterdam aan den omtrek bezoekt,
zal aanstonds toegeven, dat de woongelegen
heid door den lageren bouw aaumerkclijL
is verbeterd.
Commissie van onderzoek.
Nu hebben B. en W. 4% jaar geleden een
Commissie benoemd, die had na te gaan üp
mogelijkheid van hoogen bouw in het
belang der volkshuisvesting. Met name had
men hierbij op het oog het stichten van
arbeiderswoningen boneden eei huurprijs
van f 6.per week.
De toenmalige wethouder van de Volks
huisvesting de heer W. Boissovain (v.b.)
gewaagde in zijn installatierede van twee
richtingen ten aanzien van de opiossrag van
het woningvraagstuk: de richting die het
zoekt in het eengezinahuis. in de tuinstad
of tuinstadwijk èn de richting, die hooge
stadsbouw prefereert met aanleg van groote
parken en parkwijken en in de huizen aller
lei centrale voorzieningen.
Zonder in te gaan op de vraag of het
probleem hier scherp gesteld Ls, meenen we
te mogen opmerken, dat de eerstgenoemde
richting zich het meest aansluit bij onzen
volksaard. Men kan verschillen over Je
vraag h o e e e 1 gezinnen in één huis als
regel behooren te wonen, zonder twijifel wordt
door den lagen bouw de ontwikkeling van
't gezinsleven en de ontplooiing der persoon
lijkheid krachtig bevorderd. Het liefst woont
men in een eigen huis zonder buren, waar
men geheel zichzelf kan zijn, en de bouw
van lage woningen komt aan dezen wensch
belangrijk tegemoet.
Reeds bij de verkiezingen van 1897 be
pleitte de A.R. partij in haar Program van
Actie het bouwen van tuinsteden, zooals
Dr. A. Kuyper die in liet buitenland hier en
daar gezien had. Uit dien tijd dateert de
bemoeiing van de Overheid met de Volks
huisvesting, en een zegen is het e achten,
dat op deze wijze is tegengegaan de om
allerlei redenen ongewenschte opsenhooping
van gezinnen in groote en ho<|ge rnenschen-
pakhuizen.
De richting die hoogbouw wiL
De andere richting (van den hoogen
bouw) die droomt van woontorens en
torenhuizen van zes en meer verdie
pingen „dik", is geheel vreemd aan onze
nationaliteit en absoluut in strijd met onzen
volksaard. In wezen is ze zelfs reactionair,
omdat ze grootendeels weer terugnamen zou
wat langzamerhand met moeite is ver
kregen.
De voorstanders van huizen met 6. 9
of 15 „woonlagen"' vindt men vooral bij
soeiaal-demooraten en communisten, die met
voorliefde naar Weenen, Berlijn cf Moskou
kijken, waar men dergelijke wanproducten
kan bewonderen. Het voorstel om de Com
missie te benoemen, is dan ook afkomstig
van den heer Wijnkoop (comm.)
Men zou in dit verband bij wijze van
tegenspraak kunnen wijzen op Amerika
waar de wolkenkrabber reeds zeer lang
bekend is, maar men heeft daar niet in de
eerste plaats aan woonhuizen guacht en
voorts heeft het Amerikaansche voorbeeid
om allerlei andere redenen weer weinig
aanlokkelijks.
hooge bouw heeft intusschen weinig
of geen kans in Amsterdam. Men moge het
interessant vinden den „wolkenk: abber" op
het Daniël Willinkplein te bew mderen, er
te wonen is wat anders. Het heeft dan ook
bijzonder lang geduurd voor de elf verdie
pingen of „woonlagen" verhuurd waren.
Aan hoogbouw zijn ook enkele
bezwaren verbonden.
Denkt men zich in welke bezwaren ver
bonden zijn aan dergelijke hooggebouwde
arbeiderswoningen, dan rijn die niet weinig
Om te beginnen gaat de enkele bewoner
onder in de massa. Vocrts wordt de vryheid
op allerlei wijze beknot; er ontstaat in ue
torenhuizen een soort collectivistische geesi
die de ontplooiing der persoonlijkheid be
lemmert, en allerlei andere narigheden mei
zich brengt. Men woont samen met tien,
twintig, honderd buren, waardoor de inti
miteit van het huiselijk leven nagenoeg
teloor gaat Men kan zich geen tigen sfeer
scheppen, is afhankelijk van de ééne lift en
van den eenen liftman, die alles weet c:
waardoor de bewoners zich n-et vrij voelen.
Aan de lift zijn in de „spitsuren" weer
allprlei bezwaren verbonden: men denke aan
opstopping met schoolgaande kinueren en
vertrekkende of thuiskomende arbeiders
En als de lift weigert? 't Mag aardig en
frisch schijnen, 14 hoog te wonen, contact
met de buitenwereld wordt er nu juist nirt
door bevorderd. Men ziet er tegen op uit te
gaan en loopt de kans meer vertrouwd te
raken met de wolken dan met de menschen
tot wie men zich tenslotte wel net meest
aangetrokken zal gevoelen.
Neen, torenhuizen, woontorens en hoe men
deze monsterhuizen verder wil aanduiden,
moeten we in Amsterdam maar niet heb
ben. Alle moderne attracties zooais de reeds
genoemde personenlift, en verdei huistele
foon, vuilniskokers, centrale verwarming
warmwatervoorziening, gemeenart appelijke
waschinrichting en centrale stofzuigerinstal-
latie geven we gaarne cadeau. Wat hiervan
goed en bruikbaar is behoeft niet via een
woontoren te worden verkregen.
Trouwens, er komt van de heele zaak
niets, vooral niet in dezen tijd, nu de ge
meente het geld zoo goed kan gebruiken.
Maar overigens, de Commissie is na 4V2
jaar tot de slotsom gekomen, dat de lief
hebberij veel te duur zou worden. Er is
eenvoudig geen sprake van, nu nstrueuze
arbeiderswoningen te bouwen, beneden de
f 6, en voorts hoeft de Commissie zoovee)
gezond inzicht in de materie gp'oond (zij
had er trouwens alle tijd voor), dat het
wolkenkrabber-denkbeeld geheel op den
achtergrond is geraakt.
SCHOOLNIEUWS
De Kweekschoolopleiding
Een stuk van onze oude schoolstrijd
Rotterdam, Hervormingsdag 1933
De heer H. J. van Wijlen schrijft ons
het volgende waarvan wij gaarne plaats ver-
leenen:
't ls al een paar jaar geleden, dat ik op
de voor-pagina gelegenhe.d kreeg, een goed
woordje te spreken voor o^jze onderwijzers
opleiding en voor een vijfjarige kweekschool.
Sedert dien ..is de maatschappelijke hori
zont al bewolkter, al donkerder geworden.
En de stemming al benauwder, al bezorgder
vanwege de publieke kassen, om van de
persoonlijke nog te zwijgen. Er moet bezui
nigd worden, dat weet ieder. Ik ook.
In dat artikel van toen heb ik trachten te
betoogen, dat een vijfjarige kweekschool
best zoo kon worden ineengezet, dat haar
kosten die van de tegenwoordige niet over
troffen. De hoofdpost op het budget eener
kweekschool, ook voor de rijksvergoed.ng
zijn de lesuren. Welnu: de eerste klas, een
volle klas met 33 gesubsidieerde lesuren ver
dwijnt, ook verdwijnen de 16 uren voor de
hoofd-akte-afdeeling. samen 49 uur; daar
voor in de plaais komen een vierde en een
vijfde ieder met gemiddeld een 20 lesuren per
week; zoo is er dan eer winst, dan verlies.
Ik heb hier vergeleken de mogelijke vijf
klassige kweekschool met de tegenwoordige
vierklassige. U vergelijkt in het ster-artikel
in uw no. 931S vqn vorige week de drie-
klassige kweekschool, die de regeering dit
jaar voorstelde, met de vijfjarige, die in de
lucht zit De laatste zou dan zooveel duurder
zijn. Ook dat is niet zoo erg als het lijkt,
want op de driejarige blijft toch altijd staan
de tweeklassige z.g. afdeeling B met haar
gesubsidieerde uren.
Toch zou ik U niet lastig vallen, als er in
heel die beweging niet wat anders stak. En
dat is onze oude schoolstrijd. De oude strijd
om de geestelijke overmacht van den stakt
ook in onze vrije scholen, een strijd van
eeuwen blijft, en met hem zijn gevaren.
De jongeren van dit geslacht hebben de
oude vrije school van vóór 1889 niet gekend.
Ik wel. En uit dien tijd is me in mijn bloed
gebleven de gedachte van een eigen vrije
school, levend uit haar eigen beginsel, dat zij
moest doorvoeren tot in zijn consequenties
voor kerk en staat, voor maatschappij en ge
onderwijs vrij; wij.
een kring van burgers, van ouders konden
een school stichten, inrichten in volle vrij
heid en drijven naar eigen inzicht, onbe
perkt, onbegrensd. Er was in de grondwet
maar een dubbel „behoudens". Ten eerste
het toezicht nu ja! ten tweede dat
was enger het rljksonderzoek
bekwaamheid en zedelijkheid van den ander
wijzer.
Het Rijk hiia'.d in handen de examens ei
hield door zijn examens de teuigels ran d'
in echijn vrije ondorwijzensopleiidiing goed
vast. Het Rijk stempelde de opleiding en
kreeg door haar stempeling, die met de
jaren steeds dieper drukte, invloed up den
onderwijzer, do rnohtimg van zijn kennis, en
daardoor op die vrije laigere ©dholen zelf.
Tegen dien invloed heeft nu ail veile, tien
tallen van jaren geworsteld een opkomende
vrije opleiding, een opkomende ei
Christelijke paedagogie. Deze groeide
kina ebt, maar naarmate zij groeide, wies ook
de druk van Overheidswege. Als ik mijn op
leiding van vóór ruim 50 jaar vergelijk met
de tegenwoordige, den verkneuter ik me nu
nog in het gevoel mijn-er meerdere vrijheid
gemakkelijkheid van werken en bewegen in
dien goeden, ouden tijd. De eisohen, de druk
zijn nu oneindig zwaarder. (Alleen het
„sommetje" kneep toen sterker). Bij dóen
druk op de opleiding is later gekomen de
druk op het leerplan zelf door de wetten
van 1889 en 1905 en 1920. Daar spreek ik
nu niet over.
Ma.ar wal over de opleiding. Steeds zijn
de ©taatsedschen gegroeid. Een opmerkelijk
v nsohijnseJ bij dien zwaarderen druk zijn
d-e vriendelijke aangezichten en harten der
drijvenden van Rijkswege en de zoeto ge
wilfliagherid der opleiders. Het ergst zijn er
aan toe hoewel men ook hier ziet een
geest van gewilligheid en onderworpenheid
onze kweeksohoolleerlangen. Die moeten
voort 't Herinnert me aan de woorden
Ex. 1:14, waar van de Egypte na ren ©taat
„dat zij hun het leven bitter maakten met
harden dienst dien zij hen deden die
nen met hardigheid".
Dde vergelijking is maar zeer gedeeltelijk
juist, want nogmaalB het gaat hier
bij ens, naar oude zede, aLles even vriende
lijk en gemoedelijk, zoowel gezien aan den
bovenkant, ais aan den onderkant. En looh
is het hard. Dat vrage men maar eens an
de vaders en moeders van de betrokken
onderkanters.
Intusschen, dat is niet het engste. Het
ergste is, dat door dien steeds groeaenden
druk van Staatswege heel de gedachte eener
eigen, vrij opkomende gedachte wordt p]at-
zooal niet doodgedrukt. Heel vriendelijk,
heel gemoedelijk, toch plat, tooh dood of
bijna dicod.
Dat voel ik, dlie nog iets van den ouden
zwaren strijd, toen de druk financieel nog
duibbel drukte, maar wij geestelijk vrij-er
©tonden, heb gezien, een kleitn stukje er
van dat voel Ik andere, m.i. beter dan
de jongeren.
Trouwens, ook die jongeren moeten dat
begrijpen. Bavinck riep aJ in 1903 op voor
den nieuwen paedagog'ieolien schoolstrijd;
de financieele ging toen namelijk al luwen.
Welnu, een van die sleutelposities in dien
©brijd is de opleiding der onderwijzers. En
als nu, op dut cagenblik, deze sterke stel
ling door een samenloop van omstandighe
den als bij verrassing in onze han
den, d.w.z. in de handen der uit de vrije
scholen opkomende opleiding kon komen,
moeten wij deze strij dwingt, deze verster
king onzer positie, begroeten met een dank
baren jubel.
Ik weet wel, daarmee is de strijd noet be
ëindigd, het is goen eind-victorie, maar
toch: het ie een sterke winst, een sohoone
erovering. Die wij met te meer vreugde
aanvaarden, omdat de inwendige positie
onzer kweekscholen dat mogen we gerust
zeggen in de laatste 20 jaar door de
veriiooging van het intellectueels peil harer
pereoneelen wel zoo is versterkt, dat zij de
verzwaarde taak best op haar schouders
nemen kunnen.
Dus aanvaarden we de nieuwe openko-
napnde stelling met blijdschap en dankbaar
heid. Ook al zou ze ons 'n vier duiten
veel meer ie het niet, m.i. wel minder
kosten. En als uw redactie dan „de zaak
uitsluitend van zijn monetairen, dat is
politieken kant" wil bezien, dan neet
de vrijheid toch even te wijzen op de paeda-
gogisehe zijde. Die is er ook, die is de
hoofdzaak, om de paedagogiek is de School
strijd begonnen. Die ©trijdgedachte, waartoe
Bavinck en onze groote mannen cns oprie
pen. waartoe ons ook oproept de nagedach
tenis onzer oude vechters ik heb ze nog
gekend in hun armoe en smaad en in hun
blijmoedige opgewektheid die gedachte
mag ons nooit met rust laten; wij moeten
vooruit, wij m«,eten blijven «trijden voor
onze paedegogieche beginselen.
Het groote gevaar dat alle eeuwen door
de gemeente Gods na da-gen van strijd en
opkomst bedreigde en nog bedreigt, is de
vervlakking, d-e verslapping, de inzinking.
Een der sterke strijdmiddelen tegen die
dreiging ie de studöie onzer beginselen in
vrije, eiger. ontplooiing. Vooral onze onder-
wijzere hebben die noodig. Schollen bouwen
is heel schoon, goede ouderwijzere kweeken
is nog schooneir.
Een dier strijdmiddelen is de volledige,
meer vrije opleiding. Steeds dieper worte
lend in eigen beginsel, met eigen, wel ge-con
troleerd eindexamen: de vijfjarige kweek-
sohocil moeten wij met belde handen aan
grijpen.
Ingezonden Mededjeling
Ingezonden Mede de cling
GROEIEND STUDENTENTAL IN 1932-1933
De laatst verschenen Medodeeling der afd
Ondervvijsstatistiek van li^t Centraal Bureau
voor de Statistiek (no. 27) bevat' de voor-
loopige cijfers nópens de aantallen studen
ten op de universiteiten en hoogescholen in
het academisch jaar 1932—1933-
He totaal aantal studenten bedroeg in
dat jaar 13.476, d i. 765 meer dan in het
vorig jaar. In 193>!-'32 bedroeg de aanwas
650 studenten, in 1930-'31. 572 studenten
Kunnen wij dus reeds uit de absolute cijfers
een versnelde toename afleiden, ook wan
neer wij deze in percentages uitdrukken
komen wij tot dezelfde conclusie. Het accres
bedroeg in de jaren 1930-'31 tot 1932'33 ach
tereenvolgens 5 pet., 5.4 pet en 6 pet.
Het vorig jaar nam het aantal vrouwe
lijke en mannelijke studenten procents-
gewijze even sterk toe. Ditmaal zijn de vrou
wen sterker vooruitgegaan dan de mannen
Bij de eerstgenoemden bedroeg de groei
8.1 pet- bij de laatsten 5.6 pet
De ontwikkeling van universiteiten er.
hoogescholen vertoont niet hetzelfde beeld
Bij de gezamenlijke universiteiten bedroeg
het accres in de laatste drie jaren respec
tievelijk 3.6 pet., 4.2 pcL en 6 pet., wat dus
op een versnelde toename wijst Bij de ge
zamenlijke hoogescholen verloopt 't proces
juist omgekeerd: hier bedroegen de groei
percentages in dezelfde jaren 10 5 pet., 9.7
pet- en 6 pet. Het minder sterk toenemen
der hoogescholen-bevolking is intusschen
voornamelijk toe te schrijven aan den ge-
ringeren aanwas van het studentental der
Technische Hoogeschool.
STERKE GROEI VAN HET
HOOGER HANDELSONDERWIJS
Wanneer wij de bezetting van de facul
teiten en studie-inrichtingen der universi
teiten en hoogescholen In 1932-'33 vergelij
ken met die in het vorige studiejaar, dan
,is het merkwaardigste verschijnsel wel de
geweldige groei van het handelsonderwijs.
De handelsfaculteit der Stedelijke Univer
siteit te Amsterdam kwam van 215 op 2-15
studenten, steeg dus met 14 pet. De Neder-
landsche Handelshoogeschool te Rotterdam
kwam van 366 op 446, wat een toename met
22 pet. beteekent. Tenslotte steeg de bevol
king der Roomsch-Katholieke Handelshooge
school te Tilburg van 121 op 149; dit Is een
accres van 23 pet Het totale hoogere han
dels-onderwijs telt dus thans 810 studenten
tegen 702 in het vorige studiejaar en is dus
bijna 20 pet. vooruitgegaan.
Ook in de vereenigde faculteiten der wis
en natuurkunde en der letteren en wijsbe
geerte (aardrijkskundige studie) valt dit
maal een sterke toename, nl. met 13-8 pet.
te constateeren-
De faculteiten der wis- en natuurkunde
(toename 7.8 pet), der geneeskunde (7.3 pet)
en der rechtsgeleerdheid (6.9 pet) vertoo-
nen eveneens een accres, dat boven de ge
middelde toename van 6 pet. uitgaat.
In de faculteit der veeartsenijkunde valt
reeds sedert het studiejaar 1926-"27 een
regelmatige achteruitgang te bespeuren. De
bezetting dezer studierichting verminderde
dit jaar wederom en wel met 6 pet. Het
aantal bedraagt hier nog slechts 141 tegen
194 in 1926- 27-
De Landbouwhoogeschool te Wageningen.
welke haar bevolking in de beide vooraf
gaande jaren respectievelijk met 8.6 pet- en
9.4 pet. zag vermeerderen, liep thans iets
(—0.8 pet.) terug.
De snelle groei van het studentenleger i
de laatste jaren is tot stand gekomen op
een wijze, welke geheel buiten het kader
dor normale ontwikkeling van het hoo
per onderwijs omgaat. Het voornaamste con
tingent studenten toch wordt geleverd dooi
de gediplomeerden der gymnasia en der
middelbare soholen. Een zpker geHeelte van
hen gaat jaarlijks zijn studie aan instellin
gen voor hooger onderwijs voortzetten. Het
getal der gediplomeerden der scholen voor
voorbereidend hooger en middelbaar onder
wijs staat op zijn beurt in een vrij constante
verhouding tot de totale bevolking dezer
scholen-
Een normaal groei-proces vindt zijn oor
sprong in een toename van het aantal
nieuwelingen op de middelbare scholen- Na
5 of 6 jaar is deze groei merkbaar door een
aanwas van het aantal gediplomeerden; dit
heeft dan op zijn beurt weer een accres van
de aantallen eerste-jaars-studenten (en dus
mede van het totaal aantal studenten) ten-
Wetenschap.
ZONNEBADEN OORZAAK VAN KANKEi
Matigheid en lichaamsbeweging aanbevolen
Een der Amerikaansche gedelegerden aan
het op het oogenblik te Madrid gehouden in
ternationaal congres tegen den kanker heeft
tijdens de besprekingen betoogd, dat het ne
men van zonnebaden en zich ongekleed In
de buitenlucht ophouden een der oorzaken is
in kanker aan de huid en de lippen.
Als voorbehoedmiddel tegen kanker raadt
hij aan matigheid in eten, drinken en lichaams
beweging.
Dr. E. ROUX OVERLEDEN
Dr. Emile Roux ,de groote medewerker
van Pasteur, en bestrijder der diphtherie, is
op bijna 80-jarigen leeftijd gestorven.
Dr. Roux was reeds geruim en tyd ziek.
De dood van Calmette, die in dien tijd het
directeurschap van het Instituut-Pasteur
nam, heeft hem zeer aangegrepen en
vermoedelijk zijn dood verhaast.
Emile Roux werd in 1877 Pai-teurs assistent.
Met Chamberland bestudeerde hij in het
laboratorium van de hoogere normaalschool
het miltvuur. In 1895 werd hij onder-directeur
van het Instituut Pasteur, waaraan hij dade
lijk bjj de oprichting verbonden was geweest.
In 1904 werd hij directeur. Hij was tevens
het hoofd van de afdeeling onderwijs in da
bacteriologie.
ARCHEOLOGISCHE VONDST TE ROME.
Bij opgravingswerken te Rome heeft men in
de nabijheid van de St. Maarten en St. Lucas
kerk, kolossale stukken tufsteen gevonden.
Volgens het oordeel van deskundigen in deze
heeft men hier te doen met overblijfselen van
het klassieke „Atrium Libertatis", den zetel
der Romeinsche censoren.
Ware dus het middelbaar en gymnasiaal
onderwijs 5 a 6 jaar te voren sterk toege
nomen, dan zou de toename van het aantal
studenten volkomen natuurlijk zijn. In de
periode 1925—1930 groeide het v. h. en m. o.
echter ternauwernood (0 4 pet.), zoodat een
verklaring uit dien hoofde volkomen on
toereikend is.
Het is dan ook wel duidelijk, dat wij
hier te doen hebben met een crisis-verschijn
sel- De allerwegen heerschende werkloos
heid is oorzaak, dat de afgestudeerden
hetzij van het middelbaar, hetzij van het
hooger onderwijs geen werkkring kun
nen vinden en liever voorzoover althans de
financieele draagkracht hunner ouders dat
toelaat, hun studie voortzetten dan niets te
doen- Het verschijnsel openbaart zich aan
den eenen kant in een grooter aantal eerste
iaars-studenten. doordat thans een grooter
gedeelte der gediplomeerden van de mid
delbare scholen gaat studeeren dan gewoon
lijk, aan den anderen kant in een langer
verblijf van de oudere studenten aan de
universiteiten en hoogescholen.
De wonderdadige werking van de Togal-
tabletten wordt voor de zooveelste maal be
vestigd door een spontaan gezonden dank
betuiging van den Heer C. H., politie-agent
te A.
In zijn beroep kwam de rheumatiek hem
al heel ongelegen, en daarom, zoo schrijft
hij, deed ik natuurlijk alles om er af te
komen. „Zelfs was ik acht maanden lang
onder behandeling in een speciale genees
kundige inrichting voor rheumatieklijders".
Deze kuur hielp hem evenmin, als de tal
looze middelen, die hij gebruikte.
Toen hij de hoop op genezing vrijwel had
opgegeven, raadde men hem aan het eens
te probeeren met Togaltabletten. Tot zijn
geluk! Want na twee flacons verminderden
de pijnen en na vijf waren ze volkomen
verdwenen. Thans kan hij zijn werk weer
geheel naar behooren verrichten.
„Uit dankbaarheid", zoo besluit hij, „deel
ik U dit mede, opdat alle lijders aan rheu
matiek en ischias hier hun voordeel mee
kunnen doen."
Togal is het meest radicale middel ter
bestrijding van rheumatische pijnen, is cl das,
jicht, spit, hoofd- en zenuwpijnen tr.. p.juen
in ledematen en gewrichten. Bovendien vol
maakt onschadelijk voor het gestel, zoodat
Togal ook gebruikt kan worden door hen
die geen andere geneesmiddelen kunnen
verdragen. Bij apoth. en drog. 0.80 en
2.per flacon.
ingezonden McdedeeUng
DE ORGANIST
Volgens één onzer grootste organisten is
een organist een tweede V. D. M! Als hij dit
niet in ironische zin in een der muzikale
bladen geschreven had, zouden we kunnen
zeggen: Al te veel eer! Geen twecce V.D.M.
dus, maar wat dan?
Een onzer predikanten schreef in een
kerkelijk weekblad: onze organisten vervul
len hun taak over het algein'jon genomen
uitnemend, alleen: er mocht vjor don ge
trouwen en toegewijden arbeid van deze
broeders misschien wel wal meer waar
deering zijnl
Zoo langs den weg hoort men echter nog
al eens uit een ander vaatje toppen, en be
weert men vlak-weg: hij wordt ei toch voor
betaald? En meestal weet men dan nog wel
menschen, die het nog wel „voor niets"
zouden willen doen ails ze zich 'uaar „orga
nist" kunnen noemen. Naturlijk weet zoo
iemand, die zich „gratis" aanbiedt, niet
welke verplichtingen hij op zich noemt. Men
is er nu ten eenenmale niet mede klaar
'r Zondags eenige psalmen voor de gemeente
te spelen. Dit vereischt voorzeker in -Ie
eerste plaats een grondige studie, die vee'
onkosten met zich meebrengt, üaaibij komt
nog, dat men 's Woensdags en soms ook
Donderdags klaar moet staan als er een
paar menschen zich „tot den huwelijken
staat" wenschen te begeven. Voeg daarbij
nog dat elke goede organist 's Zaterdags
middags z'n instrument moet bijsttmmen.
Ook zal hij, wil hij iederen Z mdag wat
anders kunnen geven, zoo nu en dan eens
een bezoek moeten brengen in «en muziek
handel. Alles belangeloos? En dan natuur
lijk: „blijven studeeren".
Eten bekend organist zei eens: je speelt
b.v. 1000 accoorden in één dienst, alle goed
op één na. Over de 999 wordt niet gesproken
maar die „ééne" wordt gehoord.
Een predikant is dus een V.D.M.
Een organist peen 2de V.D.M
Toch hebben /.e samen meer dar één dine
gemeen1 heide moeten zij blijde zijn mot d"-
1 lijden en bedroefd met de bedroefden. A'
li, ar gelang dit voorkomt.
Wordt een lof-psalm opgegeven, dan me'
hij „jubelen", vermeldt het organistenbriefje
boetepsalmen, dan moet hij verie 2ijn van
jubelen, in elk geval hij moet „er in" zijn.
Door jarendange ervaring vindt een pre
dikant het heel gewoon: om l uur een
begrafenis te leiden en om 3 uur een hu
welijk te bevestigen; doch ook de organis'
maakt kennis met schrille contrasten.
Gaat u eens met mij, in gedachten, medt
naar het orgel? Ik zal u dan, tuvschon do
orgel-gordijntjes door, eens raten zien hoe
een organist van uit de hoogte op al doce
dingen neerziet
Eerst dan: een trouwdienst
Woensdagmiddag, en mooi zonnig weder
Om half drie beginnen, dus om even over
twee uur van huis. Voor de kerk staat al
een groepje nieuwsgierigen uit ie kijken
Daar komen ze al. Vlug naar boven. Motor
aanzetten, de klep van het klavier af, mu
ziek klaar zetten. Intusschen heeft de koster
de stoet in het voorportaal onder het org'l
opgesteld.
Halverwege de trap naar de orgelgaanderij
hooren we een flink „ja", de sr.hel zit b>j
de preekstoel die tegenover het orgel staa',
en dus doen wij het maar mondeling Dit b
dus het sein van „begin maar' Waar
mede? Natuurlijk met Wagners Brautlied
Hoe zou iemand een gelukkige huwelijks-
dag kunnen hebben als het bruidslied niet
gespeeld werd bij het binnenkomen in cte
kerk? De woorden weten we niet maar dat
doet er minder toe. Volgens onzen melk
boer is het: „Heil u en min". Ais ik di'
echter zeker wist, speelde ik het nooi'
meer. 't Wordt toch al zoo vervelend, altijd
diezelfde melodie en dan nog zulke woorden
er bij. Deze keer zal ik het dan rog maar
doen, om dit gelukkkige echtpaar een fees
telijke stemming te be'orgen. Nu gaat het
schelletje. Eindigen dus, te pas o» niet
Een psalmvers wordt opgegeven daarna
een kort gebed. Dan volgt <Je behandeling
van den trouwtekst. Intusschen kijken wij
eens vnn bovenaf wie er al zoo aanwezig b
Natuurlijk de dominé, een paar broeders uit
de kerkeraad, het bruidspaar nicv te ver
goten, maar dan ook de familie, eenigr
vrienden en kennissen, benevens een paai'
vaste klanten die nu eenmaal overal bij
moeten zijn. Eén van de familieleden zit.
voortdurend rond te kijken. Natuurlijk is ze
verrast er sommigen te zien, In zij niet
had verwacht, maar tevens ergert zij zich
aan hen die zij „vast" had verwacht, doch
schitteren door afwezigheid.
De bruid heeft een mooie s'uier om haar
hoofd. Niemand zal zoo dom zijn om tri
denken dat dit voor de vliegen is. Dit is
natuurlijk om de plechtigheid te verhoogen
E :n bruidslied en een bruidssluier behooren
nu eenmaal bij elkander.
Naar de bruidegom zullen we maar niet
kijken, want die ziet er meestai oo onge
veer uit als de bruidegom van verleden
week. De jongere broertjes en zusjes van
bruid en bruidegom zitten natuurlijk allen
keurig in de kleeren. Zelfs hun haardos
deelt in de bruiloftsvreugde. Een aardig,
ventje van een jaar of vijf zit voortdurend
maar om te kijken naar de hoofdingang en
hoopt dat deze maar spoedig de uitgang
moge worden. Hij heeft natuurlijk thuis eer
groote doos met gebakjes zien staan. D:«
ondeugd.
Gelukkig dat we niet „zaten te slapen"
want de dominé heeft amen ge aard dus
gaan we zingen en wordt er tevens gchen
geld.
Nu wordt het huwelijksformulier gelezen
Dit gaat meestal met een flink g.-ngetje. en
daarna volgt bij het overhandigen van een
trouwbijbel een meer vertrouwelijke toe
spraak van den predikrvnt tot hef bruids
paar. Hier is nu het tijdstip aangebrokc
om een traan van gevoel weg te pinken,
't Was ook zoo van hart tot hart. Dan word*
de zegen uitgesproken en begeeft het ge
huwde paar zich met de.n predikant voorop
naar de consistorie oin zich te '.aten feli«*
teeren. Natuurlijk hoper we dat dit niet 1e
lang duurt, want we verlangen mar liet
einde. Onder het spelen van Mendelsohn*
„Hoohzeitsmarsch", een zeer nrobaat mid
del om de indrukken van de „van hart tut
hart toespraak" weg te nemen, worden -ui
de trouwauto's weer ingeladen, en al knik
kend en nog eens knikkend ri« de slorr
weg, nagestaard door genoemde vri'-ndpn er>
kennissen, die nog even hun mean'ng moe
ten ten be.ste geven. Natuurlijk /ag de bruid
or „snoezig" uit, alleen een beetje „wit,"
We sluiten vlug het orgei en nu na? t
huis. Terwijl de bruilofsgasten don dag
verder genoegelijk doorbrengen, krijgt de
organist een uurtje later bezoek van een
ander persoon, die wc nu liover mei op eer
bruiloft ontmoeten.
Een oogenblik later zit ik in mijn kamer
tegenover een „bedienaar var; begrafe-
„Mijnheer, ik kom u vragen of u mij
morgen nog eens met het orgei kunt i
pen. Ik heb do kapel noodig voor de bo
grafenis van een jong meisje".
Na mijn toestemmend antwoord, volgen
dan de nadere instructies en wol: ,,'t Zijn
menschen van nogal evangelische richting,
althans hier hebt u de opgave ven de te
spelen liederen: bij het binnendragen
„O denk aan het land daar omhoog". Wan
neer ik de familie bij de baar heb >pgesleld:
„De Heer is mijn Herder", en oij het uit
dragen: „Kom tot uw Heiland". Er zal ook
ten predikant spreken en misschien zijn ei
nog anderen, die een woord willen spreken.
U let dan wel op mijn teeken?"
„Dat komt in orde", is mijn antwoord,
,,'t is niet de eerste keer, morgen om twee
uur hoop ik er te zijn".
„Dat is wat anders dan bruiloftsvreugde"
meende mijn vrouw.
Ja, maar dit wordt ook gew «mte-werk
veel indrukken houd je er meestal niet
van over, vooral als je de overledene niet
kent.
Donderdagmiddag. In tegenstelling met
den dag van gisteren, die vol zonneschijn
**as, valt er nu een dichte regen uit de
d.mker-grijze lucht. In de huizen is het som
her en half donker, op straat stil en nat
Fn een stortbui loop ik naar de nalte var,
de tram, die mij naar de begraafplaats zal
brengen. Bij den portier informeer ;k of het
orgel „open" is, en na een toestemmend
antwoord beklim ik de ijzeren trap naar Je
nrgelgaanderij.
Eerst alles klaar zetten, en dan moet ik
wachten tot de zijdeur zal opengaan. Hn'f
verscholen achter het orgelgor.1niv.je ga ik
nu eens zien wie er nl zoo binnenkomt. P
rioet is er nog niet, dus heb ik al den tijd
Rekende gezichten verwacht ik niet te zien
want de overledene woondo aan de andore
kout van. de Ongevier ?on twintig L:
langstellenden staan in de kapel te wach
ten hij de nu nog ledige baar. Sommigen
fluisteren geheimzinnig met elkander. An
deren staan in gedachten, of kijuton eenigs-
zins zenuwachtig rond.
Steeds komen er meer bezoekers en be
zoeksters, alle met een druipnatte parapluis
en verregende kleederen. Eén der aan
wezigen, een juffrouw die mij Dukend voor
komt, maar die ik mij verder niet herinneren
kan ooit gesproken te hebben, kijkt voor
durend onderzoekend naar de onelgaande-
rij. Verder neem ik daar geen -jotitie van
want de zijdeur gaat open en de kist wordt
ingedragen. Dus speel ik het veria' gde lied.
Dan wordt de familie om de baar geschaard
«n wordt het tweede lied gespeeld inmiddels
treedt de predikant naar voren en spreekt
een stichtelijk woord. De goede hoedanig
heden worden, zooals dit meeval gaat,
gememoreerd, maar ook wordt er aan her
innerd, dat de overledene in haar meisjes
jaren afkeerig was van het g^dsdi-mstig
leven. Zij „kon" niet gelooven, «ius zocht zij
de voldoening voor hare ziel in de natuur
en in de kunst „Totdat ik haai tezorht in
bet ziekenhuis', aldus de predikant „Haai
einde naderde en hoe werd ik getroffen doo»
haar stralende oogen en hoe wast zij nu te
getuigen van haar geloof!" Hier reciteerde
de predikant eenigp regels vat- <le zooeven
gespeelde liederen, en eindigde daarna nn
een kort gebed.
Als tweede en laatste spreker trad nu een
collega naar voren, die eenmua. aan het
woord zijnde, niet uilgesproken Wam over
al de goede eigenschappen van de over
ledene. „Wat zullen we je mis-en: ik heb
het de kinderen wel hooren zepeen: wat
hebben we een fijne juffrouw, en at hebben
wc gezellige uurtjes inet je doorgebracht
als we 's zomers met de rcisvneeniging
mede gingen. Was jij het niet, dn- r.ltijd de
prettige stemming er in wist te l ouden?"
Gelukkig kwam ook aan dere „pit'ige"
lop-praak, streng gehouden in ien tweedon
persoon, een einde en rr.et etn „ik dank u"
rtepd hij twee stappen aehteru't.
Nu geeft de bedienaai mij een wenk de
dragers nemen de baar op en onder hoi
orgelspel van het derde lied, verlaat d<>
stoet de kapel.
In de nog steeds aanhoudende regen b«'
geef ik mij naar de tramhalte er. een kwar
tiertje later ben ik weer thuis.
De volgende dag moest mijn vrouw eenige
artikelen koopen in een winkel, dicht bij
ons in de omgeving. De eigenares van deze
zaak, die haar te woord slona keek haar
eerst onderzoekend aan. Dan: „nu moet u
mij eens vertellen, speedde uw man gisteren
in de kapel? Ik heb hem wel eens met u
in de winkel gezien, maar ik kan mij hem
niet goed herinneren. Gisteren stind ik al
naar boven te kijken met de gedachte: ik
heb die heer meer gezien, maar waar en
wanneer? En nu ik u zie, wordt het mi|
Ineens duidelijk."
Nu volgde er een verrhaal o\er de nvsr
ledene, die een ver familielid van haar waa
dat vrijwel op hetzelfde neerkwjpi als het
vermeldde in de toespraak van den pre
dikant,
„Het is waar: zij kon eerst niet gelooven
cnik kan het ook nog niet. l ach benijd
ik haar, want ik weet dat ze nu g.dukkig is
en wat vond ik die regels van die liederen
die de doininé opnoemae mooi!
Iets heb ik er van onthouden rnaar niet
alles en dat spijt mij. want ik weet wel,
dat ik zoo niet mag blijven doorle* en. Maar
ik weet er zoo weinig van. We gaan nooit
naar de kek. Yrooger heeft mijn man wel
eens wat uit den Bijbel gelezen, maar ik
begreep or liet veel van."
Gaarna gat mijn vrouw haar do -aad dan
toch eens wel naar de kerk te ga «n. U woont
er zoo dicht bij. Ga dan eens als Ds. T. of
Ds. G. spreekt, die zult u best kunnen
begrijpen.
De volgende dag bracht mijn vrouw haar
de bundel, waar de gespeelde in-deren in
slaan met een opgave van de rummers.
Eenige dagen later ging rij do oo-idel terug
vragen. Er waren toen juist klviten. dus
was er geen gelegenheid voor een gcsDrek.
Alleen dit: „Hier is Je bundel vier erug,
vriendelijk bedankt hoor! ik heb h- m netjea
gehouden, de verzen er uit overgeschreven
en: heb er .voor mij zelf ook wv in ge-
vonden!"
Zou deze sombere begrafenis dag voor
haar ook een dag van groote blijdschap
worden? B P. H