DONDERDAG 28 SEPTEMBER 1933
Zesde Chr.-Sociale Cursus
Bespreking van de referaten over
Fascisme, Nationaal-socialisme,
Corporatieve Staat
REFERATEN A. STAPELKAMP
EN G. EKKEL
DE ZITTING VAN WOENSDAG
Nadat Ds. B. E. J. Bik, Herat. Ev. Luth.
predikant te Enkhuizen, den dag met een
korte godsdienstoefening had doen aanvan
gen, werd de gedachtenwisseling over de
referaten van de heeren Mr. G. E v. Walsum
van Rotterdam en Dr. C. Beekenkamp van
Leiden over: „Fascisme, nationaal-socialisme
en corporatieve staat'' voortgezet.
Het eerst diende Mr. v. W alsum van re
pliek. Hij wees er op dat metterdaad de
groep-Musseit in Nederland de aandacht
verdient. Echter biedt deze beweging weinig
houvast. H/:<t principicele verschil met liet
buitenland is niet groot. Onze bezwaren te
gen het fascisme als zoodanig gelden ook
Aeze groep.
Referent handhaaft zijn bewering dat de
groep-Mussert geen eigen levens- en wereld
beschouwing voorstaat, al wordt dat woord
wel gebruikt, doch slechts politieke ver
nieuwing beoogt. De menschen hebben be
hoefte aan idealisme, en sluiten zich daarom
bij deze beweging aan.
T.a.v. de.opmerking over het anti rationa
listisch karakter dei nat. soc. beweging
merkt spr. op. dat dit niet wil zeggen, dat
men z'n verstand niet meer behoeft te ge.brui
ken. De wisselwerking tussclien individu en
gemeenschap wordt in naam door de nat.
soc. beweging gehandhaafd, doch is door de
totaliteit van den staat feitelijk eetn paskwil.
Verder de algemeene opmerkingen beant
woordende, wijst spr. erop, dat wc steeds de
volle aandacht moeten hebben voor de
werkelijkheid. Wij hebben onze roe
ping te zien en te volgen.
Spr. acht het gevaar van hint fascisme prin
ci-pieel andere dan dat van het socialisme in
verband met de pretenties dezer bewegingen
De soepelheid van het fascisme t.a.v. den
godsdienst maakt deze beweging zeeir ge
vaarlijk.
Het betoog van den heer Pellicaan gaat
volkomen langs spr. heen en is onjuist. Een
ding heeft spr. in diens betoog onaangenaam
getroffen. We moeten oppassen elkander
niet te diskwalificeren in onze religieuse
gevoelens. Het betoog van den hoer Pellicaan
was kwasie-wetenschappelijk, al kan spr.
het wel onderschrijven. Er is metterdaad
eenig \wschil tusschen godsdienst en
kunst.
Zij die als tevredenen'zich aandienden heb
ben nog niet begrepen het werkelijk nieuwe
dat komen gaat. We moeten ons standpunt
opniieaiw bepalen en de menscheni houvast
geven. We kunnen niet volstaan met wat
er is.
De waarden die we hebben kunnen al
leen beteekenis hebben, als we elk oogenblik
bereid zijn heit te toetsen. We moeten bereid
zijn om den bovenbouw zoo noodig af te
breken. Niet dat we maar zonder meer wil
len afbreken, want dan zouden we toonen
gespeend te zijn aan elk historisch besef.
Ng.ast de individualistische en de collectivis-
tische weg is er nog een derde.
De heer Amelink is wel de laatste die ge
rechtigd is om opmerkingen te maken als
hij deed. Spr. kan er niet verder op ingaan
want dan zou hij komen op politiek terrein
Spr. wil als zijn persoonlijke meening zeg
gen dat we ons beginsel moeten baseeren op
de realiteit van de H. Schrift en zoo zoeken
naar de oplossing der dingen. Wij moeten
ons best doen samen te zoeken naar de cor
poratieve gedachte.
Alle dwang van Overheidswege moet wor
den geweerd. Naar het vrije spel der maat
schappelijke krachten kunnen we niet meer
terug. De organische maatschappij moet ons
ideaal zijn. We moeten studie maken van de
verschijnselen opdat we zoo komen tot het
verwezenlijken van dingen waarover we 30
jaar geleden 'hoorden spreken. Maar toen
kon het niet en nu moet het.
Laat ons oppassen voor het bouwen van
ptelsels.
We moeten de continuïteit bewaren en met
alle kracht werken aan een nieuwe maat
schappij. Wij kunnen het Koninkrijk Gods
niet dcon komen, maar hebben ons te gedra
gen alsof de komst van ons afhing, (dave
rend applaus.)
De Pr a es es dankte Mr. v. Walsum voor
zijn betoog en verwelkomde met. een enkel
woord het Tweede Kamerlid Dr. A. A. L.
R u t g e r s, oud-gouverneur van Suri-
Na een korte pauze was het woord aan
Dr. C. Be eken kamp om zijn repliek te
houden. Het was uiteraard niet mogelijk al
len te bevredigen.
Spr. deelde de verschillende vragen in
drie groepen. Bij den heer Hermans was een
misverstand in zijn beroep op de bekende
tekst: „zoekt eerst liet Koninkrijk Gods enz.
naar spr. nader uiteenzette.
Wie over het fascisme spreken wil moet
wel noodwendig in Italië terechtkomen.
Spr. heeft de overtuiging, dat als de natio
naal socialisten aan het bewind zouden ko
men zij hun beginsel op alle terrein zullen
doen doorwerken. Spr. zou hen die meenen,
dat het Nederlandsche volkskarakter een
waarborg biedt tegen de doorwerking van
het fascisme tot voorzichtigheid willen ma
nen. De volkskern moet zich steeds weer be
zinnen op liet beginsel. Spr. heeft daartoe op
gewekt. Spr. wil zijn uitlating over de radi
cale afbraak onverzwakt handhaven. Al wat
gebouwd is op het fundament van het indi
vidualisme moet worden afgebroken. Maar
wat op de principia van de voortrekkers is
gebouwd is goed en daaraan moet worden
voortgebouwd. In de spanning van vandaag
moeten we zoeken naar den weg der ontko
ming. De gemeente en elk lid individueel
beeft tot taak een bron te zijn van licht,
kracht, warmte, energie. Als wij maar zor
gen voor contact, zorgt God wel voor den
stroom.
Als de eisch tot bckeering in den mensch
levend wordt, wordt ook geboren de vraag:
Wat moet ik doen? En het antwoord van
de Apostelen is: 'bekeiart u!
Dit woord heeft ook een beteekenis voor
het sociale leven. We moeten ons stellen
ondbr den central en eisch van het Evangelie.
Heit betoog van den heer Amelink wijst
spr. af. De heer Amelink weet beter hoe spr.
denkt over het collectief contract, de bedrijfs
organisatie etc. Hij heeft spr. boek terzake
gelezen en er zelfs in de Kamer een dank
baar gebruik van gemaakt (vroolijkheid)
De heer Amelink had naar spr.'s meening
moeten aangevien hoe het wel moet.
Alles wat een uiting is van het egoisnie
moet worden afgekapt. Ook het collectief
contract als dat daarvan een uiting zou zijn.
Het wordt meer dan tijd dat wij gaan zoe
ken naar een niieaiw arbeids- en bedrij fs-
Alles overziende blijft verdieping noodig
De-ze cursus moge daartoe een spoorslag zijn.
Wat de werkloosheid betreft wees spr. op
de werkverschaffing. Booze tongen fluiste
ren dat Hitier uit dien hoofde een nieuwe
oorlog voorbereidt.
Spreker wil niet zeggen dat de natio
naal socialisten bewust oorlog voorbereiden
maar dat het streven der nationaal socia
listen daartoe leidt is heel niet denkbeeldig
De offerbereidheid moet gekend. Spr. hand
haafde zijr betoog. Het eerste en het meest
noodige is gezindheddsverandering. Laten
we ons hoeden voor zelfverheerlijking en
onze sociale dogmatiek niet gebruiken als
een hoofdkussen om op te slapen. De Chr.
sociale 'beweging kwam in de 70-er en 80-er
jaren der vorige eeuw tot openbaring. We
danken er God voor maar mogen daarbij
niet blijven staan. In die boeken der Schrif
tuur en der historie moeten we veel lezen
en kennen den eisch der sociale gerechtig
heid, krachtens het beginsel. Ze is een waar
borg voor de ontplooiing der persoonlijkheid
en voor de harmonie van enkeling en ge
heel. (levendige», bijval).
De Voorzitter dankte de referenten
voor hun betoogen en replieken. Principi-
eele correcties blijken in di?n ohr. socialen
kring niet noodig.
De beginselen zijn vrij zuiver getrokken.
Dat komt omdat ze ontleend zijn aan Gods
onfeilbaar Woord en is dus niet onze ver
dienste. Wij kennen uit Zijn Woord de or
ganische gedachte en daarnaar te streven
is altijd geweest het motief der Chr. sociale
■beweging. Met. maatschappelijke schema's
moeten we altijd voorzichtig zijn. In deze
tijd zijn natuurlijk correcties noodig. Maar
t zijn geen principieele correcties. We heb
ben bij ons werk een gezindheid noodig,
die gewekt wordt als vrucht van den H.
Geest. De christenen zijn alle eeuwen door
kleine minderheid geweest en toch heb-
zij machtigen invloed geoefend. De ge
brokenheid echter blijft. We hebben noodig
mannen die juridisch geschoold, medewer
ken tot de Uitwerking van de economische
agen. Daarom zal gaarne op deze sprekers
ig eens een beroep worden gedaan. De
gebrokenheid der maatschappij kunnen we
niet veranderen. Maar het vermag ons niet
moedigen, want Christus dired geen
half werk. Hij geeft ons de zegen en doet
geen werk mislukken! (instemming).
-erd de morgenzitting gesloten.
De middag van gister werd vrijgehouden
r wandelingen en uitstapjes, waartoe het
zeldzaam schoone weer en de idyllische om
geving van het aan natuurschoon zoo rijke
Lunteren als vanzelf uitnoodigden.
AVONDVERGADERING
ivond kwamen aan de orde de be
handeling van cle vraagstukken in betrek
king tot „Staat en Maatschappij". De heer
A. Stapelkamp, van Utrecht, een van de
secretarissen van het Chr. Nat. Vakverbond,
efereerde over: „De. invloed van staatkun
dige maatregelen op het bedrijfsleven".
Referaat A. Stapelkamp.
nvloed van staatkundige maatregelen,
ving ref. zijn betoog aan, op het be
drijfsleven is ree ls
van zeer oude tij
den op te merken
Naarmate zich
een geordend staats
leven ontwikkelt,
neemt, ook die in
vloed toe.
Met de opvatting,
dat staat en maat
schappij een eigen
levenssfeer hebben,
mbs,-.,- y-jHHBS 's d't niet in strijd.
jfefrgpsl Overheidsmaatre-
ïM/vümrn gelen ten aanzien
van het bedrij fs-
leven moeten ten
doel hebben eencr-
zijds dit tot bloei
te brengen, ander
zijds om het te helpen in de vervulling van
zijn maatschappelijke taak.
De hierboven bedoelde maatregelen zullen
er steeds op gericht moeten zijn de vrije en
zelfstandige ontwikkeling van het bedrijfs
leven zooveel mogelijk te handhaven.
Voor wat de huidige crisis betreft, zal de
overheid bij het nemen van maatregelen,
die beoogen de volkswelvaart te vern
mede hebben te rekenen, dat zoo-
de voortbrengselen van zijn bodem
als voor zijn industrieele producten Neder
land op ruilverkeer met het buitenland is
aangewezen.
Krachtige bevordering van vrij ruilver
keer is gewenscht. Het streven naar autar
kie is om principeele en practische redenen
verwerpelijk te achten. Beschermende maat
regelen als: contingenteering, clearing-, re
torsie- reciproeiteitswetten zijn als nood
maatregelen thans niet te vermijden.
Handhaving van een waardevaste munt
eenheid is voor een bloeiend bedrijfsle
noodzakelijk. Het opzettelijk verwekken van
in- of deflatie moet geacht worden te zijn
in strijd met de christelijke moraal.
Voor zoover de overheid in monopolistische
bedrijven aan het bedrijfsleven deelneemt,
moet het doel zijn daardoor de volksgemeen
schap te dienen en de welvaart te bevor-
De zich wijzigende structuur van
economisch leven maakt het noodig, dat de
bemoeiingen van den staat er thans mede
op gericht zijn, dat het bedrijfsleven zich zoo
snel mogelijk kan aanpassen aan de ver
anderde verhoudingen op de internationale
Over dit referaat zal Donderdag var
dachten worden gewisseld, gelijk met dat
van den heer E k k e l. Ds. N. H. K u i p r i,
Ned. Herv. predikant te Acqou, sloot den
dag met een korte godsdienstoefening.
A. Stapelkamp
De deelnemers aan 'de zesde Chr. Sociale Cursus te Lunteren.
G. Ekkel
DE DAG VAN HEDEN
Nadat Ds. N. H. Kuipéri, Ned. Hen-,
predikant te Acqou, hedenmorgen den dag
met een korte godsdienstoefening had doen
angen, kwam de here G. Ekkel, van
Utrecht, voorzitter van den Chr. Textielarbei-
dersbond „Unitas" aan het woord om het
andere onderwerp, dat onder het hoofd
„Staat en maatschappij" ter conferentie was
aangekondigd te behandelen, n.l. „Werk
loosheid, werktijd en Icon in verband met
bedrijfstechniek en commercieel beheer".
Referaat G. Ekkel.
De maatschappij, aldus ref., is een orga
nische eenheid, die zich in den loop der
tijden, doch vooral
na de industrieele
ontwikkeling in de
vorige eeuw, op
veelzijdige wijze
heeft ontplooid.
De Westersche
landen, die als ge
volg van hun juis
ter begrip omtrent
de waarde en toe
passing van be
drij fstechnische
maatregelen en
commercieele han
delspolitiek de
overige landen
grootendeels van
goederen voorza
gen, hebben danr-
an inzonderheid de voordeelen genoten.
Ondanks de schaduwzijde hieraan verbon
den, bracht dit groote voordeelen, die aan
heel de gemeenschap ten goede kwamen.
Een der gevolgen van den grooten we
reldoorlog is, dat de verhoudingen daardoor
ler sterk gewijzigd zijn.
De tijdelijke opbloei in de eerste na-oor-
logsche jaren werd gevolgd door een inzin
king, die tot de tegenwoordige crisis geleid
heeft, waardoor de geheele maatschappij
erd ontwricht en het eens bereikte levens
peil niet kon worden gehandhaafd.
Werd reeds door cle steeds scherpere mid
delen, waarvan men zich in den economi
sche» oorlog ging bedienen, non natuurlijke
ontwikkeling van het bedrijfsleven schier
onmogelijk gemaakt, ook de sterk gedaalde
koopkracht, alsmede de opbouw eener eigen
industrie in de Oostersche landen waren
larop van grooten invloed.
Deze verschillende factoren zijn oorzaak,
dat de huidige crisis zoo gecompliceerd,
hare gevolgen, met name voor wat de werk
loosheid betreft, zoo ernstig, en hare oplos
sing zoo moeilijk is.
Desnoods moeten dan ook krachtige en
diep ingrijpende maatregelen worden toege
past ter bestrijding van de groote werk
loosheid en om voor herstel en opbloei van
het bedrijfsleven weer betere voorwaarden
te scheppen.
Het is de taak der maatschappij, dat ze
tracht de daarvoor noodige maatregelen te
treffen.
zoover zij daartoe, met be
houd van rechtvaardige verhoudingen ten
opzichte van loon en arbeidstijd, niet in
staakt blijkt te zijn, is het de plicht der
overheid krachtigen steun te bieden.
Perfectioneering van de bedrij fstechniek,
a. uitkomend in rationalisatie en mecha
nisatie, alsmede een zoo voordeelig mogelijk
commericeel beheer, teneinde te komen tot
kostprijsverlaging en ruimere afzet der pro
ducten, is niet af te keuren. Hierbij mogen
echter redelijke grenzen niet overschreden
worden, terwijl voor verkeerde toepassing
moet worden gewaakt.
aring van vroeger heeft bewezen,
dat werkloosheid niet een noodwendig ge
volg van dergelijke maatregelen behoeft te
zijn, doch dat zij juist gunstigen invloed op
de arbeidsgelegenheden kunnen uitoefenen.
In verband met de gevolgen, die zij ook
>or werktijd en loon kunnen hebben, moet
hierbij evenwel ook ernstig rekening wor
den gehouden met de gewijzigde mogelijk
heden van afzet en verbruik en de vraag in
hoeverre het bedrijfsleven zich bij de ver
anderde omstandigheden z«il kunnen en we
ten aan te passen.
Bovendien is het noodig alle mogelijk
heden te benutten en middelen te overwegen
waardoor de werkloosheid kan worden ne
streden en de storende invloed op de verdere
ontwikkeling van het bedrijfsleven kan wor
den tegengegaan.
Waar allerlei factoren van internationalen
aard den algemeenen toestand sterk be
ïnvloeden, moet, mede door betere interna
tionale verstandhouding en regeling, wor
den gestreefd naar herstel van verbroken
evenwicht.
Over 4it referaat en dat van den heer
Stapelkamp werd vandaag van gedachten
gewisseld. Vanavond zal Ds P. Prins, Ger.
predikant te Deventer, den dag sluiten met
een korte „Aandacht".
Morgen breekt de laatste conferentiedag
aan en zullen de deelnemers luisteren naar
een referaat van Dr. M. J. A. de V r ij e r,
Ned. Herv. predikant te Amsterdam, over:
„Statische en dynamische armoede".
LAND- EN TUINBOUW
DE ZEGEN
VAN HET BOERENLEVEN
Jaarvergadering van de Chr. Jonge
Boeren en Tuinders
BUITENGEWONE OPKOMST BEST
GESLAAGDE VERGADERING
De opgekomencn voor de jaarvergadering
van Chr. Jonge Boeren en Tuinders, vulden
gisteren een tweetal zalen van de Groote
Sociëteit aan de „Oude Wand" te Zutphen.
De opkomst was buitengewoon, zoodat de
voorzitter is zijn openingswoord gewaagde
van een opkomst, die alle vrees dienaan
gaande beschaamde.
Te kwart voor 12 opende de voorzitter, de
heer Chr. v. d. Heuvel, van Heemstede, de
vergadering met het laten zingen van Ps
191 en 4. het lezen van een gedeelte van
Mattheus 6 en het voorgaan in gebed.
In zijn openingswoord heette hij aller
eerst allen hartelijk welkom en voorts
richtte hij zich speciaal tot den heer C.
Roeterdink, van Gorssel, hoofdbestuurs
lid van den C.B.T.B. en den heer .1. Hofstra
van Hellendoorn, bestuurslid van de Ned.
Ver. van Chr. Land- en Tuinbouwonder-
Hierna hield hij een rede over: „Klippen
die onze geloovige jonge boeren en tuinders
bedreigen".
Hij wees hierin op een viertal gevaren
die in dezen tijd naar voren komen, n.l. het
gevaar van de veronachtzaming van de
technische scholing van de jongeren; het
bezwaar, dat de jonge menschen opgroeien
in hedrijven, die geheel en al steunen op
de krukken van den staatssteun; voorts dat
op sociaal-economisch terrein de maat
schappelijke klassen hoe langer hoe meer
tegenover elkander komen te staan en ten
6lotte op het gevaar van het materialisme,
doordat al te groote aandacht aan de stof
felijke nooden moet worden gegeven.
Tegen deze gevaren ziet spr. in de jon
gere organisaties een bolwerk, dat de ge
varen bezweren kan. Men zal dus op de uit
zetting van dit werk bedacht dienen te zijn
De Jaarverslagen
De secretaris, de heer W. R i p van Hoofd
dorp, bracht hierna het jaarverslag uit
Hieruit stippen we aan, dat de propaganda*
actie vrucht droeg, want de organisatie
groeide van 24 afdeelingen met 800 leden,
tot 46 afdeelingen met 1200 leden.
In de provincies is Gelderland het bol
werk en daarin staat de ring „De Graaf
schap" vooraan.
De Bond heeft nog geen eigen orgaan en
het bestuur durft de uitgave daarvan nog
niet aan om financieele redenen Men heeft
nu een rubriek in „Ons Platteland".
Bij de bespreking op dit jaarverslag
erd critiek geoefend op de verschenen
schetsen, waarhij de schetsen van de AR JA
als voorbeeld ter navolging werden ge
noemd.
Het bestuur zal dit punt nader onder
oogen zien.
De heer A. J. W i s s i n k, van de
Wilp, bracht het financieel verslag uit.
De inkomsten bedroegen f 533.03, de uitga
ven f 509,09, zoodat een saldo in kas is van
f 23,94.
Beide verslagen werden goedgekeurd.
De voorzitter en de secretaris, de heeren
d. Heuvel en Rip werden hierna bij en
kele candidaatstelling verkozen verklaard
(applaus). Beiden namen de benoeming aan.
In de morgenvergadering werd verder
nog het woord gevoerd door den heer C.
Roeterdink namens den C. B. T. B. en den
heer Hofstra namens de Ned. Ver. van Chr.
Land- en Tulnbouwonderwijzers. De voor
zitter dankte hiervoor.
Nadat het Wilhelmus gezongen was werd
de vergadering gesehorst tot halfdrie.
MIDDAGVERGADERING.
De middagvergadering, die ook door een
150-tal boerenmeisjes werd bijgewoond,
werd geopend met het zingen van twee
coupletten van Da Costa's strijdlied.
De voorzitter beantwoordde hierna eenige
vragen, die hem van tevoren waren toege
zonden. Zij handelen over het organiseeren
van bedrijfsboeren of tuinders in den C. B.
T. B. of een vakorganisatie; het in dienst
nemen zonder loon van Duitsché Jodenkin
deren, ter opleiding van emigratie naar Pa
lestina; de vernietiging van producten als
crisismaatregel; de Kamer van Belangen,
door Dr. Kuyper bepleit en de ontwikkeling
van het huidige organisatieleven; en de
verhouding van de jonge boeren- en tuin-
dersorganisatics tot de Jongelings-vereeni-
gingen.
Hierna was het woord aan Prof. Dr. P.
A. Diepenhorst, van Amsterdam, die
sprak over:
De zegen van het jonge boer zijn.
Het woord jeugd, aldus spr., heeft in on
zen tijd een harmonische klank, maar hat
woord boer niet. Het leven van den boer
rolt niet meer genoeglijk voort, er is nood.
Ten spijt hiervan wil spr. enkele redenen
aanvoeren, waaruit blijkt dat 't jonge boer
zijn een zegen inhoudt.
Ie. Gij hebt werk. Terwijl de wereld in
werkloosheid ondergaat, mag de boer wer
ken. Dat is een zegen, want de jeugdigen
onder de rond 300.000 werkloozen in Ne-
VHIJDAG, SEPTEMBER
Hulien <2*6 M.) K R.U. 8.00 Murgencor<:ert
8 15 Gramofoon 10.30 Morgendienst door
Ds. S. J-ibenia te Doorn 11.00 Zajig 13-15
v e r t> u m (1875 M) V.A.R A *i'i •-rn.o-
foon 10.15 Voordracht 10.30 Orgel
11.00 Voor de keuken 11.30 Grajnofoon
4.15 Orgel 4.5U Na Schooltöd 5 30 Orkest
7.U3 Orkest 11.00 Orgel 11.30 Gramo-
russel (VI.) <337.8 M) 12.20 Concert 1.20
Concert 6.20 liramofoon 6.50 Concert
7.20 Gramofoon 8.20 Concert 10.05 Ura-
t'ransch) <609 3 M) 12 20 Gramofnon
1.20 Gramofoon 5.20 Orkest 6.35 Gra-
mofoon 6.50 l'iano 7.05 Gramofoon
8.20 Orkest 9.20 Orkest
angenberg (472 4 M.) 6.20 Gramofoon
7.20 Gramofoon 10 30 Mensch und Welt
Radio Nieuws.
lofoon 7.20 Gramofoot
Par Un (Radio Paris) (1724.1 M.) 8.05 Gre
toon 12.50 G --- -
9.25 Gramofoon
Warschau <1411.8 M.) 5.35 Coi
Orkest 6 20 Orkest 9.30 Coi
dcrland gaan geestelijk en moreel ten onder.
In tegenstelling Riet vroeger is er nu weer
heimwee naar werk en ge kunt u gelukkig
prijzen dat ge werken moogt.
2e. Ge ontkomt aan de algeheele mecha
niseering van het leven. Alles gaat met de
machine, maar de boer ziet zijn eigen werk,
legt daarin zijn eigen persoonlijkheid en
ontvangt zoo nog de vreugde van den ar
beid. Ook is er onder de boeren nog ver
trouwen en hartelijkheid, al boette dit ook
van haar invloed in.
3e. Er ligt in het plattelandsleven een ze
gen van het bewarend element van natio
nale geestelijke belangen. Dat kan ontaar
den door het maken van geestelijk leven
tot doode traditie. Ook mag hieraan niette
streng worden vastgehouden. Er moet her
oriënteering komen en dan zullen vele hei
lige huisjes het moeten ontgelden.
Op geestige wijze schetst spr. voorts den
zegen die in het boerenleven ligt in de sa
menwerking met de vrouw, wier bezie
lende en genereerende kracht van zoo
groote invloed voor het bedrijf is.
Nooit zal grooter zegen ons land ge
schonken kunnen worden, dan indien in de
toekomst op onze boerderijen jonge boeren
/rouwen zijn, die hun kinderen voor
gaan in noesten vlijt en vóórts in hun le
ven bewijzen, dat aan 's Heeren zegen alles
gelegen is. (Daverend applaus).
Nadat de voorzitter Prof. Diepenhorst en
allen had gedankt, werd de samenkomst
met gezang en gebed gesloten.
Deze vergadering, die voor deze organisa
tie de derde was, mag onder de best ge
slaagde gerekend worden.
Het bericht dat evenals andere bladen ook
door ons is gepubliceerd over de zending
van 8000 kisten planten uit Boskoop naar
Leningrad is volgens Mr. W. F. Wery, se
cretaris van de Bond van Plantenhandela-
ren geheel uit de lucht gegrepen is. Hij weet
van niets en hij zou er van op de hoogte
moeten zijn. daar hij zich in het bizonder
met de uitvoerrelaties van den plantenhan-
del bezig houdt Hoe het bericht inde we
reld is gekomen was hem een raadsel. Er is
nimmer ook maar sprake geweest van eenig
geschenk aan Leningrad. Op zijn hoogst zul
len er, misschien, een stuk of tien kisten met
planten, bij wijze van reclame of monsters
gezonden zijn.
UIT HET SOCIALE LEVEN
DREIGENDE STAKING BIJ DE
KRISTAL-UNIE
LStrlcht dreigt i
FEUILLETON
WAT EEN KIND VERMAG
Naar het Engelsch
vail FLORENCE MONTGOMERY
(13
De heer Ramsay was verbaasd, toen hij
bemerkte, hoezeer het hem speet, dat dit
z. a u .v
Mer,»d re v. j^on brachten ei ïret li'M,
'dat hü niet uit kon staan, dat Poesje 7.00
ziek was, dat hij meest huilen, wanneer hij
er ook maar aan docht.
Deze woorden trof Jen den vrager op ge
voelige wijze.
Hij werd met t.u!k een vrees bevangen,
'dat het gesprek van den vorigen avond over
'dit onderwerp zou hei vat worden, met zulk
een huivering voor toespelingen op den wree
den huisheer, die hij meende, dat volgen
zouden, dat hij gevoelde terstond iets te moe
ten doen om de gedachten van het kind af
te leiden.
„Kan ik met 11 spelen?" zode hij een wei-
ïiig zenuwachtig.
„Weet u, ik 7.011 700 graag eon prettig,
Wild spelletje spelen", zeide Gillie met na-
'druk, „en zulk soort spelletjes kunt u niet
spelen ,wel?"
De heer Ramsay stemde met een zucht in,
'dat het maar al te waar was.
„Maar", voegde hij er aarzelend bij, „ik
kan het wel proheeren, als ge wilt".
De vreugde en dankbaarheid van het kind
waren zoo ongeveinsd, dat de heer Rumsay
zich ruimschoots betaald vond voor de pijn
lijke inspanning, die het wilde spelletje, dat
volgde, hem kostte.
Toen juffrouw Pryor te midden van al dat
leven binnenkwam om Gillie te zeggen, dat
hij thee moest komen drinken, kon zij haar
oogen nauwelijks gelooven en de heer Ram
say zag er eenigsztns beschaamd uit, toen
hij op heeterdaad betrapt werd.
„Het kind scheen zich te vervelen", zeide
hij, als om zich te verontschuldigen.
En zoo ontving John Ramsay zijn eerste
les in een waarheid, die hem nieuw was. Of
schoon het hem duizelde, genoot hij, toen hij
uitgeput in zijn stoel neerzonk, een gevoel
van voldoening, nu 'hij een ander van dienst
was geweest, en de gedachte, dat het zaligei
is te geven dan te ontvangen, kwam voor
het eerst op in zijn practischen geest.
„Gij komt toch terug", zeide hij bijna smeo-
kend tot Gillie vóór juffrouw Pryor hem
had weggebracht.
En Gillie verzocht zijn oom op te mogen
blijven, totdat deze het middagmaal had ge
bruikt, niet om er zelf van mee te eten
maar om het hem te zien nuttigen.
Toen het juffrouw Pryor gevraagd werd,
stond zij het ook toe, en de heer Ramsav
gevoelde, dat er nog weer iets was om ver
langend naar uit te -zien.
HOOFDSTUK IX
Waarin zij verschilden
„De kleedbel zal zoo dadelijk geluid Wor
den", z.pide een vroolijke stem omstreeks an
derhalf uur later, „wanneer gaat u naar bo
ven om u te kleeden?"
„Ik zal terstond gaan", zeide de heer Ram
say met ongewone vlugheid opstaande.
„En (mag ik u komen helpen?" zeide Gillie,
„ik ga altijd mee met paatje".
De heer Ramsay stond dit gereedelijk toe
en de twee gingen samen de trap op, die
naar de slaapkamer leidde. Hier lag een
geheel nieuw veld vol bekoring en ont
dekkingen,
Gillie liep opgetogen heen en weer bij het
zien van zoovele dingen, die hij nooit te vo
ren aanschouwd had. De heer Ramsay was
verwonderd en wist niet wat te denken van
de belangstelling, die het kind toonde in al
de gewone zaken van zijn toilettafel.
Hij was een man, die weinig opmerkte en
zeer weing belang stelde in levenlooze voor
werpen. Hij kon Gillie's verrukking over de
kleinigheden, die hier en daar verspreid la
gen, niet begrijpen, en de vragen, die deze
voortdurend verlangend deed, niet half be
antwoorden. Hij kende zijn kleinere bezittin
gen bijna niet. Zij lagen er; zij waren er al
tijd geweest. Hij herinnerde zich niet, aan
genomen dat hij het ooit geweten had, hoe
hij aan de verschillende bekende voorwer
pen gekomen was.
De verlangende vragen; Waar kocht u dit?
O, wie heeft u dit gegeven? brachten
hem zeer in de war. Hij waagde een zwakke
poging om aan Gillie's begeerte naar in
lichtingen te voldoen, maar zijn antwoorden
waren niet zeer bevredigend.
Een uitroep van verrukking stoorde hem
in zijn pogingen.
,.0. oom John! Wat een beeldje!"
„Hè?" riep de heer Ramsay uit ,die op
schrikte, „een beeldje? Wat op de wereld
kan het zijn?"
„O, oom John! zulk een snoezig «lief, klein
pillendoosje. Kijk eens! O, wat een klein,
aardig dingetje!"
„Mijn kind!" riep zijn oom uit. „Hebt ge
nog nooit een pillendoos gezien?"
„O, nooit zoo een. Die van Poesje zijn veel
grooter met veel pillen er in. Zij lijken niets
op dit lieve doosje. O, mag ik het hebben,
wanneer u het in het geheel niet meer noo
dig heeft?"
De heer Ramsay zuchtte, toen hij het ver
zoek toestond. Hij wenschte, dat hij ook
zoo vurig naar iets kon verlangen; en dat
zoo gemakkelijk te voldoen ware.
Er volgde een tweede uitroep. „Hier vind
ik juist, wat ik voor mijn boot noodig heb.
Mag ik 'het hebben?"
„Wat zal er nu volgen?" dacht oom John.
toen hem een oud stukje touw gebracht
De etensbel maakte een einde aan Gillie's
onderzoekingen en hij en de heer Ramsay
gingen naar de eetkamer.
Hij had in de namiddag dikwijls de keu
ken in en uitgeloopen om het eten te zien
klaarmaken en was opgetogen geraakt door
de pracht der toebereidselen en de moeite,
die de keukenmeid zich gaf. Vooral had een
zeer bewerkelijke pudding, zooals hij er
nooit te voren een aanschouwd had en die
in zijn oogen een bijna volmaakt kunstwerk
was, hem in verrukking gebracht.
Hij dacht er gedurende het heele middag
maal aan, keek er steeds naar uit «ver
wachtte hem elke minuut, en toen het oogen
blik .waarop hij behoorde te worden binnen
gebracht, naderde, werd hij zeer opge
wonden.
Toen dus genoemde pudding, fraaier dan
ooit, nu hij op een schotel was gedaan, voor
den dag kwam, en nadat liij in glorie den
heer Ramsay werd gepresenteerd en door
dezen met een koelen hoofdknik was ontvan
gen, bijna even gauw als hij verschenen was
de kamer werd uitgedragen, schrikte arme
Gillie eerst op en liet toen een uitroep van
teleurstelling hooren.
„O, oom John!" zeide hij, maar bleef ste
ken. De heer Ramsay keek op en zag lot zijn
ontsteltenis, dat Gillie's oogen vol tranen
stonden.
„Wat scheelt er aan?" zeide hij angstig.
„O, oom John! Die arme keukenmeid zal
zoo teleurgesteld zijn, en ze heeft haar best
zoo gedaan".
„Lieve kind, ik eet nooit zoetigheid. Ik
zal de huishoudster morgen zeggen, dat zij
nooit iets van dien aard behoeft te laten
boven brengen".
„O, oom John! doe dat als het u belieft
niet. Ze zal er zoo verdrietig over zijn. Zij
dacht, dat u er zooveel van zou houden. E11
zij heeft van haar eigen geld een keuken
boek gekocht, omdat ze bang was, dat ze
een beetje vergeten was, hoe ze puddingen
moest maken en omdat ze het toch de keu
kenmeid zoo gaarne wilde leeren. Wij kozen
deze uit. En u stuurde hem zoo gauw weg.
juist toen ik u wilde vertellen, hoe die
heerlijke rose en witte „fondant" gemaakt
wordt. En u heeft niet half gekeken naar
de honderden en duizenden stukjes, die er
bovenop liggen. Ik heb er de meeste zelf
op gestrooid. Of zou u hem nog niet eens
willen doen bovenbrengen? Toe, toe!"
De heer Runsay onderwierp zich aan zijn
lot.
„Breng dien pudding nog eens binnen",
zeide hijtoen de knecht weer binnenkwam
en tot Gillie's vrcigde en voldoening ver
scheen het prachtige a>- "Uw v.cer.
De heer Ramsay begon zeer zenuwachtig
te worden bij de gedachte welke gastrono
mische toeren er nog van hem verwacht zou
den worden. Het menu zeide hem, dat er ge
roosterde kaas zou volgen, iets, dat hem,
zooals hij zeker wist, nachtmerrie en slape-
looze uren zou bezorgen, zoo hij er van ge
bruikte. Maar de verlangende bruine oogen,
die op hem gericht waren, toen de schotel
hem werd aangeboden, hadden nog meer in
vloed op hem dan dit treurige vooruitzicht
en hij bediende er zich van zonder aarzelen.
Hierna kwam de bediende binnen met
kaas en radijsjes. Maar ook daarvoor be
dankte Ramsay. Hierdoor ten minste, dit
gevoelde hij, zou hij niet dalen in de achting
van het kind door de gevoelens van de keu
kenmeid te kwetsen. Zij had althans niets
te maken met de toebereidselen voor dit ge
recht Maar hij zag spoedig in, dat hij een
„faux pas" had gemaakt.
Gillie was zeer stil en bepaald terneerge
drukt, toen dit gerecht was afgewezen, en
wel in die mate, dat, zoodra de bedienden
zich verwijderd hadden, de heer Ramsay hem
beschroomd naar de oorzaak van zijn treurig
heid vroeg.
„Ik vond. dat die arme Edmund er zoo te
leurgesteld uitzag", zeide Gillie; „hij gaf
zicli zooveel moeite om het klaar te maken.
Ik hielp hem er aan. U weet niet hall, hoe-
lancr het duurde".
„Wat kon ik doen?" zei de heer Ramsay
zenuwachtig. ..Ik kon niet tweemaal kaas
eten .weet ge. Maar op een anderen keer,
als er geen geroosterde kaas is, zal ik
ÏWordt vervolgd^