ZATERDAG 16 SEPTEMBER 1933 DERDE BLAD PAG. 9 De Christelijke Gereformeerden en de politiek KERK EN POLITIEK MOETEN GESCHEIDEN BLIJVEN Van Ds. C. v. d. Z a a 1, predikant der Chr. Geref. Kerk en lid der Tweede Kamer ont vingen we het onderstaande artikel ter plaatsing: Over dit onderwerp werd in De Ban ie (13e jaargang, No. 1662) een „Ingezonden" geplaatst De korte inhoud daarvan komt op 't volgende neer: Aan Prof de Bruin was gevraagd, om eens in De Wekker te willen verklaren waarom hij de S.G.P. gevaarlijk achtte voor de Chr. Geref. Kerk. Deze Hoogleeraar wilde de feiten, die hem ter oore kwamen, met den mantel der liefde bedekken. Schrijver vond dit een verstandig ant woord. Echter betreurde hij het, dat Prof. de Bruin „het wel gewenscht acht tegen de S.G.P. te waarschuwen1 die partij is een gevaar voor de kerk". „Door al dat hatelijk geschrijf in Dc Wekker over de S.G.P. en Ds. Kersten breekt men eigen kerk af." „En dan dat schelden op Ds. Kersten droevig! Loopen de menschen weg, Ds. Kersten heeft 't gedaan." „En dan dat verafgoden van menschen, Colijn niet te vergeten." Ten laatste wordt gevraagd, of men dan zwijgen moet. „Laten we als één taan mogen staan achter onze algevaardigden." „Hoe kunnen wij het best de S. G. begin selen verdedigen en verbreiden?" JDe Chr. Gereformeerden worden opgewekt om brieven te sturen. Dan wil men de han den ineenslaan, 't Gevolg zal zijn, dat ue publicatie-actie van 'ïen, die zich aan de A.R. partij helaas verknocht weten, op on dubbelzinnige wijze beantwoord wordt. Dan zal men zich in Apeldoorn nog wel eens bedenken over de vraag, of op d«n ingesla gen weg moet worden verder gegaan." De onderteekening was: „Een Chr. Gere formeerde." 'k Wil met de onderteekening beginnen. De schrijver is geen .„echte, rechte Chr. Gereformeerde". De Banier gaf mij deze uitdrukking (De Banier, 9e jrg. No. 384). We moeten tegenwoordig spreken van tweeërlei Christelijk Gereformeerden: de Christelijk Gereformeerden en de Neo-Chr Gereformeerden. De laatste zijn politieke .volgelingen van Ds. Kersten. De eersten betreden de paden van de Chr. Gereformeerde vaderen. De/^n waren warme A.Rn. in den schoolstrijd van 1878 namen zij deel aan de groote adresbeweging. Predikanten en kerkeraadsleden wekten met bezieling op om 't bezwaarschrift*" te onderteekenen. Van de Commissie, die in 1878 aan Koning Willem III 't volkspetition nement aanbood, waren lid de Chr. Gerefor meerden: Prof. S. van Velsen, Prof. M. Noordtzij, Ds. H. Beuker en eenige kerke raadsleden van Amsterdam. Ook schaarden de Chr. Gereformeerden zich op politiek terrein achter Dr. Ivuyper. Ds. Beuker schreef: „Wij, Chr. Gereformeerden, vormen de voorhoede van 't Anti-Revolutionaire De Chr. Gereformeerden hadden ook zit ting in de Tweede Kamer. De namen van Donner, Noordtzij, en van Velsen Jr. worden nog steeds met eere genoemd. Vele bekwame mannen der Chr. Gerefor meerde kerk traden als verdedigers der Antirevolutionaire partij en beginselen op. Wij hebben slechts te denken aan Donner Diemer, Noordtzij, Wieiinga, Nederhoed, Hessels, Notten, Gispen e.a. om de waarheid daarvan to ontdekken. Onze Christel ijk- Gereformeerde vaderen hadden hun kerk en de A.R. partij en haar beginselen lief. Hun nakomelingen, die nu leven, Willen in hun wegen wandelen, 't Is eisch van Go Is Woord en daarom wil men ervoor buigen. Nu zijn er ook Neo-Chr. Gereformeerden. Dezeri hebben de leer der vaderpn op poli tiek terrein verlaten. Ze zijn aanhangers van de S.G.P. geworden. Allen onder hen zijn niet gelijk. Sommigen hebben nog even veel liefde voor hun kerk als ae andere Chr. Gereformeerden. Onder dezen zijn zeJts achtenswaardige ambtsdragers. Men mag 't betreuren, dat ze niet ook. op politiek terra'n de vaderen volgen; maar niemand heeft 't recht hen hierom kerkelijk te varoordeelon. Anders staat 't met diegenen, die óf 't vermogen missen*om kerk en politiek te scheiden, óf die opzettelijk de grenslijn uit- wisschen. Over deae personen schrijf ik nu. Zij hangen de Staatkundig-Gereformeerde partij aan. Deze partij is gesticht door de Oud- Gereformeerden. Met opzet noem ik hen mpt den naam, waaronder ze langen ;ijd bij ons bekend stonden en niet met den naam van de kerkelijke gemeente, waartoe ze lat*r hehoorden. De Oud-Gereformeerden waren vroeger vijanden van de Christelijke S.'hool, van Jongelingsvereenigingen, van Theol. School, van politiek, en ze waren lezers der neutrale bladen. De Christelijke School kweekte kinderen, „die met een ingebeelden hemel verloren zouden gaan", de jongelingsvet- eeniging „maakte de jongelingen maar op geblazen", een Theologische School was een „dominee's-fabriek", de politiek „een eigen werk des duivels" en de krant had men nu eenmaal noodig „om een beetje op de hoog»* van alles te blijven". Geen wonder, dat men als men ter stembus ging, de liberalen steunde. Uit deze Oud-Gereformeerden zijn lang zaam voortgekomen de Neo-Oud-Gereformeer den. Ze zijn grootendeels tezamen gesmolten tot de Gereformeerde Gemeenten. Dezen verloochenen met woord en daad de leer van hun vaderen. Ze stichten overal Chris telijke scholen, hebben hier en daar jonge lingsvereenigingen, bezitten een TheoJog sche School, richtten een eigen politiek* partij op (de S.G.P.) en geven eigen bladpr. uit. Eigenaardig is het dat deze menschen heel veel spreken over de vaderen. Maar ze springen 't allerliefst eenige eeuwen terug. Ze weten heel goed: als de Oud Gereformeerde vaderen van de vorige eeuw eens zouden opstaan uit 't graf, dat deze hen scherper nog zouden veroordeelen, dan 'ij 't tegenwoordig de A.R. doen. Als men bemerkt den geweldigen omkeer, die deze menschen in korten tijd gemaakt heb ben, dan moet men zich wel er over ver wonderen, hoe weinig beginselvast ze waren Een ding hebben de Neo-Oud-Gereformeer den met de Oud-Gereformeerden gemeen* ze zijn fel antipapistisch en fel anti-Anti- Revolutionair. Nu hebben vele Neo-Chr. Gereformeerden zich aangesloten bij de politieke partij van de Neo-Oud-Gereformeerden. Hoe begrijpe lijk is 't, dat deze nu ook soms fanatiek gekant zijn tegen de aloude Chr. Gerefnr meerden. Dat deze de A.R. partij trouw blijven, is hun een doorn in 't oog. Ds. Kersten beweert wel, dat hij geen kerkelijke politieke partij wil; maar elk, die toeziet, zet een vraagteeken achter de*/e bewering. Echter schijnt hij vergeten te zijn, hoe hijzelf eens, mogelijk in een on voorzichtig oogenblik, zich bloot gaf. Toen bleek 't maar heel duidelijk, hoe hij de politiek gebruiken wilde, om er kerkelijke doeleinden mee na te streven. Hij schreef: „Er is getracht op kerkelijk gebied tot samenwerking te komen van Chr. Gere formeerden met de Gereformeerde Ge meenten. Het is nog niet gelukt; doch bewijst de poging daartoe niet de nauwe verbinding dezer kerkgroepen en wat nu op kerkelijk gebied niet mogelijk is, zou dat niet op politiek terrein reeds kunnen? Ja, zou dat nietkunnen leiden tot een nadere verbinding in de toekomst? Want dien kant m'o'e't 't u'i't. (De Banier, 3e jrg., No. S Onderstreping van ons). Dus de samenwerking is mislukt. Nu zoekt hij blijkbaar niot ineer saamwerkiiig, noch vereeniging, maar nadere verbinding. Elk, die even doordenkt, wat dit moet we den, begrijpt;* de Neo-Chr. Gereformeerden moeten zich op den duur aansluiten bij de Gereformeerde Gemeejite. 't Z-lfde geldt vanzelf vo«r de Ned. Hervormden, die zich politiek met zijn groep één voelen. Dat 't lie richting wordt uitgestuurd is allen, die de gangen van Ds. Kersten nagaan zoo helder als glas. Daarom is de S. G. P. een gevaar voor de Chr. Geref. Kerk. I*n den tijd, toen over vereeniging of saamwerking gesproken werd, is or nimmer gebleken, dat er verschil in leer tusschen beide kei-ken was. l.ater scheen 't uoel vooral de Chr. Geref. Kerk aan te vailen in de leer, opdat men een drang zou gevoelen om de Chr. Geref. Kerk te verlaten. Op de van hem bekende wijze tracht Ds. Kersten in De Saambinder wel te ontkennen, dat hij de Chr. Geref. Kerk heeft willen treffen: doch met groote woorden kan men wej een bepaalden schijn, doch geen feiten vei*- anderpn. Ds. Jongclcen had een leerboek geschre ven. waarin hij de Chr. Geref. veibondsleer verklaard heeft. Ds Kersten noemde dit: „Een verbondontzenuwende leer, een uitwen ilig verbond; een verbond, dat «an za'iy makende genade beroofd Is". Als men niet wist. wie 't gezegd had. durfde men hat niet na te schrijven. Dat dit niet zoo erg bedoeld was, is vi ?1 duidelijk gebleken. Ds. Minderman van Lisse, predikant van de Gereformeerde Ge meente, heeft tot op zijn sterfbed volue houden, dat hij deze leer voor de ware hield. Hij had dezelfde verhonnsbeschou- wing als Ds. Jongeleen. Zelfs wilde hij dij ook in een leeruoek verbreiden. Zijn «ia drukproeven niet op de drukkerij van De Banier geweest? Ds. Kersten wist, dat Ds. Minderman deze leer aanhing. Werd dia dominéé, die zulk een verschrikkelijke leer bracht, gecensureerd, geschorst'? Geen spra ke van. Na zijn heengaan werden over hein de beste getuigenissen gegeven door Ds Kersten. Ds. Kersten wilde den Neo-Chr' Gereformeerden toonen, hoe verschrikkelijk de leer der Chr. Geref. Kerk was, om zoo wantrouwen te zaaien. Als dit zaad opwas», dan raakt men vanzelf los van zijn kerk Stelselmatig werden ook verschillende Chr. Geref. predikanten, vanzelf aanhang?,rs van de A.R. partij, verdacht gemaakt. Men kon daarover in den loop der jaren lezen: Ds. Hilbers trok de politieke lijn niet recht. Over Docent van der Schuit stond er: Ds. Sch. schijnt 't nogal te weten. L)s. de Grool werd geteekend als: niet sterk en niet slim. Ds. Jongeleen. H. Janssen on v d. Zaal zijn: politieke dominee's. Ds Geels moet „zijn hand maar in eigen boezem steken", als t gaat over: „kwanselen met beginselen". Wijlen Prof. Lengkeek was: Kuyperiaansct. Ds. de Bruin van Veenendaal is „op 't dwaalspoor". Ds. van Smeden wordt aldus besmeurd1 „Wiens eer zoo vreselijk hreg schijnt te zitten". Ds. Croes krijgt de vra tg te beantwoorden: „of is 't Ds. Cnes te dom om revolutie te maken?" 'k Ben niet volledig. Doch men begrijpt* als leden van een staatspartij zoo worden opgevoed, dat ze afkeerig worden van zuL*e predikanten. Is dat niet het doel? Hoe de NeoaChr. GereL werken Ds. Kersten schreef: Laat ons met open vizier strijden, ook de Chr. Gereformeerden!" (De Banier, 4e jrg. No. 38). 't Ging toen tegenover de Chr. Gereformeerden, di' tezamen wilden komen te Utrecht, om daa: te overleggen, wat zij als A.R. te doen had- Nu is er één aan 't woord, die de neo- Chr. Geref. opwekt, om de handen ineen te slaan. De laffe schrijver durft blijkbaar zij- naam niet noemen. Mogelijk zou dit velen afschrikken, om aan den oproep gehoor te geven. Verschuilt bij zich daarom? In ieder geval helpt De Bnniec hem daarin mee Zoo in 't geheim werken nu vele Neo-Chr. Gereformeerden ook in de Kerk. Men zegt h.v. niet openlijk: „ik ben er tegen, orodui ik S.G.P. ben". Maar men zoekt allerlei kleinigheden, soms tot in 't belachelijke toe, om onrust te kweeken. 't Eind wordt voor ALTIJD ver wijdert met garantie. NIEUWSTE VLUGGE METHODE Aanbev. v. H. H. Doktoren en beh. dames. Ook verwijdering v. rimpels, sproeten, puisten, wratten, lidteekens enz. Laan van Meerdervoort 156, DEN HAAG, Telefoon 331811. Cat. no. 36 gratis en franco. Voor iedere beurs. Gevolgen van dit drijven. Ds. Vreugdenhil sloot zich aan bij de S.G.P. en vertrok naar de Geref. Gemeente. Ds. Barth deed 't zelfde, hoewel hij steeds beweerd had 't nooit te zullen doen. Blijk baar was hun kerkelijk beginsel te zwak om weerstand te bieden. Nooit is door le politiek van de A.R. partij een Chr. Geref. predikant b.v. overgegaan naar de Geref Kerk. Daar bestaat ook geen vrees voor al stellen de Neo-Chr. Gereformeerden 't graag zoo voor. Dit is ook onmogelijk, om dat de A R. kerk en politiek sterk geschei den houden. r Hoe de gevolgen te zien zijn in een ge meente, moet duidelijk uitkomen in Kam pon. Daar stond voorheen de in De Banier gesmade Ds. van Smeden. De kerken moe ten toen vaak overvol zijn geweest. Nu staat er Ds. Oosthoek, met wien de Banier tot in 't onsmakelijke toe rpolame maakt Telkens wordt over hem geschreven ais over den voorzitter van de S.G.P. te Kam pen. Naar mij ter oore kwam moet 't nu met het kerkbezoek vaak droef gesteld zijn. Doch de Geref. Gemeente moet daar 't plan hebben, de kerk aanmerkelijk le vergrooten wegens het tekort aan plaatsen. Dit om over na te denken. Verschillende Neo-Chr. Gereformeerden werken min of me*>r bedekt voor de stich ting eener Gereformeerde Gemeente, 't Ge tal van deze gemeenten is belangrijk uit gebreid sedert Ds. Kersten in de politiek gegaan is. 'k Heb getracht om 't in getallen uit te drukken. Maar de opgaven van die zijde zijn zoo onvolkomen, dat "t beslist on mogelijk is. Soms ontziet men zich niet om recht streeks een Chr. Geref. predikant aan te vallen. Een toppunt werd bereikt, toen door 't optreden van een voorzitter der S.G.P. een predikant voor den rechter gedaagd werd. Doch de hom sprong verkeerd. Deze voorzitter, zoo bleek daar, had verkeerd ge handeld. Een kerkelijk-politieke fractie? De Neo-Chr. Gereformeerden worden nu in De Banier opgewekt, om de handen i u- en te slaan. Dus om zich, hoe dan ook. te vereenigen. Toen de A.R. Chr. Gereformeerden elkaar opzochten en saam zouden vergaderen, schreef Ds. Kersten: „Dit belooft dus, als de poging slaagt, een kerkelijke politieke partij of fractie te worden" (De Banier, 3e jrg. No. 23). „Ik heb een afkeer van dit kerkelijk po litiek geknoei!". (De Banier, 4e jrg. No. 3S). Waar denkt ge aan? Een „mijten met twee maten"? Ik wil mijzelf gelijk blijven, 't Moge sla gen! Dan weten we meteen duidelijk, wat we aan deze menschen hebben, die al te veel in 't geheim werkten. Niet onmogelijk zal hun scherpe mes van critiek t eerst in mij gezet worden; maar daar vrees ik niet voor. Evenmin als voor een menigte dikke woorden, die immers toch niets zeggen. W' weet, misschien zijn zij, die zoo lang met de A.R. omgingen, in staat om opbouwende critiek te leveren De S.G.P. deed dit tot nu toe nog nooit. Dan zouden we er nog voor deel van trekken. Twee onwaarheden. In het hiervoren bedoelde „Ingezonden stuk" komen ook twee onwaarheden Men beweert daarin, dat de A R. Colijn verafgoden. Dit is nog nooit geschied. Ook al zeggen de S.G. dit herhaaldelijk, daarom is 't nog niet waar. Nog nooit werd een be wijs daarvoor geleverd en 't zal ook nooit geleverd kunnen worden. Dat de A.R. naar de vergaderingen stroo men, als Dr. Colijn spreekt, is te begrijpen. VERBOND v.NEDERLANDSCHE WERKGEVERS Tiet Verbond van Nederlandsche Werk ge- *ers hield gieter zijn algemeens ledenver gadering in 'l'ivoid te Rotterdam. Deze ver gadering werd t>.m. bijgewoond door den burgemeester, Mr. P. Droogleever Fortuyu. in zijn openingsrede heelt de voorzitter, de heer H. P. Gel derman C.M.zn., uitge breide economische beschouwingen gehou den. Het dieptepunt achtte spr. voor veie be drijven nog met bereikt, de opgaande lijn naar betere tijden zal ook een lange lijdens weg blijken te zijn. De Londensche conferentie heef» in geen enkel opzicht licht gebracht. Het energieke optreden en hel eerlijke pogen van onzen Minister-President verdient zeaer ailen lof, maar ook hier gold het oude spreekwoord: „Met onwillige honden is het sleclu hazen \angen". under de gegeven om standigiicden kon van een opleving van den internationalen handel geen sprake zijn. Ons land slaat echter gedurende de laatste cri sisjaren nog niet zoo n slecht figuur tegen over de andere landen der wereld wat üe afname van den internationalen handel bc- trelt. Van 1929-1923 was er een daling tot 45.3 pet. en slechts vier landen maakten een wat beter figuur. Het beleid van de Regeoring-Ruys wraakte spr. Met platonische verklaringen houdt men geen munt op goudpariteit. Als men dat wil, moet men den moed en de kracht bezitten om de maatregelen door te voeren, die daar voor noodig zijn. Ons land is nog steeds bij uitstek het duurte-eüand, waarvan het ge- hêele bedrijfsleven dagelijks de lasten on dervindt. Onder deze omstandigheden is het niet te verwonderen dat het aantal voorstan ders van een devaluatie van ons ruilmiddel langzamerhand toeneemt, niettegenstaande alle geruststellende Regeeringsverklaringen. Men moet thans echter niet vergeten, dat het ministerie-Col ij n eerst in Mei is opgetre den en waar de Leider met zijn vierhoeks program een algemoene saneering heeft aan gekondigd is het niet meer dan billijk dat men hem in zijn ongetwijfeld goede voorne mens steunt. De tegenwoordige Regeering zal zeker wel beseffen, dat de door haar te nemen maatregelen eigenlijk twee jaar te laat komen en daarom veel ingrijpender moe ten zijn dan bij een geleidelijken afbouw het geval zou zijn geweest. De volgende Dins dag kan de klaarheid in dit opzicht bren gen; de tijd van „wait and see" is werkelijk reeds lang voorbij. Dat nieuwe lasten onvermijdelijk zijn, be grijpt ieder, die de groote tekorten op ons staatsbudget kent, maar in deze omstandig heden mag men wel een behoorlijke verhou ding verlangen tusschen nieuwe lasten en bezuinigingen. De lasten, welke thans reeds als gevolg van de landbouvvsteunwetten op het Neder- landsch publiek worden gelegd bedragen ge middeld f 70 per gezin. Spr. bepleitte eeti afloopende schaal voor de opbrengstprijzen van de landbouwproducten in tegenstelling met het scheppen van een kunstmatig vast niveau. De weg door bezuiniging en aanpassing af te leggen is heel wat moeilijker dan door inflatie. Op den duur is hij echter beter, ge zonder en zeker eerlijker voor alle partijen. Als de Regeering dan ook dezen weg geko zen heeft, waarbij zij allen steun verdient, moet zij geen politiek voeren, waarbij de steun aan don eenen de aanpassing voor den ander geheel of gedeeltelijk onmogelijk mankt. Met nadruk waarschuwde spr. tegen de invoering, van een Industrieele Crisis machtigingswet. waarover geruchten loonen. Laat de Regeering beginnen de sociale las ten te verlagen en dat de industrieën zelf vrijwillige samenwerking zoeken ter voorko ming van afhraakprijzen. Na zich gekeerd te hehhen tegen de loonen in de overheids- en beschutte bedrijven be veelt spr. de werkverschaffingen, waarvoor men niet genoeg waardeeriug kan hebben, De beste weg blijft echter nog altijd, dat de industrieën geleidelijk de werkloozen weer oonemen. Ter bevordering van eenige opleving biedt de nieuwe crisis-invoerwet tijdelijke mogelijkheden, die voor bepaalde artikelen best gebruikt kunnen worden. Hiernaast zal men moeten trachten den ex- nort te bevorderen door het afsluiten van regionale verdragen, waarbij een snellere werkwijze bij het afsluiten aan het dcDarte- ment van Buitcnlandsche Zaken wordt aan bevolen. Tn Indië zal de „open deur"-politiek nipt hii alle kunnen worden gehandhaafd, wan neer. wat den import betreft, binnen afzien- haren tiid slechts één, nl. Japan, zal binnen gaan. In hoeverre economische overheer- sching ook politiekp gevolgen kan hebben kan men op het Plein pn in Buitenzorg be- beoordeelen. Spr. wil er op wijzen, dat in eerste helft van 1933 liet percentage van den totaal uitvoer van Nederland naar In- dip 4.2 pet. bedroeg (8.8 in 10*21), terwijl de ïitvner vin Indië rear Nederland bedroeg 13 net. (9 pet. jn 1928). Dit moet Indiê iet» zeggen. V«'n»r heel de wereld in een economischen orlog is gewikkeld is het nu niet de tijd >m dc wederzijdsche belangen op een goud- chaaltie te wegen voordat men iets voor elkaar doet- Spr eindigde met een tirade van lof op het bureau van het Verbond, dat steeds werk zaam is in het belang van het bedrijfsleven en deskundige voorlichting verschaft aan hen. die de verantwoordelijkheid voor lands bestuur dragen. Dan komen er ook van allerlei richting, als ze maar kans hebben. Van hem kan ieder veel leeren. Hij toont ook aan wat er ge daan moet worden. En wij allen bemerken aan hem, hoe hij in gebed bij God zijn kracht zoekt. Daardoor kan hij ook doen wat hij doet. Vriend en vijand erkennen dat hij een man is met buitengewone ga ven. En de A.R. danken God, Die ons in de zen hangen tijd zulk een leider gaf. Is dat verafgoden? Is er een, die op hem, inplaats van op God, zijn vertrouwen stelt? Men weet zelf wel beter. Dan klaagt men over 't schelden on D s. Kersten. Dit hebben waarschijnlijk de Chr. Gereformeerden gedaan. Het is niet zoo; want dit kan niet zoo zijn. Daar staan de Chr. Geref. te hoog voor. Elk bewijs ont breekt dan ooi- Onze leider heeft een zware taak als Mi nister-President. Onze afgevaardigden wor den voor lieete vuren geplaatst. We bele ven donkere tijden. Ons aller roeping is, om in gebed hen allen gedurig te gedenken voor Gods troon. Laat ons ook met daad en woord strijden voor onze aloude A.R. beginselen! In den wederkeer van ons volk tot God en Zijn Woord ligt alleen heil. ZWOLLE VERBOUW ZIEKENHUIS Met de voorbereidende werkzaamheden voor den verbouw van het Sophia-Ziekpnhuis is thans een begin gemaakt. Door grondboringen werd een onderzoek ingesteld naar de gesteld heid van den bodem. Deze verbouw is reeds langen zjjd m voor bereiding, doch door een geschil tusschen den Directeur van den Techrv(-ch< n Dienst en het College van B. en W. niet eeraer tot uitvoe ring gebracht. fyke, C fi Fmt 't DEN HAAG: Groote Marktitraat/lioek Spui De aeboortestonde van een honderd-jarige 1833 17 SEPTEMBER 1933 Door H. A. KOOISTRA II. (Slot) Drie jaren lang heeft Fliedner zijn taak als prediker in de gevangenis te Dussel- dorp verricht, maar hoe belangrijk deze arbeid ook was, hij begreep ook dat het noodig was een vorm van nazorg te vinden, waardoor *t mogelijk zou zijn, een aantal personen te behoeden voor een reci diveeren van het kwaad waarin zij, gezien de praktijk, zoo gemakkelijk vielen, hen voor een maatschappelijke functie geschikt te maken, want hij had ook geleerd dat slechts een deel van hen daarvoor in aan merking zou kunnen komen. Maar voor die enkelen moest dan ook alles gedaan wat menschelijkerwijze mo gelijk was. Hoe moes dit dan geschieden? Thans hebben wij onzen reclasseerings- dienst en oen aantal voor dezen arbeid op geleide ambtenaren. In dien tijd, toen Flied- nar dit werk ter hand trachtte te nemen, ontbrak ^lxes. Het is mogelijk dat hij niet den koristen weg heeft gekozen toen het hem na veel zoeken en teleurstellingen, gelukte de nog bekende Rheinisch-Westfalisch-Gefangnis- gesellschaft te stichten. Maar hier te lande is de reclasseerings- dienst toch ook ten nauwste verbonden met 't genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen, zoodat wij hier toch zeer zeker van een analogie kunnen 'spreken. Over dat verschil van inzicht zullen wij hier niet twisten. Het hoofddoel dat F. zich voorstelde te bereiken was een regelmatiger toezicht van buitenaf op het gevangeniswezen, maar ook een regelmatig bezoek der gevangenen, in overleg met de leiding algemeene verbete ringen aanbrengen. Ook onderwijs, an ge regelde godsdienstoefeningen. Naast genoemd gezelschap, moesten dan in het land z.gn. Hulpcomité's worden gesticht, met het doel belangstelling voor dezen arbeid te wekken, gelden te verza melen. en relaties te kweeken, om Nazorg te kunnen oefenen. Zeker, deze dingen heb ben voor ons een geheel andere beteekenis gekregen. Wij kunnen ons slechts moeilijk I stond in ons nummer van 14 Sept. verplaatsen in het primitieve karakter, dat dit werk toen droeg. Wij verstaan onder Nazorg geheel iets anders, dan Flied ner het zich voorstelde maar wij moeten wel bekennen, dat toen toch de eerste schrede is gezet, op de weg van een arbeid die thans in meer volmaakten vorm haar zegenrijke taak vervult Maar ook kunnen we het ons voorstel len, dat in het licht der toen heersehende toestanden en algemeene meeningen, het Fliedner moeilijk moet zijn gevallen, perso nen te vinden, die met dezelfde belang stelling dit wilden ondernemen, zooals hij het zelf deed en noodig oordeelde. Om die belangstelling te wekken, en te stimuleeren, trok hij er op uit, maakte reizen en bezocht vele gevangenissen, om materiaal te verzamelen. Materiaal waar uit de nóód sprak. Ook bezocht hij weer ons land, maar nu ontleent hij zijn beschou wingen niet aan straat- of plein-tooneelen, maar bezoekt hij enkele gevangenissen, en spreekt op zeer ongunstige wijze over wat hij te zien krijgt. Maar doet het niettemin op zeer sympathieke wijze als hij schrijft: „Mij moet de vraag van het hart: Ben ik „werkelijk in zoo zindelijke, weldadige „Holland? in zijn rijke en mensch-„freund- „liche" Hoofdstad, wier gevangenissen „door den onsterfelijken Howard voor 50 „jaar wegens hun zindelijkheid, wegens den „vlijt en orde der gevangenen, wegens de „menschelijkheid en de zorg door de ma gistraat, zoo zeer werden bewonderd?" Sluit zich hierbij niet treffelijk aan het geen Heldring later bij zijn bezoek aan de Vrouwengevangenis ie Gouda met zoo don kere tinten kleurde! Van de Arbeiderskoloniën srhrijft Flied ner. dat zij „bloeien" op de heide. Maar hoe ook, Fliedner zet zijn arbeid voort en hij weet bij enkele vooraanstaan de personen (ook in R.K. kring) belangstel ling voor zijn werk te wekken. Hij vangt aan met in de gevangenis te Dusseldorf, hijbeis te verspreiden, en ondervindt daar bij de volle medewerking van een katho liek. Daarbij vindt hij ook de medewerking van het Gesellschaft en de leiding, want hij noteert, (en zie daar de naiviteit die deze arbeid, en den persoon van Fliedner kleur) dat er in de zalen en cellen gelegenheden zullen worden aangebracht, om de uitge reikte bijbels neer te leggen Maar hoe voortreffelijk d.it alles ook mag zijn, het bevredigt Fliedner niet geheel. Ook niet wanneer de R.W. Gef&ngnis Gesellschaft zusterafdeelingen ziet geboren worden, want dan blijkt tevens dat de be langstelling toch niet aan de wenschelijk- heid beantwoordt. Ook al blijk tdeze in de hoogste kringen zelfs bij Koninklijke per sonen aanwezig te zijn. Kaspar von Stem een man, met een warm hart voor den arbeid in het Koninkrijk Gods, klaagt over gebrek aan energie. En hij voegt in een schrijven aan Fl. deze laconieke opmei* king toe, „dat hij aan de wenschen en plannen, welke hij de oprichting, aan de orde waren gesteld, nog eens heeft herin nerd". In 1826 stelt Fliedner zijn eerste „Ge- horsamsten Bericht und Bittc" aan die „Hochlobliche Kgl. Regierung" op, nadat hij in Januari van datzelfde jaar opnieuw „im Stillen" enkele gevangenissen had bezocht, want het bleek steeds weer dat er veel tegenstand zich ontwikkelde. Velen ontmoet hij „die es eigentlich nicht anging" zoo noteert iemand, en voegt daaraan dan toe dat men leefde in een tijd, van onbe perkte heerschappij, en waarin men sprak van een „beschranktes Untertanen Ver- standes". Na velerlei teleurstelling en tijdverlies, veel correspondentie en bezoeken, veel vriendelijke toezeggingen niet minder, ge noot Fliedner pas in 1828 het voorrecht, de goedkeuring tot stichting van het genoem de „Gesellschaft". Nu kan de arbeid, zoo lang verbeid en thans goed voorbereid oen aanvang nemen, zoo meende Fliedner. Hij had echter buiten de godsdienstige en juridische waard ge rekend. Herhaaldelijk is er verschil tusschen het Protestantsche bedoelen en dat van som mige Katholieken. Tal van vraagstukken moeten eerst onder de juridische loupe ge nomen, en met dat alles gaat zooveel tijd verloren, te veel naar het oordeel van een meer praktisch mensch als Fliedner, die voor alles en heter dan eenig ander de nood kent waarin de gevangenen verkee- ren. De zorg voor deze groep ongelukkigen laat hem geen rust en hij kan niet wachten tot al die bezwaren en verschillen zijn op gelost, en bijgelegd. Het vraagstuk van het personeel laat hem evenmin rust. Daarin moet ingrijpen de verandering gebracht. Menschen wenscht bij, die „nirht nnr urn des B rot es willen, sondern aus Liebe zu den Seelen der Ge- fangenen" zich voor de_en arbeid willen geven Aan speciaal daarvoor opgeleide perso nen, zooals Wichern daarvoor later op zoo warme wijze het pleit heeft gevoerd, daar aan denkt Fliedner nog niet; ondanks zijn arbeid tot hei. in het leven roepon van het instituut tot opleiding van „Pastorgelulfen", dat hij later te Duisburg in hot leven roept. Gevolg van al dézen arbeid is, dat hij zich genoodzaakt ziet rust te nemen, en zoo zien we hem dan in 1830 te Wiesbaden. Maar ook daar gaat hij aan den arbeid. De droeve gevangenistoestanden houden in werkelijkheid Fliedner gevangen. Als hij weer geheel hersteld is. onder neemt hij opnieuw reizen, en bezoekt op nieuw Engeland en ook Schotland, waar over hij zoo dankbaar schrijft. F.n als hij dan terugkeert, zoovele erva ringen rijker, komt ook weer de vraag naar voren: wat moeten wij, en wat kunnen wij doen voor de ontslagen gevangenen, met name voor de vrouwen? Hij gevoelt het en velen met hem dat er een Asyl moet worden gesticht, een door gangshuis. Daar moeten deze vrouwen worden opgevoed voor een nieuwe maat schappelijke levenstaak. Voor dat doel roept hij een Vereeniging te hulp, die reeds zich bezig hield met het bezoeken van vrouwelijke gevangenen te Dusseldorf. Maar dan ondervindt F. op nieuw veel tegenstand. „Dat", zoo §chreef hij „dat voor elk der beide godsdienstige richtingen een Asyl noodzakelijk is, wijl godsdienstige opvoe ding en verzorging, het hoofdmoment moet vormen, daarojor waren allen het wel eens. Maar, zoo gaat hij verder, niemand stelde zich beschikbaar. Men hield deze zaak voor te moeilijk. Waar zou men hen onderbren gen? Een Asjyl mocht geen gevangenis zijn, en de menschen zouden dan toch maar wegloopen Men beschouwde het als iets geheel nieuws, (zij het ook iets zeer nuttigs) voor Duitschland, ook al bleek dit niet geheel juist, daar men in Hamhurg reeds vroe ger een dergelijk Asyl had in het leven geroepen. En als alles dan dreigt mis te loopen, dan verklaart Fliedner zich bereid, hrt Asyl te stichten. Hij ondernam dit werk in het vaste vertrouwen dat God hem zou helpen. Zijn echtgenoote, die tegenover deze arbeid niet geheel vreemd stond, heeft op dit besluit een gunstigen invloed geoefend. Ondanks dit kloeke besluit, doet het toch niinlijk aan, dat Fliedner zoo weinig dade lijke hulp van vrienden heeft mogen ge nieten. Pijnlijk ook dat er 17 September van het jaar 1833 nog niet de vriie beschikking was over een Tehuis, voor het te verwachten meisje, die de eerste zou zijn, om het Asyl te hetrpkken. Pijnlijk vooral, als blijkt, dat zelfs mede arbeiders zich aan toegezegde hulp ont trekken. Maar waar schaduw valt is ook licht. Fn dat licht ontlokt in ons een iuhel van dank, als wii bedenken dat dit eenvoudige, haast primitieve begin, met trots kan worden ge noemd „de wieg" waar de zoo rijk geze gende Diaconessen-arbeid haar oorsprong rond. Want ook, al mag het waar zijn dat Flied ner de gedachte: herstelling van het Vrou welijk Diaconaat, ontleend heeft aan wat hij in ons land zag op zijn reizen, hij de Mennonieten te Amsterdam en waarvan hij in zijn Kollertenrpisp schriift: „F.s r'ht in den Gemeinden (hierm°de z;in de Holland- sche Mennonieten bedoeld! nurh noch Diakonissen, welche vom Kerkvorstand ge- wnhlt werden, unter diesem stehen. und sieh mit der weiblichen Armenpflege be- „Rie hesuchen die Hutten der Arraut, teilen die bewilligten Kleidungstiirke aus. snrgen für das Unterknmmen der Madeben als Dienstboten. usw. Sie sind so wenigwie die Diakonen hesoldet. gehören zu den an- gesehensten Familien der Gemcinde und unterziehen sich dabei ihren vielen Auf opferung an Zeit, usw, erfordernden Ge- schaften mit grosser Willigkeit" enz. En al mag het verder juist zijn, dat de Theologische Candidaat Klönne reeds eer der „over het wederoplevcn van het Diaco- nessenambt der oud-christelijke kerk in onze Vrouwenverenigingen" schreef, en al mag Graaf von Recke, de bekende philan- troop, op de wenschelijkheid van dat her stel gewezen hebben, iet was voor fliedner weggelegd, met 't stichten van dit schoone en machtige instituut een begin te maken, en wij danken God dat het hem gegeven mocht zijn. de ontwikkeling er van, als de vrucht van zijn onvermoeiden arbeid, tij dens zijn leven nog te mogen aanschou- De geboortestonde moge moeilijk en traag zicli hebben ontwikkeld, wat uit deze schoone vrucht, als werk der barmhartig heid is opgegroeid, vervult ons met dank aan God, want in de veelheid der arbeidsgebie den. biedt 't aan talloos vele vermoeide en kranke reizigers door dit vaak zoo sombere tranendal, haar verkwikkende hulp en troost, die als een schaduw den vermoei den pelgrim lafenis biedt. Maar ook pre dikt ons deze daad van Fliedner, dat God het kleine begin wil zegenen, en tot zegen doen zijn Van het kleine, haast nietige MagdalenA- stift in 1833, uit en in den nood gesticht, gaat een sproke uit, dien we dagelijks :n do Diaconessenarbeid van heden kunnen beluisteren, een sprake waarin uitkomt dat wie „eriösende Liebe" heeft ervaren inder daad in staat is reddende liefde te oefenen, wie uit 't beginsel van Gods genade, dat in wezen barmhartigheid is. leeft, kan ook wer kelijk barmhartigheid bewijzen. Dat echle levensbeginsel was voor Fiiedner als spijs on drank. Als men nu Kaiserswerth bezoekt en men heeft het voorrecht, onder de bekwa me leiding van een oude en beproefde Diacones te worden rondgeleid (niet als In vogelvlucht het geheel bezichtigen), er den Geest die van deze arbeid uitgaat proeven, die ervaart ie«.s van de beteekenis van de woorden door von Bodelschwingh hierbo ven gesproken Fn als men dan alle? rustig heeft bezich tigd. met hen die de leiding van en bij het centrale geheel medehehhen, gesproken, en men brengt na dat alles een bezoek aan het vriendelijk verzorgde kerkhof, dan wordt men allereerst naar de laatste rustplaats van dezen zwakken en toch kraci.tigen man gebracht, pn wij onderschrijven niet zonder ontroering al lezend het grafschrift: Theodor Fliedner, durch Gottes Gnade F.rnencrer des Apostolischen Diaconessen- amtes. Door Gods genade, was het Schib.vleth waaruit Fliedner .eefde, en dat verkaart ook dat hij altijd weer zijn mede-arbeidsters op het hart hond: Hij moet wassen en wij moeten minder worden. (.Toh, 3 20!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 9