VRIJDAG 29 SEPTEMBER 1933 DERDE BLAD PAG. 9
VAN ONZEN DU1TSCHEN CORRESPONDENT
Het Feest van de Oogst
NOG ALTIJD IS DE BOERENSTAND
ONONTBEERLIJK
Hij blijft de basis van het
maatschappelijk leven
VOLKSFEEST OP 1 OCTOBER
Darré, rijksminister voor volksvoeding, is
erop uit, om den boerenstand te bevorderen.
Hij wil den eenvoudigen landbouwer weel
de plaats toekennen, welke hij vóór den
oorlog heeft ingenomen. Om dit te bereiken,
tracht hij vooreerst de belangstelling en de
medewerking van den burger, den stadsbewo
ner te winnen. Hiertoe wordt de le Octo
her, de dag van het „Emtedankfest", als
de „Dag van den Duitschen boer" aange
kondigd.
Is de boerenstand noodzakelijk en onont
beerlijk? De wetenschap geeft op deze zon
derling aandoende vraag een bevestigend
antwoord: zoo lang 't ons niet gelukt, brood
en vleesch op synthetische wijze te producee
ren, blijft de boer de basis van ons maat
schappelijk leven. Voor ons, leeken, is de
boer met het begrip akker en landbouw ver
bonden en kunnen wij ons het leven in de
stad niet voorstellen, wanneer de boer ons
niet met de vele producten van zijn harden
arbeid te hulp komt.
Maar waarom getroosten wij ons niet ook
©ens de moeite van een bezoek aan het plat
teland en het boerenbedrijf? Dan pas wordt
ons de beteekenis van zijn eenvoudig, hard
veeleischend arbeidersbestaan bewust cri
gaan wij het resultaat van dit werk naar
waarde schatten. Juist nu, in den veelkleu-
rigen herfsttijd, is de tijd voor zulk een stu
diereisje rijp. Tarwe, rogge, haver en gerst
zijn reeds binnengehaald. Over de akkers
zweven de golven van de in brand gestoken
aardappelplanten. Mannen en vrouwen en
kinderen hebben nog de handen vol werk,
ze halen de winteraardappels uit den grond,
doen ze in zakken en gaan ze wegen. De
kinderen verzamelen het groen en steken 't
in brand. De eerste aardappelen, op dit
vuurtje gestoofd, tot de schil zwart gewor
den is, smaken ook zonder zout en saus als
een lekkernij.
Wanneer de aardappelvuurtjes ontstoken
worden, dan is de tijd van het oogstfeest
aangebroken. Het was totdusver gebruike
lijk, dat de Kerk de officieele leiding hier
van voor haar rekening nam. Het altaar
werd versierd met fruit, groente, koren en
bloemen en godsdienstoefeningen werden ge
houden, om God te danken voor de waarde
volle opbrengst van den oogst. Ditmaal zal
op initiatief der rijksregeering, het gansche
■\olk den len October, hot op een Zondag val
lende feest van den oogst, gaan vieren.
Vooral de bewoners der groote steden wil
len hiermee ebkennen, dat de boeren met
elkander de belangrijkste stand
Derde Rijk uitmaken. Men heeft
volksfeest een program samengesteld, dat
het gansche rijk omvat en de boeren in de
verst afliggende streken zullen ditmaal er
varen, dat de gansche natie hun noesten
Vlijt eert.
Grootsche demonstratie.
jfij
Öp den Bückeberg ln het Wezerbergland
ral een grootsche demonstratie plaats vin
den .waarbij ook de rijksregeering aanwezig
denkt te zrn. De volkskanselier Hitier en
de rijksminister voor volksvoeding Darré
zullen voor een half millioen boeren het
woord voeren en hun redevoeringen worden
per radio over de gansche wereld doorge
geven.
Waarom heeft men voor deze origmeele
bijeenkomst juist den Büclteberg gekozen?
Het is een met bosch bekroonde heuvel in
het Neder-Duitsche landschap, tamelijk ver
af van de drukste verkeerspunten .slechts
bekend aan touristen en natuurliefhebbers.
Men gaat deze keuze pas waarde eren, wan
neer men per postomnibus van Berlijn langs
de landstraten door het Wezerbergland
schommelt. Tien uur achtereen heeft men
gelegenheid 't herfst landschap te bewon
deren.
Achter Maagdenburg ziet men de zwarte,
Vruchtbare aarde liggen, 't gezegende land
der suikerbieten, ontdekt men de welverzorg
de Bteenen boerderijen temidden van hon
derden morgens land. In Brunswijk begin!
reeds het gebied van Neder-Saksen met zijn
oude cultuur, hier liggen steden als Bruns
■wijk, Hildesheim met een rijkdom van sier
lijke gevels en het ook bij ons bekende
Bad Pvrmont. Hier komt men onverwacht
in het "historische Hameln met zijn beroem
de sagen en ziet men in gedachten den
rattenvanger marcheeren, de lange fluit aan
zijn mond. Wij bevinden ons in het rijk der
Grimmsche sagen en legenden en naderen
den Biickeberg, waar de oude Germanen hun
thing hielden. In do verte ligt de Porta
West.'alica.
De top van den Bückeberg wordt voor de
plechtigheid gereed gemaakt en hiertoe heeft
men 1S00 jeugdige werkwilligen saamge-
bracht. Zij bearbeiden met den schop den
vetten bodem, maken de wegen begaanbaar
en hebben reeds een tribune voor 2000 eere-
gasten opgericht. Zeshonderd vaklui bren
gen het hout aan voor de redenaarstribune
an den voet van den Bückeberg en 1500
laggen met het hakenkruis vormen een
hoefijzer. Het is een bedrijf van belang en
moet nog hard gewerkt worden, wil men
met alles bijtijds gereed komen. Maar wij
weten uit Tempelhof, Hasenheide en Witz-
leben uit ervaring, dat voor breed opgezette
tentoonstellingen demonstraties en vergade
ringen meestal op 't laatste nippertje toch
alles klopt. Desnoods moet er dan maar een
nachtje doorgewerkt worden!
Het voorloopig program
Men heeft zich het voorloopig program
als volgt gedacht: ruim 200 extra-treinen
zullen de 250.000 gasten naar de stations
an Hameln, Emmerthal, Klein- en Groot-
Bcrkel en Tündern tot aan den voet van den
Bückeberg brengen. Muziek zal de wachten
den door den tijd heenhelpen en ook vlieg
tuigen zullen voor afwisseling zorg dragen.
Groote tenten zullen voor een bescheiden
erpleging zien op te komen. Voor de diplo
matieke eeregasten zal een speciale trein tot
dicht aan den voet van den Bückeberg rij
den. In den namiddag komt Hitler over
Hameln, geëscorteerd door de cavalerie uit
Hannover. Aan den voet van den heuvel
gaat hij langs het front van rijksweer, po
litie, S.A., S.S. en Staalh'helm. In het dal
komt een artillerie-regiment uit Minden
aangereden en zal als saluut 21 schoten af-
Een paradegalop van cavalerie en ertille
rie besluit dit militaire schouwspel. Ge
meenschappelijk wordt dan „Dankt, danxi
allen God" aangeheven. Het hoogtepunt
n de hierop volgende redevoeringen van
Darré en Hitler gelegen.
Tegen het invallen van den avond wor
den overal groote vreugdevuren ontstoken
hun schijnsel zal over alle Duitsche lan
den vallen. Door veelkleurig magnesium zal
het effect worden verhoogd en muziek -n
zang zullen overal weerklinken. Zoo hoopt
op den Bückeherg het feest van den
oogst te vieren, opdat de boerenbevolking
beseft, dat rijksregeering en volk levendig
aandeel nemen aan haar arbeid en dank
baar voor den rijken oogst, welke de onder
steuning van armen en misdeelden in den
komenden winter mogelijk zal maken.
Kerknieuws.
PREDIKANTADVOCAAT
In de Luthersche „Wartburg" van 1 Sep
tember j.l. kwam een schrijven voor van
Ds. Mr. B C. Cladder, die niet alleen
ïvang. Luthersch predikant te Maastricht
s, maar ook nog practijk uitoefent als ad-
'ocaat. Voor zijn persoonlijk geval verde
digt hij dit niet alleen, maar vindt het
zelfs aanbevelenswaardig.
Voor een groote Gemeente echter vindt hij
■n dergelijke combinatie van werkzaam
heden af te keuren. „Het is toch algemeen
bekend", zoo zegt hij, „dat eèn predikant
een groote Gemeente tijd te kort komt
zijn ambtelijke werkzaamheden naar
behooren te vervullen".
Thans komt van den bekenden publicist
H. J. Slegtenhorst in de „Wartburg" een
artikel voor, waaraan het volgende ont
leend is:
„Er is echter in de artikelen van df
glementen van de Evang. Luthersche Kerk
geen enkele bepaling te vinden, die ver
biedt, dat een predikant in een groote Ge
meente ook nog allerlei andere werkzaam
heden verricht, die met zijn ambt als pre
dikant niets te maken hebben en die uit
sluitend dienen om zijn inkomsten te ver-
grooten. Iedere predikant in een groote Ge
meente is dus volkomen vrij, om ook nog
andere buiten zijn ambt staande bezigheden
te verrichten. Ds. Mr. Cladder zal mij dus
wel willen toegeven, dat dit een betreurens
waardige leemte is in onze Reglementen
dat het meer dan tijd wordt, dat de Synode
maatregelen neemt om dergelijke dingen te
voorkomen voor de toekomst en als zij reeds
nu mochten voorkomen, ze voor het heden
te verbieden.
„Zooals ik reeds zei, voor kleine Gemeen
ten vindt Ds. Mr. Cladder het juist aanbe
velenswaardig, als een predikant, behalve
zijn eigenlijke ambt, ook nog andere werk
zaamheden verricht Nu wordt het echter
de vraag: Was is een kleine Gemeente? Dat
dient dan precies omschreven te worden
en dan zou ik willen voorstellen, Gemeen
ten met minder dan 200 leden (waaronder
dan ook de doopleden inbegrepen zijn) tot
de kleine Gemeenten te rekenen.
.Daarmee zal Ds. Mr. Cladder zich
kunnen vereenigen. Amersfoort heeft vol
gens de statistiek van het laatste verslag
van de Evang. Luthersche Kerk meer dan
200 leden, nl. 167 leden en 54 doopleden, z<
dat we deze Gemeente zeker niet onder de
kleine Gemeenten mogen rekenen. Predi
kant in die Gemeente is Ds. Mr. J. G. de
Jongh. Nu zou ik willen vragen: Verricht
deze predikant ook nog werkzaamheden
als advocaat, zoodat we hier een combina
tie van werkzaamheden van predikant en
advocaat hebben?
.Diezelfde vraag kunnen we ook stellen
voor Ds. Mr. D. G. Hoevers te Amsterdam.
Zou die vraag bevestigend beantwoord
ten worden, dan is het optreden van
PRINSES JULIANA EN DE TENNISSPORT
Op de lellende M.E.T.S.-banen te Scheveningen oefent H, K. H. Prinses Juliana zich in de tennissport Geheel links, H. K. H. met
Timmer in een dubbel tegen Jhr. van Riemsdijk en mej. Belzer.
predikanten volgens Ds. Mr. Cladder te
veroordeelen, een veroordeeling, waarin ik
dan geheel aan zijn zijde zou staan.
„Natuurlijk geldt die veroordeeling, mu
tatis mutandis, eveneens voor predikanten,
die een andere combinatie van dubbele,
erkzaamheden hebben.
„Ik ben het echter niet eens met Ds. Mr.
Cladder, dat het voor predikanten van
kleine Gemeenten steeds aanbeveling ver
dient, ook nog andere werkzaamheden
naast het ambt van predikant te hebben.
Ieder geval moet hierbij op zichzelf beoor
deeld worden. Er kunnen kleine Gemeen
ten zijn, die steeds groeien en door hun
groei de volle kracht van den predikant
opeischen. Daarom zou ik een algemeen
erbod van combinaties van werkzaamhe-
len voor onze predikanten wenschelijk vin
den, waarbij de Synode het recht heeft •n
bijzondere gevallen dispensatie te verlee-
DE EENHEID VAN ALLE GEREF.
BELIJDERS
Aan een artikel van Ds. L. H. van der Meiden,
Chr. Geref. predikant te Den Haag, in het
„Kerkblad" van de Chr. Geref. Gemeenten van
Haag, is het volgende ontleend:
Als de Generale Synode der Geref.
Kerken deputaten benoemt, zal ze ook wel
de taak der Deputaten omschrijven.
En als de Chr. Geref. Kerk een verzoek
krijgt om een samenspreking te houden, dan
moet onze Synode, in '34 D.V. te houden, dit
verzoek niet afwijzen.
Wij moeten dan niet alleen „spreken". Wij
moeten dan onze bezwaren maar eens heel
eerlijk opstellen, in druk laten verschijnen,
opdat ieder, èn bij ons, èn in de Geref. ker
ken, die lezen en onderzoeken kan.
Wij voor ons schuwen het licht niet.
Ook wij hopen van harte op een eenheid
des Geestes. En ook wij kunnen daar voor
bidden.
„TERUG NAAR DEN BIJBEL!"
D s. M. H. A. van der Valk, van Hil-
Iegersberg, schrijft ons:
Onder bovenstaanden titel verscheen ver
leden week Woensdag in „The Daily Tele
graph" een artikel van de hand van Prof.
D r. A. S. Y a h u d a, den beroemden taal
geleerde, die zooveel studie heeft gemaakt
zoowel van de Semietische als van de oud-
Egyptische talen.
Prof. Yahuda is hier te lande ook bekend
geworden, eerst door de uitgave van
groot werk: „Al-Hidaja 'Ila Fara 'id Al-
Qulub" en later door die van zijn: „Die
Sprache des Pentateuch in ihren Beziehun-
gen zum Aegyptischen", gevolgd door zijn
redevoeringen over het laatstgenoemde on
derwerp aan de Universiteiten van Leiden,
Utrecht, Amsterdam (Vrije Universiteit)
Handelshoogeschool te Rotterdam, (terwijl
toen door tijdsgebrek achterwege zijn geble
ven die voor de Theol. School te Kampen
en de Universiteit te Groningen), waarbij
ik hem mocht inleiden.
Prof. Yahuda is Israëliet, geboren te Je
rusalem, afstammend uit Mesopotamië,
waar zijn voorouders al vóór duizend jaar
woonden. Hij was onder meer hoogleeraar
aan de Universiteit te Madrid, en woont
thans te Londen, om zich rustig aan zijn
Btudiën te kunnen wijden.
Genoemd artikel schreef hij naar aan
leiding van de vele brieven en ingezonden
stukken in Engelsche bladen in verband
met de publikatie van zijn jongste werk:
„The Language of the Pentateuch in its re
lation to Egyptian", een herziene en ver
meerderde uitgave van zijn in het Duitscn
verschenen boek over hetzelfde onderwerp,
waarover later.
Onder meer zegt hij nu, dat die brieven
en stukken hem de overtuiging hebben ge
geven, dat het Engelsch publiek, hetwelk
belang stelt in wetenschappelijke onderzoe
kingen, bij name wat den Bijbel aangaat,
zichzelf heeft herzien; en is teruggekeerd
van zijn inzichten, welke in alle landen
meer dan een halve eeuw in de richting
gingen om het gezag der Heilige Schrift op
grove wijze te ondermijnen, in het bijzon
der door de Vijf boeken van Mozes te be
schouwen als een samenvatting van ge
schriften van vele schrijvers, die. in ver
schillende tijden zouden hebben geleefd.
Hierbij moet ik opmerken, dat Prof. Ya
huda, zooals ik in mijn: „Mozes" boeken in
Egyptisch licht" heb medegedeeld, persoon
lijk ten mijnen huize heeft gezegd, dat hij
den Pentateuch houdt voor het werk van
Mozes, en van Mozes alleen, met dien ver
stande, dat de taal van Genesis en Exodus
meer verwantschap met het Egyptisch ver
toont, Leviticus den overgang vormt, ter
wijl Numeri en Deuteronomium staan on
der den invloed der talen en dialecten, wel
ke tijdens de woestijnreis der Israëlieten,
door volksstammen werden oresproken, met
wie zij gedurende veertig jaar in aanraking
zijn gekomen.
Prof. Yahuda schrijft dan verder, dat het
vooral in dezen tijd van depressie en veler
lei ellende op maatschappelijk en staat
kundig gebied zoo door en door noodzake
lijk is om juist den Bijbel te bestudeeren,
als de bron van geluk voor het veelzijdig
leven aller volkeren, die door den geweldi
gen vuist van het materialisme gregrepen
waren. In tal van landen immers, waar de
Bijbel eeuwen lang het vaste fundament
r het godsdienstig en zedelijk leven
der natiën, is op brute en barbaarsche wij
ze de autoriteit van de Schrift aangerand,
zoodat de heilige en hooge beginselen, die
er in zijn neergelegd, in den loop der tij
den karakters heeft gevormd, het leven ge
heiligd, gerechtigheid en naastenliefde, vrij
heid en vrede gebracht, zijn vertrapt. Het
kan toch niet ontkend worden, zoo eindigt
hij, dat overal waar de Bijbel regel en richt
snoer was voor het leven der volken, de
wereld is geleid ge\yorden op den rechten
weg om het menschdom te leeren, wat goed
is, en waar en recht. En daarom moeten
alle menschen: terug naar den Bijbell
AFLATEN VERDIENEN.
Aflaten verdienen, dat doen en dat
verstaan Protestantsche Christenen niet.
Vele bedevaartgangers zijn dezen zomer
naar de Pauselijke stad gegaan, om er den
aflaat van het „Heilig Jaar" (negentien
eeuwen na Christus' kruisdood) te verdie
nen. Duizenden zijn er voor naar Rome
gegaan.
In de roomsch-kath. „Maasbode" schrijft
Albert Kuyle er o.m. dit van:
„Men mag gerust zeggen, dat de Jubi
leum-aflaat wel zóó moeilijk verdiend
moet worden, dat de pelgrims Rome niet
kunnen verlaten zonder er stevig gebe
den te hebben.
„Vier basilieken, iedere basiliek drie
maal, en tijdens ieder bezoek vier onder
scheiden groepen gebeden.
„Niet iedereen gaat dat zoo gemakke
lijk af als de moeder die ik met haar
vijf kleine meiskes bezig zag. Die deed
het met een heilige routine, met een op
gewekte snelheid die mij dwong haar te
volgen op haar vlotten tocht dóór de
ruime kerk".
Bij zulk bidden komt alzoo routine te
pas! Als we ooit 'n treffend woord ter kwa
lificatie van het bidden van vele Room-
schen hebben aangetroffen, dan is het wel
dit van den Roomschtn bedevaartganger
Albert Kuyle zelf: „Routine"!
Voor ons gevoel kan daar geen aandoen
lijkheid en nog minder heiligheid aan ver
bonden zijn. Routine in het bidden, dat
is geen bidden.
Maar blijkbaar is die „routine" noodig,
om alles te doen wat tot het verdienen van
den aflaat behoort en tevens met een „vlot
ten tocht" door de kerk te gaan.
Van dat „vlotte" bidden met „routine"
ernemen we ook verder, dat Albert Kuyli
schrijft van zijn gang naar een verblijf ii
het kapelletje van Portiuncula, „een vai
die begenadigde plaatsen, waar men, en
zal precies zeggen waarom, gemakke
lijk en vredig bidden kan".
Ja, „gemakkelijk bidden", dat blijkt wel
aantrekkelijk te zijn. De schrijver verhaalt:
„Terwijl ik hierheen wandelde, kwam
mij een klein ratelwielend rijtuige ach
terop, waarin een vroolijk echtpaar ge
zeten was. Zoo vroolijk en zoo kennelijk
een echtpaar, als men alleen maar hier
op den openbaren weg vroolijk en ken
nelijk door teedere banden verbonden
kan zijn.
,De signora treedt nu ook de basiliek
binnen, maar van den echtvriend kan
men dat niet zeggen. Hij wordt mét
ten aandrang en aan het handje in den
tempel geleid.
„Waarom? Wat heeft plotseling
zijn uitgelatenheid op de vlucht gejaagd,
en zijn blije stemming doen verkeeren?
Het helpt hem trouwens niets, dit
schuchter kijken en onwennig blij'
staan. De leidende hand mert hem naar
het kapelletje.
„En nu begint er iets heerlijks, iet:
zóó vroolijk-godvruchtigs, dat ik het met
niets ter wereld vergelijken kan. Me
vrouw gaat het kapelletje in en door de
ziiooort weer uit, in de eene hand houdt
zij een rozenkrans en in de andere haar
langzaam aan ontdooienden man. Zij
bidt, en telkens al zij, in den tijd
ongeveer een halve minuut, een rond
gang achter den rug heeft, telt zij dui
delijk den vollen aflaat op bij de andere
welke zij reeds won.
„Zij heeft succes: niet alleen dat plot
seling ook over haar begeleider het
vuur vaardig wordt, maar ik zelf
in haar zog.
„Ik doe het haar na: in, uit, in, uit,
met een hoofdknik naar waar Maria
het duister staat, en een rij weesge
groetjes die half in, en half buiten het
hek vallen.
„Men kan het nooit weten of die moei
lijk te verdienen Jubileumaflaat wel wér
kelijk verdiend is, maar dat er in dit
half uur bij al die pogingen geen enkele
voltreffer zou zijn, zie, dat geloof ik niet.
„Ik herinner me, hoe ik dit vroeger
altijd te zwaar genomen heb: met veel
te veel omhaal en veel te plechtig ge-
„Ik weet het nu: in, uit, in, uit, met
een blij hart en een forsch vertrouwen"
Tot zoover de Roomsche pelgrim-schrijver.
Neen, zulk bidden verstaan wij niet, mo
gen we niet verstaan, mogen we niet kun
nen: „in-uit-in-uit"!
Over zulk geroutineerd bidden zou veel,
heel veel te schrijven zijn.
We mogen dat geen bidden meer noe
men. Daar zit geen ziel meer in. Ja, op die
manier zou men wel recordhouders in het
bidden kunnen kweeken. En als men meent,
dat met zulk bidden ook nog wat „ver
diend" kan worden, kon, om het tempo op
te voeren, wel van de Indische gebedsmo
lens gebruik gemaakt worden.
Maar laat ons niet enkel op dat Room
sche bidden zien. Doch ook onszelven afvra
genIs er bij ons nóóit routine", nóóit „vlot'
bidden?
Als de Geest der gebeden in ons uitge
stort is, kan bidden een heilig-opgewekt
danken en ook een hartelijk uitzeggen van
zielenood en zielsbehoeften zijn. Maar dik
wijls is het moeizaam en zwaar, zóó, dat we
het bijna niet kunnen.
Maar voor bidden met „routine", publiek
en particulier, mogen we bewaard worden.
Of er van verlost worden.
Het naderen tot den heiligen God zij niet
op „vlotte" wijze: „in-uit-in-uit!" Maar
het geloof en tevens met den diepsten eer
bied en schroom.
versum (1875 M) V.A.R A *01 ',iri mo-
>on 10.15 Concert 12.01 Orkest 2.00
ramofoon 2.45 Concert 3.20 Orkest
15 Orgel 5.00 Orkest 6.20 Orkest
00 Gramofoon 7.15 Concert 7 30 Giumo
foon 8 02 Vaz Dias 8.10 Orkest 8.45
spel 9.30 Orkest 10.10 Zang 10.35
Orkest 11.15 Gramofoon
V.P.R O. 10.00 Morgenwtldlns
iel (Vlaamsen) (337 8 M) 12 20 Oramo-
1.30 Orkest 6.20 Gramofoon 8.20
Orkest 9.20 Orkest
nsch) (509 3 M 12 20 Concert 1.20
lofoon 5.20 Orkest 6.35 Gramofoon
6.50 Orkest
ntry (1554.4 M.) 12-20 Orkest 1-05
lofoon 1.35 Orkest 2.35 Gramofoon
3.50 Concert 7.50 Concert 8.05 Concert
Concerth— "öVGramofoon 3 20 Orkest
5.40 Concert
alundborg (1153 8 M.) 1.05 Concert
3.20 Gramofoon 3 50 Concert 9.05 Orkest
11.35 Piano 11.50 Concert
angenberg (472 4 M 6.20 Gramofoon
7.20 Gramofoon 10.30 Mensch und Welt
12.50 Orkest 1.50 Orkest 2.50 Gramof-
foon 5.20 Plano 5.50 Orkest
ondOD Nat. (261.3 M.) 5.35 Concert
ondon Reg (355 9 M 12 20 Concert 1.35
Orkest 6 50 Concert 8.20 Orkest
Midland Reg (398 9 te.) 6.50 Orkest,
a r (1 s (Radio Paris) (1724.1 M.) 8.05
12 20 Gramofoon -
Zang 10.20 Grs
'ar scha u (1411.8 M.) 5.35 Oonc»
Radio Nieuws.
ZATERDAG 30 SEPTEMBER
n (296 M.) KRO. 8.00 Morger
Gramofoon 12.15 Concert 2.
pere jeugd 2 30 Kinderuurtje
KRO-boye. 4 40 KRO-boys 5.30
6.40 Orkest
9.00 Concert
boys 10.30 Vi
10.55 Gramofoon
Orkest 8.00 Orkest
0 Hooi spel 10 00 KRO-
Dias 10.35 Concert
11.15 KRO boys.
7.20 Gramofooi
8.20 Orkest 9.50 Plai
Gemengd Nieuws.
AUTO TE WATER
Een 68-jarige verdronken
Door onbekende oorzaak is nabij Lopik een
auto, waarin drie kooplieden uit die gemeen
te, die de Rot-terdamsche markt hadden be
zocht, waren gezeten, in de *-aart langs den
weg gereden. De bestuurder en een der beide
medeinzittenden wisten zich te redden en
ook de derde, de 68-jarige heer Den Ouden
was spoedig op het droge. Terwijl de beide
erstgenoemden er echter met den schrik en
een nat pak bleken te zijn afgekomen, voel
de de heer Den O. zich onwel en reeds kor
ten tijd later is hij overleden.
Het stoffelijk overschot is naar Lopik oven
gebracht
JACHT OP EEN SMOKKELAUTO
De smokkelaars sprongen te water
Dezer dagen passeerde in snelle vaart eert
luxe-auto de Nederlandsche grens bij Canne.
Op het stopsein der douane werd geen acht
gegeven. De ambtenaren namen een auto,
waarna de achtervolging begon. Op de Wil
helm inabrug te Maastricht werd de luxe
wagen ingehaald. Bij het passeeren losten de
ambtenaren enkele schoten, waarop de wa
gen stopte. De beide bestuurders sprongen
echter van dc Wilhelm inabrug in de Maas
enwisten te ontkomen. De wagen, geladen
met suiker, werd in beslag genomen.
„PRETTIGE" DISCUSSIES
In den Gemeenteraad van H e 11 e v o e fa
6 1 u i s ontstond een minder prettige discus»
een brief van den Minister aan den
burgemeester. Het raadslid Nijgh wenschte
can de wethouders te weten of de burge
meester dien brief ook in het college had
voorgelezen. Een der wethouders antwoord
de, dat dit hardnekkig geweigerd was. Op
craag van den voorzitter of de Gemeente
secretaris zich het don ook niet weet te
herinneren, antwoordde deze ontkennend.
rzitter zei de de brieven van den Mi
nister en van Ged. Staten in het college te
hebben behandeld. „Jullie ontkennen dat
nu, aldus de burgemeester. Bovendien ont
kent ru de secretaris dat ook nog", en zich
daarop tot deeen wendende voegde hij dezen
toe: „Jfj liegt, vent".
De heer Nijgih protesteerde heftig en vroeg
den voorzitter den eersten dienaar van den
Raad niet te beleedigen en dezen voortaan
met u aan fce sproken.
De voorzitter hield vol te weten, dat hij
dezen brief heeft voorgelezen.
De wethouders: „Neen".
Met 6 tegen 1 stem werd hierna aange
nomen een motie van afkeuring over het op
treden van den voorzitter.
MAJESTEITSCHENNIS DOOR
„DE STORMER"
Appèl aangeteekend tegen het vonnis
Naar wij vernemen heeft het O.M. bij de
Haagscihe Rechtbank appèl aangeteekend
tegen het vrijsprekend vonnis, gewezen ten
aanzien van den letterkundige L. M. A. K.,
uit Maartensdijk en den kantoorbediende A.
J. D. van O. uit Delft, tegen wie door den
officier van justitie drie maanden gevange
nisstraf was geëisoht, wegens beleediging
van H. M. de Koningin in „De Stormer",
orgaan der R.K. Stormtroepen.
WAT EEN KIND VERMAG
Naar het Engelsch
yan FLORENCE MONTGOMERY
id*
„Ik geloof, dat het voor een knecht zoo
treurig moet zijn", zei Gillie, als op een
diner iedereen bedankt voor den schotel,
dien hij ronddient. Zij laten hem maar staan
met zijn onaangeroerden schotel. Het lijkt
zoo onvriendelijk. Als ik groot ben, zal ik
altijd van alles nemen, wat mij gepresenteerd
wordt". J
„Daar zoudt ge mooi ziek van worden, -zei
zijn practische oom.
„Wel, in allen gevalle zou ik heel vrien
delijk „dank u" zeggen en niet alleen mijn
hoofd schudden of den schotel een duwtje
geven, zooals sommige menschen doen
De bedienden kwamen weer binnen en de
heer Ramsay keek met eenige ongerustheid
naar de massa vruchten, die op de tatel
werd gezet- Het was een vreeselijke tijd van
het jaar voor iemand, die cr geen moeit
gebruiken. Niet alleen was het in den vollen
tijd van aardbeien en frambozen, maar er
waren ook vroege perziken en abrikozen uit
de kassen.
De heer Ramsav sloeg een wanhopiger,
blik op de school vóór hem en vroeg zich ar
of hij zich zelf nog langer zou opofferen om
de goede mcening yan zijn kleinen metgezel
te behouden. De tuinman had zonder twijfel
even goed „gevoel" als de keukenmeid en
de huisknecht en hij herinnerde zióh met
angst, dat juffrouw Pryor hem een van
Gillie's dikke vrienden genoemd had en
zelfs gezegd had, dat hij misschien bezig zou
zijn om den tuinman vruchten te helper;
plukken voor het dessert-
De toestand werd wanhopig. De geluk
kige gedachte viel hem in, te beproeven uit
de moeilijkheid te blijven, door het kind in
zijn vertrouwen te nemen. Het wus een
teer, sympathiek ventje, zoo dacht hij, en
hij zou hem waarschijnlijk begrijpen en zijn
gevoelens deelen.
„Ziet ge, lieve", zeide hij, ,ik ben tegen
woordig niet heel wel en moet zeer oppassen
wat ik eet- Ik sta onder bevelen van den
dokter en sommige dingen verbiedt deze mij
volstrekt, waarvan fruit één is."
„Wat scheelt u dan?" vjoeg Gillie.
„Dat kan ik u moeilijk uitleggen", ant
woordde de iheer Ramsay, „maar ik ben ge
heel en al in de war en voel mij zelf ziek
en ellendig".
„O, oom John!" riep Gillie verschrikt uil,
„ik hoop toch, dat u geen koorts zal krijgen
zooals Paatje. Zijn ziekte begon evenzoo".
,Neen, neen lieve, het lijkt er niets op. Ik
heb mijn geheele leven wat te hard gewerkt
en ben geraakt in wat de dokters een zenuw
achtigen toestand noemen, begrijpt ge?"
„Zenuwachtig!" riep Gillic uit. „Wel, waar
is u bang voor?"
„Het is niet dat soort zenuwachtigheid,
lieve kind. Het is een toestand van zenmv-
achPcygedrukthoid pf neerslachtigheid, die
iemands spijsvertering in dc war brengt en
iemand belet 's nachts te slapen"»
„Nu weet ik het al!" eeide Gillie. „Nu weet
ik het precies. Ilc heb het dikwijls."
„Gij!" riep zijn oom in verbazing uit „O,
zeker niet, kind".
„Ja toch", zeide hij, „vooral wanneer ik in
een kamer alleen slaap. Daarom slaapt
juffrouw Pryor hier in mijn kamer. Ik weet
precies, wat u bedoelt. Zoo bang, dat men
er niet van in slaap kan komen, omdat men
zich verbeeldt vreemde geluiden te hooren
men vreemde dingen door de gaten der
blinden ziet kijken. Beren en wolven en
zulk soort van dingen meer- Het is vreeselijk
vindt u niet? Arme oom John", zeide hij,
zijn hand op die van zijn oom leggend: „het
spijt mij zoo, dat u 's nachts bang is."
Op dit oogenblik verscheen juffrouw Pryor
op den drempel om Gillie naar bed te bren
gen. De heer Ramsay haalde ruimer adem
toen hij weg was, want hij was vreeselijk
bang geweest, dat het gesprek in tegenvvoor
digheid van do huishoudster zou worden
voortgeeet,
Zijn waardigheid ontkwam echter ni?t
geheel aan den slag, dien hij vreesde, dat
haar zou worden toegebracht, want toen de
twee langzaam de breedc trap opgingen, kon
h;> door de deur, die zij hadden opengelaten
do stem van het kind hooren, dat blijkbaar
alles nauwkeurig vertelde wat er zooeven
had plaats gevonden, terwij) de laatste zin
duidelijk zijn oor bereikte. Juffrouw Pryor
„moest niet vergeten oom John een nacht
licht te geven, omdat hij alleen in donker
zoo bang was."
Toen de heer Ramsav zich in de hihlio
theek had neergezet, liet hij juffrouw Prvor
bovenkomen. Er waren verscheiden zn'
waaromtre/it hij ingelicht wenschte te
worden, en hij vond het waarschijnlijk, dat
zij in staat zou zijn, hem de inlichtingen te
verschaffen, die hij verlangde. Hij begon
met naar de patiënten in de pastorie te
vragen. De minder ernstige zieken gingen
goed vooruit, vooral het meisje, dat rood
vonk had. Het was echter onmogelijk iets
met zekerheid omtrent den dominee te
zeggen, i I
Zonder twijfel was hij ernstig ziek en de
koorts zeer hevig Oe dokter was zeker, dat
zij de volle acht-en-twintig dagen zou aan
houden. Intusschen deden zich tot nu tee
geen ernstige bijkomende verschijnselen
voor; de vraag was: zouden zijn krachten
het uithouden, totdat de koorts hem ver
laten had?
De tong van de huishoudster was losge
maakt, toen zij van den dominee en diens
hoiisgenooten sprak en zij schilderde in
gloeiende kleuren het gelukkige leven in
de pastorie, de toewijding van den vader aan
al zijn kinderen, maar bovenal aan dit k'nd
en van het kind aan hem. Hij was in het
bijzonder de metgezel van zijn vader en
volgde hem als een hondje, waar hij ook
ging-
„De knaap schijnt hier gelukkig te zijn",
zeide de heer Ramsay. „Hij schijnt zich hier
geheel thuis te gevoelen."
,De kinderen uit de pastorie", zeide juf
frouw Pryor, „waren altijd gewoon geweest
hun halve vacantie en verjaardagen op
„Manor House" door te brengen. Zij hadden
er allen hun schuilhoekjes en gaatjes ep
hun spelletjes. Het was een klein paradijs
voor hen. Zij konden er doen, wat zij wil
den; er viel niets te bederven- Zij zijn hier
vrij, mijnheer", zeide de goede yrouw, „en
knderen houden vooral van vrijheid".
,Het schijnt een aardig kind te zijn" zeide
hij vragend.
Ja! Jongeheer Gilbert was inderdaad een
heel aardig kind. Hij hield van iedereen en
iedereen hield van hem. Hij had zijn geheele
leven niets dan liefde gekend en hij vpr-
wachtte die van een ieder. Dit was voor hem
even natuurlijk als de lucht, die hij in
ademde.
Hoe kwam het, vraagde de heer Ramsay,
dat het ventje met het minste gevaar scheen
te zien in zijn vaders ziekte, noch er onge
rust over scheen te zijn? Het was de wensch
van mevrouw Ramsay, antwoordde juf
frouw Pryor, dat de jongeheer slechts weten
7-ou, wat zij zelf hem gezegd had. namelijk
dat zijn vaders ziekte een zekeren tijd moest
duren en dat hij niet verwachten moest te
hooren, dat hij beter was, vóór die tijd voor
bij was. Mevrouw Ramsay kende haar
zoontje en wist, wat het beste voor hem
was. Zij wist, dat het beter was hem niet
te overprikkelen met de hoop lederen dag
betere tijding te zullen ontvangen, nu een
werkelijke verandering in zoo langen tijd
niet kon plaats vinden-
„Mocht er later gevaar hij komen" voegde
juffrouw Pryor er zuchtend bij, „dan zon
het tijds genoeg voort hem zijn, angstig te
worden. Het ware niet noodig zijn jong
leven te bedroeven en te bezwaren met een
vrees en een angst, die misschien. God gav->
het! nooit verwezenlijkt zouden worden.
„Juist", zeide de heer Ramsey beschroomd
„ik zie het verstandige van die schikking
volkomen in. Wat ik wilde weten Hoe komt
het, dat het ind zelf zoo spoedig tevreden
i gesteld is en zoo gerecdelijk de verzekerin
gen van anderen aanneemt?"
Juffrouw Pryor glimlachte; een medelij
dende glimlach voor een ouden vrijer, die
kinderen zoo weinig begreep.
„Kleine kinderen zijn altijd zoo, mijnheer'1
antwoordde zij. „Zij kunnen niet begrijpen,
rij moeten vertrouwen. Jongeheer Gilbert
stelt een onbeperkt vertrouwen in alles wat
zijn vader of moeder hem vertelt. Weet u
mijnheer, hij heeft ook nooit bemerkt, dat
zij ongelijk hadden."
Zij ging heen en liet hem peinzen over
den geest van het kind, over zijn eenvoudig
vertrouwend geloof den geest zonder
welken wij, aldus zegt de Heere, geen van
allen, oud of jong, het koninkrijk Gods zul
len binnengaan.
Zijn gedachten dwaalden af nanr dingen,
de kindernaluur betreffend, die hij dien
dag ondervonden had- Wat een wonderlijk
iets, was niet die macht om belangstelling
en vreugde te voorschijn te roepen, waar
men de oogen ook wendt!
Deze verwaarloosde plaats, die hem een
doorn in het oog was en een wildernis toe
scheen, was juist dezelfde plaats, die, met
stralen omkranst door de oogen die haar
bekeken, een vreugde en heerlijkheid was.
In de heldere oogen van het kind werd
alles rondom hem beschenen door „het
licht dat nooit werkelijk straalde", alles
baadde zich in „wolken van glorie". In zijn
eigen vermoeide, oude oogen was op alles
„Ichabod" geschreven.
(Wordt vervolgd.)'