VRfJDAG 6 OCTOBER 1933 DERDE BLAD PAG. 9 Diamanten feest Geuzengesticht HET FEEST IN UTRECHT 't Brïelsche gezin in het Sticht te gast FEESTMAALTIJD EN EERE-AVOND Dat was oen aantrekkelijke gedachte, welke heeren regenten van het Geuzenge sticht Wilhelmus van Nassauen hadden uit gewerkt, dat ze hun Brielsche cn Utrecht- sche gezin eens bij elkaar wilden hebben. Gistermorgen in de vroegte vertrokken twee. regenten naar den Briel en met een tou ringcar werden vader en moeder Hilde- brand afgehaald en met de weezen naar Utrecht gebracht. Het was een mooie, tocht, een goed begin van een prettigen dag. Vader en moeder Huisstede hadden in Utrecht alles van tevoren gereed gemaakt om de vele gasten te ontvangen. Daar was gezorgd en gewerkt, dagenlang, om zooveel visite goed te kunnen ontvangen. In do ruime benedenzalen stond de lange disch gereed, waaraan zich na ecnig oponthoud in den mooien tuin, waartoe het schoone herfstweer zoo uitstekende gelegenheid bood, de tachtig gaston aanzaten. Het was een schitterend gezicht, alle weezen, de vaders en moeders en de regenten te zien aanzit ten. Een feestmaaltijd is iets aparts, maar het aantrekkelijke was hier, dat alles in het eigen huis was gereedgemaakt, zoodat daar mee bewezen werd dat vader en moeder Huisstede voor geen klein gerucht ver vaard ziin Er heerschte een genoeglijke stemming. Er is goed gegeten en goed gesproken, vriendelijke woorden ziin gericht door de regenten Ds. v. d. Vliet en den heer Windig tot de huisvaders en moeders, en tot de jongens en meisjes, die in de beide tehuizen verzorgd worden. Menige kwink slag werd ten beste gegeven en er is braaf gelachen en geapplaudisseerd, dan voor den •en en dan voor den ander. Het Wilhelmus werd gezongen, nadat een telceram van H. M. de Koningin was voorgelezen. Spe ciaal werd een woord gewijd aan mej. Ko Verhoef, die veertig jaar in het tehuis in 'den Briel verzorgd werd: ze kwam er al» meisje van zeven jaar en bleef het huis en de wezen trouw en is nu een zeer gewaar deerde kracht. Aan alle goede dingen komen een eind, ook aan dezen feestdisch, die door Ds. van der Vliet met gebed was geopend, cn door den Brielschen huisvader, den heer Hildu- brand, met dankzegging beëindigd werd Maar het feest was daarmee nog lang niet afeeloopen. Don heelen dag bleef het een blije stemming in het groote huis met zi'Bi vele bewoners aan de Nieuwe Gracht en des avonds culmineerde de vreugde in den feestavond, welke gegpven werd in gebouw De Plompetoren, en waarhij muzikale me dewerking verleend werd door het muziek gezelschap onder leiding van den heer H. Agterberg. Nadat de samenkomst met het staande zingen van het Wilhelmus was aangevan gen. werd gezongen Psalm 103 1, waarna Ds. G. Ver rij, van Hardenhegr, voorgina in gebed. Hierna sprak Ds. G. Ver rij, als president-regent der Geuzenstichting, een korte gedachtenisrede uit. Spr. heette aller eerst alle aanwezigen en afgevaardigden van verschillende corporaties hartelijk welkom. Speciaal heette spr. wethouder Botterweg welkom, die namens den burgemeester aan wezig was. Een woord van dank richtte spr, tot den burgemeester van Utrecht, die zoo welwillend was een woord te schrijven in de „Geuzenbode". Naar aanleiding van deze woorden wees spr. erop dat onze Geu zenstichting bij uitstek Christelijk-nationaal is, waar zij ontstaan is uit de nationale be weging. God de Heere heeft het met de stichting wonderlijk wel gemaakt, ja zoo, dat de stichting uit de Heerenstraat-gekomen is in het prachtige Patriciërshuis op de NieinvegrachL Wanneer we in deze bedruk te tijden terugzien, dan hebben we vele re denen om God te danken en dan moeten we niet nalaten dat jubileum feestelijk te herdenken en daarbij God de cere te geven. Het „Soli Deo Gloria" mag dan wel het be gin, het midden en het einde zijn en we gaan voort op den weg dien God ons wij- Spr. deelde voorts mede, dat verschillende giften tot een bedrag van f 400 waren in gekomen, waaronder één van H. M, de Ko ningin-Moeder en diverse telegrammen, on der meer van H. M. de Koningin, luidende: „Zeer gevoelig voor het telegram Haar toegezonden ter gelegenheid van Uwe fees telijke vergadering draagt H. M. de Ko ningin mij op rpgenten van dc Geuzenstich ting en aanwezigen daarvoor Haar oprech ten dank over te brengen". VAN GEEN, Secretaris der Koningin. Hierna zongen een zestal der kleinste Weezen „Ons Jubileum Wilhelmus". Namens de oud-weezen sprak de heer P. Duermeyer woorden van felicitatie, waarbij spr. aan de Regenton een blijvende herinnering aanbood bestaande uit een klok roet twee schoorsteenpullen. Met ecnige woorden van dank aanvaardde Ds. Verrij het aangeboden geschenk. Hierna sprak Ds. P. Ch. van der Vliet ten eerste over datgene wat in spr.'s ziel omgaat in deze feestdagen. Wanneer spr. de kinderen ziet dan voelt spr. het gemis. De kleinen zijn zich dat niet bewust en dan toonen zoovelen geen medelijden. Groot is het liefdewerk wat voor hen gedaan wordt, Spr. wees voorts op het veel omvattende werk wat door het College van Regenten wordt gedaan. Het kwantum zegen dat God aan deze stichting schonk is niet af te wegen. Als onze kinderen God hun nood mogen klagen en weten dat God hun vader is, dan zijn zij rijke weezen. Onze stichting is een nationale stichting waarom het ons vreugde is dat onze Presi dent-Regent door H. M. de Koningin tot Rid der is geslagen. Spr. wenschte Ds. Verrij ge luk met o'e Koninklijke onderscheiding. Waar in een der bladen stond, dat de Bur gemeester van Brielle Ds. Verrij de ridder orde op de borst spelde, zegt spr. dat zulks niet waar was, doch slechts het lintje daar op bevestigde, daar mag spr. namens het College van Regenten het genoegen hebben Ds. Verrij de ridderorde op de borst te hech ten (daverend applaus). Met eenige hartelijke woorden dankte Ds. Verrij voor de ondervonden hartelijkheid. Namens de Burgemeester van Utrecht sprak wethouder Botter weg enkele woorden en wenschte Regenten, Vader en Weezen geluk met het 60-jarig bestaan der Geuzenstichting. Spr. wees erop en spre kende uit ondervinding zegt hij dat tot de superlatieven der stad Utrecht zeer zeker behoort de Geuzenstichting „Wilhelmus van Nassauen". Spr. hoopte dat Gods zegen bij voortduur op de stichting mag rusten, die voor velen een zegen is. Vervolgens sprak Ds. W. Veder namens den Gereformeerden Kerkeraad eenige woor van gelukwensch, waarna Ds. Verrij wensch uitte, dat de goede verstand houding tusschen het Gemeentebestuur en het Kerkbestuur eenerzijds en de Geuzen stichting anderzijds nog vele jaren mag oortduren. Door de kleinste weezen werden- vervol gens eenige voordrachten gedaan waarvoor deze kleintjes een hartelijk applaus ten deel viel. De heer P. van der Me ij den, Huis regent der Stichting te Brielle, wees er op, dat de nederzetting der Stichting te Utrecht van groote beteekenis is op den grooten zegen die de stichting voor vele weezen is geworden. Spr. schetste dezo tijden waarin het gezinsleven sterk in verval is en waar te midden trotsch staat de Geuzenstichting met open armen kinderen te ontvangen. Gelukkig dat er nog menschen zijn die tijd vinden om de belangen dezer kinderen to behartigen. Spr. dankte allen die op eeni- gerlei wijze hijlp en steun aan de Geuzen stichting verleenen. Ten slotte wenschte spr. Ds. Verrij geluk met de Koninklijke onder scheiding die hij mocht ontvangen. Beslui tende zegt spr.: „Niet ons, o Heere, niet ons, maar Uwe Naam zij eere". Hierna werden door de weezen eenige tableaux voorgesteld, uitbeeldende „Liefde", n.l. a. Proloog; b. hemelsche liefde; c Va derlandsliefde; d. kinderliefde; e. naasten liefde; f. moederliefde; g. huwelijksliefde; h. liefde in rouw; en i. slot-groep. De uit voering dezer tableaux vond plaats met de clamatie en zang. Ds. Verrij sprak een kort slotwoord, waar na Ds. v. d. Vliet in dankzegigng voorging. MIDDERNACHTZENDING Woensdagavond had te Zaandam de aan gekondigde vergadering plaats, uitgaande van de Ned. Middernachtzending Vereeni- ging, waarin de heer J. N. v a n M u n s t e r. uit Arnhem als spreker optrad met het on derwerp: „In dagen van zedelijk verval" Ds. C. J. Wielen ga opende de verga dering op de gebruikelijke wijze en sprak een kort woord, waarin hij deed uitkomen hoe noodig het is dat ons Christenvolk zich meer ernstig rekenschap gaat geven van ia groote zedelijke gevaren van onzen tijd en ook meer belangstelling toont in en steun biedt aan den arbeid der Middernachtzen ding. De heer Van M u n st e r, hierna het woord verkrijgende, herinnerde er aan hoe hij ook vóór 40 jaar, als jonge man, te Zaandam sprak over: „In dagen van zede lijk gevaar", en wel omdat toen de Zaan- damsche gemeenteraad gereed stond een verordening te aanvaarden waarin de pro stitutie zou worden gereglementeerd. Er werd toen in Zaandam een levendige actie gevoerd om dat gevaar te voorkomen, wat helaas niet gelukte, maar het Christenvolk in Zaandam was toch wakker geschud en stond voor de goede zedelijke beginselen od den bres. Dat is ook nu weer noodig, zoo in Zaandam als overal elders in het land, want de gevaren die nu dreigen zijn niet minder groot, ja grooter en ernstiger dan voor 40 jaar. Spr. vestigde de aandacht op de littera tuur, liet brutaal optreden van de voorstan ders van het N. Malthusianisme, homo- sexualiteit enz. en illustreerde zijn betoog met vele droeve ervaringen, tengevolge van al deze zedelijke gevaren waarmede zijn arbeid voor de Middernachtzending hem telkens in aanraking brengt. Spr. besloot met een krachtige opwekking om nu vooral wakker, waakzaam en rein te zijn en de EEN BOEK OVER C0L1JN Levensschets van Dr. H. Colijn, door Dr. J. C. Rullmann „Nu ga ik naar Indië als getuige van Christus" Men zegt wel eens, dat een biographie niet geschreven moet worden nog tijdens het leven van den persoon. Dit mag in het algemeen genomen waar zijn, doch voor be langrijke personen, personen die zoo'n plaats innemen in de Staat of in de Maatschappij, dat iedereen naar hen ziet, dat ieder gaarne nadere bijzonderheden over hun persoon lijkheid en leven wil weten wordt meer malen een uitsondering gemaakt. Gelukkig ook. Er weven zich om het vroe ger en ook om het tegenwoordig leven van den persoon vaak allerlei min of meer fan- taseerende verhalen en velen hunkeren om vel eens de waarheid te weten. Men- schelijke nieuwsgierigheid, ons allen dus eigen, wil gaarne iets weten uit dc jeugd, uit het opgroeien, uit den levensloop van hen wier namen, dag aan dag genoemd worden. Men wil trachten hen te begrijpen, z. te begrijpen hoe het komt, dat ze zoo vooraan komen te staan. Dat zal niet vaak gelukken: genieën ont wikkelen zich niet als zoodanig, worden niet gevormd, zo worden geschapen door God, die ze soms geleidelijk, soms plotseling te voorschijn laat tre(fen om hun invloed ten goede, soms ook ten kwade op de men schen te laten inwerken. Begrijpelijk is het dus dat van grooten in den lande reeds tijdens hun leven biogra- phieën verschenen. Zoo van Kuvper, van Lohman. van Bronsveld, van de Visser en Nationale grootheden. Maar ook van Kruger, William Booth. Internationale figu ren naar wie gekeken werd door heel dc wereld. Dus moest wel een biographie verschij- m van Dr. H. Colijn, de groote man, de nationale figuur, die bij de laatst plaats ge had hebbende opening der Staten-Generaal bijna evenveel toegejuicht werd door de enthousiaste menigte als H. M. de Koningin; Br. J. C. RULLMANN maar ook de internationale grootheid, wiens eerste plaatsnemen achter het spreekgestoel te op de bekende wereldconferentie te Lon den, het meest daverende applaus aan de gedelegeerden ontlokte. Daarom deed de uitgeefster goed dit boek uit te geven. En ze deed ook goed Dr. Rull mann voor het schrijven van deze biogra phie aan te zoeken. Want deze heeft ge toond het te kunnen. Biognaphieën schrij ven is niet gemakkelijk, vooral niet als het over personen gaat, die nog in leven zijn, Men komt dan zoo licht tot bewierooken. Dat heeft o. i. de schrijver in dit boek ver meden. En toch heeft hij zoo juist de groote beteekenis van Dr. II. Colijn geschetst. Door de feiten te laten spreken. Het geslacht der Colij'ns Allereerst wordt de afkomst nagegaan. Het blijkt, dat reeds in de 14e eeuw te Delft de naam Colijn bekend is. en wel als een van het regeeringsgeslacht. Ook in Amster dam en in Brabant is de naam Colijn reeds in 1600 bekend en schijnt het een uit Vlaan deren afkomstige familie te zijn. Overal, zoc te Delft, als te Amsterdam ais in het land van Heusden bekleedden de Colijns voor name openbare ambten-. De vader van Dr. Colijn komt uit het land van Heiisden. Hij evenals zijn vrouw Anna Verkuyl zijn kin deren der „scheiding", die met hun ouders naar de toen pas drooggemaakte Haarlem mermeer trokken en daar in 1S68 huwden; uit welk huwelijk 22 Juni 1869 de oudste zoon Hendrikus geboren werd, thans de man, die een wereldnaam heeft, waar staatslieden der wereld naar opkijken. Zijn schoolgaan, zijn lust voor het mili taire leven, de moeite met zijn vader hij verlof kreeg naar Kampen te gaan, zijn leven daar, later te Bergen op Zoom, weer D- COLIJN later nogmaals te Kampen, worden korte lings beschreven, met aardige anecdoten er tusschen door. Ook zijn meer en meer al- keerig worden van het geloof der vaderen wordt geteekend, eenvoudig doch zoo echt geschilderd, zonder opsmuk. Zoo ook het vinden va» licht voor zijn ziel. Kort, duide lijk treffend wordt het gezegd. Als we hier even citeeren mogen, het vol gende: Middernachtzending niet alleen te laten staan in den strijd tegen het zedelijk verval van onze dagen. De heer Hartendorf, secretaris van de Prov. afdeeling sloot hierop de vergade ring met dankgebed. „In Uitwijk bezocht hij de lagere school en toen hij die doorloopen had, bleek hij vol strekt geen zin in het boerenbedrijf te heb ben. Zijn ideaal was, als vrijwilliger dienst te nemen in het leger en dan te Kaïnpen bij het instructiebataljon en den hoofdcursus opgeleid te worden tot officier. „Dat nooit", zei de oude heer. Als de jongen met alle ge weld leeren wilde, moest hij maar „meester" woi'den. Daarom werd hij toen als kweeke- ling bij het hoofd der Christelijke School te Nieuw-Vennep in den kost gedaan. Maar Hein had al evenmin lust in de onderwijzers loopbaan als in het boerenbedrijf en zoo is hij niet de pootige schoolmeester geworden, die hij, zonder eenigen twijfel, had kunnen worden. Eindelijk werd de ouderlijke weerstand ge broken en na veel moeite verkreeg Hein te langen leste verlof naar Kampen te gaan, of schoon zijn vader met een bezwaard hart Jacobs klacht herhaalde: „al deze dingen zijn tegen mij". Een tante uit Haarlem ech ter, een weduwe bij wie een godvreezend officier op kamers woonde, troostte hem met de opmerking: „De Heere heeft overal zijn Volk". Zoo ging Drikus aldus werd Hen drikus Colijn nu voortaan het meest ge noemd dan naar Kampen. In 1892 werd Colijn benoemd tot 2den lui tenant bij het wapen der infanterie van hot Nederlandsch-Indische leger. Want het kal me leven van den Hollandschen militair trok hem niet aan. In dien tijd is er ook twijfel in zijn calvinistische hart gerezen, een innerlijke strijd gestreden, dien zoovelen hebben gevoerd. Op een avond bekende nij zijn vader zijn ongeloof en opstandigheid. Hij was vertwijfeld, omdat hij tegen beter weten in „heenleefde over zijn consciëntie". Toen spande vader het rijtuig in en reed met zijn verloren zoon naar den pastor loei, den waardigen dominee Veltman, een pa triarchale verschijning. In de pastorie tc Haarlemmermeer is toen ernstig met Drikus gesproken en gebeden. Het werd een onver getelijke nacht Maar toen die voorbij was zei hij tot zijn ouders: „Nu ga ik naar Indië ~s een getuige van Christus"." Buitengewoon aardig is, dat de schrijver herinnert aan het afscheid (als kweekeling) in de school in Nieuw-Vennep. Een meisje was diep bedroefd, dat de meester wegging en toen werd haar een prentie beloofd, als hij weer thuis kwam. Deze belofte werd vergeten, maar Dr. Co lijn werd er vijftig jaar later, in Mei 1933 aan herinnerd, door een aardig vers va ...meisje, Dientje van der Pol en toen kreeg ze... het portret van den... meester. Na het huwelijk met zijn nicht, Mej. Groe- nenberg, trekt Colijn naar Ned.-lndië. Inte ressant is het to lezen hoe de door hem ge leide krijgstochten verliepen, hoe hij als ad judant van Van Heutz optrad. Mooie mo menten worden beschreven, treffend van teekening. Colijn adjudant van Van Hentz. De G. G. had hem in den strijd leeren ken nen als een overlegd aanvoerder, maar had ook in hem gezien de bijzondere kwaliteiten, die den bestuurder moeten sieren. Toch had Van Heutsz niet van het begin af aan ver trouwen gehad in de capaciteiten van Colijn. In aanmerking gebracht voor een betrek king, waarbij Van Heutsz een beslissend woord te spreken had, zag Colijn immers aanvankelijk een ander aangewezen: „Van Colijn weet ik alleen, dat hij bidt", zoo luid de het oordeel, „maar niet, dat hij ook vech ten kan. En vechters heb ik noodig." Toen Colijn echter eenmaal onder persoonlijke leiding van Van Heutz in den strijd was geweest werd met evenveel duidelijkheid blijk gegeven van een veranderd inzicht „Nu ik zie, dat ge het werken met het bid den vereenigt, kan ik u gebruiken." Van dat oogenhlik af tot aan zijn vertrek uit Indië in 1909 heeft Colijn dezen Gouvcr- neur-Generaal in ongestoord vertrouwen van nabij gediend. De opgang van Colijn gaat nu snel en na een reis met Van Heuts;. naar het moeder land keert hij weer naar Indië terug om daar groot werk te verrichten ten behoeve van bestuur, politiewezen, belastingheffing en verkeersmiddelen in de buitenbezittingen. Eenige jaren later verlaat hij den militairen dienst in den rang van majoor en gaat naar den burgerlijken dienst over. Hij heeft dan in merkwaardig avontuur: Tijdens een reis door Centraal-Borneo en Timor in 1909, leed hij met een klein stoom- aartuig op de zuidkust van Soembawa schipbreuk. Hij zwom alleen aan land. met niets aan dan een in de haast gegrepen fla nellen jasje, waarin zijn portefeuille met geld zat cn zijn gouden horloge, een hem dierbaar geschenk van mevrouw Colijn. Uit dit jasje sneed hij de mouwen uit, om die te gebruiken als broekspijpen. Zoo zwierf hij twee dagen lang te voet rond, over doornen begroeide bergpaden, de beenen opengereten, de vervuilde wonden ontstoken, met hevige pijnen, onder brandende zon. Van inlanders kocht hij een paard. Op den derden dag bereikte hij een kleine militaire post, waar op dat oogenhlik als blanke al leen de vrouw van den commandant aan wezig was. Die verzorgde hem. Midderwijl zond hij bericht naar Java om afgehaald te worden. Het rapport van zijn reis door de buitenbezittingen, dat in een kist nog tu<- schen wrakstukken van het vergane scheep je gevonden was, kon hij nog juist teneinde brengen, eer hij naar Holland vertrok, waar hij gekozen was tot lid der Tweede Kamer." Terug naar het moederland Zoo gaat het 't heele boek door. We zien in den militair Colijn, den bestuurder zich ontpoppen. Later wordt hij adviseur bestuurszaken in de Buitenbezittingen Hii begint zijn volumineus werk te schrij ven: Politiek beleid en bestuurszorg in de Buitenbezittingen, gevolgd door een geheele rij van boeken en geschriften. Zoo zien we hem geschilderd door zijn geheele leven. En nooit verveelt het om door te lezen, al maar door te lezen, 't Is geen droge beschrijving, zien onzen grooten Leider geheel n-aai het leven geschilderd. Geschilderd, zóó, dat tusschen de schitterende lichtflitsen van een anecdote, een gesprek, een uitdrukking door, klaar en helder voor ons verschijnen de strakke, forsche contouren van den grooten Staatsman, wat vooral te .Londen zoo duidelijk uitkwam (hoe keurig wordt dat hier beschreven), van den Econoom, den Minister-President, van onzen Lei der, op wiens werktafel te Londen, zooals de pers mededeelde, een Bijbel lag en die voorzeker met een zijner voorouders, die in 1535 bij het tegengaan van een oproer der Wederdoopers door dezen vermoord werd, zal zeggeu: Christus mea petra (Christus mijn rots). De uitgever A. W. Svthoffs Uitgever te Leiden, heeft het boek zóó verzorgd, dat ;en sieraad is voor de boekenkast, en toch niet te duur voor het groote publiek. Vele mooie foto's verluchten de tekst. Radio Nieuws. ZATERDAG 7 OCTOBER. (1875 M.) K.R.O. 8.00 Morg amofuon 12 ^5 Concert eest 8 00 K.R.O. boys. 1 Uitzending (296 M.) ng. Maatsch»rPÜ 8.01 1 2.00 foon 10.15 Orkest 12.01 Orkest Gramofoon 3.00 Concert 3.20 Gramoroon 4.20 Mandoline 5.15 Orkest 6.02 Za.ng 6 30 Conceit 8 17 Zang 8.30 Orke«t 9.15 Hoorspel 10.00 Orkest 10.30 Zang 10.45 Orkest 11.30 Gramofoon V.R.O. 7.00 Spr.dhr. Jacq. Erka. (337 8 M 12 2 Kunst en Letteren. QUSTAV FRENSSEN. De bekende predikant en dichter Dr. Gustav Frenssen wordt 19 October as 70 jaar. mofoon 6.50 Orklst 5.40 Orkest 8.20 Orkest 9.45 Piano n 10.40 Orkest 11.30 Cra. - 1.55 Concert 7.20 Concert - 7.50 Orkest 9.35 keet 6 50 Concert 9.50 Orkest 12-20 Gramofoon 7.10, 7.40 en Wetenschap. Met behulp van een wichelroedelooper. De Friesche archa^oloog Popping heeft met een ervaren wichelroedelooper in den tuin van den heer L. de Groot te Aduard onderzoekingen gedaan. Zij zijn tot merk waardige resultaten gekomen. Van een groot deel der fundamenten van de oude kloosterkerk te Aduard kon de plaats nauw keurig worden bepaald, alsmede van den grooten ringmuur die er om heen liep. Ook werd een gedeelte van een onderaardsche gang aangewezen, terwijl bleek dat op eenige plaatsen metaal in den grond moet zitten. Do onderzoekingen zullen worden voortgezet. GROOTE VERANDERING IN AFRIKA. Op de plaats waar eens Stanley na maan denlang gevaarlijk reizen den verloren ge raakten ontdekkingsreiziger Livingstone \vo dervond, n.l. te Udjidji aan het Tanganvika- meer in Afrika, kan men thans, aldus deelt de Neue Allgemeine Missionszeitschrift me de, een Euopeesch aangelegde stad van 15000 inwoners vinden. Duurde Livings- stone's reis naar Udjidji ruim twee maan den, thans komt men er per spoor in twee dagen en per auto. Ter plaatse waar Li vingstone Stanley's hand greep, kan men thans een breeden autoweg, een zendings school en een voetbalveld zien. In Oegande ging het niet anders. In 1875 riep Stanley de Christenheid op zendelin gen naar Oegande te zenden, in 1SS2 gin gen de eersten, thans zijn de vier millioen inwoners van Oeganda er reeds en 559.000 Christenen en onderwijzen 2630 Christelijk» onderwijzers Oeganda's jeugd. DE GEBROEDERS KNOOPENSCHAAR Door G. TH. ROTMAN 65. Terwijl Pieter zijn ooren tusschen de sporten van de ladder uitwerkte, bevrijdde de agent zijn hoofd uit den emmer. Met deze nuttige tijdpasseering waren ze zoowat tegelijk klaar en nu begon de vervolging opnieuw. „Hebben zal ik jel" brulde de agent, die de dubbele ladder opgeraapt had en deze onder het loopen dreigend boven zijn hoofd zwaaide. 66. Bom! Daar gooide hij de ladder om onzen Pieter heen en drukte de uiteinden stevig naar elkaar toe, alsof Pieter een okkernootje was en de ladder een reuzen- notenkraker. Met dit pas-uitgevonden ver voermiddel werd Pieter in gestrekten galop meegevoerd. De arme stakker moest dHarbij echter achteruitloopen, en dat was met l et oog op zijn korte beentjes gemakkelijker ge zegd, dan gedaan. (Wordt Maandag vervolgd.) FEUILLETON WAT EEN KIND VERMAG Naar het Engelsch van FLORENCE MONTGOMERY John Ramsay had er niet over gedacht dat Gods Woord oneindig uitgebreid en oneindig vereenvoudigd kan worden, zoodit wat voor een kind geschikt is, voor zoover het op dien leeftijd kan begrijpen, nog ge schikt blijft, wanneer het kind groeit .n kennis en ondervinding; dat alles diepen beteekenis krijgt, naarmate het leven voort gaat. Gods Woord zegt ons iets op zevenjarigen iets anders op zeventienjarigen en weer ie'-s anders op veertigjarigen leeftijd, omdat het in dezelfde woorden steeds een nieuwe openbaring bevat, on in dezelfde, woorden jongen en ouden, onwetenden en wijzen onderricht, hetgeen weer een bewijs is, zoo dit nog noodig ware, van do oneindig" kracht en het leven der Heilige Schrift Daarna dwaalden zijn gedachten af naar do diepte en den ernst van het kinderlijk co weten. Hij was er dien avond evenzeer door getroffen geworden als een paar avonden voren door het blinde vertrouwen en den eenvoud van een kinderlijk geloof. Toen dacht hij na over do vriondelijkheul Van dat kinderhart, over zijn teederheid en sympathie, over zijn achting voor de ge voelens en voor het welzijn van anderen - zijn wensch om zijn geluk met allen te deelen. Het kind scheen hem de belichaming toe van Geloof en Liefde- De oude Thompson speelde ook een rol in ziin overpeinzingen. Overpeinzingen, die voor zulk een pro zaïsch man grillig genoeg waren, rezen op voor zijn verbeelding. Droomerige gedachten, hoe, zoo de ou.ie man dien nacht werd weggeroepen, het zonnige, onschuldige gezichtje aan diens legerstede hem zou gesproken hebben van de engelen, die hij weldra zien zou. HOOFDSTUK XI. Aan de voeten van zijn kinderlijken leermeester. Eu zoo gebeurde het, dat, naarmate de dagen voorbijgingen, de heer Ramsay m»~r en meer afhankelijk werd van Gillie's gezel schap. Na een week ongeveer kon hij geen uu»- buiten hem en wanneer het zonnetje nbt' bij hem was, vond hij alles weinig belang wekkend en was het hem, alsof voor dien dag het licht verdwenen was. Meer en me»r werd hij onwillig zijn gezelschap met ar. deren te deelen. Hij voelde zich teleurgesteld als Gillie bleef bij juffrouw Pryor of Edmund of bij een van zijn talrijke vrienden- „Het is heel natuurlijk", zeide hij dan tot zich zelf, terwijl hij zat te luisteren naar 'f» vrooliike stem op de plaats, „de huisknecht is iong, en ik ben Dmi zur'-Ro hij, want hij vond het werke lijk zeer onaangenaam. Hij placht te wach ten en te luisteren naar elk geluid en zijn ooren te spitsen, wanneer de lichte, haastige voetstappon zich deden hooren, om mot een verheugd: „Zoo, zijt ge daar, mijn kleine jongen!" veriangend op te zien, als het vroo- lijke gezichtje zich vertoonde. Al zijn opmerkzaamheid en al zijn ge dachten waren gevestigd op het kind en he' leven, dat zij samen leidden. Hij leefde geheel zooals kinderen doen. Het tegenwoordige was alles voor hem. Hij dacht niet aan de toekomst en vroeg zich niet af, wat er gebeuren zou, als de drie weken voorbij waren; hij leefde slechts bij den dag. Het oorspronkelijke plan, ge vormd om zich zelf te believen, en daarna de wensch om het kind niet teleur te stellen in het ideaal, dat het zich van hem gevormd had, waren gevolgd geworden door een gevoel, dat hij misschien niet nader htd kunnen omschrijven, maar lat, in woorden gebracht, wellicht zou kunnen verklaard worden door den wensch eenigermate het verdriet goed te maken dat hij over zijn. tehuis gebracht had, en door het feit, dat hij oorzaak was van do eenige schaduw, die er lag op zijn zomig pad. Maar zelfs dete beweegredenen maakt-n nu plaats voor cscn wensch om zijn genegen heid te winnen, hem gelukkig te maken m te doen blijven, het middel tp zijn orn d-: onschuldige oogen van vreugoi- te doen schitteren en dien blos van Tcnoogen op hut gezichtje te voorschijn to roepen. Langzamerhand werd het zijn voornaamste gedachte om iemand, die zoozeer vatbaar was voor genoegen, genoegen te doen er. vreugde te verspreiden, waar zij roet zulke, groote dankbaarheid werd ontvangen- De wensch kwam bij hem op, het genoe gen te verschaffen in plaats van er zelf in te deelen, en overeenkomstig de wet van actie en reactie was het zien van vreugde hem voldoende en kwam zijn eigen deel op den achtergrond. Hij dacht niet meer met een zucht aan zijn eigen vermogen om te kunnen genieten, een vermogen, zoo lang reeds vervlogen! Dagelijks begreep hij de beteekenis van het axioma beter, dat liefhebben zich zelf verloochenen is; dagelijks werd hij moer overtuigd, dat men geven moet als men wenscht te ontvangen. Hij leerde dit zoowel practises als theore tisch. Want, in de eerste plaats, om het kind bij zich te houden vervolgd als hij altijd werd door do vrees, dat het kind heui vervelend gezelschap zou vinden en hen. verlaten zou deed hij zeer zijn best het te behagen. Ieder, die iets van kinderen af weet, zal begrijpen, dat dit heel wat zelfverloochening met zich bracht en slechts ten koste vin eigen belang of genoegen kon geschieden: dat hij dikwijls dingen moest doen, die hij liever niet deed, dat hij zich dikwijls moest inspannen, als hij liever wilde rusten. Hij had zich voorgenomen niet alleen dr vriendschap van hot kind te winnen, maar deze ook te behouden .ui met dit doel vont oogen verdween zijn eigen „ik", zonder da' hij 't zelf wist, al meer en meer, en leefd.» hij bijna gelieel voor dit kind. Deze voortdurende studie en omgar.g maakten hem natuurlijk tamelijk wel be kend met het doen en laten van kindereu, maar bezorgden hom steeds vele verrassin gen. Hun eigenaardigheden gaven hem aan houdend stof tot verwondering. Zulke din gen o-a. als het telkens wederkeerendo: „Het smaakt zoo leelijk, och toe, proef het „Het ruikt zoo afschuwelijk, toe oom, ruik het eens", verbaasden hem zeer, vóór hij ar aan gewoon was. „Het is al heel vreemd", zoo dacht hii practisch als altijd. „Ais het nu nog ieis lekkers was, dan zou men het kunnen be grijpen!" Ook bleef het vermogen, om zich te vermaken over kleinigheden en kleine vergissingen, die dagelijks voorkomen, heui een raadsel. Hij kon niet begrijpen, waarom elke kleine dwaasheid, die hij in een aanvat van ver strooidheid deed of zeide, Gillic zoovee' innig genoegen verschafte. „Hoe is dat aardige liedje, dat ik Ie *0» dikwijls hoor zingen" vraagde hij eens „iets over een wesp en een vlieg?" Het kind barstte in een vroolijk gelach uit. „Geen wesp, oom John, oen hij een lieve bij". „Nu, 't is een aardig liedje, hoe het inser» ook lieeten inoge. Zing het nog eens, wil' ge'" Hij dacht er aan, hoo het voor de ramen van do bibliotheek geklonken had vóór nii wist. hoe dierbaar do kleine jongen hem zou worden- „Wil u meezingen?" zeide C-illie ver langend. „Ik zal het eerste gedeelte zingen dan valt u Inter in". M'hiodda het, terwijl zij met de vu—.. 'pfci nnie den j^ij wijzj van. accompagnement. Gillie was verrukt over do uitvoering en over oom John's stem. ,,L' zingt prachtig, oom John" zeide hij, „wij moeten nu dikwijls samen zingen. Maar denk er aan", voegde hij er bij, v\cer in een vroolijk gelach uitbarstend, „dat het geen wesp maar een bij is. U inaakt grupi-ice vergissingen, vindt u niet? Herinnert u zich hoe u vanmorgen aan het ontbijt melk ia plaats van water in den trekpot schonk?" Deze vergissing was een van die, waar wij juist het oog op hadden, en zij had Gill'O op dat oogonblik zóó vroolijk gemaakt dat de heer Ramsay toen evenals nu overwoog, welk eon kapitaal hem wachtte, als zulke kleine vergissingen, die dikwijls voorkom»» in staat waren daar zoo rijkelijk toe bij to dragen. Zout In plaats van suiker te nemen, zich zelf tweemaal van zout te bedienen, wei, zon dacht hij, het vervelendste leven ztm ons nog zulke kleine voorvallen kunnen aanbieden. En hoevele oude grappen van deze sooit zijn er niet in de wereld van den aan vang af al weinig beteakanend en hovend ba geheel afgezaagd door hot gebruikt Men moet al zoo dikwijls gezegd hebben tien kilo in plaats van tien pond. twaalf »1 in plaats van twaalf duim cn toch wekken zulke vergissingen de vroolijknuid aitij 1 weer op Maar niet alleen hieruit, maar uit allerlei kleinigheden putte Gillie genoegen en vermaak. 'Wnrdt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 9