HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOcL ZATERDAG 4 NOVEMBER 1932 DFRDE BLAD PAG 1P Woontorens en Woonhuizen Het resultaat van 4Vi jaar commissa- riaal onderzoek #Gaat u even mee naar binnen? H? woon op de 14e verdieping" NIETS VOOR ONS Onze Amsterdamsche redacteur schrijft Amsterdam is de stad van de hooge hui zen. Lange jaren gold de regel "in alleen huizen van drie, soms vier verdiepingen te bouwen. Wie oude huizen bezit komt tot de conclusie, dat het in vorige eeu ven niet veel anders was, en het is dan ook niet te verwonderen, dat een Amsterdammer ge woon is „boven" te wonen. Zelfs is het getal groot van degenen, die het zoo hoog mogelijk zoeken om aldus meer gemak van den zol der en geen buren boven zich te hebben. Aan dit hoog wonen zijn allerlei i e»7waren verbonden, al moet worden toegegeven, dat het samenwonen met buren in één huis de inschikkelijkheid en verdraagzaamheid sterk bevordert en zefs min of meer eer. stempel drukt op de uiterlijke gedragingen der be volking in haar geheel. Niettemin heeft zich in de laatste 20 jaren een andere en betere ODvatting krachtig doen gelden, n.l. om niet zoozeei in hoogen bouw het te zoeken, maar bij den houw van woningen wat dichter bij den gro ld te in ven. Hierin werkte een begrijpelijke reactie tegen den „revolutiebouw" van voorheen, waaraan we te danken hebben tallooze huurkazernes en ptijllooze straten die het stadsbeeld op menig punt hebben bedorven en (wat erger is) allerlei wantoestanden bevorderd. Waar de stadswijken er zich toe leenden, bouwde men daarna lagere huizen. We noemen geheel Amsterdam-Noord Water graafsmeer, het nieuwe Zuid en West. Het ingrijpen der Overheid heeft hier over het algemeen gunstige resultaten ougeleverd. Wie Amsterdam aan den omtrek bezoekt, zal aanstonds toegeven, dat de woongelegen heid door den lageren bouw aaumerkclijL is verbeterd. Commissie van onderzoek. Nu hebben B. en W. 4% jaar geleden een Commissie benoemd, die had na te gaan üp mogelijkheid van hoogen bouw in het belang der volkshuisvesting. Met name had men hierbij op het oog het stichten van arbeiderswoningen boneden eei huurprijs van f 6.per week. De toenmalige wethouder van de Volks huisvesting de heer W. Boissovain (v.b.) gewaagde in zijn installatierede van twee richtingen ten aanzien van de opiossrag van het woningvraagstuk: de richting die het zoekt in het eengezinahuis. in de tuinstad of tuinstadwijk èn de richting, die hooge stadsbouw prefereert met aanleg van groote parken en parkwijken en in de huizen aller lei centrale voorzieningen. Zonder in te gaan op de vraag of het probleem hier scherp gesteld Ls, meenen we te mogen opmerken, dat de eerstgenoemde richting zich het meest aansluit bij onzen volksaard. Men kan verschillen over Je vraag h o e e e 1 gezinnen in één huis als regel behooren te wonen, zonder twijifel wordt door den lagen bouw de ontwikkeling van 't gezinsleven en de ontplooiing der persoon lijkheid krachtig bevorderd. Het liefst woont men in een eigen huis zonder buren, waar men geheel zichzelf kan zijn, en de bouw van lage woningen komt aan dezen wensch belangrijk tegemoet. Reeds bij de verkiezingen van 1897 be pleitte de A.R. partij in haar Program van Actie het bouwen van tuinsteden, zooals Dr. A. Kuyper die in liet buitenland hier en daar gezien had. Uit dien tijd dateert de bemoeiing van de Overheid met de Volks huisvesting, en een zegen is het e achten, dat op deze wijze is tegengegaan de om allerlei redenen ongewenschte opsenhooping van gezinnen in groote en ho<|ge rnenschen- pakhuizen. De richting die hoogbouw wiL De andere richting (van den hoogen bouw) die droomt van woontorens en torenhuizen van zes en meer verdie pingen „dik", is geheel vreemd aan onze nationaliteit en absoluut in strijd met onzen volksaard. In wezen is ze zelfs reactionair, omdat ze grootendeels weer terugnamen zou wat langzamerhand met moeite is ver kregen. De voorstanders van huizen met 6. 9 of 15 „woonlagen"' vindt men vooral bij soeiaal-demooraten en communisten, die met voorliefde naar Weenen, Berlijn cf Moskou kijken, waar men dergelijke wanproducten kan bewonderen. Het voorstel om de Com missie te benoemen, is dan ook afkomstig van den heer Wijnkoop (comm.) Men zou in dit verband bij wijze van tegenspraak kunnen wijzen op Amerika waar de wolkenkrabber reeds zeer lang bekend is, maar men heeft daar niet in de eerste plaats aan woonhuizen guacht en voorts heeft het Amerikaansche voorbeeid om allerlei andere redenen weer weinig aanlokkelijks. hooge bouw heeft intusschen weinig of geen kans in Amsterdam. Men moge het interessant vinden den „wolkenk: abber" op het Daniël Willinkplein te bew mderen, er te wonen is wat anders. Het heeft dan ook bijzonder lang geduurd voor de elf verdie pingen of „woonlagen" verhuurd waren. Aan hoogbouw zijn ook enkele bezwaren verbonden. Denkt men zich in welke bezwaren ver bonden zijn aan dergelijke hooggebouwde arbeiderswoningen, dan rijn die niet weinig Om te beginnen gaat de enkele bewoner onder in de massa. Vocrts wordt de vryheid op allerlei wijze beknot; er ontstaat in ue torenhuizen een soort collectivistische geesi die de ontplooiing der persoonlijkheid be lemmert, en allerlei andere narigheden mei zich brengt. Men woont samen met tien, twintig, honderd buren, waardoor de inti miteit van het huiselijk leven nagenoeg teloor gaat Men kan zich geen tigen sfeer scheppen, is afhankelijk van de ééne lift en van den eenen liftman, die alles weet c: waardoor de bewoners zich n-et vrij voelen. Aan de lift zijn in de „spitsuren" weer allprlei bezwaren verbonden: men denke aan opstopping met schoolgaande kinueren en vertrekkende of thuiskomende arbeiders En als de lift weigert? 't Mag aardig en frisch schijnen, 14 hoog te wonen, contact met de buitenwereld wordt er nu juist nirt door bevorderd. Men ziet er tegen op uit te gaan en loopt de kans meer vertrouwd te raken met de wolken dan met de menschen tot wie men zich tenslotte wel net meest aangetrokken zal gevoelen. Neen, torenhuizen, woontorens en hoe men deze monsterhuizen verder wil aanduiden, moeten we in Amsterdam maar niet heb ben. Alle moderne attracties zooais de reeds genoemde personenlift, en verdei huistele foon, vuilniskokers, centrale verwarming warmwatervoorziening, gemeenart appelijke waschinrichting en centrale stofzuigerinstal- latie geven we gaarne cadeau. Wat hiervan goed en bruikbaar is behoeft niet via een woontoren te worden verkregen. Trouwens, er komt van de heele zaak niets, vooral niet in dezen tijd, nu de ge meente het geld zoo goed kan gebruiken. Maar overigens, de Commissie is na 4V2 jaar tot de slotsom gekomen, dat de lief hebberij veel te duur zou worden. Er is eenvoudig geen sprake van, nu nstrueuze arbeiderswoningen te bouwen, beneden de f 6, en voorts hoeft de Commissie zoovee) gezond inzicht in de materie gp'oond (zij had er trouwens alle tijd voor), dat het wolkenkrabber-denkbeeld geheel op den achtergrond is geraakt. SCHOOLNIEUWS De Kweekschoolopleiding Een stuk van onze oude schoolstrijd Rotterdam, Hervormingsdag 1933 De heer H. J. van Wijlen schrijft ons het volgende waarvan wij gaarne plaats ver- leenen: 't ls al een paar jaar geleden, dat ik op de voor-pagina gelegenhe.d kreeg, een goed woordje te spreken voor o^jze onderwijzers opleiding en voor een vijfjarige kweekschool. Sedert dien ..is de maatschappelijke hori zont al bewolkter, al donkerder geworden. En de stemming al benauwder, al bezorgder vanwege de publieke kassen, om van de persoonlijke nog te zwijgen. Er moet bezui nigd worden, dat weet ieder. Ik ook. In dat artikel van toen heb ik trachten te betoogen, dat een vijfjarige kweekschool best zoo kon worden ineengezet, dat haar kosten die van de tegenwoordige niet over troffen. De hoofdpost op het budget eener kweekschool, ook voor de rijksvergoed.ng zijn de lesuren. Welnu: de eerste klas, een volle klas met 33 gesubsidieerde lesuren ver dwijnt, ook verdwijnen de 16 uren voor de hoofd-akte-afdeeling. samen 49 uur; daar voor in de plaais komen een vierde en een vijfde ieder met gemiddeld een 20 lesuren per week; zoo is er dan eer winst, dan verlies. Ik heb hier vergeleken de mogelijke vijf klassige kweekschool met de tegenwoordige vierklassige. U vergelijkt in het ster-artikel in uw no. 931S vqn vorige week de drie- klassige kweekschool, die de regeering dit jaar voorstelde, met de vijfjarige, die in de lucht zit De laatste zou dan zooveel duurder zijn. Ook dat is niet zoo erg als het lijkt, want op de driejarige blijft toch altijd staan de tweeklassige z.g. afdeeling B met haar gesubsidieerde uren. Toch zou ik U niet lastig vallen, als er in heel die beweging niet wat anders stak. En dat is onze oude schoolstrijd. De oude strijd om de geestelijke overmacht van den stakt ook in onze vrije scholen, een strijd van eeuwen blijft, en met hem zijn gevaren. De jongeren van dit geslacht hebben de oude vrije school van vóór 1889 niet gekend. Ik wel. En uit dien tijd is me in mijn bloed gebleven de gedachte van een eigen vrije school, levend uit haar eigen beginsel, dat zij moest doorvoeren tot in zijn consequenties voor kerk en staat, voor maatschappij en ge onderwijs vrij; wij. een kring van burgers, van ouders konden een school stichten, inrichten in volle vrij heid en drijven naar eigen inzicht, onbe perkt, onbegrensd. Er was in de grondwet maar een dubbel „behoudens". Ten eerste het toezicht nu ja! ten tweede dat was enger het rljksonderzoek bekwaamheid en zedelijkheid van den ander wijzer. Het Rijk hiia'.d in handen de examens ei hield door zijn examens de teuigels ran d' in echijn vrije ondorwijzensopleiidiing goed vast. Het Rijk stempelde de opleiding en kreeg door haar stempeling, die met de jaren steeds dieper drukte, invloed up den onderwijzer, do rnohtimg van zijn kennis, en daardoor op die vrije laigere ©dholen zelf. Tegen dien invloed heeft nu ail veile, tien tallen van jaren geworsteld een opkomende vrije opleiding, een opkomende ei Christelijke paedagogie. Deze groeide kina ebt, maar naarmate zij groeide, wies ook de druk van Overheidswege. Als ik mijn op leiding van vóór ruim 50 jaar vergelijk met de tegenwoordige, den verkneuter ik me nu nog in het gevoel mijn-er meerdere vrijheid gemakkelijkheid van werken en bewegen in dien goeden, ouden tijd. De eisohen, de druk zijn nu oneindig zwaarder. (Alleen het „sommetje" kneep toen sterker). Bij dóen druk op de opleiding is later gekomen de druk op het leerplan zelf door de wetten van 1889 en 1905 en 1920. Daar spreek ik nu niet over. Ma.ar wal over de opleiding. Steeds zijn de ©taatsedschen gegroeid. Een opmerkelijk v nsohijnseJ bij dien zwaarderen druk zijn d-e vriendelijke aangezichten en harten der drijvenden van Rijkswege en de zoeto ge wilfliagherid der opleiders. Het ergst zijn er aan toe hoewel men ook hier ziet een geest van gewilligheid en onderworpenheid onze kweeksohoolleerlangen. Die moeten voort 't Herinnert me aan de woorden Ex. 1:14, waar van de Egypte na ren ©taat „dat zij hun het leven bitter maakten met harden dienst dien zij hen deden die nen met hardigheid". Dde vergelijking is maar zeer gedeeltelijk juist, want nogmaalB het gaat hier bij ens, naar oude zede, aLles even vriende lijk en gemoedelijk, zoowel gezien aan den bovenkant, ais aan den onderkant. En looh is het hard. Dat vrage men maar eens an de vaders en moeders van de betrokken onderkanters. Intusschen, dat is niet het engste. Het ergste is, dat door dien steeds groeaenden druk van Staatswege heel de gedachte eener eigen, vrij opkomende gedachte wordt p]at- zooal niet doodgedrukt. Heel vriendelijk, heel gemoedelijk, toch plat, tooh dood of bijna dicod. Dat voel ik, dlie nog iets van den ouden zwaren strijd, toen de druk financieel nog duibbel drukte, maar wij geestelijk vrij-er ©tonden, heb gezien, een kleitn stukje er van dat voel Ik andere, m.i. beter dan de jongeren. Trouwens, ook die jongeren moeten dat begrijpen. Bavinck riep aJ in 1903 op voor den nieuwen paedagog'ieolien schoolstrijd; de financieele ging toen namelijk al luwen. Welnu, een van die sleutelposities in dien ©brijd is de opleiding der onderwijzers. En als nu, op dut cagenblik, deze sterke stel ling door een samenloop van omstandighe den als bij verrassing in onze han den, d.w.z. in de handen der uit de vrije scholen opkomende opleiding kon komen, moeten wij deze strij dwingt, deze verster king onzer positie, begroeten met een dank baren jubel. Ik weet wel, daarmee is de strijd noet be ëindigd, het is goen eind-victorie, maar toch: het ie een sterke winst, een sohoone erovering. Die wij met te meer vreugde aanvaarden, omdat de inwendige positie onzer kweekscholen dat mogen we gerust zeggen in de laatste 20 jaar door de veriiooging van het intellectueels peil harer pereoneelen wel zoo is versterkt, dat zij de verzwaarde taak best op haar schouders nemen kunnen. Dus aanvaarden we de nieuwe openko- napnde stelling met blijdschap en dankbaar heid. Ook al zou ze ons 'n vier duiten veel meer ie het niet, m.i. wel minder kosten. En als uw redactie dan „de zaak uitsluitend van zijn monetairen, dat is politieken kant" wil bezien, dan neet de vrijheid toch even te wijzen op de paeda- gogisehe zijde. Die is er ook, die is de hoofdzaak, om de paedagogiek is de School strijd begonnen. Die ©trijdgedachte, waartoe Bavinck en onze groote mannen cns oprie pen. waartoe ons ook oproept de nagedach tenis onzer oude vechters ik heb ze nog gekend in hun armoe en smaad en in hun blijmoedige opgewektheid die gedachte mag ons nooit met rust laten; wij moeten vooruit, wij m«,eten blijven «trijden voor onze paedegogieche beginselen. Het groote gevaar dat alle eeuwen door de gemeente Gods na da-gen van strijd en opkomst bedreigde en nog bedreigt, is de vervlakking, d-e verslapping, de inzinking. Een der sterke strijdmiddelen tegen die dreiging ie de studöie onzer beginselen in vrije, eiger. ontplooiing. Vooral onze onder- wijzere hebben die noodig. Schollen bouwen is heel schoon, goede ouderwijzere kweeken is nog schooneir. Een dier strijdmiddelen is de volledige, meer vrije opleiding. Steeds dieper worte lend in eigen beginsel, met eigen, wel ge-con troleerd eindexamen: de vijfjarige kweek- sohocil moeten wij met belde handen aan grijpen. Ingezonden Mededjeling Ingezonden Mede de cling GROEIEND STUDENTENTAL IN 1932-1933 De laatst verschenen Medodeeling der afd Ondervvijsstatistiek van li^t Centraal Bureau voor de Statistiek (no. 27) bevat' de voor- loopige cijfers nópens de aantallen studen ten op de universiteiten en hoogescholen in het academisch jaar 1932—1933- He totaal aantal studenten bedroeg in dat jaar 13.476, d i. 765 meer dan in het vorig jaar. In 193>!-'32 bedroeg de aanwas 650 studenten, in 1930-'31. 572 studenten Kunnen wij dus reeds uit de absolute cijfers een versnelde toename afleiden, ook wan neer wij deze in percentages uitdrukken komen wij tot dezelfde conclusie. Het accres bedroeg in de jaren 1930-'31 tot 1932'33 ach tereenvolgens 5 pet., 5.4 pet en 6 pet. Het vorig jaar nam het aantal vrouwe lijke en mannelijke studenten procents- gewijze even sterk toe. Ditmaal zijn de vrou wen sterker vooruitgegaan dan de mannen Bij de eerstgenoemden bedroeg de groei 8.1 pet- bij de laatsten 5.6 pet De ontwikkeling van universiteiten er. hoogescholen vertoont niet hetzelfde beeld Bij de gezamenlijke universiteiten bedroeg het accres in de laatste drie jaren respec tievelijk 3.6 pet., 4.2 pcL en 6 pet., wat dus op een versnelde toename wijst Bij de ge zamenlijke hoogescholen verloopt 't proces juist omgekeerd: hier bedroegen de groei percentages in dezelfde jaren 10 5 pet., 9.7 pet- en 6 pet. Het minder sterk toenemen der hoogescholen-bevolking is intusschen voornamelijk toe te schrijven aan den ge- ringeren aanwas van het studentental der Technische Hoogeschool. STERKE GROEI VAN HET HOOGER HANDELSONDERWIJS Wanneer wij de bezetting van de facul teiten en studie-inrichtingen der universi teiten en hoogescholen In 1932-'33 vergelij ken met die in het vorige studiejaar, dan ,is het merkwaardigste verschijnsel wel de geweldige groei van het handelsonderwijs. De handelsfaculteit der Stedelijke Univer siteit te Amsterdam kwam van 215 op 2-15 studenten, steeg dus met 14 pet. De Neder- landsche Handelshoogeschool te Rotterdam kwam van 366 op 446, wat een toename met 22 pet. beteekent. Tenslotte steeg de bevol king der Roomsch-Katholieke Handelshooge school te Tilburg van 121 op 149; dit Is een accres van 23 pet Het totale hoogere han dels-onderwijs telt dus thans 810 studenten tegen 702 in het vorige studiejaar en is dus bijna 20 pet. vooruitgegaan. Ook in de vereenigde faculteiten der wis en natuurkunde en der letteren en wijsbe geerte (aardrijkskundige studie) valt dit maal een sterke toename, nl. met 13-8 pet. te constateeren- De faculteiten der wis- en natuurkunde (toename 7.8 pet), der geneeskunde (7.3 pet) en der rechtsgeleerdheid (6.9 pet) vertoo- nen eveneens een accres, dat boven de ge middelde toename van 6 pet. uitgaat. In de faculteit der veeartsenijkunde valt reeds sedert het studiejaar 1926-"27 een regelmatige achteruitgang te bespeuren. De bezetting dezer studierichting verminderde dit jaar wederom en wel met 6 pet. Het aantal bedraagt hier nog slechts 141 tegen 194 in 1926- 27- De Landbouwhoogeschool te Wageningen. welke haar bevolking in de beide vooraf gaande jaren respectievelijk met 8.6 pet- en 9.4 pet. zag vermeerderen, liep thans iets (—0.8 pet.) terug. De snelle groei van het studentenleger i de laatste jaren is tot stand gekomen op een wijze, welke geheel buiten het kader dor normale ontwikkeling van het hoo per onderwijs omgaat. Het voornaamste con tingent studenten toch wordt geleverd dooi de gediplomeerden der gymnasia en der middelbare soholen. Een zpker geHeelte van hen gaat jaarlijks zijn studie aan instellin gen voor hooger onderwijs voortzetten. Het getal der gediplomeerden der scholen voor voorbereidend hooger en middelbaar onder wijs staat op zijn beurt in een vrij constante verhouding tot de totale bevolking dezer scholen- Een normaal groei-proces vindt zijn oor sprong in een toename van het aantal nieuwelingen op de middelbare scholen- Na 5 of 6 jaar is deze groei merkbaar door een aanwas van het aantal gediplomeerden; dit heeft dan op zijn beurt weer een accres van de aantallen eerste-jaars-studenten (en dus mede van het totaal aantal studenten) ten- Wetenschap. ZONNEBADEN OORZAAK VAN KANKEi Matigheid en lichaamsbeweging aanbevolen Een der Amerikaansche gedelegerden aan het op het oogenblik te Madrid gehouden in ternationaal congres tegen den kanker heeft tijdens de besprekingen betoogd, dat het ne men van zonnebaden en zich ongekleed In de buitenlucht ophouden een der oorzaken is in kanker aan de huid en de lippen. Als voorbehoedmiddel tegen kanker raadt hij aan matigheid in eten, drinken en lichaams beweging. Dr. E. ROUX OVERLEDEN Dr. Emile Roux ,de groote medewerker van Pasteur, en bestrijder der diphtherie, is op bijna 80-jarigen leeftijd gestorven. Dr. Roux was reeds geruim en tyd ziek. De dood van Calmette, die in dien tijd het directeurschap van het Instituut-Pasteur nam, heeft hem zeer aangegrepen en vermoedelijk zijn dood verhaast. Emile Roux werd in 1877 Pai-teurs assistent. Met Chamberland bestudeerde hij in het laboratorium van de hoogere normaalschool het miltvuur. In 1895 werd hij onder-directeur van het Instituut Pasteur, waaraan hij dade lijk bjj de oprichting verbonden was geweest. In 1904 werd hij directeur. Hij was tevens het hoofd van de afdeeling onderwijs in da bacteriologie. ARCHEOLOGISCHE VONDST TE ROME. Bij opgravingswerken te Rome heeft men in de nabijheid van de St. Maarten en St. Lucas kerk, kolossale stukken tufsteen gevonden. Volgens het oordeel van deskundigen in deze heeft men hier te doen met overblijfselen van het klassieke „Atrium Libertatis", den zetel der Romeinsche censoren. Ware dus het middelbaar en gymnasiaal onderwijs 5 a 6 jaar te voren sterk toege nomen, dan zou de toename van het aantal studenten volkomen natuurlijk zijn. In de periode 1925—1930 groeide het v. h. en m. o. echter ternauwernood (0 4 pet.), zoodat een verklaring uit dien hoofde volkomen on toereikend is. Het is dan ook wel duidelijk, dat wij hier te doen hebben met een crisis-verschijn sel- De allerwegen heerschende werkloos heid is oorzaak, dat de afgestudeerden hetzij van het middelbaar, hetzij van het hooger onderwijs geen werkkring kun nen vinden en liever voorzoover althans de financieele draagkracht hunner ouders dat toelaat, hun studie voortzetten dan niets te doen- Het verschijnsel openbaart zich aan den eenen kant in een grooter aantal eerste iaars-studenten. doordat thans een grooter gedeelte der gediplomeerden van de mid delbare scholen gaat studeeren dan gewoon lijk, aan den anderen kant in een langer verblijf van de oudere studenten aan de universiteiten en hoogescholen. De wonderdadige werking van de Togal- tabletten wordt voor de zooveelste maal be vestigd door een spontaan gezonden dank betuiging van den Heer C. H., politie-agent te A. In zijn beroep kwam de rheumatiek hem al heel ongelegen, en daarom, zoo schrijft hij, deed ik natuurlijk alles om er af te komen. „Zelfs was ik acht maanden lang onder behandeling in een speciale genees kundige inrichting voor rheumatieklijders". Deze kuur hielp hem evenmin, als de tal looze middelen, die hij gebruikte. Toen hij de hoop op genezing vrijwel had opgegeven, raadde men hem aan het eens te probeeren met Togaltabletten. Tot zijn geluk! Want na twee flacons verminderden de pijnen en na vijf waren ze volkomen verdwenen. Thans kan hij zijn werk weer geheel naar behooren verrichten. „Uit dankbaarheid", zoo besluit hij, „deel ik U dit mede, opdat alle lijders aan rheu matiek en ischias hier hun voordeel mee kunnen doen." Togal is het meest radicale middel ter bestrijding van rheumatische pijnen, is cl das, jicht, spit, hoofd- en zenuwpijnen tr.. p.juen in ledematen en gewrichten. Bovendien vol maakt onschadelijk voor het gestel, zoodat Togal ook gebruikt kan worden door hen die geen andere geneesmiddelen kunnen verdragen. Bij apoth. en drog. 0.80 en 2.per flacon. ingezonden McdedeeUng DE ORGANIST Volgens één onzer grootste organisten is een organist een tweede V. D. M! Als hij dit niet in ironische zin in een der muzikale bladen geschreven had, zouden we kunnen zeggen: Al te veel eer! Geen twecce V.D.M. dus, maar wat dan? Een onzer predikanten schreef in een kerkelijk weekblad: onze organisten vervul len hun taak over het algein'jon genomen uitnemend, alleen: er mocht vjor don ge trouwen en toegewijden arbeid van deze broeders misschien wel wal meer waar deering zijnl Zoo langs den weg hoort men echter nog al eens uit een ander vaatje toppen, en be weert men vlak-weg: hij wordt ei toch voor betaald? En meestal weet men dan nog wel menschen, die het nog wel „voor niets" zouden willen doen ails ze zich 'uaar „orga nist" kunnen noemen. Naturlijk weet zoo iemand, die zich „gratis" aanbiedt, niet welke verplichtingen hij op zich noemt. Men is er nu ten eenenmale niet mede klaar 'r Zondags eenige psalmen voor de gemeente te spelen. Dit vereischt voorzeker in -Ie eerste plaats een grondige studie, die vee' onkosten met zich meebrengt, üaaibij komt nog, dat men 's Woensdags en soms ook Donderdags klaar moet staan als er een paar menschen zich „tot den huwelijken staat" wenschen te begeven. Voeg daarbij nog dat elke goede organist 's Zaterdags middags z'n instrument moet bijsttmmen. Ook zal hij, wil hij iederen Z mdag wat anders kunnen geven, zoo nu en dan eens een bezoek moeten brengen in «en muziek handel. Alles belangeloos? En dan natuur lijk: „blijven studeeren". Eten bekend organist zei eens: je speelt b.v. 1000 accoorden in één dienst, alle goed op één na. Over de 999 wordt niet gesproken maar die „ééne" wordt gehoord. Een predikant is dus een V.D.M. Een organist peen 2de V.D.M Toch hebben /.e samen meer dar één dine gemeen1 heide moeten zij blijde zijn mot d"- 1 lijden en bedroefd met de bedroefden. A' li, ar gelang dit voorkomt. Wordt een lof-psalm opgegeven, dan me' hij „jubelen", vermeldt het organistenbriefje boetepsalmen, dan moet hij verie 2ijn van jubelen, in elk geval hij moet „er in" zijn. Door jarendange ervaring vindt een pre dikant het heel gewoon: om l uur een begrafenis te leiden en om 3 uur een hu welijk te bevestigen; doch ook de organis' maakt kennis met schrille contrasten. Gaat u eens met mij, in gedachten, medt naar het orgel? Ik zal u dan, tuvschon do orgel-gordijntjes door, eens raten zien hoe een organist van uit de hoogte op al doce dingen neerziet Eerst dan: een trouwdienst Woensdagmiddag, en mooi zonnig weder Om half drie beginnen, dus om even over twee uur van huis. Voor de kerk staat al een groepje nieuwsgierigen uit ie kijken Daar komen ze al. Vlug naar boven. Motor aanzetten, de klep van het klavier af, mu ziek klaar zetten. Intusschen heeft de koster de stoet in het voorportaal onder het org'l opgesteld. Halverwege de trap naar de orgelgaanderij hooren we een flink „ja", de sr.hel zit b>j de preekstoel die tegenover het orgel staa', en dus doen wij het maar mondeling Dit b dus het sein van „begin maar' Waar mede? Natuurlijk met Wagners Brautlied Hoe zou iemand een gelukkige huwelijks- dag kunnen hebben als het bruidslied niet gespeeld werd bij het binnenkomen in cte kerk? De woorden weten we niet maar dat doet er minder toe. Volgens onzen melk boer is het: „Heil u en min". Ais ik di' echter zeker wist, speelde ik het nooi' meer. 't Wordt toch al zoo vervelend, altijd diezelfde melodie en dan nog zulke woorden er bij. Deze keer zal ik het dan rog maar doen, om dit gelukkkige echtpaar een fees telijke stemming te be'orgen. Nu gaat het schelletje. Eindigen dus, te pas o» niet Een psalmvers wordt opgegeven daarna een kort gebed. Dan volgt <Je behandeling van den trouwtekst. Intusschen kijken wij eens vnn bovenaf wie er al zoo aanwezig b Natuurlijk de dominé, een paar broeders uit de kerkeraad, het bruidspaar nicv te ver goten, maar dan ook de familie, eenigr vrienden en kennissen, benevens een paai' vaste klanten die nu eenmaal overal bij moeten zijn. Eén van de familieleden zit. voortdurend rond te kijken. Natuurlijk is ze verrast er sommigen te zien, In zij niet had verwacht, maar tevens ergert zij zich aan hen die zij „vast" had verwacht, doch schitteren door afwezigheid. De bruid heeft een mooie s'uier om haar hoofd. Niemand zal zoo dom zijn om tri denken dat dit voor de vliegen is. Dit is natuurlijk om de plechtigheid te verhoogen E :n bruidslied en een bruidssluier behooren nu eenmaal bij elkander. Naar de bruidegom zullen we maar niet kijken, want die ziet er meestai oo onge veer uit als de bruidegom van verleden week. De jongere broertjes en zusjes van bruid en bruidegom zitten natuurlijk allen keurig in de kleeren. Zelfs hun haardos deelt in de bruiloftsvreugde. Een aardig, ventje van een jaar of vijf zit voortdurend maar om te kijken naar de hoofdingang en hoopt dat deze maar spoedig de uitgang moge worden. Hij heeft natuurlijk thuis eer groote doos met gebakjes zien staan. D:« ondeugd. Gelukkig dat we niet „zaten te slapen" want de dominé heeft amen ge aard dus gaan we zingen en wordt er tevens gchen geld. Nu wordt het huwelijksformulier gelezen Dit gaat meestal met een flink g.-ngetje. en daarna volgt bij het overhandigen van een trouwbijbel een meer vertrouwelijke toe spraak van den predikrvnt tot hef bruids paar. Hier is nu het tijdstip aangebrokc om een traan van gevoel weg te pinken, 't Was ook zoo van hart tot hart. Dan word* de zegen uitgesproken en begeeft het ge huwde paar zich met de.n predikant voorop naar de consistorie oin zich te '.aten feli«* teeren. Natuurlijk hoper we dat dit niet 1e lang duurt, want we verlangen mar liet einde. Onder het spelen van Mendelsohn* „Hoohzeitsmarsch", een zeer nrobaat mid del om de indrukken van de „van hart tut hart toespraak" weg te nemen, worden -ui de trouwauto's weer ingeladen, en al knik kend en nog eens knikkend ri« de slorr weg, nagestaard door genoemde vri'-ndpn er> kennissen, die nog even hun mean'ng moe ten ten be.ste geven. Natuurlijk /ag de bruid or „snoezig" uit, alleen een beetje „wit," We sluiten vlug het orgei en nu na? t huis. Terwijl de bruilofsgasten don dag verder genoegelijk doorbrengen, krijgt de organist een uurtje later bezoek van een ander persoon, die wc nu liover mei op eer bruiloft ontmoeten. Een oogenblik later zit ik in mijn kamer tegenover een „bedienaar var; begrafe- „Mijnheer, ik kom u vragen of u mij morgen nog eens met het orgei kunt i pen. Ik heb do kapel noodig voor de bo grafenis van een jong meisje". Na mijn toestemmend antwoord, volgen dan de nadere instructies en wol: ,,'t Zijn menschen van nogal evangelische richting, althans hier hebt u de opgave ven de te spelen liederen: bij het binnendragen „O denk aan het land daar omhoog". Wan neer ik de familie bij de baar heb >pgesleld: „De Heer is mijn Herder", en oij het uit dragen: „Kom tot uw Heiland". Er zal ook ten predikant spreken en misschien zijn ei nog anderen, die een woord willen spreken. U let dan wel op mijn teeken?" „Dat komt in orde", is mijn antwoord, ,,'t is niet de eerste keer, morgen om twee uur hoop ik er te zijn". „Dat is wat anders dan bruiloftsvreugde" meende mijn vrouw. Ja, maar dit wordt ook gew «mte-werk veel indrukken houd je er meestal niet van over, vooral als je de overledene niet kent. Donderdagmiddag. In tegenstelling met den dag van gisteren, die vol zonneschijn **as, valt er nu een dichte regen uit de d.mker-grijze lucht. In de huizen is het som her en half donker, op straat stil en nat Fn een stortbui loop ik naar de nalte var, de tram, die mij naar de begraafplaats zal brengen. Bij den portier informeer ;k of het orgel „open" is, en na een toestemmend antwoord beklim ik de ijzeren trap naar Je nrgelgaanderij. Eerst alles klaar zetten, en dan moet ik wachten tot de zijdeur zal opengaan. Hn'f verscholen achter het orgelgor.1niv.je ga ik nu eens zien wie er nl zoo binnenkomt. P rioet is er nog niet, dus heb ik al den tijd Rekende gezichten verwacht ik niet te zien want de overledene woondo aan de andore kout van. de Ongevier ?on twintig L: langstellenden staan in de kapel te wach ten hij de nu nog ledige baar. Sommigen fluisteren geheimzinnig met elkander. An deren staan in gedachten, of kijuton eenigs- zins zenuwachtig rond. Steeds komen er meer bezoekers en be zoeksters, alle met een druipnatte parapluis en verregende kleederen. Eén der aan wezigen, een juffrouw die mij Dukend voor komt, maar die ik mij verder niet herinneren kan ooit gesproken te hebben, kijkt voor durend onderzoekend naar de onelgaande- rij. Verder neem ik daar geen -jotitie van want de zijdeur gaat open en de kist wordt ingedragen. Dus speel ik het veria' gde lied. Dan wordt de familie om de baar geschaard «n wordt het tweede lied gespeeld inmiddels treedt de predikant naar voren en spreekt een stichtelijk woord. De goede hoedanig heden worden, zooals dit meeval gaat, gememoreerd, maar ook wordt er aan her innerd, dat de overledene in haar meisjes jaren afkeerig was van het g^dsdi-mstig leven. Zij „kon" niet gelooven, «ius zocht zij de voldoening voor hare ziel in de natuur en in de kunst „Totdat ik haai tezorht in bet ziekenhuis', aldus de predikant „Haai einde naderde en hoe werd ik getroffen doo» haar stralende oogen en hoe wast zij nu te getuigen van haar geloof!" Hier reciteerde de predikant eenigp regels vat- <le zooeven gespeelde liederen, en eindigde daarna nn een kort gebed. Als tweede en laatste spreker trad nu een collega naar voren, die eenmua. aan het woord zijnde, niet uilgesproken Wam over al de goede eigenschappen van de over ledene. „Wat zullen we je mis-en: ik heb het de kinderen wel hooren zepeen: wat hebben we een fijne juffrouw, en at hebben wc gezellige uurtjes inet je doorgebracht als we 's zomers met de rcisvneeniging mede gingen. Was jij het niet, dn- r.ltijd de prettige stemming er in wist te l ouden?" Gelukkig kwam ook aan dere „pit'ige" lop-praak, streng gehouden in ien tweedon persoon, een einde en rr.et etn „ik dank u" rtepd hij twee stappen aehteru't. Nu geeft de bedienaai mij een wenk de dragers nemen de baar op en onder hoi orgelspel van het derde lied, verlaat d<> stoet de kapel. In de nog steeds aanhoudende regen b«' geef ik mij naar de tramhalte er. een kwar tiertje later ben ik weer thuis. De volgende dag moest mijn vrouw eenige artikelen koopen in een winkel, dicht bij ons in de omgeving. De eigenares van deze zaak, die haar te woord slona keek haar eerst onderzoekend aan. Dan: „nu moet u mij eens vertellen, speedde uw man gisteren in de kapel? Ik heb hem wel eens met u in de winkel gezien, maar ik kan mij hem niet goed herinneren. Gisteren stind ik al naar boven te kijken met de gedachte: ik heb die heer meer gezien, maar waar en wanneer? En nu ik u zie, wordt het mi| Ineens duidelijk." Nu volgde er een verrhaal o\er de nvsr ledene, die een ver familielid van haar waa dat vrijwel op hetzelfde neerkwjpi als het vermeldde in de toespraak van den pre dikant, „Het is waar: zij kon eerst niet gelooven cnik kan het ook nog niet. l ach benijd ik haar, want ik weet dat ze nu g.dukkig is en wat vond ik die regels van die liederen die de doininé opnoemae mooi! Iets heb ik er van onthouden rnaar niet alles en dat spijt mij. want ik weet wel, dat ik zoo niet mag blijven doorle* en. Maar ik weet er zoo weinig van. We gaan nooit naar de kek. Yrooger heeft mijn man wel eens wat uit den Bijbel gelezen, maar ik begreep or liet veel van." Gaarna gat mijn vrouw haar do -aad dan toch eens wel naar de kerk te ga «n. U woont er zoo dicht bij. Ga dan eens als Ds. T. of Ds. G. spreekt, die zult u best kunnen begrijpen. De volgende dag bracht mijn vrouw haar de bundel, waar de gespeelde in-deren in slaan met een opgave van de rummers. Eenige dagen later ging rij do oo-idel terug vragen. Er waren toen juist klviten. dus was er geen gelegenheid voor een gcsDrek. Alleen dit: „Hier is Je bundel vier erug, vriendelijk bedankt hoor! ik heb h- m netjea gehouden, de verzen er uit overgeschreven en: heb er .voor mij zelf ook wv in ge- vonden!" Zou deze sombere begrafenis dag voor haar ook een dag van groote blijdschap worden? B P. H

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 9