Een stroom van nieuwe wets
ontwerpen
Sfaafsbegroofing 1934
WOENSDAG 20 SEPTEMBER 1933
TOT STEUN VAN HET VERBROKEN EVENWICHT
COUPONBELASTING
ALLE OBLIGATIES VALLEN ERONDER!
Geraamde opbrengst 6% millioen.
Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp
ingediend tot heffing van een couponbelas
ting. De Memorie van Toelichting zegt, dat
de minister heeft gemeend de couponbelas
ting te moeten gieten in den vorm van een
meer eenvoudige zakelijke belasting tot een
laag percentage, zonder vrijstellingen (be
houdens eenige op utiliteitsgronden) eü
zonder verrekening met de inkomstenbe
lasting, waarbij getroffen worden de op
brengsten van Nederlandsche obligaties en
van buitenlandsche effecten.
Ten aanzien van de binnenlandsche effec
ten is uitgegaan van het beginsel dat aan
de belasting onderworpen zullen zijn de op
brengsten van alle effecten, uitgegeven
door hier Ie lande gevestige lichamen, be
halve van die, welker opbrengst reeds cl"or
de dividend- en tantièmcbelasting is getrof
fen. In hoofdzaak zijn dus vrijgesteld de
binnenlandsche aandeelen, belast de bin
nenlandsche obligaties, zonder onderscheid
wie hiervan eigenaar is.
De heffing van belasting is hier vrij een
voudig te regelen. Zij kan geschieden bij de
bron; degene die de opbrengst (in hoofd
zaak dus de obligatierente) moet uitbetalen
wordt tot schuldenaar van de belasting ver
klaard met het recht om de belasting af te
houden bij de uitbetaling van de opbrengst
aan de daarop rechthebbenden.
De opbrengst van de buitenlandsche
fondsen is aan de belasting onderworpen
verklaard, indien zij toekomt aan een per
soon, die bier te'lande woont of aan een
lichaam, dat hier te lande is gevestigd.
Met een belastingheffing bij het verzilve
ren enz. hier te lande kan niet worden vol-
stan, maar er moet aan den rechthebbende
op de opbrengst de verplichting worden op
gelegd van het vorderbaar worden van die
opbrengst aangifte te doen, voor zoover
deze niet door hem door verzilvering van
de coupons enz. hier te lande is geïnd. De
ze aangifte behoeft eerst te geschieden eeu
jaar na afloop van het jaar waarin de cou
pons enz. voor vordering vatbaar zijn ge
worden, zoodat de bezitter van buitenland
sche effecten alle gelegenheid heeft op de
normale wijze de belasting te voldoen.
Raming der opbrengst
De raming van de opbrengst is ten aan
zien van de binnenlandsche effecten eeni-
'germate met nauwkeurigheid te doen. Vol
gens het Verslag van de Vereeniging voor
den Effectenhandel over 1932 is het uit
staand nominaal bedrag der in Nederland
en Nederlandsch-ïndië uitgegeven en op de
prijscourant van die Vereeniging genoteer
de obligaties begin Januari 1933 pl.m.
f 7.300.000.000, waarvan de jaarlijksche op
brengst zou zijn pl.m. f 320.000.000. Volgens
het „Indisch Verslag 1932" was het bedrag
der Indische Staatsleeningen ruim
f 1.100.000.000, waarvan de opbrengst zou
zijn pl.m. f 55.000.000, zoodat zou blijven
f '265 millioen.
Dit bedrag moet nog verminderd worden
met le. de opbrengst der Nederlandsche
Staatsleeningen, waarvan bij de wet is be
paald, dat zij aan een belasting naar de
opbrengst niet zullen worden onderworpen
geraamd op f S3 millioen en 2e. een zekere
som voor noodlijdende fondsen, welke ge
schat zou kunnen worden op f 13.000.000.
Totaal alzoo f 51.000.000, doch vermeerderd
met de opbrengst van niet op de prijscou
rant genoteerde obligaties te stellen op
f 1.000.000, rest een vermindering van
50.000.000, zoodat de opbrengst der in Ne
derland uitgegeven obligaties zou zijn pl.ro.
f 215.000.000.
Wat de buitenlandsche effecten b.etreft is
de opbrengst, vooral in de tegenwoordige
tijden, uiteraard zeer moeilijk' met nauw
keurigheid te schatten. Van de Indische
fondsen mag aangenomen worden dat het
grootste deel zich in Nederlandsche handen
bevindt; de opbrengst daarvan kan worden
geraamd op f 45.000.000. Van de andere bui
tenlandsche fondsen zou aan de hand van
gegevens der successiestatistiek af te leiden
zijn, dat in de laatste jaren de opbrengst
gemiddeld pl.m. f 120 millioen zou zijn. Ech
ter dient te worden aangenomen, dat thans
de opbrengst ongeveer gehalveerd is, zoo
dat zij thans zou kunnen worden gesteld
op f 60.000.000, derhalve zou de opbrengst
van de buitenlandsche fondsen zijn pl.m.
f 105.000.000.
In totaal zou de opbrengst van de in het
•wetsontwerp bedoelde effecten derhalve zijn
f 320 millioen, zoodat, bij een percentage
van 2 ten honderd de opbrengst der belas
ting zou bedragen f 6.4 millioen.
HERZIENING INKOMSTEN
BELASTING
Hooger heffingspercentages
boven f 70.000.
Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp
ingediend tot technische herziening van het
tarief der inkomstenbelasting.
De afgchaffing van de Verdedigingsbelais-
ing II en de verwerking van haar verlaagd
tarief in het tarief der inkomstenbelasting
bij de wet van 24 Januari 1930, bracht de
ongelijkheid mede, dat de toeneming van. 't
inkomen tusschen f 1150 en f 2000 aanzien
lijk zwaarder wordt belast dan de. toeneming
van het inkomen tusschen f 1100 en f 1150
en die tusschen f 1200 en f 1250. Onder het
vigeerend tarief wordt "bij een inkomen van
f 1100 een bedrag van f 4.60 geheven en bij
een inkomen van f 1150 een bedrag van
f 5.40; dit verschil van 80 ct. stijgt tot een
bedrag van f 1.60 bij inkomens van f 1200
(geheven wordt daar f 7), terwijl 't daaren
tegen weder daalt tot een verschil van f 1
bij inkomens van f 1250.
Het onderhavige wetsvoorstel streeft er
naar deze ongelijkheid weg te nemer% door
de belastingbedragen voor de inkomens be
neden f 1600 meer geleidelijk te doen op
klimmen.
Daarnaast wordt voorgesteld het heffings
percentage voor inkomens boven f 70.000
iets te verhoogen. Voor inkomens boven
f 70.000 tot en met f 85.000 hn voor in
komens boven f 85.000 zal de toeneming van
het inkomen worden belast met respectieve
lijk f 13.50 en f 15 in plaats van f 13.30 en
f 13.50, voor elk geheel bedrag van f 100.
Het resultaat van een en ander zal zijn, dat
de inkomstenbelasting voor het dienstjaar
1934/35 in hoofdsom naar schatting f 1.900.000
meer zal opbrengen dan bij behoud van het
bestaande tarief het geval zal zijn. Van dit
bedrag komt 2/3 of f 1.266.000 ten bate van
de Rij ksb eg rooting voor het dienstjaar 1934.
DE OPCENTEN OP DE INVOER
RECHTEN
Voorlooplg voortgezet
Ingediend is een wetsontwerp tot voorloo-
pige voortzetting der heffing van enkele
tijdelijke invoerrechten en van de opcenten
op sommige invoerrechten.
Bij de wet van 24 December 1932 werd
S/oor den tijd van één jaar (het jaar 1933)
besloten tot de heffing van opcenten op een
aantal invoerrechten. Het ligt in het voor
nemen van den Minister deze heffing zoo
spoedig mogelijk te doen plaats maken voor
een technische herziening van het tarief
an invoerrechten.
De toestand van 's Rijks financiën vor
dert, dat, in afwachting van de invoering
der herziening de opcentenheffing op dein-
oerrechten blijft bestendigd.
Bij het onderhavige ontwerp wordt daar
om voorgesteld haar voor een jaar te ver
lengen. Deze verlengingstermijn is gedacht
als een maximum.
De geheele in het aangeboden wetsontwerp
ervatte voorloopige regeling strekt dus
slechts tot handhaving van den thans be-
staanden toestand op tariefgebied tot de
aanstaande herziening van het tarief van
invoerrechten. Bij die herziening zal de ge
heele materie opnieuw en meer definitief
geregeld kunnen worden.
OPHEFFING LEENINGFONDS 1914
Beter overzicht der Rijksmiddelen
Ingediend is verder een wetsontwerp tot
aanvulling van art. 31 der Leeningwet 1914,
zooals dat artikel is gewijzigd bij de wet
m 15 Mei 1931.
Het wetsontwerp strekt tot opheffiüg van
het Leeningfonds 1914.
De krachtens wettelijke bepalingen ten
bate van het Fonds komende heffingen zul
len op 1 Januari, resp. 1 Mei 1934, komen te
vervallen, zoodat ter dekking van de uit
gaven hoegenaamd geen middelen aan het
Fonds meer ten goede komen; in plaats van
de vervallende heffingen te verlengen, ver
dient het aanbeveling deze heffingen in '1
algemeene belastingstelsel van het Rijk op
te nemen, teneinde daardoor oen beter ge
heel te verkrijgen.
Nu 't tekort van 't Leeningfonds voortaan
op de Rijksbegrooting gedekt moet worden
dit Fonds geen eigen kapitaal of eigen
inkomsten meer heeft, schijnt het noodeloos
omslachtig het nog langer als een zelfstan
dige eenheid te handhaven en verdient het
aanbeveling de bestaande administratieve
regeling te vervangen door een meer een
voudige, waarbij, onder opheffing van het
fonds, de uitgaven en ontvangsten ten laste
van de Rijksbegrooting, resp. ten bate
de Rijksmiddelen worden gebracht.
VERMOGENS- EN GEMEENTEFONDS
BELASTING
Heffing van opcenten
Tot heffing van opcenten op de gemeente
fondsbelasting en de vermogensbelasting
óvër het belastingjaar 1934A35, is bij de
Kamer een ontwerp van wet ingediend.
De toestand van 's Rijks financiën vordert
dat de heffing van opcenten öp de gemeente-
fondsbelasting en de vermogensbelasting,
zooals die bij de wet van 1 Maart 1933 voor
het belastingjaar 1933/'34 is geregeld, in af
wachting van nadere voorziening, voor één
jaar wordt verlengd.
De opbrengst van de voorgestelde heffing
over 1934/'35 wordt geraamd voor de opcen
ten op de gemeentefondsbelasting op f 21
millioen en voor de opcenten op de vermo
gensbelasting op f 3.390.000. Van het totaal
ad. f 24.390.000 kal 2/3 of f 16.260.000 ten
goede komen aan de Rijksbegrooting v
het dienstjaar 1934.
OPHEFFING GEZONDHEIDS
COMMISSIES
Bezuiniging van f 53.200
De hoogst zorgelijke toestand van de fi
nanciën van het Rijk en de gemeenten
dwingt er toe, zooveel mogelijk versoberin
gen in de openbare huishouding aan te
brengen. Daartoe is een wetsontwerp tot
wijziging der Gezondheidswet ingediend.
Opheffing van de gezondheidscommissies
behoort, aldus de toelichting, tot de minst
schadelijke maatregelen. De Rijksbegrooting
kan daardoor met f 53.200 verminderd wor
den; ook de gemeentelijke begrootingen zul
len verlichting van lasten ondervinden.
OPHEFFING RESERVEFONDS
Ingediend is een wetsontwerp tot regeling
van de afboeking ingevolge de wet van
15 December 1927 van het overgebleven na-
deelig saldo der algemeene rekening van de
S taatsontvangsten en -uitgaven van de
dienstjaren 1910 tot en met 1924 en in ver
gelijking brenging en afboeking van de
saldi van de Rijksrekeningen der jaren 1925
en met 1928, tegen de opbrengst van de
diezelfde jaren gesloten geldleeningen.
Wijziging en aanvulling van de Comptabili
teitswet 1927 en opheffing van het bij de
VERLAGING UITKEERINGEN
GEMEENTEFONDS
Financieele verhouding van
rijk en gemeenten-
Een wetsontwerp is ingediend tot verla
ging van de uitkeeringen van het Gemeente
fonds.
De wet van 15 Juli 1Q29 tot regeling van
de financieele betrekking tusschen het rijk
en de gemeenten bepaalt, dat de uitkeerin
gen per hoofd van de bevolking telkens voor
een tijdvak van vijf jaren worden vastge
steld.
Het gekozen systeem bracht met zich, dat
de eenmaal vastgestelde uitlceering geduren
de vijf jaren aan de gemeenten bleef ver
zekerd, doch het is daarbij nimmer de be
doeling geweest, dat dit zou beteekenen,
dat het rijk tekorten van tientallen millioe-
nen in het gemeentefonds zou moeten gaan
bijpassen. Hier, als op zoo menig ander ter
rein, heeft de crisis de gemaakte berekenin
gen volkome# in de war gestuurd.
In plaats van het normale accres ver
toonde de opbrengst der gemeentefondsbe-
lasting schrikbarenden dalingen.De regeering
was daardoor genoodzaakt voor het begroo-
tingsjaar 1933/'34 de indiening te bevorde
ren van een wetsontwerp tot versterking
der inkomsten van het gemeentefonds, welk
ontwerp de instemming der Statcn-Generaal
heeft verworven.
Niettegenstaande deze middelenverster
king vertoonde de fondsbegrooting voor
jaar 1933/'34 eon nadeclig slot van f 15.231.310
hetwelk ten laste van de rijksbegrooting
voor twee-derde gedeelten voor het dienst
jaar 1933 en voor het restant voor het
dienstjaar 1934 moest worden gedekt.
De mot stelligheid te verwachten verdere
daling in de opbrengst der middelen van 't
gemeeentefonds eenerzijds en de stijging van
de uitgaven wegens hot bevolkingsaccres
anderzijds zullen veroorzaken, dat in-
dipn daartegen geen maatregelen zouden
worden getroffen het tekort voor het
dienstjaar 1933 en voor het restant 1934/'35
en 1935/'36 nog aanmerkelijk zal stijgen.
Aan dezen toestand zal in het jaar 1936/
'37 een einde komen. Met dat jaar vangt
de tweede .vijfjarige periode aan. De uit
keeringen uit 't gemeentefonds zullen dan
opnieuw moeten worden vastgesteld en dan
worden berekend naar de opbrengst dei-
middelen van het fonds over het jaar 1936/
'37, die, naar zich laat aanzien, aanmerke
lijk beneden het niveau der opbrengst over
het jaar 1931/'32 zal liggen. Het rijk zal
dus over het jaar 1936/'37 geen tekort in
het fonds hebben bij te passen en het te
kort over de volgenle vier jaren zal naar
menscheüjke berekening binnen zeer enge
onzen blijven beperkt.
De begrooting van het Gemeentefonds
wijst voor het dienstjaar 1034/'35 een na-
deelig slot aan van f24.685,777, dat ten las
te der Rijksbegrooting zou moeten komen.
In aanmerking nemende, dat het nadee-
lig slot 1933/34 f 15.231.310 zal bedragen, zou
dus voor het jaar 1934/'35 een bedrag van
rond f 9,500,000 meer uit de algemeene Rijks
middelen moeten worden bijgepast dan
'oor het jaar 1933/34 zal moeten plants
hebben. Uit deze cijfers blijkt, dat de be
paling van artikel 8 der wet van 15 Juli
1929 een nimmer door den wetgever voor
ziene last beteekent, die thans voor het
Rijksbudget ondragelijk is.
Ongeveer 13 millioen minder!
De regeering acht het dan ook noodzake
lijk, dat, in afwachting van eventueel na
der voor volgende jaren te treffen maat
regelen, de Rijksbegrooting voor 1934 van
een deel van dien last wordt ontheven
door op de uitkeeringen aan de gemeenten,
ten laste van het gemeentefonds, in het
jaar 1934/'35 een zoodanige korting toe te
passen, dat het bedrag vftn het nadeelig
slot voor 1934/35 wordt teruggebracht tot
ongeveer de helft van het hierboven ge
noemde tekort van 24,6 millioen.
Daarvoor is noodig een korting op de uit-
keering aan de gemeenten tot een bedrag
van ongeveer 13 millioen. Het Rijksbudget
voor 1934 verkrijgt dan een verlichting van
lasten ter zake van bijpassing van het na
deelig slot 1934/35 ten beloope van f 13.000.000
zijnde f 8,666,666, terwijl dit budget wordt
verzwaard ten gevolge van de hiervóór
reeds genoemde en hierachter nader be
sproken intrekking van de Ivortlngswet
1932 met f 400,000, zijnde f 266,666, zoodat de
uiteindelijke verlichting voor het Rijks
budget, voortvloeiende uit dit wetsontwerp,
per resto f8.400,000, zal beloopen, welke
laatste uitgavenvermindering in het dek
kingsplan der Rijksbegrooting 1934 is opge
nomen.
In de belastingcapaciteit ziet de Regee
ring een objectieve m&atstaf van de draag
kracht der gemeente.
Voorts kunnen naar de meening van de
regeering voor de vergelijking van de draag
kracht der gemeenten niet worden uitge
schakeld de winsten van bepaalde produc
tie-bedrijven welke in vele gemeenten ten
gevolge van de hoogte, waartoe zij worden
opgevoerd, als verteringbelasting voc
langrijk deel de plaats innemen van an
dere belastingen.
In den draagkrachtfactor zullen daarom
moeten worden verwerkt, de werkelijke
winsten eener gemeente met de totaalsom
van deze opbrengst in alle gemeenten van
het rijk, omgerekend in een bedrag per in
woner, resp. van die gemeente en van alle
gemeenten tezamen, ptelt de ontworpen re
geling voor elke gemeente vast, hoeveel
haar draagkracht beloopt in procenten van
de gemiddelde draagkracht van alle ge
meenten des rijks, terwijl aan de hand van
het gewone percentage wordt bepaald, met
hoeveel procent de üitkeering, bedoeld in
artikel 3, onder b. der wet van 15 Juli
wordt verminderd. j
Vrijgestelde gemeenten
Uit een schaal, zooals die in artikel 1
van het wetsontwerp is opgenomen, blijkt,
dat van de korting zijn vrijgesteld de ge
meenten met zeer geringe draagkracht, dat
zijn degenen, waarvan de draagkracht ge
rekend per inwoner, minder dan 30 pCt.
beloopt ^van de draagkracht gerekend per
inwonei^van alle gemeenten des rijks. Op
de uitkeeringen aan de gemeenten, wier
draagkracht 30 pCt. en meer beloopt daft
de gemiddelde rijksdraagkracht, wordt
progressieve korting toegepast. Op grond
van gemaakte berekeningen kan worden
verwacht dat de korting op de uitkeerin
gen over het jaar 1934/'35 aan de hand
van de voor dat jaar ontworpen schaal een
vermindering van uitgaven van het gemeen
tefonds zal opleveren van rond 13 millioen,
Voor het geval evenwel later bij toepas
sing der desbetreffende bepalingen het be
drag der verminderingen in totaal meer
mocht beloopen dan de benoodigde som
van 13 millioen, wil de regeering dit meer
dere, zoodra zulks een bedrag van meer
dan f 100.000 zou gaan beloopen, alsnog
aan de gemeenten restituêeren.
Deze* restitutie zbu pondpondsgwüzo moe
ten geschieden.
De regeering meent voorts, dat nu er op
het stuk der gemeeentelijke salarieering een
nieuwe wettelijke regeling zal worden ge
troffen er alle aanleiding bestaat om te
gelijk met de invoering van deze regeling
over te gaan tot intrekking der wet van
Maart 1932 betreffende de tijdelijke korting
op de uitkeeringen uit het gemeentefonds.
Tenslotte zij opgemerkt, dat het noodig
zal zijn, uitvoeringsvoorschriften in het le
ven te roepen.
Artikel 6 van het wetsontwerp opent de
mogelijkheid deze voorschriften bij alge-
meenen maatregel van bestuur te doen
vaststellen.
STEUN AAN NOODLIJDENDE
GEMEENTEN
Autonomie niet aangetast!
Ingediend is een wetsontwerp tot steun
aan noodlijdende gemeenten, want 't steeds
grooter wordend aantal gemeenten, die tot
steun in haar financieel beheer een beroep
op het Rijk komen doen, eischt dringend
voorziening.
Het aantal gemeenten, dat zich om finan-
cieelen bijstand tot de regeering heeft ge
wend, bedraagt thans reeds ongeveer 120
en is nog voortdurend stijgende; het bedrag
dat deze gemeenten voor 1933 meenen noo
dig te hebben, bedraagt in totaal rond f 6,5
millioen. Dit bedrag is wol is waar in vele
gevallen te hoog berekend, maar in verge
lijking met de f 575.000, die voor dit doel
op het thans niet sluitende Rijksbudget
voor 1933 is uitgetrokken, geeft dit cijfer
toch eenigermate een beeld van den toe
stand.
Nadrukkelijk dient op den voorgrond te
worden gesteld, dat op het Rijk geen ver
plichting rust om de vastgeloopen finan
ciën eener gemeente met bijdragen uit
's Rijks kas weder vlot te maken.
De regeering staat derhalve op het stand
punt, dat de noodlijdende gemeenten op
practische gronden door het Rijk geholpen
moeten worden, maar het zal geen uitvoe
rig betoog behoeven, dat de aanvaarding
van dit standpunt waarborgen eischt, eener-
zijds in het welbegrepen belang der gemeen
telijke «.utonomie, anderzijds, teneinde het
der regeering mogelijk te maken de ver
antwoordelijkheid voor 's Rijks financiën
te blijven dragen.
Het herbedoelde wetsontwerp strekt eener
zijdws om aan den steun van noodlijdende
gemeenten een wette lij ken g> isipn-
geven en anderzijds om aan de na- vaan'
van dit beginsel zoodanige voor\ .tarden
verbinden, als in het algemeen financieel
belang des Rijks noodzakelijk zijn te achten.
De regeering wenscht er nog in het bij
zonder de aandacht op te vestigen, dat door
deze bepalingen noch de autonomie der ge
meenten, noch ook het grondwettelijk toe-
zich van Gedeputeerde Staten ih eenig op
zicht worden aangetast. Plet gemeentebe
stuur blijft vrij, voor zoover het thans die
vrijheid bezit, om de gemeente naar eigen
inzicht, ook financieel te beheeren. Een al
gemeen rijkstoezicht op het financieel be
heer van alle gemeenten wordt niet voor
gesteld en aan dit door de Grondwet aan
Gedeputeerde Staten opgedragen toezicht
raakt dit wetsontwerp niet. Alleen wanneer
door het gemeentelijk beheer gevaren drei
gen voor 's Rijks kas, zich openbarend,
hetzij <Joor een niet meer sluitend gemeen
tebudget, hétzij' door onevenredige stijging
van de gemeenteschuld moet in zoodanig
geval de regeering i-evoegd zijn om door het
verbinden van voorwaarden aan de fonds-
ultkeering tijdig te voorkomen, dat straks
door het vastloopen der financiën van de
betrokken gemeente een beroep op 's Rijks
kas zal moeten worden gedaan, hetgeen als
dan wellicht een verder strekkende inper
king der gemeentelijke vrijheid tengevolge
zou moeten hebben.
VERHOOGING TABAKSACCIJNS
Per Jaar 14 millioen meer ver
wacht.
Ingediend is bij de Tweede Kamer een
wetsontwerp tot verhooging van den ac
cijns op tabak.
In de Memorie van Toelichting deelt de
Minister van Financiën mede dat hij zich
genoopt ziet, in de reeks van belastingver
OUDERDOMSWET 1919
Verder afwijking art. 9
Ingediend is een wetsontwerp tot verdere
tijdelijke afwijking van het bepaalde in art.
9, eerste lid, der Ouderdomswet 1919 en in
artikel VIII, tweede lid, der Wet van 13
Juli 1923 (Staatsblad No. 353) tot wijziging
der Ouderdomswet 1919.
De ongunstige toestand van 's Lands fi
nanciën en mitsdien de noodzaak om zoo-
eel mogelijk de uitgaven van den Staat te
beperken, hebben er toe geleid te overwe-
op het genotmiddel tabak op te nemen.
De accijns van sigaren, welke 10 pCt van
den kleinhandelsprijs bedraagt, is sedert
de inwerkingtreding van de Tabakswet niet
verhoogd, terwijl de accijns van rook- en
pruimtabak en snuif bij de wet van 20 De
cember 1924 is verhoogd van het oorspron
kelijke percentage van 10 tot 15. De ac
cijns van sigaretten, welke oorspronkelijk
15 pCt. van den kleinhandelsprijs uit
maakte, is bij laatstgenoemde wet verhoogd
tot 25 pCt. Bovendien is eerst bij de wet
van 15 Mei 1931 op den sigarettenaccijns
tot 1 Januari 1934 eene heffing van 30 op
centen gelegd, welke opcenten later ver
hoogd zijn tot 50.
Ingevolge een door de Commissie van
deskundigen voor den tabaksaccijns ge-
uiten wensch, zijn de 50 opcenten op do
anders bij afzonderlijk wetsontwerp zou
sigaretten-accijns, waarvan de bestendiging
voorgesteld, verwerkt in het percentage van
den kleinhandelsprijs, dat in het vervolg
als accijns van sigaretten zal worden gehe
ven. Desgelijks is gehandeld met betrekking
tot de omzetbelasting die, wanneer het des
betrefende wetsontwerp tot wet zal zijn
verheven van tabaksfabrikaten verschul
digd zal zij*;, Het ligt daarbij in het a
nemen van den Minister, indien dit laatste
het geval zal zijn, te bevorderen, dat arti
kel 38 van de omzetbelasting-wet zal ko
men te vervallen en onderdeel 1 van de bij
art. 17 van genoemde wét behoorende ta
bel B zal worden aangevuld met de goede
rensoorten: sigaren, sigaretten, rook- en
pruimtabak en snuif.
De accijns, die oorspronkelijk voor siga
ren en rook- en pruimtabak en snuif zou
worden verhoogd tot 20 pCt. voor sigaren
en rook- en pruimtabak en voor sigaretten
zou blijven behaald op 25 .pCt. van den
kleinhandelsprijs-^ is dienovereenkomstig ver
hoogd voor sigaren en gekorvèn tabak tot
22Vo pCt. en voor sigaretten tot 37y2 pCt.
van den kleinhandelsprijs.
De verhoogde opbrengst
Bij de raming van de opbrengst welke
door dé voorgestelde verhooging zal worden
verkregen, is uitgegaan van de volgende
gegevens.
Gedurende het jaar 1932 zijn uitgegeven
zegels voor: sigaren tot een accijnsbedrag
van f 8.092.575; rooktabak enz. tot een ac
cijnsbedrag van f 4.089.183; sigaretten tot
een accijnsbedrag van f 12.644.560; tezamen
f 24.725.318. Hierbij 'moet gevoegd worden
voor opcentenzegels op den sigarettenac
cijns verstrekt gedurende de periode van
1 April 1932 tot en met 31 Maart 1933
f5.447.733, totaal f30.174.051 of rond
f 30.000.000.
De verhoogde accijns over een vol jaar
berekend zou 'n hoogere opbrengst kunnen
leveren voor: sigaren van rond f 10.000.000;
rooktabak enz. van rond f 2.000.000; sigaret
ten van rond f2.000.000, tezamen f 11 000.000.
Er echter rekening mede houdende, dat
de verhoogde accijns niet dadelijk bij het
in werking treden van de wet zal drukken
op de tabaksfabrikaten, die bereids in het
vrije verkeer zijn gebracht en dat de als
gevolg van de tijdsomstandigheden bestaan
de neiging om rookartikelen van lagcron
prijs tegaan rooken zich door de voorge
stelde verhooging zal voortzetten, meent de
Minister dat voor 1934 uit de verhooging
een bate van niet meer dan f 10.000.000 zal
mogen worden verwacht.
In bedoelde veriiooging is dan begrepen
hetgeen feitelijk als omzetbelasting resp.
als hijzonder invoerrecht, van tabaksfabri
katen zou moeten worden geheven, waar
van het bedrag, becijferd over 9 maanden
op f 3.500.000 is te stellen. Als tabaksaccijns
als zondanig zou dus het voorstel tot ver-
hooging over 1934 een bate kunnen leveren
van pl.m. f 6.500.000.
Drie maanden geen accijnsverhoo-
glng voor sigaren.
Voor wat betreft de heffing van den ver
hoogden accijns op sigaren, die op 1 Jan.
1934 voorhanden zijn bij winkelers en gros
siers, is het systeem gevolgd, dat bij de ver
hooging van den accijns op sigaretten en
rooktabak enz. in 1925 en bij de opcenten-
heffingen op den sigarettenaccijns van 1931
en 1932 is toegepast en dat hierin bestaat,
dat den winkelier is toegestaan gedurende
3 maanden na het in werking treden van
de wet te verkoopen, zonder dat in Oat tijd
vak de verhoogde accijns zal moetea wor
den betaald. Eerst van de op 1 April 1934
nog bij debitanten in het vrije verkeer voor
handen zijnde sigaren zal dan de verhoog
de accijns verschuldigd zijn. De winkeliers
zullen dus een zekeren tijd hebben hun
voorraden van de hand te doen.
Met betrekking tot. rook-, pruimtabak en
snuif en sigaretten is van navordering af
gezien.
WIJZIGING COMPTABILITEITSWET
Leden Algemeene Rekenkamer
Ingediend is een wetsontwerp tot wijzi
ging van de Comptabiliteitswet 1927.
Dë ^omstandigheid, dat tengevolge vai
overlijden van een lid van de Algemeene
Rekenkamer in det college een vacature is
ontstaan, heeft de regeering aanleiding ge
geven te overwegen, of het aantal led'
van die Kamer zou kunnen worden v<
minderd.
Nu intüsschen met de noodige ervaring
kan worden geoordeeld, wil het den minis
ter voorkomen, dat een vermindering van
het aantal leden tot drie niet langer ach
terwege behoeft te blijven.
Ten einde tot deze vermindering te gera
ken, zullen eenige artikelen van de Comp
tabiliteitswet 1927 behooren te worden ge
wijzigd. In liet wetsontwerp zijn deze wij
zigingen nader uitgewerkt.
gen, of ook voor het jaar 1934 vorenbedoel
de kosten ten laste van het Ouderdom»
fonds A gebracht zouden kunnen worden,
De minister acht dit, gelet op den geldeltl-
ken toestand van het Ouderdomsfonds
verantwoord. Bedoelde kosten zullen we
derom in mindering gebracht kunnen woh
den van de zekerheidsreserve, ad rond f 11
millioen gulden, waarover het Ouderdoms
fonds A blijkens de wetenschappelijke ba
lans op 31 December 1929 beschikte. Di«
kosten worden voor het jaar 1934 op rond
f 749,300 begroot. Het onderhavige wetsonl-
werp bevat de daartoe noodige voorziening,
De raming der afzon
derlijke hoofdstukken
HUIS DER KONINGIN
Uitgetrokken is 1.200-000 a.ls inkomen van
da Koningin, 300.000 als inkomen van de
Koningin-Moeder, 200.000 als inkomen van
Prinses Juliana en 100.000 voor onderhoud
der Koninklijke Paleizen.
Voor voortzetting der restauratie van het
Paleis te Amsterdam wordt 50.000 aan
gevraagd.
HOOGE COLLEGES VAN STAAT
Dat ds 33.700
BUITENLANDSCHE ZAKEN
Voor 1933 was deze begrooting vastgesteld
op 3.S29.259. terwijl voor 1934 geraamd
wordt 3.622.933, al-zoo minder 206.326.
Op d-e begrooting wordt geen enkele ver
hooging aangevraagd. De voornaamste ver
minderingen zijn de toepassingen van de
reeds vastgestelde korting op salaris, bene
vens vermindering en vervallen van wacht
gelden; algemeene inkrimping van de uit
gaven voor matierieele behoeften; wijziging
in de verschillende diplomatieke vertegen
vvoord-igingen.
Verder zijn subsidies geschrapt, zooals die
aan de Ned. Bond in Duiitschland. Ook wordt
oor het aandeel in de kosten van de Vol
kenbond 14.000 minder geraamd.
BINNENLANDSCHE ZAKEN
Voor 1933 werd, rekening houdende met de
gewijzigde departementale indeeling, toege
staan voor den gewonen dienst 9.417.527 en
voor den kapitaaldiienist 10.900.360. Voor
1034 wordt geraamd voor den gewonen dienst
13.186.504 en voor den kapi taaldienst
11.455.700 zoodat meer wordt aange
vraagd voor den gewonen dienst 3.768.977
en voor den kapi taaldienst 555.340.
De verhoogingen betreffen in hoofdzaak
de volgende posten: Onderstand aan ge
meenten, die buiten staat zijn in alle of
sommige kosten harer huishouding behoor
lijk te voorzien 1.425.000; Verzending van
dienststukken betreffende de gemeentèbestu
ren 108.500 en Ondersteuning en verzor
ging van armen 2.970.063.
Op den kapitaalsdiienst wordt 555.340
meer aangevraagd in verband met een meer
dere verstrekking van kapitaal aan het
Staatsbedrijf der P.T.T. ad 578.500 en een
mindere verstrekking van kapitaal aan het
Staatsbedrijf der Algemeene Landsdrukkerij
ad 23.160.
Voor Bijz. Vrijw. Landstomi is in 1932
27.500 verminderd wat ook voor 1933 werd
gedaan. Dit is echter onvoldoende geweest,
en omdat hiet instituut steeds sterker wordt,
wordt voorgesteld, evenals in 1931 Weer
392.343 toe te staan.
Ter dekking van het exploitatietekort der
Vuilafvoering werd in 1933 60.000 toege
staan. Thans is de post. pro miemKjrie uitge
trokken. Als er een tekort mocht zijn, zal
het benoodiigde bedrag worden aangevraagd
ONDERWIJS. KUNSTEN EN
WETENSCHAPPEN
Voor 1934 wordt aangevraagd 154.310,930,
dat is ƒ5,305,755 miinder dan in 1933. Voor
Hooger Onderwijs 10,522,985, of 1.065,734
minder.
Minder wordt o.a. aangevraagd voor per
soneel der Rijksuniversiteit te Ledden
229,600voor matorieele uitgaven der Rijks
universiteit te Leiden ƒ91.400; voor perso
neelsuitgaven vooir hot Ziekenhuis te Leiden
ƒ63,700; voor materieele uitgaven voor het
Ziekenhuis te Leaden ƒ98,900; voor pensonee]
der Rijksuniversiteit te Utrecht 143.400;
voor materieele uitgaven voor de Rijksuni
versiteit te Utrecht ƒ96,300; voor bijdrage
aan de stichting Stads- en Academisch Zie
kenhuis to Utreoht ƒ15.000; voor personeel
der Rijkeutiivewölbedt te Groningen ƒ27,900;
voor materieele uitgaven der Rijksuniversi
teit te Groningen ƒ76,900; voor bijdmge in
de exploitatiekosten van het Ziekenhuis te
Groningen ƒ29,000; voor personeel der Tech
nische Hoogeschool te Delft ƒ105.000; en
voor materieele uitgaven der Technische
Hoogeechool te Delft ƒ75.500.
V-oor het Voorbereidend M.O. en H.O. is
uitgetrokken ƒ12,828,600 (vermindering
f926,205); voor hét N ij verhei dson d er wij
13,513,117 (vermindlening 464,987); vooi
het L. O. 100,832,570 -(vermindering
f2 894,997); v-oor de afdeeliing K. en W.
2,824,381 (vermindering 44,690).
De Minister oordeelt dat bij het H. O.
slechts langzaam en voorzichtig bezuinigd
kan worden. Hij is voornemens hiermee
door- te gaan, zonder de wezenlijke waarde
van het onderwijs aan te tasten. Daarbij
wenscht hij het openbaar hooger onderwijs
a.'l6 één geheel te beschouwen en in het bij
zonder te overwegen, of het mogelijk is om
mede door middel ven een doelmatige taak-
verdeeling tusedhen de universiteiten onder
ling en tusschen deze en de hoogesoh-olen,
vereenvoudiging en versobering te verkrijgen
Voorgesteld wordt het b-i-zondier boogteer-
earschap in de Muziekwetenschap te
Utrecht om te zetten in een buitengewoon
kioogileoraarsdliaip. Wedde hiooigleeraar ƒ6"""
Voor het Voorbereidend M.O. en H.O.
rekening gehouden met eet) Vermindering
van die subeidiën voor de gemeentelijk i'
gymnasia en hoogere burgerscholen, in de
laatste jaren zijn de kosten van de Rijks
Hoogere burgerscholen met ruim 10 ge
daald. Het komt den minister daarom alles
zins gerechtvaardigd voor op de zooeven
genoemde subsidiön een korting van i0
toe te passen.
Voorts ligt het In zijn bedoeling, om door
vermindering van het aantal gecommitteer
den bij de eindexamens aan de hoogere bur
gerscholen te geroken tot verlaging van de
kosten dier examens.
Bij het bewaarschoolonderwijs wordt het
aantal sohoölopziehérs van 14 op 13 gebracht
Dit is de eerste stap tot totale opheffing
dit ambt Evenals vóór 1921 zal dit to
zicht dan weer bij de gewone inspectie ko
men.
Ten vorige jare heeft de regeering door tu
schenkomst van het Rijksschooltoezicht eet
onderzoek ingesteld naar de vraag in hoi
ver, met inachtneming van overwegende bi
zwaren, zou kunnen worden overgegaan to
de opheffing van kleine openbare lager
scholen. Uit het onderzoeik is aanvanketijl
gebleken, dat vrij veel één- en tweemaiif
scholen met andere scholen kunnen worde
vereenigd zonder dat dit tot te groot ongi
riet aanleiding zal geven.
Wegens de moeilijke financieele omstan
dig,heden, waarin de gemeenten meestal W
leeeren, geven betrekkelijk geringe bedrage
zooals de kosten van vervoer van de leei
lingen of derving van de huur der ondietrvvij
zerswoning, vaak den doorslag om een schcw
tje in stand te houden, ook al zou overigen
alles voor opheffing pleiten. Dit bezwaar ka
echter op eenvoudige en weinig kostbai
wijzen worden ondervangen, door de mog
1-ijkheid te scheppen, dat het rijk de gemeei
te in d-e verhaar nadeelige gevolgen ernigi
zins zal tegemoetkomen. Hiertoe strekt ni
op de ontwerpbegrooting ingevoegde nieuw
artikel 110. Om deze redenen is artikel II
rmet 350.000 verminderd en is het nieuw
artikel 110 voor memorie ingetrokken.
Artikelen 11 en 115 kunnen, in vergeli
king tot het voor 1933 toegestaan bedre
om verschillende redenen een verlaging oi
dergaan. Als zoodanig mogen wordeh g
noemd: a. de over het jaar 1933 te verwad
ten daling ven hel aantal leerlingen d<
apenbare en bijzondere scholen als geve:
van de werking van het K. B. van 23 Jui
1932, inzake de verboogimg van den leeftij
van toelating van de kinderen tot de schok
voor gewoon lager onderwijs, welke dalin
met zich brengt een vermindering van h
1934 aan die schoten verbonden wett
/erplicht aantal leerkrachten; b. de
n maatregelen inzake de opheffing
kleine openbare lagere scholen, waai
bezuiniging van ƒ350.000 kan worde
verwacht. Wat dit punt betreft zij voor zo
veel noodig verwezen naoir de toeltdhtdi
betreffende artikel 110.
Hel komt den minister wenecbelijk voo
dat de betrekking van inspecteur va.n
lichamelijke opvoediing worde opgeheven
het algemeen college van advies voor
lichamelijke opvoeding wordt gereorgan
eeerd. Hiermede zal zonder schade een 1
langrijke bezuiniging verkregen worden.
Hel is gebleken, dat ook op de uritgavi
voor den centrallen jeugdraad bezuinigd
kunnen worden. Nu, wegens overgang
een andere betrekking, de secretaris van
college zijn functie afls zoodanig moet nee
leggen, is er aanleiding het bezoldigd sei
tariaot te doen vervallen. Alsdan zuili
door vereenvoudiging van de werkwijze
het college ook de andere uitgaven
verlaging kunnen ondergaan.
Kunsten en Wetenschappi
Voor de gedeeltelijke restauratie van
Nieuwe Kerk-toren te Delft is in b
70.000 noodig. Na een betaling van S
die reeds heeft plaats gehad, moet het rijj
dus nog f 5000 vergoeden.
Voor de Gun eratoren te R henen
22.500 uitgetrokken.
Ook voor da restauratie van de Domkeii
te Utrecht is meer noodig dan men aanvaa
kelijk gedacht had. Het werk zal in vé
schillende etappes plaats hebben. Voor 19)1
wordt 39.000 uitgetrokken.
Aankoopen ten behoeve van de Rijksmustj
moeten ook het loodje leggen, terwijl oo'
subsidiën voor beurzen ten behoeve van i
muziek aanmerkelijke verlagingen ondef
gaan.
Radio Nieuws.
DONDERDAG 21 SEPTEMBER.
*.C.R.V
10.00 GramofoM
Hulzen (206 M.)
10.15 Morgendienst door Ds. J. L. de Vr!__
Bussum 10.45 Zang 2.00 Fraaie hand
Werken 3.00 Vrouwenhalfuurtje 4
Bjjiellezlng door Ds. J. P. v. Leusden te Stect
w'Ok 6.00 Handenarbeid voor de jeugd -
5.30 Zang 6.30 Gramofoon 6.45 Knippfi
en stofversieren 7.15 Ned. Chr. Persbur.
Spr. dlir. A. Stapelkamp, Secr. C.N.V. -
7.45 Gi
J. W. Notebi
plm. 10.00 Vaz Dl,
'toon 8,00 Orkest 9.00 Spr. I
.nag -
9.30 Coi
10.30 Gramofoc
11 1 v e r s u m (1875 M) A V.R.O 8.01 Grami
foon 10.01 Morgenwijding 10.30 Zang
11.30 Viool 12.01 Gramofoon12.15 Cob
cert 2.16 Voordracht 2.45 Orgel 41
Voor zieken en ouden van dagen 4.30 Gri
mofoon 5.00 Voor groote kinderen 6,1
Orkest 7.00 Orkest 7.30 Kniplas II
Vaz Dias 8,05 Orkest 9.00 Tooneel
9.40 Concert 10.20 Gramofoon 10.30 Of
kest 11.00 Vaz Dlas 11.1 Gramofoo»
entry (1664.4 M.) 12.20 Orkest 1.
imofooh 3.20 Vesper 4.25 Orkest -
Plano 7.60 Orgel 8.20 Conocrt
Orkest 7.36 Gramofoc
'arils (Radio Paris) (1724.1 M.) 8.05 Gramo
foon 12.20 Protestantseho cause-rle 12'
Gramofoon 7.30 Gramofoon 8.20 Gran
foon 9.05 Gramofoon