ZATERDAG 16 SEPTEMBER 1933
DERDE BLAD PAG. 9
De Christelijke Gereformeerden
en de politiek
KERK EN POLITIEK MOETEN
GESCHEIDEN BLIJVEN
Van Ds. C. v. d. Z a a 1, predikant der Chr.
Geref. Kerk en lid der Tweede Kamer ont
vingen we het onderstaande artikel ter
plaatsing:
Over dit onderwerp werd in De Ban ie
(13e jaargang, No. 1662) een „Ingezonden"
geplaatst De korte inhoud daarvan komt
op 't volgende neer:
Aan Prof de Bruin was gevraagd, om
eens in De Wekker te willen verklaren
waarom hij de S.G.P. gevaarlijk achtte voor
de Chr. Geref. Kerk. Deze Hoogleeraar wilde
de feiten, die hem ter oore kwamen, met
den mantel der liefde bedekken.
Schrijver vond dit een verstandig ant
woord. Echter betreurde hij het, dat Prof.
de Bruin „het wel gewenscht acht tegen de
S.G.P. te waarschuwen1 die partij is een
gevaar voor de kerk".
„Door al dat hatelijk geschrijf in Dc
Wekker over de S.G.P. en Ds. Kersten breekt
men eigen kerk af."
„En dan dat schelden op Ds. Kersten
droevig! Loopen de menschen weg, Ds.
Kersten heeft 't gedaan."
„En dan dat verafgoden van menschen,
Colijn niet te vergeten."
Ten laatste wordt gevraagd, of men dan
zwijgen moet. „Laten we als één taan mogen
staan achter onze algevaardigden."
„Hoe kunnen wij het best de S. G. begin
selen verdedigen en verbreiden?"
JDe Chr. Gereformeerden worden opgewekt
om brieven te sturen. Dan wil men de han
den ineenslaan, 't Gevolg zal zijn, dat ue
publicatie-actie van 'ïen, die zich aan de
A.R. partij helaas verknocht weten, op on
dubbelzinnige wijze beantwoord wordt. Dan
zal men zich in Apeldoorn nog wel eens
bedenken over de vraag, of op d«n ingesla
gen weg moet worden verder gegaan."
De onderteekening was: „Een Chr. Gere
formeerde."
'k Wil met de onderteekening beginnen.
De schrijver is geen .„echte, rechte Chr.
Gereformeerde". De Banier gaf mij deze
uitdrukking (De Banier, 9e jrg. No. 384).
We moeten tegenwoordig spreken van
tweeërlei Christelijk Gereformeerden: de
Christelijk Gereformeerden en de Neo-Chr
Gereformeerden. De laatste zijn politieke
.volgelingen van Ds. Kersten.
De eersten betreden de paden van de
Chr. Gereformeerde vaderen. De/^n waren
warme A.Rn. in den schoolstrijd van 1878
namen zij deel aan de groote adresbeweging.
Predikanten en kerkeraadsleden wekten
met bezieling op om 't bezwaarschrift*" te
onderteekenen. Van de Commissie, die in
1878 aan Koning Willem III 't volkspetition
nement aanbood, waren lid de Chr. Gerefor
meerden: Prof. S. van Velsen, Prof. M.
Noordtzij, Ds. H. Beuker en eenige kerke
raadsleden van Amsterdam. Ook schaarden
de Chr. Gereformeerden zich op politiek
terrein achter Dr. Ivuyper. Ds. Beuker
schreef: „Wij, Chr. Gereformeerden, vormen
de voorhoede van 't Anti-Revolutionaire
De Chr. Gereformeerden hadden ook zit
ting in de Tweede Kamer. De namen van
Donner, Noordtzij, en van Velsen Jr. worden
nog steeds met eere genoemd.
Vele bekwame mannen der Chr. Gerefor
meerde kerk traden als verdedigers der
Antirevolutionaire partij en beginselen op.
Wij hebben slechts te denken aan Donner
Diemer, Noordtzij, Wieiinga, Nederhoed,
Hessels, Notten, Gispen e.a. om de waarheid
daarvan to ontdekken. Onze Christel ijk-
Gereformeerde vaderen hadden hun kerk
en de A.R. partij en haar beginselen lief.
Hun nakomelingen, die nu leven, Willen in
hun wegen wandelen, 't Is eisch van Go Is
Woord en daarom wil men ervoor buigen.
Nu zijn er ook Neo-Chr. Gereformeerden.
Dezeri hebben de leer der vaderpn op poli
tiek terrein verlaten. Ze zijn aanhangers
van de S.G.P. geworden. Allen onder hen
zijn niet gelijk. Sommigen hebben nog even
veel liefde voor hun kerk als ae andere
Chr. Gereformeerden. Onder dezen zijn zeJts
achtenswaardige ambtsdragers. Men mag 't
betreuren, dat ze niet ook. op politiek terra'n
de vaderen volgen; maar niemand heeft 't
recht hen hierom kerkelijk te varoordeelon.
Anders staat 't met diegenen, die óf 't
vermogen missen*om kerk en politiek te
scheiden, óf die opzettelijk de grenslijn uit-
wisschen. Over deae personen schrijf ik nu.
Zij hangen de Staatkundig-Gereformeerde
partij aan.
Deze partij is gesticht door de Oud-
Gereformeerden. Met opzet noem ik hen mpt
den naam, waaronder ze langen ;ijd bij ons
bekend stonden en niet met den naam van
de kerkelijke gemeente, waartoe ze lat*r
hehoorden.
De Oud-Gereformeerden waren vroeger
vijanden van de Christelijke S.'hool, van
Jongelingsvereenigingen, van Theol. School,
van politiek, en ze waren lezers der neutrale
bladen. De Christelijke School kweekte
kinderen, „die met een ingebeelden hemel
verloren zouden gaan", de jongelingsvet-
eeniging „maakte de jongelingen maar op
geblazen", een Theologische School was een
„dominee's-fabriek", de politiek „een eigen
werk des duivels" en de krant had men nu
eenmaal noodig „om een beetje op de hoog»*
van alles te blijven". Geen wonder, dat men
als men ter stembus ging, de liberalen
steunde.
Uit deze Oud-Gereformeerden zijn lang
zaam voortgekomen de Neo-Oud-Gereformeer
den. Ze zijn grootendeels tezamen gesmolten
tot de Gereformeerde Gemeenten. Dezen
verloochenen met woord en daad de leer
van hun vaderen. Ze stichten overal Chris
telijke scholen, hebben hier en daar jonge
lingsvereenigingen, bezitten een TheoJog
sche School, richtten een eigen politiek*
partij op (de S.G.P.) en geven eigen bladpr.
uit. Eigenaardig is het dat deze menschen
heel veel spreken over de vaderen.
Maar ze springen 't allerliefst eenige eeuwen
terug. Ze weten heel goed: als de Oud
Gereformeerde vaderen van de vorige eeuw
eens zouden opstaan uit 't graf, dat deze hen
scherper nog zouden veroordeelen, dan 'ij
't tegenwoordig de A.R. doen.
Als men bemerkt den geweldigen omkeer,
die deze menschen in korten tijd gemaakt heb
ben, dan moet men zich wel er over ver
wonderen, hoe weinig beginselvast ze waren
Een ding hebben de Neo-Oud-Gereformeer
den met de Oud-Gereformeerden gemeen*
ze zijn fel antipapistisch en fel anti-Anti-
Revolutionair.
Nu hebben vele Neo-Chr. Gereformeerden
zich aangesloten bij de politieke partij van
de Neo-Oud-Gereformeerden. Hoe begrijpe
lijk is 't, dat deze nu ook soms fanatiek
gekant zijn tegen de aloude Chr. Gerefnr
meerden. Dat deze de A.R. partij trouw
blijven, is hun een doorn in 't oog.
Ds. Kersten beweert wel, dat hij geen
kerkelijke politieke partij wil; maar elk, die
toeziet, zet een vraagteeken achter de*/e
bewering. Echter schijnt hij vergeten te
zijn, hoe hijzelf eens, mogelijk in een on
voorzichtig oogenblik, zich bloot gaf. Toen
bleek 't maar heel duidelijk, hoe hij de
politiek gebruiken wilde, om er kerkelijke
doeleinden mee na te streven. Hij schreef:
„Er is getracht op kerkelijk gebied tot
samenwerking te komen van Chr. Gere
formeerden met de Gereformeerde Ge
meenten. Het is nog niet gelukt; doch
bewijst de poging daartoe niet de nauwe
verbinding dezer kerkgroepen en wat nu
op kerkelijk gebied niet mogelijk is, zou
dat niet op politiek terrein reeds kunnen?
Ja, zou dat nietkunnen leiden
tot een nadere verbinding in
de toekomst? Want dien kant
m'o'e't 't u'i't. (De Banier, 3e jrg., No. S
Onderstreping van ons).
Dus de samenwerking is mislukt. Nu
zoekt hij blijkbaar niot ineer saamwerkiiig,
noch vereeniging, maar nadere verbinding.
Elk, die even doordenkt, wat dit moet we
den, begrijpt;* de Neo-Chr. Gereformeerden
moeten zich op den duur aansluiten bij de
Gereformeerde Gemeejite. 't Z-lfde geldt
vanzelf vo«r de Ned. Hervormden, die zich
politiek met zijn groep één voelen. Dat 't
lie richting wordt uitgestuurd is
allen, die de gangen van Ds. Kersten nagaan
zoo helder als glas.
Daarom is de S. G. P. een gevaar voor de
Chr. Geref. Kerk.
I*n den tijd, toen over vereeniging of
saamwerking gesproken werd, is or nimmer
gebleken, dat er verschil in leer tusschen
beide kei-ken was. l.ater scheen 't uoel vooral
de Chr. Geref. Kerk aan te vailen in de
leer, opdat men een drang zou gevoelen om
de Chr. Geref. Kerk te verlaten. Op de van
hem bekende wijze tracht Ds. Kersten in
De Saambinder wel te ontkennen, dat hij
de Chr. Geref. Kerk heeft willen treffen:
doch met groote woorden kan men wej een
bepaalden schijn, doch geen feiten vei*-
anderpn.
Ds. Jongclcen had een leerboek geschre
ven. waarin hij de Chr. Geref. veibondsleer
verklaard heeft. Ds Kersten noemde dit:
„Een verbondontzenuwende leer, een uitwen
ilig verbond; een verbond, dat «an za'iy
makende genade beroofd Is". Als men niet
wist. wie 't gezegd had. durfde men hat
niet na te schrijven.
Dat dit niet zoo erg bedoeld was, is vi ?1
duidelijk gebleken. Ds. Minderman van
Lisse, predikant van de Gereformeerde Ge
meente, heeft tot op zijn sterfbed volue
houden, dat hij deze leer voor de ware
hield. Hij had dezelfde verhonnsbeschou-
wing als Ds. Jongeleen. Zelfs wilde hij dij
ook in een leeruoek verbreiden. Zijn «ia
drukproeven niet op de drukkerij van De
Banier geweest? Ds. Kersten wist, dat Ds.
Minderman deze leer aanhing. Werd dia
dominéé, die zulk een verschrikkelijke leer
bracht, gecensureerd, geschorst'? Geen spra
ke van. Na zijn heengaan werden over hein
de beste getuigenissen gegeven door Ds
Kersten. Ds. Kersten wilde den Neo-Chr'
Gereformeerden toonen, hoe verschrikkelijk
de leer der Chr. Geref. Kerk was, om zoo
wantrouwen te zaaien. Als dit zaad opwas»,
dan raakt men vanzelf los van zijn kerk
Stelselmatig werden ook verschillende
Chr. Geref. predikanten, vanzelf aanhang?,rs
van de A.R. partij, verdacht gemaakt. Men
kon daarover in den loop der jaren lezen:
Ds. Hilbers trok de politieke lijn niet recht.
Over Docent van der Schuit stond er: Ds.
Sch. schijnt 't nogal te weten. L)s. de Grool
werd geteekend als: niet sterk en niet slim.
Ds. Jongeleen. H. Janssen on v d. Zaal
zijn: politieke dominee's. Ds Geels moet „zijn
hand maar in eigen boezem steken", als t
gaat over: „kwanselen met beginselen".
Wijlen Prof. Lengkeek was: Kuyperiaansct.
Ds. de Bruin van Veenendaal is „op 't
dwaalspoor". Ds. van Smeden wordt aldus
besmeurd1 „Wiens eer zoo vreselijk hreg
schijnt te zitten". Ds. Croes krijgt de vra tg
te beantwoorden: „of is 't Ds. Cnes te dom
om revolutie te maken?"
'k Ben niet volledig. Doch men begrijpt*
als leden van een staatspartij zoo worden
opgevoed, dat ze afkeerig worden van zuL*e
predikanten. Is dat niet het doel?
Hoe de NeoaChr. GereL werken
Ds. Kersten schreef: Laat ons met open
vizier strijden, ook de Chr. Gereformeerden!"
(De Banier, 4e jrg. No. 38). 't Ging toen
tegenover de Chr. Gereformeerden, di'
tezamen wilden komen te Utrecht, om daa:
te overleggen, wat zij als A.R. te doen had-
Nu is er één aan 't woord, die de neo-
Chr. Geref. opwekt, om de handen ineen te
slaan. De laffe schrijver durft blijkbaar zij-
naam niet noemen. Mogelijk zou dit velen
afschrikken, om aan den oproep gehoor te
geven. Verschuilt bij zich daarom? In ieder
geval helpt De Bnniec hem daarin mee Zoo
in 't geheim werken nu vele Neo-Chr.
Gereformeerden ook in de Kerk. Men zegt
h.v. niet openlijk: „ik ben er tegen, orodui
ik S.G.P. ben". Maar men zoekt allerlei
kleinigheden, soms tot in 't belachelijke
toe, om onrust te kweeken. 't Eind
wordt voor ALTIJD ver
wijdert met garantie.
NIEUWSTE VLUGGE
METHODE
Aanbev. v. H. H. Doktoren en
beh. dames. Ook verwijdering
v. rimpels, sproeten, puisten,
wratten, lidteekens enz.
Laan van Meerdervoort 156,
DEN HAAG, Telefoon 331811.
Cat. no. 36 gratis en franco.
Voor iedere beurs.
Gevolgen van dit drijven.
Ds. Vreugdenhil sloot zich aan bij de
S.G.P. en vertrok naar de Geref. Gemeente.
Ds. Barth deed 't zelfde, hoewel hij steeds
beweerd had 't nooit te zullen doen. Blijk
baar was hun kerkelijk beginsel te zwak
om weerstand te bieden. Nooit is door le
politiek van de A.R. partij een Chr. Geref.
predikant b.v. overgegaan naar de Geref
Kerk. Daar bestaat ook geen vrees voor
al stellen de Neo-Chr. Gereformeerden 't
graag zoo voor. Dit is ook onmogelijk, om
dat de A R. kerk en politiek sterk geschei
den houden. r
Hoe de gevolgen te zien zijn in een ge
meente, moet duidelijk uitkomen in Kam
pon. Daar stond voorheen de in De Banier
gesmade Ds. van Smeden. De kerken moe
ten toen vaak overvol zijn geweest. Nu
staat er Ds. Oosthoek, met wien de Banier
tot in 't onsmakelijke toe rpolame maakt
Telkens wordt over hem geschreven ais
over den voorzitter van de S.G.P. te Kam
pen. Naar mij ter oore kwam moet 't nu
met het kerkbezoek vaak droef gesteld
zijn. Doch de Geref. Gemeente moet daar
't plan hebben, de kerk aanmerkelijk le
vergrooten wegens het tekort aan plaatsen.
Dit om over na te denken.
Verschillende Neo-Chr. Gereformeerden
werken min of me*>r bedekt voor de stich
ting eener Gereformeerde Gemeente, 't Ge
tal van deze gemeenten is belangrijk uit
gebreid sedert Ds. Kersten in de politiek
gegaan is. 'k Heb getracht om 't in getallen
uit te drukken. Maar de opgaven van die
zijde zijn zoo onvolkomen, dat "t beslist on
mogelijk is.
Soms ontziet men zich niet om recht
streeks een Chr. Geref. predikant aan te
vallen. Een toppunt werd bereikt, toen door
't optreden van een voorzitter der S.G.P.
een predikant voor den rechter gedaagd
werd. Doch de hom sprong verkeerd. Deze
voorzitter, zoo bleek daar, had verkeerd ge
handeld.
Een kerkelijk-politieke fractie?
De Neo-Chr. Gereformeerden worden nu
in De Banier opgewekt, om de handen i u-
en te slaan. Dus om zich, hoe dan ook.
te vereenigen.
Toen de A.R. Chr. Gereformeerden elkaar
opzochten en saam zouden vergaderen,
schreef Ds. Kersten: „Dit belooft dus, als
de poging slaagt, een kerkelijke politieke
partij of fractie te worden" (De Banier, 3e
jrg. No. 23).
„Ik heb een afkeer van dit kerkelijk po
litiek geknoei!". (De Banier, 4e jrg. No. 3S).
Waar denkt ge aan? Een „mijten met
twee maten"?
Ik wil mijzelf gelijk blijven, 't Moge sla
gen! Dan weten we meteen duidelijk, wat
we aan deze menschen hebben, die al te
veel in 't geheim werkten. Niet onmogelijk
zal hun scherpe mes van critiek t eerst in
mij gezet worden; maar daar vrees ik niet
voor. Evenmin als voor een menigte dikke
woorden, die immers toch niets zeggen. W'
weet, misschien zijn zij, die zoo lang met
de A.R. omgingen, in staat om opbouwende
critiek te leveren De S.G.P. deed dit tot nu
toe nog nooit. Dan zouden we er nog voor
deel van trekken.
Twee onwaarheden.
In het hiervoren bedoelde „Ingezonden
stuk" komen ook twee onwaarheden
Men beweert daarin, dat de A R. Colijn
verafgoden. Dit is nog nooit geschied. Ook
al zeggen de S.G. dit herhaaldelijk, daarom
is 't nog niet waar. Nog nooit werd een be
wijs daarvoor geleverd en 't zal ook nooit
geleverd kunnen worden.
Dat de A.R. naar de vergaderingen stroo
men, als Dr. Colijn spreekt, is te begrijpen.
VERBOND v.NEDERLANDSCHE
WERKGEVERS
Tiet Verbond van Nederlandsche Werk ge-
*ers hield gieter zijn algemeens ledenver
gadering in 'l'ivoid te Rotterdam. Deze ver
gadering werd t>.m. bijgewoond door den
burgemeester, Mr. P. Droogleever Fortuyu.
in zijn openingsrede heelt de voorzitter,
de heer H. P. Gel derman C.M.zn., uitge
breide economische beschouwingen gehou
den. Het dieptepunt achtte spr. voor veie be
drijven nog met bereikt, de opgaande lijn
naar betere tijden zal ook een lange lijdens
weg blijken te zijn.
De Londensche conferentie heef» in geen
enkel opzicht licht gebracht.
Het energieke optreden en hel eerlijke
pogen van onzen Minister-President verdient
zeaer ailen lof, maar ook hier gold het oude
spreekwoord: „Met onwillige honden is het
sleclu hazen \angen". under de gegeven om
standigiicden kon van een opleving van den
internationalen handel geen sprake zijn. Ons
land slaat echter gedurende de laatste cri
sisjaren nog niet zoo n slecht figuur tegen
over de andere landen der wereld wat üe
afname van den internationalen handel bc-
trelt. Van 1929-1923 was er een daling tot
45.3 pet. en slechts vier landen maakten een
wat beter figuur.
Het beleid van de Regeoring-Ruys wraakte
spr. Met platonische verklaringen houdt men
geen munt op goudpariteit. Als men dat wil,
moet men den moed en de kracht bezitten
om de maatregelen door te voeren, die daar
voor noodig zijn. Ons land is nog steeds bij
uitstek het duurte-eüand, waarvan het ge-
hêele bedrijfsleven dagelijks de lasten on
dervindt. Onder deze omstandigheden is het
niet te verwonderen dat het aantal voorstan
ders van een devaluatie van ons ruilmiddel
langzamerhand toeneemt, niettegenstaande
alle geruststellende Regeeringsverklaringen.
Men moet thans echter niet vergeten, dat
het ministerie-Col ij n eerst in Mei is opgetre
den en waar de Leider met zijn vierhoeks
program een algemoene saneering heeft aan
gekondigd is het niet meer dan billijk dat
men hem in zijn ongetwijfeld goede voorne
mens steunt. De tegenwoordige Regeering
zal zeker wel beseffen, dat de door haar te
nemen maatregelen eigenlijk twee jaar te
laat komen en daarom veel ingrijpender moe
ten zijn dan bij een geleidelijken afbouw het
geval zou zijn geweest. De volgende Dins
dag kan de klaarheid in dit opzicht bren
gen; de tijd van „wait and see" is werkelijk
reeds lang voorbij.
Dat nieuwe lasten onvermijdelijk zijn, be
grijpt ieder, die de groote tekorten op ons
staatsbudget kent, maar in deze omstandig
heden mag men wel een behoorlijke verhou
ding verlangen tusschen nieuwe lasten en
bezuinigingen.
De lasten, welke thans reeds als gevolg
van de landbouvvsteunwetten op het Neder-
landsch publiek worden gelegd bedragen ge
middeld f 70 per gezin. Spr. bepleitte eeti
afloopende schaal voor de opbrengstprijzen
van de landbouwproducten in tegenstelling
met het scheppen van een kunstmatig vast
niveau.
De weg door bezuiniging en aanpassing af
te leggen is heel wat moeilijker dan door
inflatie. Op den duur is hij echter beter, ge
zonder en zeker eerlijker voor alle partijen.
Als de Regeering dan ook dezen weg geko
zen heeft, waarbij zij allen steun verdient,
moet zij geen politiek voeren, waarbij de
steun aan don eenen de aanpassing voor
den ander geheel of gedeeltelijk onmogelijk
mankt. Met nadruk waarschuwde spr. tegen
de invoering, van een Industrieele Crisis
machtigingswet. waarover geruchten loonen.
Laat de Regeering beginnen de sociale las
ten te verlagen en dat de industrieën zelf
vrijwillige samenwerking zoeken ter voorko
ming van afhraakprijzen.
Na zich gekeerd te hehhen tegen de loonen
in de overheids- en beschutte bedrijven be
veelt spr. de werkverschaffingen, waarvoor
men niet genoeg waardeeriug kan hebben,
De beste weg blijft echter nog altijd, dat
de industrieën geleidelijk de werkloozen
weer oonemen. Ter bevordering van eenige
opleving biedt de nieuwe crisis-invoerwet
tijdelijke mogelijkheden, die voor bepaalde
artikelen best gebruikt kunnen worden.
Hiernaast zal men moeten trachten den ex-
nort te bevorderen door het afsluiten van
regionale verdragen, waarbij een snellere
werkwijze bij het afsluiten aan het dcDarte-
ment van Buitcnlandsche Zaken wordt aan
bevolen.
Tn Indië zal de „open deur"-politiek nipt
hii alle kunnen worden gehandhaafd, wan
neer. wat den import betreft, binnen afzien-
haren tiid slechts één, nl. Japan, zal binnen
gaan. In hoeverre economische overheer-
sching ook politiekp gevolgen kan hebben
kan men op het Plein pn in Buitenzorg be-
beoordeelen. Spr. wil er op wijzen, dat in
eerste helft van 1933 liet percentage van
den totaal uitvoer van Nederland naar In-
dip 4.2 pet. bedroeg (8.8 in 10*21), terwijl de
ïitvner vin Indië rear Nederland bedroeg
13 net. (9 pet. jn 1928). Dit moet Indiê iet»
zeggen.
V«'n»r heel de wereld in een economischen
orlog is gewikkeld is het nu niet de tijd
>m dc wederzijdsche belangen op een goud-
chaaltie te wegen voordat men iets voor
elkaar doet-
Spr eindigde met een tirade van lof op het
bureau van het Verbond, dat steeds werk
zaam is in het belang van het bedrijfsleven
en deskundige voorlichting verschaft aan
hen. die de verantwoordelijkheid voor
lands bestuur dragen.
Dan komen er ook van allerlei richting, als
ze maar kans hebben. Van hem kan ieder
veel leeren. Hij toont ook aan wat er ge
daan moet worden. En wij allen bemerken
aan hem, hoe hij in gebed bij God zijn
kracht zoekt. Daardoor kan hij ook doen
wat hij doet. Vriend en vijand erkennen
dat hij een man is met buitengewone ga
ven. En de A.R. danken God, Die ons in de
zen hangen tijd zulk een leider gaf. Is dat
verafgoden? Is er een, die op hem, inplaats
van op God, zijn vertrouwen stelt? Men
weet zelf wel beter.
Dan klaagt men over 't schelden on
D s. Kersten. Dit hebben waarschijnlijk
de Chr. Gereformeerden gedaan. Het is niet
zoo; want dit kan niet zoo zijn. Daar staan
de Chr. Geref. te hoog voor. Elk bewijs ont
breekt dan ooi-
Onze leider heeft een zware taak als Mi
nister-President. Onze afgevaardigden wor
den voor lieete vuren geplaatst. We bele
ven donkere tijden. Ons aller roeping is, om
in gebed hen allen gedurig te gedenken
voor Gods troon.
Laat ons ook met daad en woord strijden
voor onze aloude A.R. beginselen!
In den wederkeer van ons volk tot God
en Zijn Woord ligt alleen heil.
ZWOLLE
VERBOUW ZIEKENHUIS
Met de voorbereidende werkzaamheden voor
den verbouw van het Sophia-Ziekpnhuis is
thans een begin gemaakt. Door grondboringen
werd een onderzoek ingesteld naar de gesteld
heid van den bodem.
Deze verbouw is reeds langen zjjd m voor
bereiding, doch door een geschil tusschen den
Directeur van den Techrv(-ch< n Dienst en het
College van B. en W. niet eeraer tot uitvoe
ring gebracht.
fyke, C fi
Fmt 't
DEN HAAG: Groote Marktitraat/lioek Spui
De aeboortestonde van een
honderd-jarige
1833 17 SEPTEMBER 1933
Door H. A. KOOISTRA
II. (Slot)
Drie jaren lang heeft Fliedner zijn taak
als prediker in de gevangenis te Dussel-
dorp verricht, maar hoe belangrijk deze
arbeid ook was, hij begreep ook dat het
noodig was een vorm van nazorg te
vinden, waardoor *t mogelijk zou zijn, een
aantal personen te behoeden voor een reci
diveeren van het kwaad waarin zij, gezien
de praktijk, zoo gemakkelijk vielen, hen
voor een maatschappelijke functie geschikt
te maken, want hij had ook geleerd dat
slechts een deel van hen daarvoor in aan
merking zou kunnen komen.
Maar voor die enkelen moest dan ook
alles gedaan wat menschelijkerwijze mo
gelijk was. Hoe moes dit dan geschieden?
Thans hebben wij onzen reclasseerings-
dienst en oen aantal voor dezen arbeid op
geleide ambtenaren. In dien tijd, toen Flied-
nar dit werk ter hand trachtte te nemen,
ontbrak ^lxes.
Het is mogelijk dat hij niet den koristen
weg heeft gekozen toen het hem na veel
zoeken en teleurstellingen, gelukte de nog
bekende Rheinisch-Westfalisch-Gefangnis-
gesellschaft te stichten.
Maar hier te lande is de reclasseerings-
dienst toch ook ten nauwste verbonden met
't genootschap tot zedelijke verbetering der
gevangenen, zoodat wij hier toch zeer
zeker van een analogie kunnen 'spreken.
Over dat verschil van inzicht zullen wij
hier niet twisten.
Het hoofddoel dat F. zich voorstelde te
bereiken was een regelmatiger toezicht van
buitenaf op het gevangeniswezen, maar ook
een regelmatig bezoek der gevangenen, in
overleg met de leiding algemeene verbete
ringen aanbrengen. Ook onderwijs, an ge
regelde godsdienstoefeningen.
Naast genoemd gezelschap, moesten dan
in het land z.gn. Hulpcomité's worden
gesticht, met het doel belangstelling voor
dezen arbeid te wekken, gelden te verza
melen. en relaties te kweeken, om Nazorg
te kunnen oefenen. Zeker, deze dingen heb
ben voor ons een geheel andere beteekenis
gekregen. Wij kunnen ons slechts moeilijk
I stond in ons nummer van 14 Sept.
verplaatsen in het primitieve karakter,
dat dit werk toen droeg. Wij verstaan
onder Nazorg geheel iets anders, dan Flied
ner het zich voorstelde maar wij moeten
wel bekennen, dat toen toch de eerste
schrede is gezet, op de weg van een arbeid
die thans in meer volmaakten vorm haar
zegenrijke taak vervult
Maar ook kunnen we het ons voorstel
len, dat in het licht der toen heersehende
toestanden en algemeene meeningen, het
Fliedner moeilijk moet zijn gevallen, perso
nen te vinden, die met dezelfde belang
stelling dit wilden ondernemen, zooals hij
het zelf deed en noodig oordeelde.
Om die belangstelling te wekken, en te
stimuleeren, trok hij er op uit, maakte
reizen en bezocht vele gevangenissen, om
materiaal te verzamelen. Materiaal waar
uit de nóód sprak. Ook bezocht hij weer
ons land, maar nu ontleent hij zijn beschou
wingen niet aan straat- of plein-tooneelen,
maar bezoekt hij enkele gevangenissen, en
spreekt op zeer ongunstige wijze over wat
hij te zien krijgt. Maar doet het niettemin
op zeer sympathieke wijze als hij schrijft:
„Mij moet de vraag van het hart: Ben ik
„werkelijk in zoo zindelijke, weldadige
„Holland? in zijn rijke en mensch-„freund-
„liche" Hoofdstad, wier gevangenissen
„door den onsterfelijken Howard voor 50
„jaar wegens hun zindelijkheid, wegens den
„vlijt en orde der gevangenen, wegens de
„menschelijkheid en de zorg door de ma
gistraat, zoo zeer werden bewonderd?"
Sluit zich hierbij niet treffelijk aan het
geen Heldring later bij zijn bezoek aan de
Vrouwengevangenis ie Gouda met zoo don
kere tinten kleurde!
Van de Arbeiderskoloniën srhrijft Flied
ner. dat zij „bloeien" op de heide.
Maar hoe ook, Fliedner zet zijn arbeid
voort en hij weet bij enkele vooraanstaan
de personen (ook in R.K. kring) belangstel
ling voor zijn werk te wekken. Hij vangt
aan met in de gevangenis te Dusseldorf,
hijbeis te verspreiden, en ondervindt daar
bij de volle medewerking van een katho
liek.
Daarbij vindt hij ook de medewerking
van het Gesellschaft en de leiding, want hij
noteert, (en zie daar de naiviteit die deze
arbeid, en den persoon van Fliedner kleur)
dat er in de zalen en cellen gelegenheden
zullen worden aangebracht, om de uitge
reikte bijbels neer te leggen
Maar hoe voortreffelijk d.it alles ook mag
zijn, het bevredigt Fliedner niet geheel.
Ook niet wanneer de R.W. Gef&ngnis
Gesellschaft zusterafdeelingen ziet geboren
worden, want dan blijkt tevens dat de be
langstelling toch niet aan de wenschelijk-
heid beantwoordt. Ook al blijk tdeze in de
hoogste kringen zelfs bij Koninklijke per
sonen aanwezig te zijn. Kaspar von Stem
een man, met een warm hart voor den
arbeid in het Koninkrijk Gods, klaagt over
gebrek aan energie. En hij voegt in een
schrijven aan Fl. deze laconieke opmei*
king toe, „dat hij aan de wenschen en
plannen, welke hij de oprichting, aan de
orde waren gesteld, nog eens heeft herin
nerd".
In 1826 stelt Fliedner zijn eerste „Ge-
horsamsten Bericht und Bittc" aan die
„Hochlobliche Kgl. Regierung" op, nadat
hij in Januari van datzelfde jaar opnieuw
„im Stillen" enkele gevangenissen had
bezocht, want het bleek steeds weer dat er
veel tegenstand zich ontwikkelde. Velen
ontmoet hij „die es eigentlich nicht anging"
zoo noteert iemand, en voegt daaraan dan
toe dat men leefde in een tijd, van onbe
perkte heerschappij, en waarin men sprak
van een „beschranktes Untertanen Ver-
standes".
Na velerlei teleurstelling en tijdverlies,
veel correspondentie en bezoeken, veel
vriendelijke toezeggingen niet minder, ge
noot Fliedner pas in 1828 het voorrecht, de
goedkeuring tot stichting van het genoem
de „Gesellschaft".
Nu kan de arbeid, zoo lang verbeid en
thans goed voorbereid oen aanvang nemen,
zoo meende Fliedner. Hij had echter buiten
de godsdienstige en juridische waard ge
rekend.
Herhaaldelijk is er verschil tusschen het
Protestantsche bedoelen en dat van som
mige Katholieken. Tal van vraagstukken
moeten eerst onder de juridische loupe ge
nomen, en met dat alles gaat zooveel tijd
verloren, te veel naar het oordeel van een
meer praktisch mensch als Fliedner, die
voor alles en heter dan eenig ander de
nood kent waarin de gevangenen verkee-
ren. De zorg voor deze groep ongelukkigen
laat hem geen rust en hij kan niet wachten
tot al die bezwaren en verschillen zijn op
gelost, en bijgelegd.
Het vraagstuk van het personeel laat
hem evenmin rust. Daarin moet ingrijpen
de verandering gebracht. Menschen wenscht
bij, die „nirht nnr urn des B rot es willen,
sondern aus Liebe zu den Seelen der Ge-
fangenen" zich voor de_en arbeid willen
geven
Aan speciaal daarvoor opgeleide perso
nen, zooals Wichern daarvoor later op zoo
warme wijze het pleit heeft gevoerd, daar
aan denkt Fliedner nog niet; ondanks zijn
arbeid tot hei. in het leven roepon van het
instituut tot opleiding van „Pastorgelulfen",
dat hij later te Duisburg in hot leven roept.
Gevolg van al dézen arbeid is, dat hij
zich genoodzaakt ziet rust te nemen, en zoo
zien we hem dan in 1830 te Wiesbaden.
Maar ook daar gaat hij aan den arbeid.
De droeve gevangenistoestanden houden in
werkelijkheid Fliedner gevangen.
Als hij weer geheel hersteld is. onder
neemt hij opnieuw reizen, en bezoekt op
nieuw Engeland en ook Schotland, waar
over hij zoo dankbaar schrijft.
F.n als hij dan terugkeert, zoovele erva
ringen rijker, komt ook weer de vraag naar
voren: wat moeten wij, en wat kunnen wij
doen voor de ontslagen gevangenen, met
name voor de vrouwen?
Hij gevoelt het en velen met hem dat er
een Asyl moet worden gesticht, een door
gangshuis. Daar moeten deze vrouwen
worden opgevoed voor een nieuwe maat
schappelijke levenstaak.
Voor dat doel roept hij een Vereeniging
te hulp, die reeds zich bezig hield met het
bezoeken van vrouwelijke gevangenen te
Dusseldorf. Maar dan ondervindt F. op
nieuw veel tegenstand.
„Dat", zoo §chreef hij „dat voor elk der
beide godsdienstige richtingen een Asyl
noodzakelijk is, wijl godsdienstige opvoe
ding en verzorging, het hoofdmoment moet
vormen, daarojor waren allen het wel eens.
Maar, zoo gaat hij verder, niemand stelde
zich beschikbaar. Men hield deze zaak voor
te moeilijk. Waar zou men hen onderbren
gen? Een Asjyl mocht geen gevangenis
zijn, en de menschen zouden dan toch maar
wegloopen
Men beschouwde het als iets geheel
nieuws, (zij het ook iets zeer nuttigs) voor
Duitschland, ook al bleek dit niet geheel
juist, daar men in Hamhurg reeds vroe
ger een dergelijk Asyl had in het leven
geroepen.
En als alles dan dreigt mis te loopen,
dan verklaart Fliedner zich bereid, hrt
Asyl te stichten. Hij ondernam dit werk in
het vaste vertrouwen dat God hem zou
helpen.
Zijn echtgenoote, die tegenover deze
arbeid niet geheel vreemd stond, heeft op
dit besluit een gunstigen invloed geoefend.
Ondanks dit kloeke besluit, doet het toch
niinlijk aan, dat Fliedner zoo weinig dade
lijke hulp van vrienden heeft mogen ge
nieten.
Pijnlijk ook dat er 17 September van het
jaar 1833 nog niet de vriie beschikking was
over een Tehuis, voor het te verwachten
meisje, die de eerste zou zijn, om het Asyl
te hetrpkken.
Pijnlijk vooral, als blijkt, dat zelfs mede
arbeiders zich aan toegezegde hulp ont
trekken.
Maar waar schaduw valt is ook licht. Fn
dat licht ontlokt in ons een iuhel van dank,
als wii bedenken dat dit eenvoudige, haast
primitieve begin, met trots kan worden ge
noemd „de wieg" waar de zoo rijk geze
gende Diaconessen-arbeid haar oorsprong
rond.
Want ook, al mag het waar zijn dat Flied
ner de gedachte: herstelling van het Vrou
welijk Diaconaat, ontleend heeft aan wat
hij in ons land zag op zijn reizen, hij de
Mennonieten te Amsterdam en waarvan hij
in zijn Kollertenrpisp schriift: „F.s r'ht in
den Gemeinden (hierm°de z;in de Holland-
sche Mennonieten bedoeld! nurh noch
Diakonissen, welche vom Kerkvorstand ge-
wnhlt werden, unter diesem stehen. und
sieh mit der weiblichen Armenpflege be-
„Rie hesuchen die Hutten der Arraut,
teilen die bewilligten Kleidungstiirke aus.
snrgen für das Unterknmmen der Madeben
als Dienstboten. usw. Sie sind so wenigwie
die Diakonen hesoldet. gehören zu den an-
gesehensten Familien der Gemcinde und
unterziehen sich dabei ihren vielen Auf
opferung an Zeit, usw, erfordernden Ge-
schaften mit grosser Willigkeit" enz.
En al mag het verder juist zijn, dat de
Theologische Candidaat Klönne reeds eer
der „over het wederoplevcn van het Diaco-
nessenambt der oud-christelijke kerk in
onze Vrouwenverenigingen" schreef, en al
mag Graaf von Recke, de bekende philan-
troop, op de wenschelijkheid van dat her
stel gewezen hebben, iet was voor fliedner
weggelegd, met 't stichten van dit schoone
en machtige instituut een begin te maken,
en wij danken God dat het hem gegeven
mocht zijn. de ontwikkeling er van, als de
vrucht van zijn onvermoeiden arbeid, tij
dens zijn leven nog te mogen aanschou-
De geboortestonde moge moeilijk en traag
zicli hebben ontwikkeld, wat uit deze
schoone vrucht, als werk der barmhartig
heid is opgegroeid, vervult ons met dank aan
God, want in de veelheid der arbeidsgebie
den. biedt 't aan talloos vele vermoeide en
kranke reizigers door dit vaak zoo sombere
tranendal, haar verkwikkende hulp en
troost, die als een schaduw den vermoei
den pelgrim lafenis biedt. Maar ook pre
dikt ons deze daad van Fliedner, dat God
het kleine begin wil zegenen, en tot zegen
doen zijn
Van het kleine, haast nietige MagdalenA-
stift in 1833, uit en in den nood gesticht,
gaat een sproke uit, dien we dagelijks :n
do Diaconessenarbeid van heden kunnen
beluisteren, een sprake waarin uitkomt dat
wie „eriösende Liebe" heeft ervaren inder
daad in staat is reddende liefde te oefenen,
wie uit 't beginsel van Gods genade, dat in
wezen barmhartigheid is. leeft, kan ook wer
kelijk barmhartigheid bewijzen. Dat echle
levensbeginsel was voor Fiiedner als spijs
on drank.
Als men nu Kaiserswerth bezoekt en
men heeft het voorrecht, onder de bekwa
me leiding van een oude en beproefde
Diacones te worden rondgeleid (niet als In
vogelvlucht het geheel bezichtigen), er den
Geest die van deze arbeid uitgaat proeven,
die ervaart ie«.s van de beteekenis van de
woorden door von Bodelschwingh hierbo
ven gesproken
Fn als men dan alle? rustig heeft bezich
tigd. met hen die de leiding van en bij het
centrale geheel medehehhen, gesproken, en
men brengt na dat alles een bezoek aan het
vriendelijk verzorgde kerkhof, dan wordt
men allereerst naar de laatste rustplaats
van dezen zwakken en toch kraci.tigen
man gebracht, pn wij onderschrijven niet
zonder ontroering al lezend het grafschrift:
Theodor Fliedner, durch Gottes Gnade
F.rnencrer des Apostolischen Diaconessen-
amtes.
Door Gods genade, was het Schib.vleth
waaruit Fliedner .eefde, en dat verkaart
ook dat hij altijd weer zijn mede-arbeidsters
op het hart hond: Hij moet wassen en wij
moeten minder worden. (.Toh, 3 20!