VRfJDAG 6 OCTOBER 1933
DERDE BLAD PAG. 9
Diamanten feest Geuzengesticht
HET FEEST IN UTRECHT
't Brïelsche gezin in het Sticht te gast
FEESTMAALTIJD EN EERE-AVOND
Dat was oen aantrekkelijke gedachte,
welke heeren regenten van het Geuzenge
sticht Wilhelmus van Nassauen hadden uit
gewerkt, dat ze hun Brielsche cn Utrecht-
sche gezin eens bij elkaar wilden hebben.
Gistermorgen in de vroegte vertrokken twee.
regenten naar den Briel en met een tou
ringcar werden vader en moeder Hilde-
brand afgehaald en met de weezen naar
Utrecht gebracht. Het was een mooie, tocht,
een goed begin van een prettigen dag.
Vader en moeder Huisstede hadden in
Utrecht alles van tevoren gereed gemaakt
om de vele gasten te ontvangen. Daar was
gezorgd en gewerkt, dagenlang, om zooveel
visite goed te kunnen ontvangen. In do
ruime benedenzalen stond de lange disch
gereed, waaraan zich na ecnig oponthoud
in den mooien tuin, waartoe het schoone
herfstweer zoo uitstekende gelegenheid bood,
de tachtig gaston aanzaten. Het was een
schitterend gezicht, alle weezen, de vaders
en moeders en de regenten te zien aanzit
ten. Een feestmaaltijd is iets aparts, maar
het aantrekkelijke was hier, dat alles in het
eigen huis was gereedgemaakt, zoodat daar
mee bewezen werd dat vader en moeder
Huisstede voor geen klein gerucht ver
vaard ziin
Er heerschte een genoeglijke stemming.
Er is goed gegeten en goed gesproken,
vriendelijke woorden ziin gericht door de
regenten Ds. v. d. Vliet en den heer
Windig tot de huisvaders en moeders, en
tot de jongens en meisjes, die in de beide
tehuizen verzorgd worden. Menige kwink
slag werd ten beste gegeven en er is braaf
gelachen en geapplaudisseerd, dan voor den
•en en dan voor den ander. Het Wilhelmus
werd gezongen, nadat een telceram van
H. M. de Koningin was voorgelezen. Spe
ciaal werd een woord gewijd aan mej. Ko
Verhoef, die veertig jaar in het tehuis in
'den Briel verzorgd werd: ze kwam er al»
meisje van zeven jaar en bleef het huis en
de wezen trouw en is nu een zeer gewaar
deerde kracht.
Aan alle goede dingen komen een eind,
ook aan dezen feestdisch, die door Ds. van
der Vliet met gebed was geopend, cn door
den Brielschen huisvader, den heer Hildu-
brand, met dankzegging beëindigd werd
Maar het feest was daarmee nog lang niet
afeeloopen. Don heelen dag bleef het een
blije stemming in het groote huis met zi'Bi
vele bewoners aan de Nieuwe Gracht en
des avonds culmineerde de vreugde in den
feestavond, welke gegpven werd in gebouw
De Plompetoren, en waarhij muzikale me
dewerking verleend werd door het muziek
gezelschap onder leiding van den heer H.
Agterberg.
Nadat de samenkomst met het staande
zingen van het Wilhelmus was aangevan
gen. werd gezongen Psalm 103 1, waarna
Ds. G. Ver rij, van Hardenhegr, voorgina
in gebed. Hierna sprak Ds. G. Ver rij, als
president-regent der Geuzenstichting, een
korte gedachtenisrede uit. Spr. heette aller
eerst alle aanwezigen en afgevaardigden van
verschillende corporaties hartelijk welkom.
Speciaal heette spr. wethouder Botterweg
welkom, die namens den burgemeester aan
wezig was. Een woord van dank richtte
spr, tot den burgemeester van Utrecht, die
zoo welwillend was een woord te schrijven
in de „Geuzenbode". Naar aanleiding van
deze woorden wees spr. erop dat onze Geu
zenstichting bij uitstek Christelijk-nationaal
is, waar zij ontstaan is uit de nationale be
weging. God de Heere heeft het met de
stichting wonderlijk wel gemaakt, ja zoo, dat
de stichting uit de Heerenstraat-gekomen
is in het prachtige Patriciërshuis op de
NieinvegrachL Wanneer we in deze bedruk
te tijden terugzien, dan hebben we vele re
denen om God te danken en dan moeten
we niet nalaten dat jubileum feestelijk te
herdenken en daarbij God de cere te geven.
Het „Soli Deo Gloria" mag dan wel het be
gin, het midden en het einde zijn en we
gaan voort op den weg dien God ons wij-
Spr. deelde voorts mede, dat verschillende
giften tot een bedrag van f 400 waren in
gekomen, waaronder één van H. M, de Ko
ningin-Moeder en diverse telegrammen, on
der meer van H. M. de Koningin, luidende:
„Zeer gevoelig voor het telegram Haar
toegezonden ter gelegenheid van Uwe fees
telijke vergadering draagt H. M. de Ko
ningin mij op rpgenten van dc Geuzenstich
ting en aanwezigen daarvoor Haar oprech
ten dank over te brengen".
VAN GEEN,
Secretaris der Koningin.
Hierna zongen een zestal der kleinste
Weezen „Ons Jubileum Wilhelmus".
Namens de oud-weezen sprak de heer P.
Duermeyer woorden van felicitatie,
waarbij spr. aan de Regenton een blijvende
herinnering aanbood bestaande uit een klok
roet twee schoorsteenpullen. Met ecnige
woorden van dank aanvaardde Ds. Verrij
het aangeboden geschenk.
Hierna sprak Ds. P. Ch. van der Vliet
ten eerste over datgene wat in spr.'s ziel
omgaat in deze feestdagen. Wanneer spr.
de kinderen ziet dan voelt spr. het gemis.
De kleinen zijn zich dat niet bewust en dan
toonen zoovelen geen medelijden. Groot is
het liefdewerk wat voor hen gedaan wordt,
Spr. wees voorts op het veel omvattende
werk wat door het College van Regenten
wordt gedaan.
Het kwantum zegen dat God aan deze
stichting schonk is niet af te wegen.
Als onze kinderen God hun nood mogen
klagen en weten dat God hun vader is, dan
zijn zij rijke weezen.
Onze stichting is een nationale stichting
waarom het ons vreugde is dat onze Presi
dent-Regent door H. M. de Koningin tot Rid
der is geslagen. Spr. wenschte Ds. Verrij ge
luk met o'e Koninklijke onderscheiding.
Waar in een der bladen stond, dat de Bur
gemeester van Brielle Ds. Verrij de ridder
orde op de borst spelde, zegt spr. dat zulks
niet waar was, doch slechts het lintje daar
op bevestigde, daar mag spr. namens het
College van Regenten het genoegen hebben
Ds. Verrij de ridderorde op de borst te hech
ten (daverend applaus).
Met eenige hartelijke woorden dankte Ds.
Verrij voor de ondervonden hartelijkheid.
Namens de Burgemeester van Utrecht
sprak wethouder Botter weg enkele
woorden en wenschte Regenten, Vader en
Weezen geluk met het 60-jarig bestaan der
Geuzenstichting. Spr. wees erop en spre
kende uit ondervinding zegt hij dat tot de
superlatieven der stad Utrecht zeer zeker
behoort de Geuzenstichting „Wilhelmus van
Nassauen". Spr. hoopte dat Gods zegen bij
voortduur op de stichting mag rusten, die
voor velen een zegen is.
Vervolgens sprak Ds. W. Veder namens
den Gereformeerden Kerkeraad eenige woor
van gelukwensch, waarna Ds. Verrij
wensch uitte, dat de goede verstand
houding tusschen het Gemeentebestuur en
het Kerkbestuur eenerzijds en de Geuzen
stichting anderzijds nog vele jaren mag
oortduren.
Door de kleinste weezen werden- vervol
gens eenige voordrachten gedaan waarvoor
deze kleintjes een hartelijk applaus ten
deel viel.
De heer P. van der Me ij den, Huis
regent der Stichting te Brielle, wees er op,
dat de nederzetting der Stichting te Utrecht
van groote beteekenis is op den grooten
zegen die de stichting voor vele weezen is
geworden. Spr. schetste dezo tijden waarin
het gezinsleven sterk in verval is en waar
te midden trotsch staat de Geuzenstichting
met open armen kinderen te ontvangen.
Gelukkig dat er nog menschen zijn die tijd
vinden om de belangen dezer kinderen to
behartigen. Spr. dankte allen die op eeni-
gerlei wijze hijlp en steun aan de Geuzen
stichting verleenen. Ten slotte wenschte spr.
Ds. Verrij geluk met de Koninklijke onder
scheiding die hij mocht ontvangen. Beslui
tende zegt spr.: „Niet ons, o Heere, niet ons,
maar Uwe Naam zij eere".
Hierna werden door de weezen eenige
tableaux voorgesteld, uitbeeldende „Liefde",
n.l. a. Proloog; b. hemelsche liefde; c Va
derlandsliefde; d. kinderliefde; e. naasten
liefde; f. moederliefde; g. huwelijksliefde;
h. liefde in rouw; en i. slot-groep. De uit
voering dezer tableaux vond plaats met de
clamatie en zang.
Ds. Verrij sprak een kort slotwoord, waar
na Ds. v. d. Vliet in dankzegigng voorging.
MIDDERNACHTZENDING
Woensdagavond had te Zaandam de aan
gekondigde vergadering plaats, uitgaande
van de Ned. Middernachtzending Vereeni-
ging, waarin de heer J. N. v a n M u n s t e r.
uit Arnhem als spreker optrad met het on
derwerp: „In dagen van zedelijk verval"
Ds. C. J. Wielen ga opende de verga
dering op de gebruikelijke wijze en sprak
een kort woord, waarin hij deed uitkomen
hoe noodig het is dat ons Christenvolk zich
meer ernstig rekenschap gaat geven van ia
groote zedelijke gevaren van onzen tijd en
ook meer belangstelling toont in en steun
biedt aan den arbeid der Middernachtzen
ding.
De heer Van M u n st e r, hierna het
woord verkrijgende, herinnerde er aan hoe
hij ook vóór 40 jaar, als jonge man, te
Zaandam sprak over: „In dagen van zede
lijk gevaar", en wel omdat toen de Zaan-
damsche gemeenteraad gereed stond een
verordening te aanvaarden waarin de pro
stitutie zou worden gereglementeerd. Er
werd toen in Zaandam een levendige actie
gevoerd om dat gevaar te voorkomen, wat
helaas niet gelukte, maar het Christenvolk
in Zaandam was toch wakker geschud en
stond voor de goede zedelijke beginselen od
den bres. Dat is ook nu weer noodig, zoo in
Zaandam als overal elders in het land, want
de gevaren die nu dreigen zijn niet minder
groot, ja grooter en ernstiger dan voor
40 jaar.
Spr. vestigde de aandacht op de littera
tuur, liet brutaal optreden van de voorstan
ders van het N. Malthusianisme, homo-
sexualiteit enz. en illustreerde zijn betoog
met vele droeve ervaringen, tengevolge van
al deze zedelijke gevaren waarmede zijn
arbeid voor de Middernachtzending hem
telkens in aanraking brengt. Spr. besloot
met een krachtige opwekking om nu vooral
wakker, waakzaam en rein te zijn en de
EEN BOEK OVER C0L1JN
Levensschets van Dr. H. Colijn,
door Dr. J. C. Rullmann
„Nu ga ik naar Indië als getuige
van Christus"
Men zegt wel eens, dat een biographie
niet geschreven moet worden nog tijdens
het leven van den persoon. Dit mag in het
algemeen genomen waar zijn, doch voor be
langrijke personen, personen die zoo'n plaats
innemen in de Staat of in de Maatschappij,
dat iedereen naar hen ziet, dat ieder gaarne
nadere bijzonderheden over hun persoon
lijkheid en leven wil weten wordt meer
malen een uitsondering gemaakt.
Gelukkig ook. Er weven zich om het vroe
ger en ook om het tegenwoordig leven van
den persoon vaak allerlei min of meer fan-
taseerende verhalen en velen hunkeren om
vel eens de waarheid te weten. Men-
schelijke nieuwsgierigheid, ons allen dus
eigen, wil gaarne iets weten uit dc jeugd,
uit het opgroeien, uit den levensloop van
hen wier namen, dag aan dag genoemd
worden. Men wil trachten hen te begrijpen,
z. te begrijpen hoe het komt, dat ze
zoo vooraan komen te staan.
Dat zal niet vaak gelukken: genieën ont
wikkelen zich niet als zoodanig, worden
niet gevormd, zo worden geschapen door
God, die ze soms geleidelijk, soms plotseling
te voorschijn laat tre(fen om hun invloed
ten goede, soms ook ten kwade op de men
schen te laten inwerken.
Begrijpelijk is het dus dat van grooten in
den lande reeds tijdens hun leven biogra-
phieën verschenen. Zoo van Kuvper, van
Lohman. van Bronsveld, van de Visser en
Nationale grootheden. Maar ook van
Kruger, William Booth. Internationale figu
ren naar wie gekeken werd door heel dc
wereld.
Dus moest wel een biographie verschij-
m van Dr. H. Colijn, de groote man, de
nationale figuur, die bij de laatst plaats ge
had hebbende opening der Staten-Generaal
bijna evenveel toegejuicht werd door de
enthousiaste menigte als H. M. de Koningin;
Br. J. C. RULLMANN
maar ook de internationale grootheid, wiens
eerste plaatsnemen achter het spreekgestoel
te op de bekende wereldconferentie te Lon
den, het meest daverende applaus aan de
gedelegeerden ontlokte.
Daarom deed de uitgeefster goed dit boek
uit te geven. En ze deed ook goed Dr. Rull
mann voor het schrijven van deze biogra
phie aan te zoeken. Want deze heeft ge
toond het te kunnen. Biognaphieën schrij
ven is niet gemakkelijk, vooral niet als het
over personen gaat, die nog in leven zijn,
Men komt dan zoo licht tot bewierooken.
Dat heeft o. i. de schrijver in dit boek ver
meden. En toch heeft hij zoo juist de groote
beteekenis van Dr. II. Colijn geschetst. Door
de feiten te laten spreken.
Het geslacht der Colij'ns
Allereerst wordt de afkomst nagegaan.
Het blijkt, dat reeds in de 14e eeuw te Delft
de naam Colijn bekend is. en wel als een
van het regeeringsgeslacht. Ook in Amster
dam en in Brabant is de naam Colijn reeds
in 1600 bekend en schijnt het een uit Vlaan
deren afkomstige familie te zijn. Overal, zoc
te Delft, als te Amsterdam ais in het land
van Heusden bekleedden de Colijns voor
name openbare ambten-. De vader van Dr.
Colijn komt uit het land van Heiisden. Hij
evenals zijn vrouw Anna Verkuyl zijn kin
deren der „scheiding", die met hun ouders
naar de toen pas drooggemaakte Haarlem
mermeer trokken en daar in 1S68 huwden;
uit welk huwelijk 22 Juni 1869 de oudste
zoon Hendrikus geboren werd, thans de
man, die een wereldnaam heeft, waar
staatslieden der wereld naar opkijken.
Zijn schoolgaan, zijn lust voor het mili
taire leven, de moeite met zijn vader
hij verlof kreeg naar Kampen te gaan, zijn
leven daar, later te Bergen op Zoom, weer
D- COLIJN
later nogmaals te Kampen, worden korte
lings beschreven, met aardige anecdoten er
tusschen door. Ook zijn meer en meer al-
keerig worden van het geloof der vaderen
wordt geteekend, eenvoudig doch zoo echt
geschilderd, zonder opsmuk. Zoo ook het
vinden va» licht voor zijn ziel. Kort, duide
lijk treffend wordt het gezegd.
Als we hier even citeeren mogen, het vol
gende:
Middernachtzending niet alleen te laten
staan in den strijd tegen het zedelijk verval
van onze dagen.
De heer Hartendorf, secretaris van
de Prov. afdeeling sloot hierop de vergade
ring met dankgebed.
„In Uitwijk bezocht hij de lagere school
en toen hij die doorloopen had, bleek hij vol
strekt geen zin in het boerenbedrijf te heb
ben. Zijn ideaal was, als vrijwilliger dienst
te nemen in het leger en dan te Kaïnpen bij
het instructiebataljon en den hoofdcursus
opgeleid te worden tot officier. „Dat nooit",
zei de oude heer. Als de jongen met alle ge
weld leeren wilde, moest hij maar „meester"
woi'den. Daarom werd hij toen als kweeke-
ling bij het hoofd der Christelijke School te
Nieuw-Vennep in den kost gedaan. Maar
Hein had al evenmin lust in de onderwijzers
loopbaan als in het boerenbedrijf en zoo is
hij niet de pootige schoolmeester geworden,
die hij, zonder eenigen twijfel, had kunnen
worden.
Eindelijk werd de ouderlijke weerstand ge
broken en na veel moeite verkreeg Hein te
langen leste verlof naar Kampen te gaan, of
schoon zijn vader met een bezwaard hart
Jacobs klacht herhaalde: „al deze dingen
zijn tegen mij". Een tante uit Haarlem ech
ter, een weduwe bij wie een godvreezend
officier op kamers woonde, troostte hem met
de opmerking: „De Heere heeft overal zijn
Volk". Zoo ging Drikus aldus werd Hen
drikus Colijn nu voortaan het meest ge
noemd dan naar Kampen.
In 1892 werd Colijn benoemd tot 2den lui
tenant bij het wapen der infanterie van hot
Nederlandsch-Indische leger. Want het kal
me leven van den Hollandschen militair
trok hem niet aan. In dien tijd is er ook
twijfel in zijn calvinistische hart gerezen,
een innerlijke strijd gestreden, dien zoovelen
hebben gevoerd. Op een avond bekende nij
zijn vader zijn ongeloof en opstandigheid.
Hij was vertwijfeld, omdat hij tegen beter
weten in „heenleefde over zijn consciëntie".
Toen spande vader het rijtuig in en reed
met zijn verloren zoon naar den pastor loei,
den waardigen dominee Veltman, een pa
triarchale verschijning. In de pastorie tc
Haarlemmermeer is toen ernstig met Drikus
gesproken en gebeden. Het werd een onver
getelijke nacht Maar toen die voorbij was
zei hij tot zijn ouders: „Nu ga ik naar Indië
~s een getuige van Christus"."
Buitengewoon aardig is, dat de schrijver
herinnert aan het afscheid (als kweekeling)
in de school in Nieuw-Vennep.
Een meisje was diep bedroefd, dat de
meester wegging en toen werd haar een
prentie beloofd, als hij weer thuis kwam.
Deze belofte werd vergeten, maar Dr. Co
lijn werd er vijftig jaar later, in Mei 1933
aan herinnerd, door een aardig vers va
...meisje, Dientje van der Pol en toen kreeg
ze... het portret van den... meester.
Na het huwelijk met zijn nicht, Mej. Groe-
nenberg, trekt Colijn naar Ned.-lndië. Inte
ressant is het to lezen hoe de door hem ge
leide krijgstochten verliepen, hoe hij als ad
judant van Van Heutz optrad. Mooie mo
menten worden beschreven, treffend van
teekening.
Colijn adjudant van Van Hentz.
De G. G. had hem in den strijd leeren ken
nen als een overlegd aanvoerder, maar had
ook in hem gezien de bijzondere kwaliteiten,
die den bestuurder moeten sieren. Toch had
Van Heutsz niet van het begin af aan ver
trouwen gehad in de capaciteiten van Colijn.
In aanmerking gebracht voor een betrek
king, waarbij Van Heutsz een beslissend
woord te spreken had, zag Colijn immers
aanvankelijk een ander aangewezen: „Van
Colijn weet ik alleen, dat hij bidt", zoo luid
de het oordeel, „maar niet, dat hij ook vech
ten kan. En vechters heb ik noodig." Toen
Colijn echter eenmaal onder persoonlijke
leiding van Van Heutz in den strijd was
geweest werd met evenveel duidelijkheid
blijk gegeven van een veranderd inzicht
„Nu ik zie, dat ge het werken met het bid
den vereenigt, kan ik u gebruiken."
Van dat oogenhlik af tot aan zijn vertrek
uit Indië in 1909 heeft Colijn dezen Gouvcr-
neur-Generaal in ongestoord vertrouwen van
nabij gediend.
De opgang van Colijn gaat nu snel en na
een reis met Van Heuts;. naar het moeder
land keert hij weer naar Indië terug om
daar groot werk te verrichten ten behoeve
van bestuur, politiewezen, belastingheffing
en verkeersmiddelen in de buitenbezittingen.
Eenige jaren later verlaat hij den militairen
dienst in den rang van majoor en gaat naar
den burgerlijken dienst over. Hij heeft dan
in merkwaardig avontuur:
Tijdens een reis door Centraal-Borneo en
Timor in 1909, leed hij met een klein stoom-
aartuig op de zuidkust van Soembawa
schipbreuk. Hij zwom alleen aan land. met
niets aan dan een in de haast gegrepen fla
nellen jasje, waarin zijn portefeuille met
geld zat cn zijn gouden horloge, een hem
dierbaar geschenk van mevrouw Colijn. Uit
dit jasje sneed hij de mouwen uit, om die
te gebruiken als broekspijpen. Zoo zwierf
hij twee dagen lang te voet rond, over
doornen begroeide bergpaden, de beenen
opengereten, de vervuilde wonden ontstoken,
met hevige pijnen, onder brandende zon.
Van inlanders kocht hij een paard. Op den
derden dag bereikte hij een kleine militaire
post, waar op dat oogenhlik als blanke al
leen de vrouw van den commandant aan
wezig was. Die verzorgde hem. Midderwijl
zond hij bericht naar Java om afgehaald te
worden. Het rapport van zijn reis door de
buitenbezittingen, dat in een kist nog tu<-
schen wrakstukken van het vergane scheep
je gevonden was, kon hij nog juist teneinde
brengen, eer hij naar Holland vertrok, waar
hij gekozen was tot lid der Tweede Kamer."
Terug naar het moederland
Zoo gaat het 't heele boek door. We
zien in den militair Colijn, den bestuurder
zich ontpoppen. Later wordt hij adviseur
bestuurszaken in de Buitenbezittingen
Hii begint zijn volumineus werk te schrij
ven: Politiek beleid en bestuurszorg in de
Buitenbezittingen, gevolgd door een geheele
rij van boeken en geschriften. Zoo zien we
hem geschilderd door zijn geheele leven. En
nooit verveelt het om door te lezen, al maar
door te lezen, 't Is geen droge beschrijving,
zien onzen grooten Leider geheel n-aai
het leven geschilderd. Geschilderd, zóó, dat
tusschen de schitterende lichtflitsen van een
anecdote, een gesprek, een uitdrukking
door, klaar en helder voor ons verschijnen
de strakke, forsche contouren van den
grooten Staatsman, wat vooral te .Londen
zoo duidelijk uitkwam (hoe keurig wordt
dat hier beschreven), van den Econoom,
den Minister-President, van onzen Lei
der, op wiens werktafel te Londen, zooals
de pers mededeelde, een Bijbel lag en die
voorzeker met een zijner voorouders, die in
1535 bij het tegengaan van een oproer der
Wederdoopers door dezen vermoord werd,
zal zeggeu: Christus mea petra (Christus
mijn rots).
De uitgever A. W. Svthoffs Uitgever
te Leiden, heeft het boek zóó verzorgd, dat
;en sieraad is voor de boekenkast, en
toch niet te duur voor het groote publiek.
Vele mooie foto's verluchten de tekst.
Radio Nieuws.
ZATERDAG 7 OCTOBER.
(1875 M.) K.R.O. 8.00 Morg
amofuon 12 ^5 Concert
eest 8 00 K.R.O. boys.
1 Uitzending
(296 M.)
ng. Maatsch»rPÜ
8.01 1
2.00
foon 10.15 Orkest 12.01 Orkest
Gramofoon 3.00 Concert 3.20 Gramoroon
4.20 Mandoline 5.15 Orkest 6.02 Za.ng
6 30 Conceit 8 17 Zang 8.30 Orke«t
9.15 Hoorspel 10.00 Orkest 10.30 Zang
10.45 Orkest 11.30 Gramofoon
V.R.O. 7.00 Spr.dhr. Jacq. Erka.
(337 8 M 12 2
Kunst en Letteren.
QUSTAV FRENSSEN.
De bekende predikant en dichter Dr.
Gustav Frenssen wordt 19 October as
70 jaar.
mofoon 6.50 Orklst
5.40 Orkest
8.20 Orkest 9.45 Piano
n 10.40 Orkest 11.30 Cra.
- 1.55 Concert 7.20 Concert
- 7.50 Orkest 9.35
keet 6 50 Concert 9.50 Orkest
12-20 Gramofoon 7.10, 7.40 en
Wetenschap.
Met behulp van een wichelroedelooper.
De Friesche archa^oloog Popping heeft
met een ervaren wichelroedelooper in den
tuin van den heer L. de Groot te Aduard
onderzoekingen gedaan. Zij zijn tot merk
waardige resultaten gekomen. Van een
groot deel der fundamenten van de oude
kloosterkerk te Aduard kon de plaats nauw
keurig worden bepaald, alsmede van den
grooten ringmuur die er om heen liep. Ook
werd een gedeelte van een onderaardsche
gang aangewezen, terwijl bleek dat op
eenige plaatsen metaal in den grond moet
zitten. Do onderzoekingen zullen worden
voortgezet.
GROOTE VERANDERING IN AFRIKA.
Op de plaats waar eens Stanley na maan
denlang gevaarlijk reizen den verloren ge
raakten ontdekkingsreiziger Livingstone \vo
dervond, n.l. te Udjidji aan het Tanganvika-
meer in Afrika, kan men thans, aldus deelt
de Neue Allgemeine Missionszeitschrift me
de, een Euopeesch aangelegde stad van
15000 inwoners vinden. Duurde Livings-
stone's reis naar Udjidji ruim twee maan
den, thans komt men er per spoor in twee
dagen en per auto. Ter plaatse waar Li
vingstone Stanley's hand greep, kan men
thans een breeden autoweg, een zendings
school en een voetbalveld zien.
In Oegande ging het niet anders. In 1875
riep Stanley de Christenheid op zendelin
gen naar Oegande te zenden, in 1SS2 gin
gen de eersten, thans zijn de vier millioen
inwoners van Oeganda er reeds en 559.000
Christenen en onderwijzen 2630 Christelijk»
onderwijzers Oeganda's jeugd.
DE GEBROEDERS KNOOPENSCHAAR
Door G. TH. ROTMAN
65. Terwijl Pieter zijn ooren tusschen de
sporten van de ladder uitwerkte, bevrijdde
de agent zijn hoofd uit den emmer. Met
deze nuttige tijdpasseering waren ze zoowat
tegelijk klaar en nu begon de vervolging
opnieuw. „Hebben zal ik jel" brulde de
agent, die de dubbele ladder opgeraapt had
en deze onder het loopen dreigend boven
zijn hoofd zwaaide.
66. Bom! Daar gooide hij de ladder om
onzen Pieter heen en drukte de uiteinden
stevig naar elkaar toe, alsof Pieter een
okkernootje was en de ladder een reuzen-
notenkraker. Met dit pas-uitgevonden ver
voermiddel werd Pieter in gestrekten galop
meegevoerd. De arme stakker moest dHarbij
echter achteruitloopen, en dat was met l et
oog op zijn korte beentjes gemakkelijker ge
zegd, dan gedaan.
(Wordt Maandag vervolgd.)
FEUILLETON
WAT EEN KIND VERMAG
Naar het Engelsch
van FLORENCE MONTGOMERY
John Ramsay had er niet over gedacht
dat Gods Woord oneindig uitgebreid en
oneindig vereenvoudigd kan worden, zoodit
wat voor een kind geschikt is, voor zoover
het op dien leeftijd kan begrijpen, nog ge
schikt blijft, wanneer het kind groeit .n
kennis en ondervinding; dat alles diepen
beteekenis krijgt, naarmate het leven voort
gaat.
Gods Woord zegt ons iets op zevenjarigen
iets anders op zeventienjarigen en weer ie'-s
anders op veertigjarigen leeftijd, omdat het
in dezelfde woorden steeds een nieuwe
openbaring bevat, on in dezelfde, woorden
jongen en ouden, onwetenden en wijzen
onderricht, hetgeen weer een bewijs is, zoo
dit nog noodig ware, van do oneindig"
kracht en het leven der Heilige Schrift
Daarna dwaalden zijn gedachten af naar do
diepte en den ernst van het kinderlijk co
weten. Hij was er dien avond evenzeer door
getroffen geworden als een paar avonden
voren door het blinde vertrouwen en den
eenvoud van een kinderlijk geloof.
Toen dacht hij na over do vriondelijkheul
Van dat kinderhart, over zijn teederheid en
sympathie, over zijn achting voor de ge
voelens en voor het welzijn van anderen -
zijn wensch om zijn geluk met allen te
deelen.
Het kind scheen hem de belichaming toe
van Geloof en Liefde-
De oude Thompson speelde ook een rol in
ziin overpeinzingen.
Overpeinzingen, die voor zulk een pro
zaïsch man grillig genoeg waren, rezen op
voor zijn verbeelding.
Droomerige gedachten, hoe, zoo de ou.ie
man dien nacht werd weggeroepen, het
zonnige, onschuldige gezichtje aan diens
legerstede hem zou gesproken hebben van
de engelen, die hij weldra zien zou.
HOOFDSTUK XI.
Aan de voeten van zijn kinderlijken
leermeester.
Eu zoo gebeurde het, dat, naarmate de
dagen voorbijgingen, de heer Ramsay m»~r
en meer afhankelijk werd van Gillie's gezel
schap.
Na een week ongeveer kon hij geen uu»-
buiten hem en wanneer het zonnetje nbt'
bij hem was, vond hij alles weinig belang
wekkend en was het hem, alsof voor dien
dag het licht verdwenen was. Meer en me»r
werd hij onwillig zijn gezelschap met ar.
deren te deelen.
Hij voelde zich teleurgesteld als Gillie
bleef bij juffrouw Pryor of Edmund of bij
een van zijn talrijke vrienden-
„Het is heel natuurlijk", zeide hij dan tot
zich zelf, terwijl hij zat te luisteren naar 'f»
vrooliike stem op de plaats, „de huisknecht
is iong, en ik ben
Dmi zur'-Ro hij, want hij vond het werke
lijk zeer onaangenaam. Hij placht te wach
ten en te luisteren naar elk geluid en zijn
ooren te spitsen, wanneer de lichte, haastige
voetstappon zich deden hooren, om mot een
verheugd: „Zoo, zijt ge daar, mijn kleine
jongen!" veriangend op te zien, als het vroo-
lijke gezichtje zich vertoonde.
Al zijn opmerkzaamheid en al zijn ge
dachten waren gevestigd op het kind en he'
leven, dat zij samen leidden.
Hij leefde geheel zooals kinderen doen.
Het tegenwoordige was alles voor hem.
Hij dacht niet aan de toekomst en vroeg
zich niet af, wat er gebeuren zou, als de
drie weken voorbij waren; hij leefde slechts
bij den dag. Het oorspronkelijke plan, ge
vormd om zich zelf te believen, en daarna
de wensch om het kind niet teleur te
stellen in het ideaal, dat het zich van hem
gevormd had, waren gevolgd geworden door
een gevoel, dat hij misschien niet nader htd
kunnen omschrijven, maar lat, in woorden
gebracht, wellicht zou kunnen verklaard
worden door den wensch eenigermate het
verdriet goed te maken dat hij over zijn.
tehuis gebracht had, en door het feit, dat hij
oorzaak was van do eenige schaduw, die er
lag op zijn zomig pad.
Maar zelfs dete beweegredenen maakt-n
nu plaats voor cscn wensch om zijn genegen
heid te winnen, hem gelukkig te maken m
te doen blijven, het middel tp zijn orn d-:
onschuldige oogen van vreugoi- te doen
schitteren en dien blos van Tcnoogen op hut
gezichtje te voorschijn to roepen.
Langzamerhand werd het zijn voornaamste
gedachte om iemand, die zoozeer vatbaar
was voor genoegen, genoegen te doen er.
vreugde te verspreiden, waar zij roet zulke,
groote dankbaarheid werd ontvangen-
De wensch kwam bij hem op, het genoe
gen te verschaffen in plaats van er zelf in
te deelen, en overeenkomstig de wet van
actie en reactie was het zien van vreugde
hem voldoende en kwam zijn eigen deel op
den achtergrond.
Hij dacht niet meer met een zucht aan
zijn eigen vermogen om te kunnen genieten,
een vermogen, zoo lang reeds vervlogen!
Dagelijks begreep hij de beteekenis van
het axioma beter, dat liefhebben zich zelf
verloochenen is; dagelijks werd hij moer
overtuigd, dat men geven moet als men
wenscht te ontvangen.
Hij leerde dit zoowel practises als theore
tisch. Want, in de eerste plaats, om het
kind bij zich te houden vervolgd als hij
altijd werd door do vrees, dat het kind heui
vervelend gezelschap zou vinden en hen.
verlaten zou deed hij zeer zijn best het
te behagen.
Ieder, die iets van kinderen af weet, zal
begrijpen, dat dit heel wat zelfverloochening
met zich bracht en slechts ten koste vin
eigen belang of genoegen kon geschieden:
dat hij dikwijls dingen moest doen, die hij
liever niet deed, dat hij zich dikwijls moest
inspannen, als hij liever wilde rusten.
Hij had zich voorgenomen niet alleen dr
vriendschap van hot kind te winnen, maar
deze ook te behouden .ui met dit doel vont
oogen verdween zijn eigen „ik", zonder da'
hij 't zelf wist, al meer en meer, en leefd.»
hij bijna gelieel voor dit kind.
Deze voortdurende studie en omgar.g
maakten hem natuurlijk tamelijk wel be
kend met het doen en laten van kindereu,
maar bezorgden hom steeds vele verrassin
gen. Hun eigenaardigheden gaven hem aan
houdend stof tot verwondering. Zulke din
gen o-a. als het telkens wederkeerendo:
„Het smaakt zoo leelijk, och toe, proef het
„Het ruikt zoo afschuwelijk, toe oom, ruik
het eens", verbaasden hem zeer, vóór hij ar
aan gewoon was.
„Het is al heel vreemd", zoo dacht hii
practisch als altijd. „Ais het nu nog ieis
lekkers was, dan zou men het kunnen be
grijpen!" Ook bleef het vermogen, om zich
te vermaken over kleinigheden en kleine
vergissingen, die dagelijks voorkomen, heui
een raadsel.
Hij kon niet begrijpen, waarom elke kleine
dwaasheid, die hij in een aanvat van ver
strooidheid deed of zeide, Gillic zoovee'
innig genoegen verschafte.
„Hoe is dat aardige liedje, dat ik Ie *0»
dikwijls hoor zingen" vraagde hij eens
„iets over een wesp en een vlieg?"
Het kind barstte in een vroolijk gelach
uit.
„Geen wesp, oom John, oen hij een lieve
bij".
„Nu, 't is een aardig liedje, hoe het inser»
ook lieeten inoge. Zing het nog eens, wil'
ge'"
Hij dacht er aan, hoo het voor de ramen
van do bibliotheek geklonken had vóór nii
wist. hoe dierbaar do kleine jongen hem zou
worden-
„Wil u meezingen?" zeide C-illie ver
langend.
„Ik zal het eerste gedeelte zingen dan
valt u Inter in".
M'hiodda het, terwijl zij met de
vu—.. 'pfci nnie den j^ij wijzj van.
accompagnement. Gillie was verrukt over do
uitvoering en over oom John's stem.
,,L' zingt prachtig, oom John" zeide hij,
„wij moeten nu dikwijls samen zingen. Maar
denk er aan", voegde hij er bij, v\cer in een
vroolijk gelach uitbarstend, „dat het geen
wesp maar een bij is. U inaakt grupi-ice
vergissingen, vindt u niet? Herinnert u zich
hoe u vanmorgen aan het ontbijt melk ia
plaats van water in den trekpot schonk?"
Deze vergissing was een van die, waar
wij juist het oog op hadden, en zij had Gill'O
op dat oogonblik zóó vroolijk gemaakt dat
de heer Ramsay toen evenals nu overwoog,
welk eon kapitaal hem wachtte, als zulke
kleine vergissingen, die dikwijls voorkom»»
in staat waren daar zoo rijkelijk toe bij to
dragen.
Zout In plaats van suiker te nemen, zich
zelf tweemaal van zout te bedienen, wei,
zon dacht hij, het vervelendste leven ztm
ons nog zulke kleine voorvallen kunnen
aanbieden.
En hoevele oude grappen van deze sooit
zijn er niet in de wereld van den aan
vang af al weinig beteakanend en hovend ba
geheel afgezaagd door hot gebruikt
Men moet al zoo dikwijls gezegd hebben
tien kilo in plaats van tien pond. twaalf »1
in plaats van twaalf duim cn toch wekken
zulke vergissingen de vroolijknuid aitij 1
weer op
Maar niet alleen hieruit, maar uit allerlei
kleinigheden putte Gillie genoegen en
vermaak.
'Wnrdt vervolgd)