DE STERRENHEMEL DE NEDERLANDSCHE VLAG DE GEBOORTE VAN EEN MODERNE STAAT Hemelgewelf boven den noordelijken horizon. De sterrenhemel vertoont zich als een1 koepelvormig gewelf, waaraan de sterren evenwel niet stilstaan maar, evenals de zon en de maan, aan den Oostelijken horizon opkomen en in het Westen ondergaan. Een uitzondering maken, wat dit laatste betreft, hierop de circumpolainsterren (op het Noord kaartje binnen de gebogen lijn) welke op onze breedte niet ondergaan maar boven den horizon, volledige cirkels rond de pool beschrijven. De Sterrenkaartjes De kaartjes stellen elk het hajlve hemel gewelf vpor, boven den Noordelijken en den Zuidelijken horizon, in den stand van 1 Oc tober 's avonds te 9 uur (10 uur zomertijd) en midden October te 8 uur. Het Noorden vindt men gemakkelijk door te letten op de Poolster, welke deel uit maakt van het sterrenbeeld de Kleine Beer. De Sterrenbeelden De Groote Beer, een der grootste sterren beelden, staat laag boven den horizon. In het N.W. gaat Boötes met de heldere ster Arcturus onder. In het Oosten komen de Stier, met de roo- de ster Aldebaran, en het Zevengesternte op. Iets hooger staat de Wagenman met de heldere Capella. Aan den Zuidelijken hemel valt het vier kant van Pegasus op, waarvan de ster in den linkerbovenhoek, echter behoort tot An dromeda, het sterrenbeeld waartoe ook de beroemde Andromeda-nevel behoort Het sterrenbeeld de Visschen, dat geen enkele heldere ster rijk is, bevat thans het Lente punt, de plaats der zon op 21 Maart Hoog a^n den hemel staat de Zwaan, welk ster renbeeld met den Arend en den Schutter den loop van het schitterendst gedeelte van den Melkweg aangeeft. Hoog in het Westen zien we nog de Lier met de heldere witte ster Wega. De overigens weinig opvallende Steenbok trekt thans de aandacht door de aanwezigheid van de planeet Satumus. De Zon en de Maan De zon treedt 23 September in het teeken Weegschaal, waarmede officieel de Herfst begint De maan staat in het eerste kwartier van 26 September in den Schutter, de volle maan van 3 October in de Visschen en het laatste kwartier van 11 October in de Tweelingen. De planeten De planeten, die voor waarnemingen in aanmerking komen zijn: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Satumus. Mercurius is niet zichtbaar. Venus wordt langzaam aan een schit terende avondster. De planeet, die midden October ongeveer anderhalf uur na de zon ondergaat, passeert 14 October rechtloopend Mars, in den Schorpioen. Mars eveneens rechtloopend in den Schorpioen, trekt door geringe helderheid weinig de aandacht Jupiter is 27 September in samenstand met de zon en dus niet zichtbaar. Saturnus, in den Steenbok, gaat begin October ongeveer te middernacht onder. De witte vlek, begin Augustus op de planeet ontdekt, is, indien nog bestaande, alleen door tamelijk grooten kijker te zien. Hoe dan ook, die kleur werd gebruikt en willekeurig toegepast in oranje vlaggen, oranje-wit-blauwe vlaggen van 3, 6, 9 en zelfs 12 banen of gegeerde vlaggen. Na de afzwering van Philips bleef dit zoo tot 1630 en hoewel niet speciaal vastgesteld, kan men aannemen, dat het oranje-wit-blauw gedurende dien tijd een nationale vlag ge weest is. In 1630 komt voor het eerst ook een rood-wit-blauwe vlag als zoodanig voor en nu volgt een tijdperk, waarin beide vlag gen op denzelfden voet en door elkaar in gebruik zijn. De rood-wit-blauwe vlag werd evenals de oranje-wit-blauwe vlag, en zelfs met meer recht ook de Prinsenvlag ge noemd. Na 1664 komt nooit meer de oranje- wit-blauwe vlag als natievlag voor. Derede nen waarom het oranje door rood vervan gen werd, zijn niet duidelijk uit te maken, het ging geleidelijk en werd nooit officieel geordonneerd; staatkundige redenen zijn het echter niet geweest, daar in het stad- houderlooze tijdperk wel degelijk ook offi ciéél de oranje-wit-blauwe vlag werd ge bruikt en onder de stadhouders ook de rood- wit-blauwe. En wat den naam betreft, werd ook officiéél zoowel de oranje-wit-blauwe als de rood-wit-blauwe, de Prinsenvlag ge noemd en deze beiden na 1652 de Staten- vlag. De eigenlijke Statenvlag, die tot 1639 als vlag van de Staten-Generaal of van de Vereenigde Nedeidanden officiéél werd vast gesteld, werd nooit als natievlag gevoerd, zij bleef tot den ondergang der republiek bij bizondere gelegenheden en niet als natie vlag in gebruik. De kleuren waren eerst geel met rooden leeuw, blauw zwaard en pijlen, later rood met leeuw van geel, wit zwaard en pijlen met blauwe punten. Sedert 1664 bleef de rood-wit-blauwe vlag uitsluitend de natievlag van de republiek. Da Bataafsche republiek maakte in 1795 een kleine toevoeging in het rood voor de oorlogsschepen. Koning Lodewijk bepaalde wettelijk de rood-wit-blauwe vlag tot Ko ninklijke Nederlandsche vlag. Na de inlij ving bij Frankrijk nam Koning Willem I die vlag weer over en bleef zij tot heden als eenige erkende nationale vlag van het Ko ninkrijk bestaan. Hoewel dus thans geen speciaal Ko- Hemélgewelf boven den Zuidelijken horizon. Nu opeens weer een vereeniging is opge doken om het in dezen tijd ontwaakte natio nale sentiment te gebruiken om propagan da te maken voor oranje-wit-blauw als kleu ren onzer nationale vlag, kan het nuttig zijn het onderscheid tusschen nationale vlag en Princevlag uiteen te zetten. Het orgaan van de Kon. Vereen. „Onze Vloot" doet dit in een duidelijk en gedocu menteerd artikel, dat we gaarne onder de aandacht ook van onze lezers brengen. We lezen dan het volgende: Bij de verschillende vlaggen dient men een onderscheid te maken tusschen natio nale of natievlnggen en vlaggen, die een kenteeken aangeven van gezindheid, van een vereeniging, van saamhoorigheid, enz. Onze driekleur, het rood-wit-blauw is een natievlag, terwijl wij het oranje-wit-blauw als een teeken van gezindheid i.e. voor den Prins uit het Huis van Oranje beschouwen Uit het walgende za'l dit blijken. De natievlag geeft aan wie de beschermer is van schip, troep, stad of land. Zij is altijd de voornaamste vlag en is afkomstig van de vlaggen en banieren van de souvereine vorsten of van den staat Zij is dan ook altijd in de kleuren van den vorst overeen komende met de kleuren van zijn wapen. Tijdens de regeering van Karei V en Philips II voerden de schepen dan ook als voornaamste vlag, de Boergondische, wit met rood Bourgondisch kruis. Naast deze vlaggen had elke stad, elk gewest en elke heerlijkheid -weer een andere vlag. Vaste regels voor deze vlaggen bestonden er niet. Het was toen reeds lang de gewoonte, dat de admiraal zijn persoonlijke vlag in de kleuren van zijn wapen op de onder hem staande vloot voerde, echter nooit als natie vlag. Steeds werd voor de natievlag de vlag van den vorst gebruikt en de vlag van den admiraal in top. Met recht kon dus de Prins zijn kleuren als admiraal laten voe ren, wat hij misschien te La Rochello deed. Die kleuren moesten toen zeker rood-wit- blauw geweest zijn; de Prins zal zelf wel geen oranje hebben aangegeven en vóór de afzwering van Philips zal hij zeker niet diens natievlag hebben vervangen. (Den Conick van Hispaengiën heb ick altijt ghe- eert). Toen de opstand tegen Spanje begon, werd voor het eerst op de schepen de vlag geheschen van den Prins van Oranje, den Admiraal-Generaal der Geünieerde Neder landen. Deze vlag had rood-wit-blauw ten zijn in de kleuren van den Prins, want het stamwapen van Oranje is een rood ge snoerde, met zilver "(wit) beslagen, blauwe jachthoorn op een gouden schild. Om de gehechtheid aan den Prins te toonen, werd echter het rood gewijzigd in oranje, het geen ongetwijfeld zijn oorzaak vindt in de omstandigheid, dat de naam van den Prins aan een kleur doet denken. De kleur oranje 'heeft echter hoegenaamd niets te maken met den naam van het Prinsdom Als de Duinkerker kapers een Hollandsch schip veroverden, heschen zij op dat schip de omgekeerd, dus de oranjebaan onder. Ont moetten de onzen echter zulk een kaper met zijn buitgemaakt schip, dan oischten zij het weder op onder de kreet „Oranje boven". Bij het invoeren van de oranje-wit-blauwe vlag werd zooals reeds is opgemerkt een fout gemaakt, zoowel heraldisch als histo risch, door oranje in plaats van rood te ne men, hetgeen niet te verwonderen is, daar geen autoriteit de vlaggen vaststelde, ieder naar eigen inzicht en gevoelen te werk ging en er nog geen Nederlandsche Staat stond. ninklijk Besluit bestaat, waarbij onze vlag' vastgestel, volgt uit het bovenstaande, dat onzo vlag officieel wordt erkend. Dit blijkt ook uit het feit, dat die vlag op onze oorlogs- en koopvaardijschepen als natie vlag wordt geheschen en als zoodanig in vreemde wordt erkend. Ook wappert die vlag op nationale feestdagen van rijks- en gemeentegebouwen. Indien men alsnog een nationale vlag voor het Koninkrijk der Nederlanden moest vast stellen, dan zou men dus de keuze moeten doen tusschen oranje-wit-blauw en rood- wit-blauw, waarbij de volgende overwegin gen gelden: De oranje-wit-blauwe vlag. Deze was ge durende den opstand een teeken van ge zindheid, dat willekeurig gebruikt werd, af wisselend met oranje vlaggen of in ver schillende vormen. Na den vrede van Mun ster, toen Nederland een erkende mogend heid werd, werd zij korten tijd als natievlag dezer staten gebruikt, waarbij echter even eens de rood-wit-blauwe vlag werd bedoeld en gevoerd. Na 16 jaren reeds (16481664) verdAveen zij geheel en werd alleen de rood-wit- blauwe gebruikt De kleuren oranje-wit-blauw zijn niet c kleuren van het Huis van Oranje-Nassau. De oranje-wit-blauwe kleuren zijn in het gebruik, vooral ter zee, onpractisch. De rood-wit-blauwe vlag werd reeds in 1630 als natievlag gebruikt, was na den vre de van Munster naast de oranje-wit-blauwe vlag de nationale vlag van den staat en 166-4 uitsluitend die vlag. Zij bleef dit durende ons glorietijdperk, is over de heele wereld als zoodanig bekend, verviel zelfs niet geheel gedurende de inlijving bij Frankrijk (Decima) en werd door Koning Willem I weer hersteld en tot nu toe voerd. Rood-Avit-blauw zijn kleuren van het Huis van Oranje-Nassau en in de praktijk goed bruikbaar. Er is echter geen sprake van een keuze, het bovenstaande dient alleen om zeer in het kort eenig begrip te geven van de be- teekenis en geschiedenis van de Nederland sche vlag. LEVEN EN WERK VAN MOESTAFA KEMAL PASJA De ondergang van 't huls Osman De November-nacht ligt over Yildiz-Kiosk, dat „Sterrentent" beteekent. Geen licht straal dringt uit het gebouw naar buiten. Dienaren bewegen zich over de binnen plaatsen en dragen lasten weg door een kleinen zij-ingang van het paleis van den sultan. In dit paleis, in een klein vertrek, zit een gebogen grijsaard; stil en ap&tisch staart hij voor zich heen. Slechts de magere gele vingers zijn voortdurend in beweging, spelen met de roode tespi, met de kogeltjes van den Mohammedaanschen gebedsketen. Naast hem zit een jonge vrouw, knap en verveeld Newsad is haar naam. In een hoek staat een jongeman, aan één stuk door sigaretten rookend; nu en dan verlaat hij het vertrek, om spoedig terug te keeren, rookend „Welnu, Ertogrul?" „Bij het aanbreken van den dag..." En opnieuw zwijgen de drie; de stilte wordt alleen verbroken door het rinkelen van de tesni in de handen van den grijs aard, die in diep gepeins verzonken is. Als nu eerst de dag maar aangebroken is, als het leven er maar veilig is afgebracht, al is ook alles verloren. Alles paleis, hoofdstad, land, volk en sultanaat Sulta naat? Hij is immers reeds geen sultan meer, geen padisja; slechts het kalifaat, de geeste lijke waardigheid hebben de opstandelingen te Angora hem gelaten en tegelijk heb ben zij tegen Allah's vertegemvoordiger op aarde een aanklacht wegens hoogverraad ingediend. Zij hebben het plan, hem voor een speciaal gerecht te brengen. En dat be teekent een doodvonnis Met inspanning onderdrukt de oude man een al te heltig sidderen van de handen. Nu, hij heeft zijn maatregelen genomen; hij staat onder de bescherming van het mach tige Britsche Rijk. In de haven wacht een barkas, die hem naar het Engelsche oorlog schip „Malaya" zal brongen. Kwam de dag maar snell Alles mogen zij van hem nemen maar het leven wil hij behouden Wat was dat? Heeft iemand geroepen? Kwam die stem van buiten of steeg ze op uit zijn beangstigde borst? „Maghroelanmal Padisjahi serden boeyoek Allah war!" De grijsaard buigt het hoofd. Het was een herinnering, de traditioneele roep, waarmee men ook hem bij zijn kroning begroette: „Wordt niet hoogmoedig, o Padisja! Allah is grooter dan gijl" Allah is grooterAllah heeft gewild, dat, na een heerschappij van zeven eeuwen, het trotsche huis Osman voor goed is onder gegaan. Osman de Eerste, zoo heette de stamvader, die het Huis zijn naam heeft gegeven, de eerste, die den titel van Sultan droeg en die den bijnaam „El Gasi" de over winnaar, verwierf. De lippen van den grijs aard beginnen met koortsachtige snelheid te bewegen; zijn het vloeken, die hij uit spreekt, of gebeden? Dat woord „El Gasi" herhaalt hij telkens weer: voor da moede, treurige oogen van den oude duikt een ge laat op: gebruind, strak, onverbiddelijk. Dat is hij, de generaal daar in Angora, aan wien de zoogenaamde Nationale Vergadering dic tatoriale macht heeft opgedragen; dat is de rebel, die den sultan en zijn huis heeft ten val gebracht, die niet alleen in Anatolië, maar in het geheele rijk den naam „El Gasi" den eerenaam der Sultans, heeft gekregen. Dat is Kemal Moestafa Pasja, die het waagt, geheel Euiopa weerstand te bieden, die uit ruinen een nieuwen staat wil opbouwen. Hij heeft den grijsaard den genadeslag ge geven; hij heeft de Nationale Vergadering gedwongen het Kalifaat los te maken van het sultanaat, en den vroegeren sultan wegens hoogverraad aan te klagen. Hoe heeft de vermetele in de beslissende bijeen komst van de Vergadering niet geschreeuwd! „De souvereiniteit wordt niet overgedragen, veroverd. Vroeger heeft het huis Os man haar veroverd, thans de natiel" De huichelaar! Wat beteekent dat, de natie? Voor zichzelf eischt Kemal Pasja alle macht op. Heden dictator morgen sultan. Is hetzelfde nog niet eens voorgekomen, in Europa, in Frankrijk? Toen was het Napoleon. Nu is het Moestafa Kemal De rechterhand strekt zich tastend uit naar Newsad, die voor eenige jaren nog niets meer was dan de knappe dochter een tuinier daarna de lievelingsvrouw van den padisja. Maar de vrouw ontwijkt de zoekende hand. Verlaten hem dan allen? Ook zij? Wat blijft hem danover? Het leven, het gewichtigste! Leven! Voortaan onder Britsche bescherming. Het zij zoo. Allah's wil op aarde; godsdienst, leven en staat waren nog een ondeelbare eenheid. De vader A-an den jongen Moestafa was ambtenaar bij de haven-douane maar een van de weinige verlichte geesten, die reeds toen streefden naar een hervorming van den verouderden staatsvorm. Zijn politieke meening was een der redenen, waarom hij zijn ambtenaars loopbaan opgaf en een kleinen houthandel begon. Hij ging echter failliet en overleed kort daarna. Zijn vrouw, Zoebeide Hanoem, van wie Moestafa altijd zeer veel heeft ge houden, bleef zonder middelen achter; Moes tafa werd ondergebracht bij een oom, een kleinen boer in het dorp Lagasan. Nadat hij een tijdlang een soort lagere school naar Europeesch voorbeeld had ge\rolgd, werktc- hij op het land en in de stal. Op 11-jarigen leeftijd deed hij zijn intrede in een middel bare school te Saloniki, maar langer dan een jaar hield hij het daar niet uit Toen hij op zekeren dag op school een pak slaag van den leeraar had opgeloopen, verklaarde bij thuis vastbesloten: „Daar ga ik nooit Aveer heen!" En hij ging er ook niet meer heen. Het plan was nu in hem opgekomen, later offi cier te worden. De officiersloopbaan zou echter voor hem afgesloten zijn gebleven, als niet een vriend van zijn vader hem zou hebben geholpen aan een plaats op de mili taire school te Saloniki. De leerlingen van een dergelijke instelling stonden onmiddel lijk onder toezicht vam den padisja; zij be hoefden maar iets uit te halen, dat dien heerscher niet aanstond, om hun militaire loopbaan te bederven. Ze hadden alleen nog de mogelijkheid, als gemeen soldaat in het leger te komen. Moestafa was een goed leerling, vooral ln De dag brak aan. Tegen het einde van November 1922 vluchtte de laatste sultan, Wahededdin, opvolger van Mohammed V. na eerst vier jaren tevoren als reeds oud man den Tuxkschen troon te hebben beste gen, uit Yildiz-Kiosk, Hij bereikte de wach tende barkas en het Engelsche oorlogschip „Malaya", zonder dat zijn vlucht werd op gemerkt. Dat was de ondergang van het huis Os man en van het Turksche sultanaat Einde lijk was de weg vrij voor de vorming van een nieuwen Turkschen staat; één van de moeilijkste staatsrechtelijke opgaven, die de nieuwe geschiedenis kent, Avas hier opge lost; de opbouAv van een nationalen een heidsstaat uit de puinhoopen van een in eengestorte absolute monarchie. De laatste sultan vond oorspronkelijk on derdak op Malta, zocht daarna tevergeefs hulp en bescherming bij koning Hussein te Mekka en stierf weinige jaren later te San Remo.. De val van het huis Osman ls een mijl paal op den ontwikkelingsweg van den mo dernen staat als hoedanig wij het Turkije van heden hebben te zien. Het heele Oosten dat gedurende de geheele negentiende eeuw en in het begin van de twintigste vaak een belangrijke rol speelde in Europa's geschie denis, is daarmee verdwenen. Het begrip „Oosten" heeft een andere gedaante gekre gen. De geboorte van dezen nieuwen staat is een gewichtig stuk geschiedenis uit het naaste verleden, dat echter nog zeer weinig bekend is. Dat stuk geschiedenis zou er niet zijn zonder dien eenen naam, zonder den „Gasi" Moestafa Kemal de beroemde fi guur, van Avien men toch zoo weinig weet Wie is deze man? Wat was en is zijn werk? De beantwoording van die vragen hebben A\'e ons in deze artikelen-serie tot taak steld. De jeugd van een dictator De latere generaal, rebel, hervormer dictator is in het jaar 1880 in de Turksche AAijk A-an Saloniki geboren. In dien tijd scheen het fundament van het OsmaanscEe Rijk nog onverzwakt. De padisja Abdoel Hamid was Allah's gezalfde stadhouder de wiskunde was hij zijn kameraden spoe dig ver vooruit In deze dagen kreeg hij den naam, die later over de geheele wereld be roemd zou worden. Zijn \Aiskunde-leeraar, die eArenals hij, Moestafa heette, zeide op zekeren dag tot hem: „Er moet toch een verschil tusschen ons zijn. Voortaan zullen we jou daarom Kemal noemen". De jongen bloosde van genoegen Kemal, dat betee kent: de „voortreffelijke". Moestafa de voor treffelijke schoot snel op; van Saloniki kwam hij op een hoogere krijgsschool te Monastir, en daarna deed hij zijn intrede in de militaire Akademie te Konstantinopel. Hij was toen vaandrig, werd spoedig opge nomen in de klasse van den generalen staf, waardoor hij het recht kreeg, zonder te voren dienst te hebben gedaan, als kapitein bij het leger te worden ingelijfd. Maar Moestafa had thans ook een zelfstandigen kijk op de zaken gekregen; hij wist af A-an de geheimzinnige beweging der „Jong-Tur- ken", hij moest kiezen en koos Averd samenzweerder tegen den bestaanden staats vorm. Daarmee had hij den eersten stap gedaan op den weg, die leidde naar een doel, waar- ran hij zelf nog maar een vage A-oors tel ling had: schepper worden van een nieuwen staat J Moestafa als rebel In het achterzaaltje van een klein café, dicht bij de Galatabrug, zit een aantal jonge pfficieren, leerlingen van de Militaire Aca- jdemie, wachtend bijeen. Binnenkort zullen :ij als kapiteins in het leger worden opge- ïomen. „Eigenlijk had Fethi Bey al lang hier tnoeten zijn", sprak een der officieren. „Ik tveet niet, maar vertrouAVien jullie hem krel? Wat zeg jij er van, Moestafa Kemal Moestafa haalde de schouders op. „In ieder geval pleit één ding voor hemt Ijij is uit het leger weggestuurd! Het is dua heel begrijpelijk, dat hij wat voor ons voelt. Bovendien zou hij toch een nieuw aanhan ger meebrengen. Misschien is hij nog bezig cjien op de hoogte te brengen; hij zal wel Op dat oogenblik wordt gerucht in de ahngrenzende vertrekken gehoord. „Daar zal hij zijn". De officieren staan op! Fethi Bey treedt binnen, achter hem de „nieuwe aanhanger''. De oogen monsteren hem. Dan plotseling uitroepen van schrik en A'erontwaardiging. De „nieuwe aanhanger" ontpopt zich als de welbekende adjudant Ismail Pasja, da strenge en gevreesde inspecteur der mili taire opleidingsinstituten. Hij heeft onmid dellijk voor gendarmerie gezorgd; tegen stand is nutteloos. De jonge officieren wor- den gearresteerd, naar de gevangenis over* gebracht en daar in aparte cellen opgebor genvaarwel, carrièrel Wat was er gebeurd? De onvoorzichtige officieren hadden zich laten aansteken door de „Jong-Turken epidemie", die door het heele rijk om zich heen greep. De Jong- Turken hadden een geheel nieuw element gebracht in de mentaliteit van him volk, 't element „vaderland". Het oude rijk ver keerde ln staat van ontbinding. Grieken, Roemenen, Serviërs en Bulgaren hadden zich losgemaakt van de Turksche heer- schappij. De Jong-Turken oordeelden, dat 'i absolutisme niet meer paste ln den tijd, dat van dat absolutisme geen kracht meer uit ging. Een nieuw staatsgebouw moest Avor- den opgericht, naar het voorbeeld der Wea- tersche democratie. Dat alleen zou een Avaar- borg zijn voor het heil en de veiligheid van het vaderland. Dergelijke gevaarlijke denk beelden hadden de jonge officieren aange nomen; zij hadden een geheimen bond ge sticht, die zich een revolutie in het leger ten doel stelde, gericht tegen het absolutisme \-an sultan Abdoel Hamid. Dat beteekenda niets minder dan hoogverraad! Nu mochten zij in hun cellen nadenken over hun plich ten jegens den padisja Hier manifesteerde zich de tegenstelling, die in de volgende Jaren der Turksche ge- schiedenis een beslissende rol zou spelen: aan de eene zijde het denkbeeld van den Islam als eenheidsfactor, aan de andere zijde het begrip „vaderland". De jonge officieren dachten In hun cellen vele weken na. Maar het vonnis was ver rassend mild: verbanning naar zoo ver mo gelijk A'envijderde garnizoenen. Moestafa Kemal werd naar Damascus gezonden. Da jonge opstandeling werd hier ingedeeld bij een rui ter-regiment, dat te velde trok tegen de oproerige Dm se a Voor het eerst in zijn leven maakte hij een verwoed vuurgevecht mee, maar zelfs dit kon de gedachte aan op- stand niet uit zijn brein verjagen. In het derde legercorps, dat in Macedonië lag. Avaren, naar Moestafa te Aveten kwam, da meeste geestverwanten te vinden. En daar- om poetste hij op zekeren dag de plaat en reisde, verkleed als toerist naar Saloniki» (Wordt vervolgd) Interieur 'der beroemde Aya Sophia te Constan- tinopel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 11