DONDERDAG 28 SEPTEMBER 1933 Zesde Chr.-Sociale Cursus Bespreking van de referaten over Fascisme, Nationaal-socialisme, Corporatieve Staat REFERATEN A. STAPELKAMP EN G. EKKEL DE ZITTING VAN WOENSDAG Nadat Ds. B. E. J. Bik, Herat. Ev. Luth. predikant te Enkhuizen, den dag met een korte godsdienstoefening had doen aanvan gen, werd de gedachtenwisseling over de referaten van de heeren Mr. G. E v. Walsum van Rotterdam en Dr. C. Beekenkamp van Leiden over: „Fascisme, nationaal-socialisme en corporatieve staat'' voortgezet. Het eerst diende Mr. v. W alsum van re pliek. Hij wees er op dat metterdaad de groep-Musseit in Nederland de aandacht verdient. Echter biedt deze beweging weinig houvast. H/:<t principicele verschil met liet buitenland is niet groot. Onze bezwaren te gen het fascisme als zoodanig gelden ook Aeze groep. Referent handhaaft zijn bewering dat de groep-Mussert geen eigen levens- en wereld beschouwing voorstaat, al wordt dat woord wel gebruikt, doch slechts politieke ver nieuwing beoogt. De menschen hebben be hoefte aan idealisme, en sluiten zich daarom bij deze beweging aan. T.a.v. de.opmerking over het anti rationa listisch karakter dei nat. soc. beweging merkt spr. op. dat dit niet wil zeggen, dat men z'n verstand niet meer behoeft te ge.brui ken. De wisselwerking tussclien individu en gemeenschap wordt in naam door de nat. soc. beweging gehandhaafd, doch is door de totaliteit van den staat feitelijk eetn paskwil. Verder de algemeene opmerkingen beant woordende, wijst spr. erop, dat wc steeds de volle aandacht moeten hebben voor de werkelijkheid. Wij hebben onze roe ping te zien en te volgen. Spr. acht het gevaar van hint fascisme prin ci-pieel andere dan dat van het socialisme in verband met de pretenties dezer bewegingen De soepelheid van het fascisme t.a.v. den godsdienst maakt deze beweging zeeir ge vaarlijk. Het betoog van den heer Pellicaan gaat volkomen langs spr. heen en is onjuist. Een ding heeft spr. in diens betoog onaangenaam getroffen. We moeten oppassen elkander niet te diskwalificeren in onze religieuse gevoelens. Het betoog van den hoer Pellicaan was kwasie-wetenschappelijk, al kan spr. het wel onderschrijven. Er is metterdaad eenig \wschil tusschen godsdienst en kunst. Zij die als tevredenen'zich aandienden heb ben nog niet begrepen het werkelijk nieuwe dat komen gaat. We moeten ons standpunt opniieaiw bepalen en de menscheni houvast geven. We kunnen niet volstaan met wat er is. De waarden die we hebben kunnen al leen beteekenis hebben, als we elk oogenblik bereid zijn heit te toetsen. We moeten bereid zijn om den bovenbouw zoo noodig af te breken. Niet dat we maar zonder meer wil len afbreken, want dan zouden we toonen gespeend te zijn aan elk historisch besef. Ng.ast de individualistische en de collectivis- tische weg is er nog een derde. De heer Amelink is wel de laatste die ge rechtigd is om opmerkingen te maken als hij deed. Spr. kan er niet verder op ingaan want dan zou hij komen op politiek terrein Spr. wil als zijn persoonlijke meening zeg gen dat we ons beginsel moeten baseeren op de realiteit van de H. Schrift en zoo zoeken naar de oplossing der dingen. Wij moeten ons best doen samen te zoeken naar de cor poratieve gedachte. Alle dwang van Overheidswege moet wor den geweerd. Naar het vrije spel der maat schappelijke krachten kunnen we niet meer terug. De organische maatschappij moet ons ideaal zijn. We moeten studie maken van de verschijnselen opdat we zoo komen tot het verwezenlijken van dingen waarover we 30 jaar geleden 'hoorden spreken. Maar toen kon het niet en nu moet het. Laat ons oppassen voor het bouwen van ptelsels. We moeten de continuïteit bewaren en met alle kracht werken aan een nieuwe maat schappij. Wij kunnen het Koninkrijk Gods niet dcon komen, maar hebben ons te gedra gen alsof de komst van ons afhing, (dave rend applaus.) De Pr a es es dankte Mr. v. Walsum voor zijn betoog en verwelkomde met. een enkel woord het Tweede Kamerlid Dr. A. A. L. R u t g e r s, oud-gouverneur van Suri- Na een korte pauze was het woord aan Dr. C. Be eken kamp om zijn repliek te houden. Het was uiteraard niet mogelijk al len te bevredigen. Spr. deelde de verschillende vragen in drie groepen. Bij den heer Hermans was een misverstand in zijn beroep op de bekende tekst: „zoekt eerst liet Koninkrijk Gods enz. naar spr. nader uiteenzette. Wie over het fascisme spreken wil moet wel noodwendig in Italië terechtkomen. Spr. heeft de overtuiging, dat als de natio naal socialisten aan het bewind zouden ko men zij hun beginsel op alle terrein zullen doen doorwerken. Spr. zou hen die meenen, dat het Nederlandsche volkskarakter een waarborg biedt tegen de doorwerking van het fascisme tot voorzichtigheid willen ma nen. De volkskern moet zich steeds weer be zinnen op liet beginsel. Spr. heeft daartoe op gewekt. Spr. wil zijn uitlating over de radi cale afbraak onverzwakt handhaven. Al wat gebouwd is op het fundament van het indi vidualisme moet worden afgebroken. Maar wat op de principia van de voortrekkers is gebouwd is goed en daaraan moet worden voortgebouwd. In de spanning van vandaag moeten we zoeken naar den weg der ontko ming. De gemeente en elk lid individueel beeft tot taak een bron te zijn van licht, kracht, warmte, energie. Als wij maar zor gen voor contact, zorgt God wel voor den stroom. Als de eisch tot bckeering in den mensch levend wordt, wordt ook geboren de vraag: Wat moet ik doen? En het antwoord van de Apostelen is: 'bekeiart u! Dit woord heeft ook een beteekenis voor het sociale leven. We moeten ons stellen ondbr den central en eisch van het Evangelie. Heit betoog van den heer Amelink wijst spr. af. De heer Amelink weet beter hoe spr. denkt over het collectief contract, de bedrijfs organisatie etc. Hij heeft spr. boek terzake gelezen en er zelfs in de Kamer een dank baar gebruik van gemaakt (vroolijkheid) De heer Amelink had naar spr.'s meening moeten aangevien hoe het wel moet. Alles wat een uiting is van het egoisnie moet worden afgekapt. Ook het collectief contract als dat daarvan een uiting zou zijn. Het wordt meer dan tijd dat wij gaan zoe ken naar een niieaiw arbeids- en bedrij fs- Alles overziende blijft verdieping noodig De-ze cursus moge daartoe een spoorslag zijn. Wat de werkloosheid betreft wees spr. op de werkverschaffing. Booze tongen fluiste ren dat Hitier uit dien hoofde een nieuwe oorlog voorbereidt. Spreker wil niet zeggen dat de natio naal socialisten bewust oorlog voorbereiden maar dat het streven der nationaal socia listen daartoe leidt is heel niet denkbeeldig De offerbereidheid moet gekend. Spr. hand haafde zijr betoog. Het eerste en het meest noodige is gezindheddsverandering. Laten we ons hoeden voor zelfverheerlijking en onze sociale dogmatiek niet gebruiken als een hoofdkussen om op te slapen. De Chr. sociale 'beweging kwam in de 70-er en 80-er jaren der vorige eeuw tot openbaring. We danken er God voor maar mogen daarbij niet blijven staan. In die boeken der Schrif tuur en der historie moeten we veel lezen en kennen den eisch der sociale gerechtig heid, krachtens het beginsel. Ze is een waar borg voor de ontplooiing der persoonlijkheid en voor de harmonie van enkeling en ge heel. (levendige», bijval). De Voorzitter dankte de referenten voor hun betoogen en replieken. Principi- eele correcties blijken in di?n ohr. socialen kring niet noodig. De beginselen zijn vrij zuiver getrokken. Dat komt omdat ze ontleend zijn aan Gods onfeilbaar Woord en is dus niet onze ver dienste. Wij kennen uit Zijn Woord de or ganische gedachte en daarnaar te streven is altijd geweest het motief der Chr. sociale ■beweging. Met. maatschappelijke schema's moeten we altijd voorzichtig zijn. In deze tijd zijn natuurlijk correcties noodig. Maar t zijn geen principieele correcties. We heb ben bij ons werk een gezindheid noodig, die gewekt wordt als vrucht van den H. Geest. De christenen zijn alle eeuwen door kleine minderheid geweest en toch heb- zij machtigen invloed geoefend. De ge brokenheid echter blijft. We hebben noodig mannen die juridisch geschoold, medewer ken tot de Uitwerking van de economische agen. Daarom zal gaarne op deze sprekers ig eens een beroep worden gedaan. De gebrokenheid der maatschappij kunnen we niet veranderen. Maar het vermag ons niet moedigen, want Christus dired geen half werk. Hij geeft ons de zegen en doet geen werk mislukken! (instemming). -erd de morgenzitting gesloten. De middag van gister werd vrijgehouden r wandelingen en uitstapjes, waartoe het zeldzaam schoone weer en de idyllische om geving van het aan natuurschoon zoo rijke Lunteren als vanzelf uitnoodigden. AVONDVERGADERING ivond kwamen aan de orde de be handeling van cle vraagstukken in betrek king tot „Staat en Maatschappij". De heer A. Stapelkamp, van Utrecht, een van de secretarissen van het Chr. Nat. Vakverbond, efereerde over: „De. invloed van staatkun dige maatregelen op het bedrijfsleven". Referaat A. Stapelkamp. nvloed van staatkundige maatregelen, ving ref. zijn betoog aan, op het be drijfsleven is ree ls van zeer oude tij den op te merken Naarmate zich een geordend staats leven ontwikkelt, neemt, ook die in vloed toe. Met de opvatting, dat staat en maat schappij een eigen levenssfeer hebben, mbs,-.,- y-jHHBS 's d't niet in strijd. jfefrgpsl Overheidsmaatre- ïM/vümrn gelen ten aanzien van het bedrij fs- leven moeten ten doel hebben eencr- zijds dit tot bloei te brengen, ander zijds om het te helpen in de vervulling van zijn maatschappelijke taak. De hierboven bedoelde maatregelen zullen er steeds op gericht moeten zijn de vrije en zelfstandige ontwikkeling van het bedrijfs leven zooveel mogelijk te handhaven. Voor wat de huidige crisis betreft, zal de overheid bij het nemen van maatregelen, die beoogen de volkswelvaart te vern mede hebben te rekenen, dat zoo- de voortbrengselen van zijn bodem als voor zijn industrieele producten Neder land op ruilverkeer met het buitenland is aangewezen. Krachtige bevordering van vrij ruilver keer is gewenscht. Het streven naar autar kie is om principeele en practische redenen verwerpelijk te achten. Beschermende maat regelen als: contingenteering, clearing-, re torsie- reciproeiteitswetten zijn als nood maatregelen thans niet te vermijden. Handhaving van een waardevaste munt eenheid is voor een bloeiend bedrijfsle noodzakelijk. Het opzettelijk verwekken van in- of deflatie moet geacht worden te zijn in strijd met de christelijke moraal. Voor zoover de overheid in monopolistische bedrijven aan het bedrijfsleven deelneemt, moet het doel zijn daardoor de volksgemeen schap te dienen en de welvaart te bevor- De zich wijzigende structuur van economisch leven maakt het noodig, dat de bemoeiingen van den staat er thans mede op gericht zijn, dat het bedrijfsleven zich zoo snel mogelijk kan aanpassen aan de ver anderde verhoudingen op de internationale Over dit referaat zal Donderdag var dachten worden gewisseld, gelijk met dat van den heer E k k e l. Ds. N. H. K u i p r i, Ned. Herv. predikant te Acqou, sloot den dag met een korte godsdienstoefening. A. Stapelkamp De deelnemers aan 'de zesde Chr. Sociale Cursus te Lunteren. G. Ekkel DE DAG VAN HEDEN Nadat Ds. N. H. Kuipéri, Ned. Hen-, predikant te Acqou, hedenmorgen den dag met een korte godsdienstoefening had doen angen, kwam de here G. Ekkel, van Utrecht, voorzitter van den Chr. Textielarbei- dersbond „Unitas" aan het woord om het andere onderwerp, dat onder het hoofd „Staat en maatschappij" ter conferentie was aangekondigd te behandelen, n.l. „Werk loosheid, werktijd en Icon in verband met bedrijfstechniek en commercieel beheer". Referaat G. Ekkel. De maatschappij, aldus ref., is een orga nische eenheid, die zich in den loop der tijden, doch vooral na de industrieele ontwikkeling in de vorige eeuw, op veelzijdige wijze heeft ontplooid. De Westersche landen, die als ge volg van hun juis ter begrip omtrent de waarde en toe passing van be drij fstechnische maatregelen en commercieele han delspolitiek de overige landen grootendeels van goederen voorza gen, hebben danr- an inzonderheid de voordeelen genoten. Ondanks de schaduwzijde hieraan verbon den, bracht dit groote voordeelen, die aan heel de gemeenschap ten goede kwamen. Een der gevolgen van den grooten we reldoorlog is, dat de verhoudingen daardoor ler sterk gewijzigd zijn. De tijdelijke opbloei in de eerste na-oor- logsche jaren werd gevolgd door een inzin king, die tot de tegenwoordige crisis geleid heeft, waardoor de geheele maatschappij erd ontwricht en het eens bereikte levens peil niet kon worden gehandhaafd. Werd reeds door cle steeds scherpere mid delen, waarvan men zich in den economi sche» oorlog ging bedienen, non natuurlijke ontwikkeling van het bedrijfsleven schier onmogelijk gemaakt, ook de sterk gedaalde koopkracht, alsmede de opbouw eener eigen industrie in de Oostersche landen waren larop van grooten invloed. Deze verschillende factoren zijn oorzaak, dat de huidige crisis zoo gecompliceerd, hare gevolgen, met name voor wat de werk loosheid betreft, zoo ernstig, en hare oplos sing zoo moeilijk is. Desnoods moeten dan ook krachtige en diep ingrijpende maatregelen worden toege past ter bestrijding van de groote werk loosheid en om voor herstel en opbloei van het bedrijfsleven weer betere voorwaarden te scheppen. Het is de taak der maatschappij, dat ze tracht de daarvoor noodige maatregelen te treffen. zoover zij daartoe, met be houd van rechtvaardige verhoudingen ten opzichte van loon en arbeidstijd, niet in staakt blijkt te zijn, is het de plicht der overheid krachtigen steun te bieden. Perfectioneering van de bedrij fstechniek, a. uitkomend in rationalisatie en mecha nisatie, alsmede een zoo voordeelig mogelijk commericeel beheer, teneinde te komen tot kostprijsverlaging en ruimere afzet der pro ducten, is niet af te keuren. Hierbij mogen echter redelijke grenzen niet overschreden worden, terwijl voor verkeerde toepassing moet worden gewaakt. aring van vroeger heeft bewezen, dat werkloosheid niet een noodwendig ge volg van dergelijke maatregelen behoeft te zijn, doch dat zij juist gunstigen invloed op de arbeidsgelegenheden kunnen uitoefenen. In verband met de gevolgen, die zij ook >or werktijd en loon kunnen hebben, moet hierbij evenwel ook ernstig rekening wor den gehouden met de gewijzigde mogelijk heden van afzet en verbruik en de vraag in hoeverre het bedrijfsleven zich bij de ver anderde omstandigheden z«il kunnen en we ten aan te passen. Bovendien is het noodig alle mogelijk heden te benutten en middelen te overwegen waardoor de werkloosheid kan worden ne streden en de storende invloed op de verdere ontwikkeling van het bedrijfsleven kan wor den tegengegaan. Waar allerlei factoren van internationalen aard den algemeenen toestand sterk be ïnvloeden, moet, mede door betere interna tionale verstandhouding en regeling, wor den gestreefd naar herstel van verbroken evenwicht. Over 4it referaat en dat van den heer Stapelkamp werd vandaag van gedachten gewisseld. Vanavond zal Ds P. Prins, Ger. predikant te Deventer, den dag sluiten met een korte „Aandacht". Morgen breekt de laatste conferentiedag aan en zullen de deelnemers luisteren naar een referaat van Dr. M. J. A. de V r ij e r, Ned. Herv. predikant te Amsterdam, over: „Statische en dynamische armoede". LAND- EN TUINBOUW DE ZEGEN VAN HET BOERENLEVEN Jaarvergadering van de Chr. Jonge Boeren en Tuinders BUITENGEWONE OPKOMST BEST GESLAAGDE VERGADERING De opgekomencn voor de jaarvergadering van Chr. Jonge Boeren en Tuinders, vulden gisteren een tweetal zalen van de Groote Sociëteit aan de „Oude Wand" te Zutphen. De opkomst was buitengewoon, zoodat de voorzitter is zijn openingswoord gewaagde van een opkomst, die alle vrees dienaan gaande beschaamde. Te kwart voor 12 opende de voorzitter, de heer Chr. v. d. Heuvel, van Heemstede, de vergadering met het laten zingen van Ps 191 en 4. het lezen van een gedeelte van Mattheus 6 en het voorgaan in gebed. In zijn openingswoord heette hij aller eerst allen hartelijk welkom en voorts richtte hij zich speciaal tot den heer C. Roeterdink, van Gorssel, hoofdbestuurs lid van den C.B.T.B. en den heer .1. Hofstra van Hellendoorn, bestuurslid van de Ned. Ver. van Chr. Land- en Tuinbouwonder- Hierna hield hij een rede over: „Klippen die onze geloovige jonge boeren en tuinders bedreigen". Hij wees hierin op een viertal gevaren die in dezen tijd naar voren komen, n.l. het gevaar van de veronachtzaming van de technische scholing van de jongeren; het bezwaar, dat de jonge menschen opgroeien in hedrijven, die geheel en al steunen op de krukken van den staatssteun; voorts dat op sociaal-economisch terrein de maat schappelijke klassen hoe langer hoe meer tegenover elkander komen te staan en ten 6lotte op het gevaar van het materialisme, doordat al te groote aandacht aan de stof felijke nooden moet worden gegeven. Tegen deze gevaren ziet spr. in de jon gere organisaties een bolwerk, dat de ge varen bezweren kan. Men zal dus op de uit zetting van dit werk bedacht dienen te zijn De Jaarverslagen De secretaris, de heer W. R i p van Hoofd dorp, bracht hierna het jaarverslag uit Hieruit stippen we aan, dat de propaganda* actie vrucht droeg, want de organisatie groeide van 24 afdeelingen met 800 leden, tot 46 afdeelingen met 1200 leden. In de provincies is Gelderland het bol werk en daarin staat de ring „De Graaf schap" vooraan. De Bond heeft nog geen eigen orgaan en het bestuur durft de uitgave daarvan nog niet aan om financieele redenen Men heeft nu een rubriek in „Ons Platteland". Bij de bespreking op dit jaarverslag erd critiek geoefend op de verschenen schetsen, waarhij de schetsen van de AR JA als voorbeeld ter navolging werden ge noemd. Het bestuur zal dit punt nader onder oogen zien. De heer A. J. W i s s i n k, van de Wilp, bracht het financieel verslag uit. De inkomsten bedroegen f 533.03, de uitga ven f 509,09, zoodat een saldo in kas is van f 23,94. Beide verslagen werden goedgekeurd. De voorzitter en de secretaris, de heeren d. Heuvel en Rip werden hierna bij en kele candidaatstelling verkozen verklaard (applaus). Beiden namen de benoeming aan. In de morgenvergadering werd verder nog het woord gevoerd door den heer C. Roeterdink namens den C. B. T. B. en den heer Hofstra namens de Ned. Ver. van Chr. Land- en Tulnbouwonderwijzers. De voor zitter dankte hiervoor. Nadat het Wilhelmus gezongen was werd de vergadering gesehorst tot halfdrie. MIDDAGVERGADERING. De middagvergadering, die ook door een 150-tal boerenmeisjes werd bijgewoond, werd geopend met het zingen van twee coupletten van Da Costa's strijdlied. De voorzitter beantwoordde hierna eenige vragen, die hem van tevoren waren toege zonden. Zij handelen over het organiseeren van bedrijfsboeren of tuinders in den C. B. T. B. of een vakorganisatie; het in dienst nemen zonder loon van Duitsché Jodenkin deren, ter opleiding van emigratie naar Pa lestina; de vernietiging van producten als crisismaatregel; de Kamer van Belangen, door Dr. Kuyper bepleit en de ontwikkeling van het huidige organisatieleven; en de verhouding van de jonge boeren- en tuin- dersorganisatics tot de Jongelings-vereeni- gingen. Hierna was het woord aan Prof. Dr. P. A. Diepenhorst, van Amsterdam, die sprak over: De zegen van het jonge boer zijn. Het woord jeugd, aldus spr., heeft in on zen tijd een harmonische klank, maar hat woord boer niet. Het leven van den boer rolt niet meer genoeglijk voort, er is nood. Ten spijt hiervan wil spr. enkele redenen aanvoeren, waaruit blijkt dat 't jonge boer zijn een zegen inhoudt. Ie. Gij hebt werk. Terwijl de wereld in werkloosheid ondergaat, mag de boer wer ken. Dat is een zegen, want de jeugdigen onder de rond 300.000 werkloozen in Ne- VHIJDAG, SEPTEMBER Hulien <2*6 M.) K R.U. 8.00 Murgencor<:ert 8 15 Gramofoon 10.30 Morgendienst door Ds. S. J-ibenia te Doorn 11.00 Zajig 13-15 v e r t> u m (1875 M) V.A.R A *i'i •-rn.o- foon 10.15 Voordracht 10.30 Orgel 11.00 Voor de keuken 11.30 Grajnofoon 4.15 Orgel 4.5U Na Schooltöd 5 30 Orkest 7.U3 Orkest 11.00 Orgel 11.30 Gramo- russel (VI.) <337.8 M) 12.20 Concert 1.20 Concert 6.20 liramofoon 6.50 Concert 7.20 Gramofoon 8.20 Concert 10.05 Ura- t'ransch) <609 3 M) 12 20 Gramofnon 1.20 Gramofoon 5.20 Orkest 6.35 Gra- mofoon 6.50 l'iano 7.05 Gramofoon 8.20 Orkest 9.20 Orkest angenberg (472 4 M.) 6.20 Gramofoon 7.20 Gramofoon 10 30 Mensch und Welt Radio Nieuws. lofoon 7.20 Gramofoot Par Un (Radio Paris) (1724.1 M.) 8.05 Gre toon 12.50 G --- - 9.25 Gramofoon Warschau <1411.8 M.) 5.35 Coi Orkest 6 20 Orkest 9.30 Coi dcrland gaan geestelijk en moreel ten onder. In tegenstelling Riet vroeger is er nu weer heimwee naar werk en ge kunt u gelukkig prijzen dat ge werken moogt. 2e. Ge ontkomt aan de algeheele mecha niseering van het leven. Alles gaat met de machine, maar de boer ziet zijn eigen werk, legt daarin zijn eigen persoonlijkheid en ontvangt zoo nog de vreugde van den ar beid. Ook is er onder de boeren nog ver trouwen en hartelijkheid, al boette dit ook van haar invloed in. 3e. Er ligt in het plattelandsleven een ze gen van het bewarend element van natio nale geestelijke belangen. Dat kan ontaar den door het maken van geestelijk leven tot doode traditie. Ook mag hieraan niette streng worden vastgehouden. Er moet her oriënteering komen en dan zullen vele hei lige huisjes het moeten ontgelden. Op geestige wijze schetst spr. voorts den zegen die in het boerenleven ligt in de sa menwerking met de vrouw, wier bezie lende en genereerende kracht van zoo groote invloed voor het bedrijf is. Nooit zal grooter zegen ons land ge schonken kunnen worden, dan indien in de toekomst op onze boerderijen jonge boeren /rouwen zijn, die hun kinderen voor gaan in noesten vlijt en vóórts in hun le ven bewijzen, dat aan 's Heeren zegen alles gelegen is. (Daverend applaus). Nadat de voorzitter Prof. Diepenhorst en allen had gedankt, werd de samenkomst met gezang en gebed gesloten. Deze vergadering, die voor deze organisa tie de derde was, mag onder de best ge slaagde gerekend worden. Het bericht dat evenals andere bladen ook door ons is gepubliceerd over de zending van 8000 kisten planten uit Boskoop naar Leningrad is volgens Mr. W. F. Wery, se cretaris van de Bond van Plantenhandela- ren geheel uit de lucht gegrepen is. Hij weet van niets en hij zou er van op de hoogte moeten zijn. daar hij zich in het bizonder met de uitvoerrelaties van den plantenhan- del bezig houdt Hoe het bericht inde we reld is gekomen was hem een raadsel. Er is nimmer ook maar sprake geweest van eenig geschenk aan Leningrad. Op zijn hoogst zul len er, misschien, een stuk of tien kisten met planten, bij wijze van reclame of monsters gezonden zijn. UIT HET SOCIALE LEVEN DREIGENDE STAKING BIJ DE KRISTAL-UNIE LStrlcht dreigt i FEUILLETON WAT EEN KIND VERMAG Naar het Engelsch vail FLORENCE MONTGOMERY (13 De heer Ramsay was verbaasd, toen hij bemerkte, hoezeer het hem speet, dat dit z. a u .v Mer,»d re v. j^on brachten ei ïret li'M, 'dat hü niet uit kon staan, dat Poesje 7.00 ziek was, dat hij meest huilen, wanneer hij er ook maar aan docht. Deze woorden trof Jen den vrager op ge voelige wijze. Hij werd met t.u!k een vrees bevangen, 'dat het gesprek van den vorigen avond over 'dit onderwerp zou hei vat worden, met zulk een huivering voor toespelingen op den wree den huisheer, die hij meende, dat volgen zouden, dat hij gevoelde terstond iets te moe ten doen om de gedachten van het kind af te leiden. „Kan ik met 11 spelen?" zode hij een wei- ïiig zenuwachtig. „Weet u, ik 7.011 700 graag eon prettig, Wild spelletje spelen", zeide Gillie met na- 'druk, „en zulk soort spelletjes kunt u niet spelen ,wel?" De heer Ramsay stemde met een zucht in, 'dat het maar al te waar was. „Maar", voegde hij er aarzelend bij, „ik kan het wel proheeren, als ge wilt". De vreugde en dankbaarheid van het kind waren zoo ongeveinsd, dat de heer Rumsay zich ruimschoots betaald vond voor de pijn lijke inspanning, die het wilde spelletje, dat volgde, hem kostte. Toen juffrouw Pryor te midden van al dat leven binnenkwam om Gillie te zeggen, dat hij thee moest komen drinken, kon zij haar oogen nauwelijks gelooven en de heer Ram say zag er eenigsztns beschaamd uit, toen hij op heeterdaad betrapt werd. „Het kind scheen zich te vervelen", zeide hij, als om zich te verontschuldigen. En zoo ontving John Ramsay zijn eerste les in een waarheid, die hem nieuw was. Of schoon het hem duizelde, genoot hij, toen hij uitgeput in zijn stoel neerzonk, een gevoel van voldoening, nu 'hij een ander van dienst was geweest, en de gedachte, dat het zaligei is te geven dan te ontvangen, kwam voor het eerst op in zijn practischen geest. „Gij komt toch terug", zeide hij bijna smeo- kend tot Gillie vóór juffrouw Pryor hem had weggebracht. En Gillie verzocht zijn oom op te mogen blijven, totdat deze het middagmaal had ge bruikt, niet om er zelf van mee te eten maar om het hem te zien nuttigen. Toen het juffrouw Pryor gevraagd werd, stond zij het ook toe, en de heer Ramsav gevoelde, dat er nog weer iets was om ver langend naar uit te -zien. HOOFDSTUK IX Waarin zij verschilden „De kleedbel zal zoo dadelijk geluid Wor den", z.pide een vroolijke stem omstreeks an derhalf uur later, „wanneer gaat u naar bo ven om u te kleeden?" „Ik zal terstond gaan", zeide de heer Ram say met ongewone vlugheid opstaande. „En (mag ik u komen helpen?" zeide Gillie, „ik ga altijd mee met paatje". De heer Ramsay stond dit gereedelijk toe en de twee gingen samen de trap op, die naar de slaapkamer leidde. Hier lag een geheel nieuw veld vol bekoring en ont dekkingen, Gillie liep opgetogen heen en weer bij het zien van zoovele dingen, die hij nooit te vo ren aanschouwd had. De heer Ramsay was verwonderd en wist niet wat te denken van de belangstelling, die het kind toonde in al de gewone zaken van zijn toilettafel. Hij was een man, die weinig opmerkte en zeer weing belang stelde in levenlooze voor werpen. Hij kon Gillie's verrukking over de kleinigheden, die hier en daar verspreid la gen, niet begrijpen, en de vragen, die deze voortdurend verlangend deed, niet half be antwoorden. Hij kende zijn kleinere bezittin gen bijna niet. Zij lagen er; zij waren er al tijd geweest. Hij herinnerde zich niet, aan genomen dat hij het ooit geweten had, hoe hij aan de verschillende bekende voorwer pen gekomen was. De verlangende vragen; Waar kocht u dit? O, wie heeft u dit gegeven? brachten hem zeer in de war. Hij waagde een zwakke poging om aan Gillie's begeerte naar in lichtingen te voldoen, maar zijn antwoorden waren niet zeer bevredigend. Een uitroep van verrukking stoorde hem in zijn pogingen. ,.0. oom John! Wat een beeldje!" „Hè?" riep de heer Ramsay uit ,die op schrikte, „een beeldje? Wat op de wereld kan het zijn?" „O, oom John! zulk een snoezig «lief, klein pillendoosje. Kijk eens! O, wat een klein, aardig dingetje!" „Mijn kind!" riep zijn oom uit. „Hebt ge nog nooit een pillendoos gezien?" „O, nooit zoo een. Die van Poesje zijn veel grooter met veel pillen er in. Zij lijken niets op dit lieve doosje. O, mag ik het hebben, wanneer u het in het geheel niet meer noo dig heeft?" De heer Ramsay zuchtte, toen hij het ver zoek toestond. Hij wenschte, dat hij ook zoo vurig naar iets kon verlangen; en dat zoo gemakkelijk te voldoen ware. Er volgde een tweede uitroep. „Hier vind ik juist, wat ik voor mijn boot noodig heb. Mag ik 'het hebben?" „Wat zal er nu volgen?" dacht oom John. toen hem een oud stukje touw gebracht De etensbel maakte een einde aan Gillie's onderzoekingen en hij en de heer Ramsay gingen naar de eetkamer. Hij had in de namiddag dikwijls de keu ken in en uitgeloopen om het eten te zien klaarmaken en was opgetogen geraakt door de pracht der toebereidselen en de moeite, die de keukenmeid zich gaf. Vooral had een zeer bewerkelijke pudding, zooals hij er nooit te voren een aanschouwd had en die in zijn oogen een bijna volmaakt kunstwerk was, hem in verrukking gebracht. Hij dacht er gedurende het heele middag maal aan, keek er steeds naar uit «ver wachtte hem elke minuut, en toen het oogen blik .waarop hij behoorde te worden binnen gebracht, naderde, werd hij zeer opge wonden. Toen dus genoemde pudding, fraaier dan ooit, nu hij op een schotel was gedaan, voor den dag kwam, en nadat liij in glorie den heer Ramsay werd gepresenteerd en door dezen met een koelen hoofdknik was ontvan gen, bijna even gauw als hij verschenen was de kamer werd uitgedragen, schrikte arme Gillie eerst op en liet toen een uitroep van teleurstelling hooren. „O, oom John!" zeide hij, maar bleef ste ken. De heer Ramsay keek op en zag lot zijn ontsteltenis, dat Gillie's oogen vol tranen stonden. „Wat scheelt er aan?" zeide hij angstig. „O, oom John! Die arme keukenmeid zal zoo teleurgesteld zijn, en ze heeft haar best zoo gedaan". „Lieve kind, ik eet nooit zoetigheid. Ik zal de huishoudster morgen zeggen, dat zij nooit iets van dien aard behoeft te laten boven brengen". „O, oom John! doe dat als het u belieft niet. Ze zal er zoo verdrietig over zijn. Zij dacht, dat u er zooveel van zou houden. E11 zij heeft van haar eigen geld een keuken boek gekocht, omdat ze bang was, dat ze een beetje vergeten was, hoe ze puddingen moest maken en omdat ze het toch de keu kenmeid zoo gaarne wilde leeren. Wij kozen deze uit. En u stuurde hem zoo gauw weg. juist toen ik u wilde vertellen, hoe die heerlijke rose en witte „fondant" gemaakt wordt. En u heeft niet half gekeken naar de honderden en duizenden stukjes, die er bovenop liggen. Ik heb er de meeste zelf op gestrooid. Of zou u hem nog niet eens willen doen bovenbrengen? Toe, toe!" De heer Runsay onderwierp zich aan zijn lot. „Breng dien pudding nog eens binnen", zeide hijtoen de knecht weer binnenkwam en tot Gillie's vrcigde en voldoening ver scheen het prachtige a>- "Uw v.cer. De heer Ramsay begon zeer zenuwachtig te worden bij de gedachte welke gastrono mische toeren er nog van hem verwacht zou den worden. Het menu zeide hem, dat er ge roosterde kaas zou volgen, iets, dat hem, zooals hij zeker wist, nachtmerrie en slape- looze uren zou bezorgen, zoo hij er van ge bruikte. Maar de verlangende bruine oogen, die op hem gericht waren, toen de schotel hem werd aangeboden, hadden nog meer in vloed op hem dan dit treurige vooruitzicht en hij bediende er zich van zonder aarzelen. Hierna kwam de bediende binnen met kaas en radijsjes. Maar ook daarvoor be dankte Ramsay. Hierdoor ten minste, dit gevoelde hij, zou hij niet dalen in de achting van het kind door de gevoelens van de keu kenmeid te kwetsen. Zij had althans niets te maken met de toebereidselen voor dit ge recht Maar hij zag spoedig in, dat hij een „faux pas" had gemaakt. Gillie was zeer stil en bepaald terneerge drukt, toen dit gerecht was afgewezen, en wel in die mate, dat, zoodra de bedienden zich verwijderd hadden, de heer Ramsay hem beschroomd naar de oorzaak van zijn treurig heid vroeg. „Ik vond. dat die arme Edmund er zoo te leurgesteld uitzag", zeide Gillie; „hij gaf zicli zooveel moeite om het klaar te maken. Ik hielp hem er aan. U weet niet hall, hoe- lancr het duurde". „Wat kon ik doen?" zei de heer Ramsay zenuwachtig. ..Ik kon niet tweemaal kaas eten .weet ge. Maar op een anderen keer, als er geen geroosterde kaas is, zal ik ÏWordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 3