JEUGD VOOR DE VAN BOEKEN EN SCHRIJVERS Literaire in- en uitvallen Droom en Vuur, door Elizabeth Reitsma. N.V. Servire; 1933 Den Haag. Elisabeth Reitsma kennen wij als dichteres. Zij huwde met de in onze kringen bekende dichter Jan Eekhout en gaf met hem samen ook een bundel verzen uit: „In Aedibus Amoris". Thans bereikt ons haar eerste proza-werk. De uitgever vermeldt op de binnenzijde van het omslag: „Elisabeth Reitsma is in onze literatuur geen onbekende van haar hand verschenen reeds ver schillende dichtbundels. Deze roman, waarmee zij debuteert, zal haar in ruimen kring aek nd maken. De „kroniek van een vrouwenleven"' noemde de schrijfster dit boek, maar doorvlochten van de vele en velerlei pro blemen, waarvoor een jong meisje zich in dezen tijd ziet geplaatst, is het meer dan een kroniek; het is een scherpe analyse van een vrouwenziel, die zichzelf, door vele mislukkingen en teleurstel lingen heen, ontwikkelt en opwerkt tot het ge stelde ideaal, een „volkomen huwelijk"." Eerlijk gezegd, vind ik het een moeilijke en min of meer indiscrete opgaaf, dit boek te bespreken, hnmers, al lezend heb ik sterk de indruk gekregen, dat wij hier voor een belangrijk deel met een auto-biografie te doen hebben. Voornamelijk in het laatste gedeelte, waarin de dichteres Maria van Aerschot zich eindelijk verbindt met de Zeeuwse h-Vlaamsche dichter Anselm Delbeke, krijgt de recensent het onprettige gevoel dat hij zijn neus steekt in „andermans zaken". In deze „kroniek" wordt ons uitvoerig verteld over het leven van Maria van Aerschot, van haar geboorte tot haar huwelijk. De schrijfster laat zich eerlijk en onbevangen uit over het vrouwenleven ook wanneer meerdere malen de liefde komt, hult zij zich niet in termen, die „vermoedens" opwekken, doch zegt ronduit wat zij bedoelt Waaraan het te danken is, dat dit boek toch iets onwezenlijks heeft? Dat is moeilijk te zeggen. Ik geloof, dat de oor zaak gezocht moet worden in het feit, dat Elisa beth Reitsma voor alles dichteres is en geen prozaiste. Aan het eind, als Maria van Aerschot zich in een „volkomen" huwelijk gaat binden aan den armen dichter Anselm, staat zij hem op te wach ten aan het station. „Het wachten had een bizon- dere bekoring. Want het mijmeren over het leven was haar schooner dan het leven zelf," lezen we dan. Hier is de zwakste plek gevonden in dit boek. Daar, waar het boek eindigt met een ideale ver bintenis, zijn wij geneigd 'e vragen: en toen? Want dèn begint het leven, dat meer is dan droom. Niet alleen materieele armoede dreigt, doch ook verschil in Christus-beschouwing en Christus- geloof zal spanningen geven. Daarom, nogmaals, eindigt het bock, jammer genoeg, waar net voor ons belangwekkend wordt. De Brug. Orgaan van het Verbond van Chr. Letterk. Kringen in Nederland. „De Brug" is een heel aardig tijdschriftje, dat getuigt van opleving in de kringen van het Ver bond. Voorheen werden de mededeelingcn vermeld op het omslag van Opwaartsche Wegen, doch deze ruimte bleek op den duur te beperkt. Vandaar dat, onder redactie van H. de Bruin, B J. E. van Noort en P. Vink, nu dit blad ver schijnt, dat zich gelukkig in groote belangstelling mag verheugen. Wat er leeft in de- kringen, op de conferenties en weekends van het Verbond kunt De omgeving van en de jeugdherberg „de Heidebloemzelf. ge in De Brug lezen. Ook de wenken voor litera- tuurbeoefening geven aan het blad waarde. Er zijn wellicht vele onzer lezers, die eens ken- nins zouden willen maken met dit tijdschriftje. Proefnummers worden gaarne verstrekt door de heer H. de Bruin, Stadionweg 324 III, Amsterdam. Aan dit adres is tevens het secretariaat van do kring Amsterdam gevestigd. Voor belangstellenden noemen we ook nog de adressen in andere plaat sen: Alphen a. d. Rijn; mej. J. G. Muiswinkel, Woubrugge; Haarlem en omstreken: Zomerzorg- laan 22, Bloemen daal; Utrecht: Kanaalstraat 131 en Van der Duynstraat 4; Zeist: Prins Hendrik laan 13; Kring „Het Gooi": Loosdrechtscheweg 27, Hilversum; Leiden: K. Raimond, H. Rijndijk; Delft: Tweemolcntjeskade 17; Den Haag: Beeklaan 423; Zaandam: Stationsstraat 18. De plaatsen waarin momenteel pogingen worden aangewend tot het vormen van een kring zijn: Woerden, Vlaardingen, Baarn, Groningen, Gouda, Dordrecht, Rotterdam, Enschedé, Apeldoorn, Har derwijk. Ongetwijfeld zijn er in deze plaatsen menschcn, die zich gaarne met anderen zouden vereenigen om eens per maand met elkaar de literatuur van deze en vroegere tijd te bespreken en bestudeeren. De beer P. Vink, Nachtegaalstraat 9, Utrecht, zal gaarne adressen verzamelen van belangstellenden. Aan zijn adres kunt u dus nadere inlichtingen krijgen, alsmede aan het adres van den verbomls- secretaris, den heer J. Allon, Bloemhofstraat 33 z, Haarlem. In het laatst verschenen nummer van „De Brug" schrijf' P. Vink: „Men 6telle zich vooral de oprichting van een nieuwe kring niet te zwaarwichtig voor, gewoon lijk gaat het vrij gemakkelijk. Alleen men zij optimistisch en pakke aan. Mijn persoonlijke erva ring is, dat in elke plaats wel een kring van belangstellenden te vinden is. Zelden kreeg ik ten antwoord: ik voel er niet voor; meermalen: zouden anderen er wel voor voelen? Zullen we nu eens flink gaan bouwen aan dit stukje christelijke cultuur? Ook dit is een geeste lijke taak!" Het Offer-standpunt. Het Vaderland ontleende onlangs aan Boeken schouw het relaas van een gesprek, dat Ad. Sassen met den 76-jarigen R.K. schrijver Frans Ercns heeft gevoerd, dien hij heeft opgezocht in zijn wo ning, een vroegere boerderij aan de weg tasschen Houthem St Gerlach en Valkenburg. Wie zich interesreert voor de brandende vragen in de huidige christelijke literaire beweging, zal zich zeker interesseeren voor dat gedeelte van het interview, waarin aan het .offer-standpunt" ge raakt wordt. „U heeft aldus de interviewer eens ge schreven: Voor den echten Katholiek is de toegang tot de kunst voor een groot deel gesloten, daar deze hoofdzakelijk uit de kwade men9chelijke pas sies wordt gevormd, d.w.z. uit de zonden. Zoo is het in gedachten naleven daarvan voor het in tieme godsdienstige gevoel niet bevorderlijk en t3 vermijden en zal het bereiken van het beste in de kunst voor den Katholiek moeilijker zijn dan voor hem die niet is gebonden. Handhaaft u dat oordeel nog steeds? Het lijkt mij in zijn algemeenheid onjuist. Erens antwoordde: „De kunst, oie in de dagen lat ik dat schreef, dè kunst was, was de natura- istische. En wat die aangaat handhaaf ik mijn oordeel." Mevrouw Erens wist haar man daarop nog do mededeeling van een tot nu toe onbekend feit te ontlokken, n dat hij, Frans Erens, een door hem zoo goed als voltooiden naturalistischcn roman heeft verbrand om redenen die verband houden met de hierboven aangehaalde meening. Erens deelde ook nog mede, dat hij werkt aan de publicatie van zijn mémoires." Dit onderwerp komt nogal eens ter sprake op de week-ends en vergaderingen van het Verbond van Chr. LettérÜundige Kringen. Ik herinner mij ook de enkele jaren .geleden Auteursdag bij de heer Callenbach. Het was daar mevr. Kraan-v. d. Burg, die ditzelfde standpunt deelde, dat door andere aanwezige auteurs fel bestreden werd. Op de laatste pinksterconferentie van het Verbond kwam ook dit voor de christen-kunstenaar „offer standpunt" ter sprake. Een pertinente vraag aan de inleider Roel Hou- wink werd in deze geest beantwoord, dat inder daad de christen-kunstenaar er toe kan komen, in flommige gevallen er toe moet komen, bepaald werk niet te publiceeren. P. J. RISSEEUW. Auteurs In de reclame Een Reuterbericht uit Londen gewaagt van een vraag aan Bernard Shaw, of hij er aan dacht het voorbeeld te volgen van de Italiaansche schrijf ster Lily Ciampollilo, die in het centrum van de stad Milaan aan een boekenstalletje zit en haar eigen werken verkoopt, waarmee zij groot succes oogst. Shaw antwoordde, dat het daar nog eens van zou kunnen komen. „Ik heb mijn uitgevers wel eens voorgesteld, zoo vervolgde hij, dat ik in hun etalages zou gaan zitten en mijn werken in het publiek schrij ven. Het idee van Lily Ciampollilo staat mij wel aan en zelf heb ik het verscheidene malen aan bevolen. Toen ik kort geleden op Ceylon was, zag ik op een Zondagmorgen op een marktplein een man zitten met ;en groote menscbenmenigte om zich heen. Ik dacht dat het een lid was van het Leger des Heils, die uit den bijbel voorlas, doch hij bleek een dichter te zijn, die zijn eigen gedichten aan het verkoopen was. Het denkbeeld is voor treffelijk!" Dit bericht lijkt me schoone perspectieven te openen voor onze auteurs, nu de bezuiniging een felle aanval doet op de werkelijk niet al te gewel dige successen ïn een klein land als het onze, met kijn beperkt taalgebied. Natuurlijk waarom zouden de schrijvers zelf niet een handje meehelpen? Het is meer dan tijd dat zij uit hun ivoren torentje komen en plaats nemen naast hunne lezers. Indien het voorbeeld van Shaw aanstekelijk werkt zien we binnenkort Jan H. de Groot in de hal van het Amsterdamsche postkantoor met „Sprongen", „Vaart" en „Hond de Wereld" met zijn beminnelijkste glimlach, het publiek toespreken. Dan ontmoeten we binnenkort Rijnsdorp op do Coolsingel, met een flinke voorraad „Konings kinderen" (Hollandschc en Duitsche uitgave) Zelfs een wandeling door het Haarlemmerhout wordt een literair genot, wijl Mary Pos er met gevoelvolle woorden „Daden!" aanprijst. En in de Kamper-etalage, tegenover een ver maarde school, zit een auteur die do humor bemint, zijn „Ne veld ij ksche prentjes" voor liefhebbers te signeeren. In Zwolle, onder de Sasser Poort, is een ten toonstelling van mobilisatie-herinneringen. Daar staat de schrijver van „Lichting '18" met oen enkel sober gebaar een zijner beste monologen te declameeren. En is in het voorjaar de bollenweclde ontloken, dan staat daar iemand met vervaarlijk stem geluid zijn „Twijfela r" aan te prijzen. U hebt hem reeds van verre herkend. Het is Jillesl Op een mistige dag aan zee worden de Scheve- ningscho badgasten verlekkerd op het „V e r- klaarde Uitzicht". En in Katwijk houdt op hetzelfde moment een vermaard schrijfster een publieke lezing over het begrip „Ho r i z o n". Nietwaar? Bij Shaw begint voor onze auteurs de victorie. De „trage" bockhandel zal er, Grcs- hoff ten spijt, ook nog wakker worden, misschien. Ofis dit niets voor ons, nuchtere, stijve, Hollandsche auteurs? Zullen we liever de zolders laten kraken?, Waarom ook niet? Voor ons is het schrijven ook maar een bij baantje! P. v. E. Leer om leer Naast Alphonse Karr, een beroemd Franscr schrijver, woonde een Italiaansche graaf, die een prachtige bibliotheek bezat. Karr liet hem eens vragen, of hij een van zijn boeken mocht ter leen hebben. De graaf antwoord de, dat hij geen van zijn boeken uit huis gaf, maar dat hij monsieur Karr met .genoegen vrijheid gaf, een heelen dag in zijn bibliotheek te komen lezen. Eenigcn tijd later had de graaf een tuingieter noodig en vroeg dien aan zijn buurman ter leen. Alphonse Karr liet antwoorden: „Ik geef geen gieter uit huis, maar als mijnheer de graaf een heelen dag bij mij wil komen gieten dan met genoegen!" 302 De kapotte ruiten door G. Mulder (Vervolg.) ,,Hé néé meester!", roepen de mensjes. En de jongens schreeuwen: „Hoera!" „Er om lotien?' vraagt meester. Dat vinden ze goed. De moester neemt een lucifer, breekt het, houdt het stijf tusschen duim en vingers en nu moet Pieko trekken voor de meisjes. Wat overblijft is voor die jongens. Wie 't langste stokje heeft mag 's avonds bij moester aan huis komen. Pioke trekt: 't langsteDe jongens brommen op hun manier, maar de meisjes hebben schik. Samen zingen ze, de meester dankt en de meisjes gaan naar huis. De meester praat nog 'n poosje met die jongens. II. Om half zeven 's avonds komen die meisjes bij de meester aan huis. Ze zijn met hun vieren. In hun klas waren meer jongens dan meisjes, en 't was maar een kleine klas. De meisjes zijn netjes gekleedKun je be grijpen! Naar mevrouw op visite! Picke, altijd de voorste, belt De meester doet zelf open. „Hal", roept hij, „daar zijn die dames al. Kom binnen, kom binnen! Vrouw, hier is je visite „Zoo meisjes!" zegt mevrouw, „dat vind ik heel fijn hoor dat jullie 's komt. Wacht eens... o, dat is Picke hé? Dag Pieke. En dat is Gerrie, is 't niet? Dag Gorrie". Ger krijgt ook 'n hand. Dan volgen Uil en Sjoukje. Ze komen in de kamer en gaan zitten. En terwijl de meester nog 's aan z'n vrouw ver telt hoe het toch komt, dat de meisjes vanavond hier zijn en niet de jongensziet Pieke 'n paar broodkruoniels bij «en tafelpoot liggen en Hils oog ontdekt direct 'n mooi vaasje op hie/t buffet. Sjouke lacht iets verlegen om meesters uiteenzetting on Gerrio vindt de blouse van me vrouw kr>ig. „Nu krijgen de dames zeker wel 'n kopje thee, hè vrouw? Ze hebben nu acht lange jaren zóó hard gewerkt, zóóveel moeten leeren, me dunkt, dat hebben ze wel verdiend". „Als jij dat zegt, dan zal 't wel zoo zijn Er wordt gebeld. „Zal ik maar even gaan vrouw, dan kan jij tlhee schenken „Ja, dat 's good Do meester gaat naar de voordeur en doet open... „Voor de damesviaite!" roept hij, en komt bin nen met !n groote ronde gebak trommel, diie vrij zwaar is Wat hadden die jongens gedaan? Ze hadden natuurlijk geweldig tegen die mees ter opgeschept wat ze wel zouden wordien. En toen uit schoolhadden ze even samen ge smoesd waar zc vanavond de meisjes, die bij de meester op visite zouden gaan wel mee konden verrassen „Ik weet wat!" had de neef vatn Hil geroepen. Hil was de eenige dochter van de bakker van 't dorp en haar neef was veel bij de knechts im de bakkerij. Ook deed neef wel boodschappen. En wat dood diie aap uu?Hij vroeg aan de knoohts of hij 'n gebak trommel gebruiken mooht. «A's je in maar weer terugbrengt, dan wel zeiden de knechts Met de trommel op z'n hoofd liep hij naar z'n kameraden. Met elkaar gingen ze achter een boerderij bij oen hoop grond zitten. Daar gebeurde wat Natuurlijk moest „neef" de trommel bezorgen bij de moester aan huis. Dat was ook niets eng dat gebeurde wel moor „Laat mij dan maar 's kijken. Hier is de thee. Alsjeblieft Pieke!" „Dank u wel, mevrouw". „Alsjeblieft Gerrie" Alle vier krijgen thee „En hier is jou thee man. Ik zet het maar neerga nu toch zittenl" „Ik moet eerstT* „Foei, wat ben je nieuwsgierig, 'k Had anders een koekje voor de meisjes gekocht, maar nu zullen we toch eens zien wat er in die trommel wel mag zittenAls je niet gaat zitten man, dan doe 'k hem niet open hoorl" vermaande mevrouw.... „Eerst kijken!" „Als je zoo doorgaat vanavond kom je in de hoek terecht, begrepen?" Sjouke lachte uitbundig, de andere meisjes eventjes, maar Pieke vond dat meester thuis lang niet deed zoo 't hoorde. Rets! Mevrouw trok het deksel open. „0!" roept zo. „Ik dacht al „Ha, ha. ha! Ila-ha-ha-ha!" lacht de meester en slaat met de handen tegen z'n knieën en springt van plezier als een jongen. „Kijk toch eens meisjes! Kijk!"roëpt hij. En ze kijken, de meisjes 'n Groene graszode, met 'n paar madeliefjes op randje en in de midden een nest met paasch- eieren vanklei „Prachtig is 't ie! Mooi!" roept meester. „Wie zou dat hebben gedaan?" vraagt mevrouw „Die jongens natuurlijk!" zegt Pieke en ze vindt, dat die hen altijd belachelijk maken. ,,'k Vind 't niks fijn, die grap"zegt Gerrie en ze haalt er de neus voor op. „Hoe krijgen ze 't geprakkiseerd", zegt Hil. Sjouke lacht er hartelijk om en zou niets liever doen, dan direct naar buiten gaan en de jongens vertellen, dat 't goed gelukt was. (Wordt vervolgd) WIST JE DAT Een vroom Geleerde Jan Swammerdam (1637 1680) Wij spreken graag van onze .gouden eeuw" en we weten, dat Holland in dien tijd groot was Rebus een wereldmacht. Do gebieders der beschaafde wereld woonden niet in pal.i-en, over verschil lende landen verspreid, maar in de grootsche wo ningen waar an er nog vele bewaard zijn geble ven aan de Amsterdamsche Keizers-, Heeren- en Prinsengracht. Maar nog grootcr dan onze handels- en zeemacht was, wat ons land op geestelijk gebied voortbracht Holland had dichters als Vondel en Breero schil ders als Rembrandt, Hals en Vermeer, een denker als Spinoza, geleerden als Christiaan Huygens, Leeuwenhoek en Swammerdam. De meeste van die namen zijn bekend genoeg. Maar het is beter, als we nog iets méér dan die namen alleen ken nen. Daarom wil ik jullie van enkelen eens iets vertellen. Het eerst van Jan Swammerdam, een der grootste natuurkundigen die de geschiedenis kent. Jan Swammerdam werd in 1637 te Amsterdam geboren 'als de zooi. van een Apotlieker. Men zegt wel eens: „de appel valt niet ver ven de stam." Dat was hier bet geval. Vader Swammerdam hielu veel van de natuur, hij bezat een verzameling planten, insecten, kristallen enz die de bewonde ring van alle geleerden opwekte. Zoo vond de al spoedig in den zoon opwakende liefde tot natuur onderzoek in het ouderlijk huis een vruchtbaren bodem. Wat sal .Tan genoten hebben van al het wonderlijke en belangwekkende, dat er in zijn vaders verzameling te zien viel! Jan was een ernstige jongen. Zijn vader wilde hem predikant laten worden, „dog nij overwegende de gewigtighcid van dit ampt, en zijn gemoed ern stig ondersoeckende, besloot, dat hij soude onmach tig zijn tot dese last" Zijn vader stond hem dan ook toe, geneeskunde te studeeren. Na twee jaar, dus zeer spoedig, was hij candidaat in de geneeskunde en deed hij reeds een ontdekking aangaande de bloedsomloop. In Leiden raakte hij bevriend met den Decnschen na tuurkundige Steno, en spoedig daarna, op een reis naar Frankrijk, leert hij den Franschen gezant Thevenot kennen. Ten huize van Thevenot kwa men vele geleerden bijeen, en het gebeurde wel dat in een heftig twistgesprek allen plotseling zwegen en luisterden, als Swammerdam een paar „kleine dierkens" ontleedde. Zoo overwon hij dan „de kakclarij der snappers, door zijn stomme konst." Want zooals al dadelijk bleek, Swammerdam was een geniaal anatoom (ontleedkundige). Weer in Amsterdam terug, onderzocht hij het zenuwstel en wordt hij, na zijn beroemde verhan deling over de ademhaling, in 1667 tot doctor ge promoveerd. Hij was toen dertig jaar. Op dien leeftijd begon hij aan de kwaal te lijden, die zijn geste] onder mijnde en waar hij later aan zou sterven: de derdedaagsche koorts. Zoodra hij van den eersten aanval hersteld was begon hij dieren te ontleden. Hij bereikte daarin, met zeer beperkte middelen, eem ongeëvenaarde vaardigheid. (Wordt vervolgd.) „Kijk 's vrouw, voor de damesvisite!" roept moester nóg eens. Hij brengt de trommel in de kamer en zet die midden op tafel. Dan vraagt hij: „Open maken, vrouw?"... „Man, heb nu even geduld, 'k Moet toch eerst thee schenkcnl" „Tjonge, jionge, jongewat zal dóór wel in zitten?" zegt meester. Ze zijn nu toch ook wel nieuwsgierig de meis jes en kijken van de trommel naar de meester, .van meester naar de trommel „Ga toch zitten man! foei, wat ben je ongedul dig. Je zou toch met de meisjes praten, is t niet?" „Eerst wat uit die trommel hoor!en dan praten we wel es 307.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 10