AKKER.QCHETS VRIJDAG 20 OCTOBER 1933 TWEEDE BLAD PAG. 5 TWEEDE KAMER De steunregeling voor de werkloozen MINISTER SLOTEMAKER DE BRUïNE AAN HET WOORD MOTIE-KUPERS VERWORPEN MET 56-28 STEMMEN Vergadering van 19 October 1933 OVERZICHT De dag van de „franje": De heer Kupers heeft zijn interpellatie gehouden naar aan leiding van de hesluiten van den minister van Socale Zaken inzake de verlaging van den steun aan vverklooze arbeiders. Meer dan een geste, meer dan een gebaar de heer Kupers, woordvoerder der soc. dem. Kamerfractie was zich daarvan ten volle bewust kon deze interpellatie niet zijn. Aan do gevallen Regeeringsbeslissing kon noch het N.V.V. noch de S.D.A.P., noch de Kamer iets veranderen. liet Kabinet, dat nog vele onaangename maatregelen zal heb ben te nemen, was tot het afsnijden der z.g. „franje" van de steunregeling ten volle be voegd. Er was reeds vroeger sprake van, zoodat deze daad ook niet gezegd kan wor den geheel onverwacht te komen, nu de nood des Rijks veel grooter is dan een jaar geleden b.v. De besturen der groote steden kunnen om deze redenen nagelaten hebben zich te ver zetten tegen het maken van een einde aan de uitzonderingspositie, waarin hun werkloo zen verkeerden, een positie, welke ook door personen, die rechtstreeks met deze zaak te maken hebben, niet in alle opzichten als langer gemotiveerd wordt beschouwd. Merkwaardig was het, dat in de Knier één onderdeel der maatregelen heel weinig de aandacht had, nl. de invoering van hot stel sel der dubbel-uitgetrokkenen ook in de niet groote gemeenten, waardoor aan een bestaan de uitzonderingsregeling een einde komt. Behalve dan de interpellant en enkele an dore revolutionairen, bleek men algemeen te verstaan, dat de Regeenng tot den maat- rege was overgegaan uit bittere noodzaak, liet totaal der uitkeeringabedragen voor Rijk en gemeenten verleden jaar 120 millioen en voor dit jaar geschat op MO millioen is niet langer te dragen, tenzij men groote gevaren voor den werkloozensteun en voor vele andere takken van Overheidszorg zou willen in het loven roepen. Het totaal der uitkeeringsibedragen moet omlaag, zullen we niet straks voor nog veel grooter moei lijkheden komen te staan. Wel verklaarde de heer Kupers, dat de gemeenten geen nieu we lasten kunnen dragen, maar het Rijk is eveneens aan het eind. En daarom eischt besef van verantwoor delijkheid, dat niet te laat ingegrepen wordt hoe hard het ook kan zijn. We hebben dat deze week ia korte woorden reeds aange geven en behoeven daar weinig aan toe te voegen, ook al zijn we diep overtuigd, dat degenen, om wie het gaat, den maatregel als hard gevoelen. Wat overblijft is in ieder geval nog tientallen procenten boven soort gelijke uitkeeringen in andere landen en wijkt in vele gevallen niet al te ver af van wat duizenden per week slechts met hard werken kunnen verdienen. Minister Slotemaker de Bruïne heeft zijn standpunt met kracht en overtuiging verde digd. Zijn gevoel sprak krachtig mee en gaf aan zijn spreken diepte en bewogenheid die een sterken indruk maakten. Hier was een bewindsman aan het woord, die zijn harden plicht wenschte te doen in een tijd. dat ons volksinkomen met honderden mil- lioenen is teruggeloopen en ons volksvenmo gen met milliarden omlaag is geduikeld. De overgroote meerderheid der Kamer wenschte hem daarin te steunen, vooral omdat een van de maatregelen vrij algemeen als juist werd aanvaard en voorts voor de grootere gezinnen werd gezorgd door uitbreiding van den kinderbijslag. Slechts werd den minister van meer dan één zijde verzocht het gedeeltelijk in reke ning brengen van de eerste vijf gulden in komsten van de gehuwde vrouw met kinde ren nog eens te 'bezien. Toegegeven werd dat er misstanden waren. Mannen laten hun vrouwen verdienen en kinderen hun moedor. De minister was bereid de zaak nogeens te overwegen, al moest zij om te beginnen doorgaan. Hij is trouwens steeds tot overleg bereid, maar niet tot samen beslissen. De verhooging van het uitkeeringspercen tage in bedrijfstakken met lage loonen, zal ook 's ministers aandacht hebben. Over de bijeenkomst met de wethouders zullen we maar niet te veel zeggen. Dat schijnt ons het beste. We hebben den indruk dat zij eenmaal toegegeven, dat er iets gebeuren moest slachtoffers geworden zijn van hun tekort aan positieve denkbeelden. Wel bezwaren hebben geopperd, maar geen conerete verbeteringsmaatiegelen aan de hand wisten te doen. De heer Kupers had een motie meegebracht hij de Kamer wilde doen uitsipre- „lot Ko. verantwoordelijke revolutionaire deel der Kamer gaf daaraan zijn steun, zoodat de motie met 50 tegen 28 stemmen kon worden verworpen. Heden de Winkelsluiting van Dr. Vos, waarvan vermoed wordt, dat ze van de agenda verdwijnt, en daarna de wijziging der Ambtenarenwet, VERSLAG Aao de orde was de interpellatie-KUPERS naar aanleiding van de besluiten van de minis ter van Sociale Zaken in zake de verlaging van den steun De heer KUI WU) op grooten «invang der werkloosheid. Vele. ook langdurige, veritlojzcn zitten In de groote steden. Voor hen Is de verlaging der uitkeeringen heel erg. pe menschen zün or verontrust en verontwaar- i kleine subsldli esllsBlng geülscht over d« leantelttke heeft de Regeering Critiek werd voorts geoefend booren van de Contactcommissie u tentrales en op het ontbreken van overleg met de 1. Is de mfnlsti ie bestaande stei .9 gemeenten, we forden Ingevoerd. reranderlngen ln ilet te doen plaats vinden? inister bereid, gedaan te maken, bet steunbedrag n I deelto i an een ondersteunde 3. Indien do minister voorschrift on- de berekening van langer wordt vrUgelaten en van d< t kinderen? het bovenstaande be- ■e?d is Is hü dan tevens bereid om. wanneer bil van meening ls, dat veranderingen in de steunregelingen voor werklooze arbeiders moe ten worden gebracht, vooraf hierover overleg met de contactcommissie uit de vakcentrales en met die uit de Vereenlglng van Nederlandsche Gemeenten te plegen? 4. Is de minister bereid om. ln verband met het dalen van de loonen. de steike stijging van de prijzen der noodzakelijke levensbehoeften, mede ten gevolge van verschillende regeerings- rnnatregelen. en den langen duur der werkloos heid. de in artikel 8 van de Rijkssteunregeling van 15 Januari 1932 genoemde percentages te verhoogen. zoodat het totale uitkeeringsbedrag een redelijk levensondernoud mogelijk maakt? DE MINISTER AAN HET WOORD het antwoord mnend. 3 merkte do minister leg gewoonte is. In 't onderhavige is het achterwege gelaten, omdat het slechts de vier groote gemeenten betrof en de meende te kunnen volstaan met een die gemeeni Een algemeene verhooging van percentages :n vraag 4 bedoeld ls niet mogelijk. Voor de lagere loonklassen wil de minister, zoo hem dat noodlg blükt. de percentages verhoogen tot 80 8a pet. HU dacht o.a. aan de landarbeiders en andere bedrijven met zeer lage loonen. De minister voegde hieraan nog enkele be schouwingen toe. Het onderwerp kan hij niet harteloos behan delen. De eteura ls niet „rijk", maar het oog meet ook open zijn voor wal gebeuren zou. In dien staat en gemeenten insolvabel zouden wor den. Wie dit laatste nalaat, handelt harteloos. Bijtijds moeten we bepalen, wat we kunnen volhouden. Anders wordt de toestand ln alle opzichten uiterst bedenkelijk. De vraag is niet alleen wat noodig ls. maar ook v-at beschik baar ls. De beschikbare middelen zijn gelimi teerd en daarmee bebooren verantwoordelöken te rekenen. De Interpellant verzuimde naast cijfers over de werkloozen ook cijfers van de kosten te geven. De gemeenten bezwijken onder den last, zei de heer Kupers; maar ook het Rijk mag niet bezwijken., werk uit°57Vè en Voor 1933 millioen. samen jpgeloopen. We zijn op wég naar bezwtjkei ontwrichting van het budget van RUK en ue- .1 een ten samen. Derhalve zijn maatregelen on verbiddelijk noodlg. De bezuiniging zal natuur lijk niet alleen van de werkloozen moeten komen, maar op alle diensten moeten worden De minister heeft slecht voudigo maatregelen genomen. De dubbel-ultgetrokki prikkel Mh zijn niet als werk leven geroepen. Maar hun voor as een tijdelijke vergoeding, omdat ze r voor zich zelf gezorgd hadden. Overal Ive... ln de il de steun ïrlagen, omdat meer kinderen letellen en de maximum-steun vaak hooger "i pet. van het geldende loon. iven,^ beh 'out. De i Tien zelf verdiende, segt, dat ls theorie, maar MINISTER SLOTEMAKER DE BRUINE laar niet samen beslissen; lk ben als minister eiantwoordelijk en Ik zal beslissen! In deze materie was geen aanleiding om de vakcentrales op te roepen; de vier betrokken gemeenten waren vlak bij. Het gekozen tijdstip kon niet vroeger vallen. De minister wilde zelf eerst de zaak kennen. Zün beslissing heeft hem veel gekost Hij ls niet verder gegaan dan onvermijdelijk was; o.a. blijft de brandstoffenregeling onveranderd be slaan. Maar de minister heeft zün harden plicht gedaan. Hard, maar plicht. la om de Kamer U Ccor den minister voorgeschreven veranderin gen ln de steunregeling niet behooren te wor den ingevoerd. De heer KUIPER (r.k.) achtte het onjuist, dat de heer Kupers gedaan heeft alsof er geen omstandigheden waren, die tot verandering nopen. De heer Kuiper wil wel rekening hou den met sterk veranderde omstandigheden ten aanzien van volksinkomen en volksvermogen. Dat is ln het belang van onze zedelüke volks ki acht BÜ den steun ls aan verhooging niet te den ken en ook ls er geen gegronde reden om de bevoorrechting vain de groote^ steden Kuiper tegen dc Wat het aftrekken van verdienste betreft zou hö willen, dat de minister nog eens bekeek of hij niet een anderen weg kan vinden. De nu voorgenomen aftrek zou, vreesde hU. geen be sparing brengen. Er is loondaling en verhooging van levens- kosten ten gevolge van crislslasten. De groote grtzlnren lijden daaronder het meest Gevraagd werd om voor die gezinnen ln de steunrege ling "t percentage te verhoogen tot 85 90 pet van het loon. Ook moet de toepassing der steun regeling op het platteland worden verbeterd; zij laat vaak dien grond moet de heer KORTING OP DE UITKEERINGEN UIT HET GEMEENTEFONDS HET TWEEDE VIJFJARIGE TIJDVAK Wij hebben reeds een en andermaal in onze kolommen bezwaren ontvouwd tegen het wetsontwerp tot vermindering der uit keeringen aan de gemeenten uit het ge meentefonds, waarbij wij speciaal de aan dacht vestigden op de naar ons oordeel niet aan bet doel beantwoordende draag kracht-formule, die als maatstaf voor het bepalen van het percentage der korting voor elke gemeente afzonderlijk in het wets ontwerp van overwegende beteekenis is. Deze, door de Regeering met het ooc op den toestand van 's Rijks financiën nood zakelijk geachte korting is met bedopJd als een definitieve, maar zal worden toe gepast in afwachting van nader te treffen voorzieningen en alleen gelden voor het uitkeeringstijdvak 1934/ 35. Wordt dit wets- werp al dan niet gewijzigd tot wet ver heven, dan zal dus nader onder de oogen moeten worden gezien, wat voor 1935/ 36 zal moeten gebeuren. Uiteraard tast men daaromtrent voorloopig nog geheel in het duister. Dat de omstandigheden zoo sne-. zullen verbeteren, dat 's Rijks financiën over dit jaar weder onverkorte uitkeerin gen zullen gedoogen, is o.i. uitgesloten. Hoe dit ook zal zijn, daarmede zal een einde komen aan het eerste vijfjarige tijdvak waarin voor het Rijk de bij de wet op de financieele verhouding vastgelegde ver plichting, bestaat om, indien de middelen van het" fonds niet toereikend zijn, het onb brekende, bii te passen. De moeilijkheden voor het Rijk lossen zich dan vanzelf od Voor de gemeente echter zullen deze zich dan in vollen omvang doen gevoelen, ten zij bijtijds daartegen maatregelen worden getroffen. Wat toch is het geval? Voor de tweede vijf-jarige periode, te hecinnen met het jaar 1936/'37, zullen da uitkeeringen opnieuw worden vastgesteld. Deze zullen dan worden berekend naar de bij de wet daarvoor aangewezen opbrengsten van de hoofdsom der gem.-fondsbel. en de 50 opcenten op de vermogensbelasting over alles De heer BAKKER (c.h.) sprak ln gelijken geest, 'erdlensten der stand ook wat de :w betreft. landbouw zeide, i^'niet i™* do bedrijven, welke in sl gehouden, niet de person.. De heer DREES is.d.) wees er op. dat de steunregeling geen vasten grondslag heeft en de Regeering vrijwel kan doen. wat zij wil. Er is met de wethouders gepraat, maar onvoor bereid. Zij wenschten en verwachtten nog allen nader overleg. Ook het contact met de vakbe weging Is verziuimd. Verzocht werd een commissie ln te stellen, waarin alles wat de steunregeling beireft zou kunnen worden besproken. De groote steden waren niet bevoorrecht, maar de geddende regeling ls er met goedvin den der Regeering gekomen. Ook ln de steun regelingen onderling waren en zün daar ver schilled. Verder herhaalde de heer Drees allerlei, dat i heer Kupers reeds gezegd p) i log-kwestie ■■PMHBi aantasten der steunregeling ls niet te dulden en zeker In strijd met de christelük-ethische opvattingen van dezen minister. De heer VERVOORN (plattel.) was van mee ring. dal het hier gaat om het afsnijden van misbruiken bij uitkeering van gelden, waar voor geen arbeid Is verricht Men kan dien Steun niet met 4en Steun aan den landbouw vergelijken. Alles i l dus kunnen e steunuitkeerlngen niet onaangetast blijven. De heer JOEKES (v.d.) ging uit van den aoeilüken toestand der werkloozen. vooral nu i tendens van .oellüken ae crisis zoo lang du pi tisverhooging is. De groote leemte in het overigens gematigd - Thij het betoog van den heer Kupers was, dal Elders, in Dultschl&nd, zün reeds groote groe pen arbeiders, buiten den steun gebracht Moe ten we dien ^veg ook op? J Sneevliet, zegt: men moet i orde zjjn of spreekt tegen het r dingen, die aan i beter weten ln. 'a Ministers toezegging omtrent verhooging van uitkeeringspercentage had de volle instem ming van den heer Joekes, die voorts verzocht den aftrek van verdiensten der gehuwde vrouw nog eens ln overweging te nomen. De heer HIEMSTRA (s.d.) was de derde soc. dem. spreker; hü betoogde, dat dc steun ten platteland® te laag is en de uitvoering der be- sLaain.de regelingen vaak zeer schriel. Do heer WIJNKOOP (comm.) betoogde, dat we op weg zjjn naar de Inflatie. Daar strijden de communisten tegen. De soc.-dem. willen ech ter geen strijd; zü zün steunpartü voor het Kapitalisme. Laat men bU de kapitalistische be zitters maar halen, wat noodlg ls. In 1923 was het de heer Wibaut, die alleen op zün wethou- derlöke departementen I millioen bezuinigd wenschte ta zien. Do Regeering volgt dat voorbeeld bü haar afbraak van den werkloozensteun. De heer SCHOUTEN (a.r.) wees op de he 'd van het aan de orde zijnde onder- a groote beteekenis. maar niet op worden Ingegaan, m net algemeen wordt 's ministers antwoord juist geacht on In do gegeven omstandigheden kon moeilijk van de Regeering een andere be slissing worden verwacht. Men moet zich de vraag stellen wat mogelük is. De hoop werd uitgesproken, dat het streven der Regeering steun zal vinden, opdat ln de toekomst voor de werkloozen misschien meer kan worden gedaan, dan nu mogelük la Dr VOS (11b.) dankte den minister krachtig, ernstig en bewe werp. Het 1 in den breede s i woord. Krachtige het belastingjaar 1934/'35 en niet zooals in de memorie van toelichting van het ont- werp-kortingswet ten onrechte is gezegd, over 't bel.-jaar l936/"37. zoodat dan ter vor- doeling zal staan een belastingopbrengst in hoofdzaak berekend naar het inkomen ove»- 1933 en de waarde van het vermogen op 1 Mei 1934. AJs men nu weet, dat deze op brengsten thans ruim 43 pet lager zijn ge raamd, dan de werkelijke opbrengsten over het belastingjaar USl/'SZ, waarnaar de uit keeringen over het eersto vijf-jarige tijdvak zijn vastgesteld, zal men zich een denk beeld kunnen vormen op hoeveel lager niveau do uitkeeringen voor tal van ge meenten in de komende jaren zullen lig- wanneer geen maatregelen worden ge nomen om het fonds te versterken. Men zal hierbij moeten bedenken, dat het denkbeeld om het fonds van aanvullende middelen te voorzien, niet nieuw is. De vorige Re geering is daar reeds mede gekomen en heeft invoering van tijdelijke opcenten od de fondsbelasting en de vermogensbelasting bevorderd, waardoor belangrijke sommen aan het fonds worden toegevoegd. Men hierbij niet vergeten, dat de rijkskas leiding ls noodlg. De uitgaven ztJn niet lang meer te dragen. Amsterdam bv. steeg ln 5 Jaar Als minister kan ik niet. zoo betoogde de minister, voor enkele groote steden uitzonde ringen toestaan, maar heb te zorgen voor het beele Nederlandsche volk. In Amsterdam zei de wethouder Baas: als verandering noodlg is en die is onvermijdelük dan heeft de minis ter den zaehtsten vorm gekozen. Het overleg ls door den minister zelf ge voerd. De wethouders moeten niet zeggen, dat zo overvallen zün. Dat ls beneden hun waardig heid. Aan het overleg ls ook door den soc.- dem. Polak uit Amsterdam, deelgenomen. Hü heeft geen argumenten gegeven. >e minister ls ten allen tüde 1 ;'5H OP 26 millioen i wat bereiken wil. teunultgaven. Dat Is tüdig ingrüpen noodig. De genomen maatregelen hebben ook ver beteringen gebracht. nL voor de reglementair nog niet rechthebbenden. De minister moet op passen, dat nu de regeling nog niet Ingewikkel der wordt door 't ontstaan van nieuwe groepen. Voor de groote gezinnen kan reeds meer worden gedaan, zü het met speciale machtiging van den minister. Het bulten beschouwing houden van inkom sten der vrouw heeft groote nadeelen, wat be- tieft de arbeldsbereldheld van mannen en in wonende kinderen Gevraagd werd een indlrec- ten arbeidsplicht in het leven te roepen voor volwassen kinderen in ondersteunde gezinnen en voorts werd aangedrongen op scherpe con trole om bepaalde misstanden tegen te gaan. De heer LOERAKKER (r.k.) vroeg den mi nister zün aandacht te wijden aan de landarbei ders; de uitkeeringen aan deze groep worden vaak sterk teruggebracht en komen niet tot de lük voor de groote gezinnen eenvoudig een tabel De heer ARTS (r.k.v.p.) vond 'i de rechtvaardigheid en .atregei in strijd i Da heer WESTEFMAN (nat. herstel) be streed een opmerking van den heer Wijnkoop over de vele millionairs in ons land en wees op de vele onrendabele vermogens van het oogen blik. Hulde werd gebracht aan den minister, die op magistrale wüze, met cüfera en met zijn ge weten. zün standpunt heeft verdedigd. Deze rede prikkelde den heer DE tot een tegenspraak. Hij h; liet te maken had. Er t raten als men zich om kosten n «ert. En wie van de werkloosheid een heilig ulsje maakt, moet den moed hebben om to t de tuberculosebestrüdlng De limiet van f 22.50 wordt niet verlaagd. De legelir^ van de 80 pet. bestaat reeds en wordt toegepast; de minister wil zien, - do gevallen geschieden moet. De aftrek zal nader worden zü kon niet worden opgeschort. SEffVe KUPERS dupliceerde. De h. Da MINISTER antwoordde nogmaali zonder meer de geldllmlet niet kan w Die ls op verzoek der grobte steden vastgesteld. De kinderbüslag kan niet op f 1.50 gehand haafd. Voor de groote Radio Nieuws. meestal in een benauwde atmosfeer, nog meer bedor ven door wolken sigaren rook, maken U moe en sla perig, niet meer in staat helder te denken. Neem dan zoo'n "AKKERTJE" en die nevel over Uw geest trekt op als mist voor de zon. Ze zijn onschadelijk en boven dien prettig in te nemen. Per 12 stuks slechts 50 cent. irtaan uitsluitendi cept van Apotheker Dum daardoor werd gebaat. In de considerans van de wet van 1 Maart 1933 (S. no. 68), waarbij deze opcenten werden vastgesteld, staat dan ook: „Alzoo wij in overweging genomen hebben, dat de toestand van s Rijks financiën een tijdelijke versterking van de inkomsten van het gemeentefonds vordertIn deze overweging, welke nog in dit jaar door den wetgever als juist is aangenomen de huidige Regeering heeft eveneens deze overweging in de con siderans van het wetsontwerp tot conti nueering dezer opcenten voor 1934/"35 op genomen ligt tevens de zeer duidelijke erkenning, dat versterking van het fonds noodzakelijk wordt geacht Uit het oog mag niet worden verloren, dat de uit deze tijdelijke heffing voort vloeiende baten, zooals gezegd, de lasten van het Rijk voor 1934/'35 verlichten, maar dat zij niet medetellen bij de vaststelling der uitkeeringen voor het tweede vijf-jarige tijdvak. In deze leemte behoort oi. te wor den voorzien. Men zal toch niet kunnen staande houden, dat alleen, aan den on- gunstigen toestand van 's Rijkskas een motief mag worden ontleend tot versterking van het fonds en dat de gemeenten deze straks wel kunnen missen. En nu treft het, dat de Regeering daar omtrent tot heden geen maatregelen in het vooruitzicht heeft gesteld. Uit de meerge noemde memorie van toelichting moet men wel opmaken, dat de Regeering dit geens- motiveering van de korting gezegd: „Voor de gemeenten zal 't groote moeilijkheden met zich mede brengen, wanneer zij tot en met het jaar 1935,"36. blijven in het genot der tegenwoordige uitkeeringen, om dan plotse ling terug te vallen op een veel lager peil". ,JIet is daarom noodzakelijk, dat in het belang van beide partijen maatregelen wor den getroffen om een geleidelijken over gang van den ouden naar den nieuwen toe stand te bewerkstelligen". Dit kan ons niet bevredigen. Erkend moet worden, dat ook de gemeenten zich. evenals het Rijk, moeten aanpassen aan de tijds omstandigheden en dat zij er niet op kun nen rekenen, dat zij zich in het tweede vijf- Jarige tijdvak even groote uitkeeringen zul len zien toegewezen als in het eerste. Ook indien de wet op de financieele verhouding niet was tot stand gekomen en de gemeen ten uit het gemeentefonds geen uitkeering hadden genoten, zouden haar middelen, die zij in ruil voor de baten, voortvloeiende uit genoemde wet, hebben moeten afstaan, bolangrijk minder hebben opgebracht Hier staat echter tegenover, dat het thans ten gevolge dier wet belangrijk ingeperkte be lastinggebied den gemeenten de mogelijk heid zou hebben gelaten, ter compensatie van de daling der inkomsten, de bestaande belastingen te verhoogen of nieuwe bronnen aan te boren, waartoe de gemeenten nu in de meeste gevallen niet meer in staat zijn. Indien de gemeenten daartoe zeil niet meer bij machte zijn, omdat een zeer groot deel harer middelen aan haar invloedssfeer is onttrokken, doordat zij de baten daaruit 2.00 Half uur voor de rüpere jeugd 2.30 Klnderuur- tj*. 4.00 Orkest 5.00 Orkest 5.30 Or kest 6.20 Weekoverzicht 6.45 Orkest 7.35 Gramofoon 8.00 KRO boys 8.30 Vnz. Dias 8.35 Gri Orke: 11.35 i Gr ami -amofoon 12°01 Orkest5— LI 5 Gramofoon 2T5 Grama foon 3.10 Orkest 4.00 Zang 4.50 Or- 8.15 Bonte avond 9.25 Orgel 9 45 Voor- racht 10.05 Bonte avond 11.00 Gramofoon V.P.R.O. 10.00 Morgenwiding. irussel (Vlaatnsch) (837.8 M.) 12.20 Concert 1.30 Orkest 5.20 Orkest 6.20 Gramofoon 6.50 Orkest 8.54. 9.35 Zang 10.20 en 10.40 Gramofoon 0 r t UO Orkest 5.20 Orkest 6.35 Gramofoon 6.50 Plano 7.05 Gramofoon 7.35 Zang 7.50 Concert laven try (1554.4 M.) 12.20 Orkest 1.05 Gramofoon 1.35 Orkest 2.40 Gramofoon 2.50 WüJIngsdienst 4.05 Concert 7.50 (1634.9 M.) 7.20 - 1.05 Gramofoon 5.40 Com (1153.8 M.) 11.20 Coi angenberg (472.4 M.) 5.20 Gram"f°°n 11 15 Concert 12.35 Orkest 3.20 Orkest 5.55 Concert 10.00 en 12.20 Gramofoon ondon Nat. (261.3 M.) 5.35 Concert rtla (Radio Paris) (1724.1 M.) 8.05 Gramo- on 9.20 Orkest 12.20 Gramofoon 7.1Q i 7 40 Gramofoon 9.05 Concert toucheeren via het gemeentefonds, lijkt het ens volkomen rationeel, dat de wetgever haar daarin tegemoet treedt en maatregelen voorbereidt, die op behoorlijke voeding van. het gemeentefonds zijn gericht In tijden als deze, zal men aan verzwaring van lasten, hoe onaangenaam dit ook moge zijn, niet kunnen ontkomen. Dit geldt niet alleen voor het Rijk maar ook voor de gemeenten. Daar ook het Rijk niet heeft kunnen vol staan met beperking van uitgaven en zijn toevlucht heeft moeten nemen tot het schep pen van nieuwe middelen, zouden wij het niet onredelijk achten, dat voor het vol gend vijfjarig tijdvak ook het gemeentefonds door nieuwe, zoo mogelijk minder aan de conjunctuur onderhevige, middelen wordt versterkt, teneinde op deze wijze te voorko men, dat de gemeenten zich al te groote inkomsten zien ontgaan, die zij, ondanks haar ingrijpende bezuinigingen, wegens derving van andere inkomsten en vermeer* dering van noodzakelijke crisisuitgaven, evenmin als het Rijk kunnen missen. Het ware wellicht gewenscht geweest, dat de Regeering nu reeds met plannen was gekomen om bijv. een deel der opbrengst van de door haar ingevoerde qf voorgestelde nieuwe belastingen te bestemmen voor het gemeentefonds. Nu dit niet is geschied, zal naar ons ge voelen tijdig de vraag onder de oogen moe ten worden gezien, wat dient te worden ge daan om te voorkomen, dat de gemeenten in de naaste toekomst uitkeeringen uit het gemeentefonds zullen ontvangen, die in al te ongunstige verhouding staan tot die welke zij thans genieten. UIT HET SOCIALE LEVEN EEN WILDE STAKING Om het hakenkruis. Maandag j.l. weigerden de bootwerkers in de houthaven te Zaandam te gaan lossen aan het Duitsche ss. „Iielga Bège", omdat da Hakenkruisvlag boven het schip woei. Na een belofte van den kapitein om instructies te vragen aan zijn reederij, ging men tot lossing over. Inmiddels kwam uit Hamburg bericht, om onder die omstandigheden de vlag te strijken, hetgeen direct geschiedde en waarmede het incident een einde nam. Woensdagmorgen echter, had de 1ste stuur man van genoemd schip de Hakenkruisvlag weer geheschen, overeenkomstig een advies van den Duitschen consul te Amsterdam, die van het voorgevallene van Maandag j l. door den kapitein op de hoogte was ge bracht. Zoodra de 35 bootwerkers, die be zig waren het schip te lossen de vlag za gen, legden zij het werk neer- Het besluit was niet genomen door de organisatie der bootwerkers. Thans zullen de bootwerkers het werk weer hervatten en onder de Hakenkruisvlag Jossen. Als hoofdmotief wordt aangevoerd, dat het socialistische N.V.V. momenteel geen staking zou kunnen bekostigen. FEUILLETON WAT EEN KIND VERMAG Naar het Engelsch van FLORENCE MONTGOMERY (26 Als eenig onderwerp John Ramsay tot spreken had kunnen brengen, dan was het dit, maar de wijze, waarop hel ondeirwerp werd opgezet, deed hem het stilzwijgen be waren. Ten eerste was hij bang, dat Gil be die niet veraf stond, dezen stortvloed van overdreven vleierij zou hoor en; en Gillie's eenvoud verwoest te zien, zou in John Ram say's oogen het toppunt van ongeluk geweest zijn. Het wgs iets, waarin hij de meeste vreugde vond. En dan, hoe kon hij met deze onbeduidende vrouw, deze vreemdelinge spreken over iets, dat hem zoo na aan Int hart lag? Hoe kon hij haar vertellen van alles wat het kind voor hem was? van alles wat hij eiken dag, elk uur leerde aan de voeten van zijn kleinen leermeester? Hiertoe was 'hij volstrekt niet in staat Bij de gedachte alleen aan het kind was het alsof hij een brok in de keel kreeg. Gelukkig eindigde Adeline haar zin naar den naam van den kleinen jongen te vragen en de heer Ramsay beantwoordde de vraag. Toen Gillie zijn naam hoorde noemen, kwam hij aanloopen, denkende, dat zijn oom hem geroepen had. „Heeft u mij noodig, oom John?" zeide hij op zijn lieven, vleienden toon. „Ik heb u altijd noodig, mijn lief ventj'e", fluisterde de heer Ramsay, toen het kind dicht tegen hem aandrong. Maar hardop zeide hij: „Neen Gillie, ik vertelde deze dame hoe gii heet". Adeline schonk nu haar aandacht aan den lieven knaap. „Vóór ik trouwde", zeide zij, terwijl zij geheel onnoodig een kinderlijken toon aan- j, alsof Gillie pas drie jaar oud was, „had ik hier een klein, klein tuintje, heele- maal van mij zelf". „Wezenlijk?" zeide Gillie, die van verruk king in de handen klapte. „O! is er nog iets van over?" Het gelach, dat op deze naïeve opmerking volgde, ergerde onze jonge vriendin, die ziel. reeds geraakt gevoelde over het weinige succes dat zij bij den heer Ramsay had. Zij was op haar negentiende jaar getrouwd en hield er van, ofschoon ze reeds verscheidene jaren gehuwd was, te denken, dat zij nog geen tien was. Zij stond op en ging langzaam naar de geopende piano. Nu stak lord George van wal. „Houdt u van muziek, mijnheer Ramsay?" zeide hij. „Ik twijfel niet of eenige van de dames zullen zich doen hooren". „Neen, ik kan niet zeggen, dat ik er van houd", zeide de heer Ramsay kortaf, met afschuw denkend aan een pianostuk, een Italiaansch lied met trillers, of een sentimen teele Engelsche ballade, en met nog groote afschuw er aan denkend, dat men van hem verwachten zou, dat hij iets tot de spelers zou zeggen, als het was afgeloopen. Lord George was zoo verbaasd en uit hr-i veld geslagen, dat hij heenging, zonder iels meer te zeggen, en alle verdere pogingen opgaf er toe bij te dragen, zulk een vreemd soortig man bezig te houden. „Ik moet hier vandaan", zeide John Ram say tot zich zelf. Maar het was onmogelij Gillie mede te nemen voor hij gereed was met theedrinken, en dat zou eerst na ge- ruimen tijd kunnen zijn. Intusschen kwam het gelukkige oogenblik ten laatste en de heer Ramsay slaagde er in op de een of andere wijze van zijn stoel op te staan en afscheid te nemen. Lord George en een ander heer lieten hem uit, een beleefdheid, die John Ramsay be paald overbodig achtte. Eensklaps viel het lord George in, dat hij i de heer Ramsay misschien een onder werp van gemeenschappelijke belangstelling hadden in den vorm van een vriend in indië, dien hij dacht, dat de heer Ramsay daar misschien gekend had. Hot was volstrekt niet waarschijnlijk dat de heer Ramsay den persoon in kwestie ontmoet had, en daarom kwam het er niet op aan maat het is onnoodig te zeggen, da> toen het eenmaal zoover kwam, lord George zich don naam van zijn vriend niet kou herinneren, zoodat ook die poging mis lukte. Dc heer Ramsay liet hem den tijd ni*t den naam te bedenken, maar stapte in zijn rijtuig en reed weg, lord George in de gang achterlatend, in gedachten verzonken en alle krachten inspannend om zich dien naam te binnen te brengen. Zich ten laatste tot een ander heer, den heer Eraser wendend, betreurt lord George het. dat hij daarin niet slaagt en geeft hij de vrees te kennen, dat hij voor het oogen blik zijn pogingen moet opgeven. Niettemin is hij vol hoop. Hij rekent er vast op, dat de naam hiem vroeger of later te binnen zal schieten, hoogstwaarschijnlijk wel midden in den Mocht dit zoo zijn, dan belooft bij den heer Fraser, dat hij in zijn kamer zal komen en hem zal wekken oen het hem te vertellen. Maar de heer Fraser verzoekt hem ernstig dit niet te doen. Intussdhen zette John Ramsay, terwijl het rijtuig zich voortspoedde, met een zucht van verlichting, zich gemakkelijk daarin neer en zijn arm om Gillie slaande trok hij het kind dichter tot zich. „Wij zullen geen visites meer maken, Gillie", zeide hij. „Wij zijn veel gelukkiger als wij maar met ons beiden zijn". „Hé, vond u het niet aardig?" vraagde Gillie opgetogen. HOOFDSTUK XV. Wat zal het einde wezen? Na dien blik in de gezelschappelijke wereld vond John Ramsav het zeer vei- kwikkelijk en verfrisschend weer terug te keeren tot het kalme leven met het kind. De eenvoud en onschuld van de kinder- natuur schenen hem nu aantrekkelijker toe dan ooit te voren. De tegenstelling tussohen de omgeving, waarin het kind altijd leefde en die, waar mee hij dien dag had kennis gemaakt, hield hem voortdurend bezig. John Ramsay vond daarin zooveel on waars. Dat was het, zeide hij tot zich zelf, wat hij zoo onaangenaam vond en wat hem zoo tegenstond. Valsche glimlachjes, holle complimenten, onbeduidende praatjes, uitin gen van onware gevoelensl Hoe waar was het kind, daarbij .verge leken! Het zeide nooit iets wat het niet meende, het praatte nooit om te behagen of met een bepaalde bedoeling. Wat het zeide, kwam rechtstreeks uit zijn hart Daar is bijv. dat jonge schepsel zoo noemde hij de groote Adeline bij zichzelf stel haar gemaaktheid eens naast Gillie's eenvoud. De vrees, dat hij hem eens verliezen zou kwam hem nu een grooter ramp voor dan Hij dacht aan Gillie's naïeve opmerking en de uitwerking daarvan, hoe zijn eenvoudige woorden en zijn ernst, haar woorden en de wijze, waarop zij ze gesproken had, ledig en onnatuurlijk hadden doen schijnen. Zijn gedachten dwaalden af naar dat ge fluisterde onderhoud, dat hij, in de pauzec- ringen van zijn kwijnend gesprek met ladv Follett, dicht bij zich had hooren voeren, en naar den toon van de spreeksters. Hoe kleingeestig, dacht hij, hoe onwaar dig was hunne wijze van denken en oor deelen! Zijn ongelukkige plaats dicht bij die bab belende dames had een verderfelijken in vloed op hom gehad. Zij hadden in zijn oogen aan de geheelo atmosfeer een andere tint gegeven, of liever zij hadden haar verduisterd en wekten dc neiging bij hem op alle gezelschappen naar één gezelschap te beoordeel en, uit enkelen tot velen te besluiten, zooals men dit dik wijls ten onrechte doet. Hij gevoelde zelf, dat hij een weinig hard oordeelde over deze dames in 'het bijzonder, want een poosje later mompelde hij, dat er nu juist geen kwaad in die menschen stak; het waren niet zoozeer de menschen zelf dan wel de sfeer waarin zij leefden. Het was da wereldsche en holle klank in hun oordeel en in hunne meeningen. Zij hadden een geheel verkeerden blik op de beteekenis van het leven en op de innerlijke er. betrekke lijke waarde van zaken, zij vroegen niets „Is hij goed?" maar „Is hij rijk?" Niet: „Hoe is 'hij?" maar „Hoeveel is hij waard?" Dit kon hij getuigen. De herhaalde vraag: „Is hij een goed man aan wiens hoede een moeder veilig haar kind zou kunnen toe vertrouwen maar goed in de beteekenis* „heeft hij wederzijdsche goederen? Heeft hij veel van deze goederen opgelegd voor vele jaren? Kan hij eten, drinken en vroo- lijk zijn?" Waar iemand aldus wordt geschat en be oordeeld, niet naar wat hij is, maar naar vvat hij bezit, waar, vraagde John Ramsay zich zelf af, is er dan plaats voor juiste oor deelvellingen en een hoogeren maatstaf? Hij spaarde zich zelf niet en dacht geen oogenblik, dat hij beter was dan zij. De arme John Ramsay voelde zich niet geneigd tot iemand te zeggen: „Ga heen, ik ben beter dan gij'. Zijn geheele leven, dat zeide hij t'>t zich zelf, was hij even wvrelJ&ch geweest als zij, had hij zich evenzeer vergist in do Deieckpnis van het leven, waren 'zijn maat staf en doel even nietig en onwaardig g> •ecst ais de hunne. (Wordt. vervolgd.)|

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 5