|lirunif Cfihsrljr (üounuit Leve de Koningin! LBONNEMBBTi "*er Kwiirtnn' in l.»»lil«»n en In plant ien wan? n m-nl.-. Imp «pvPAliml l> f2 35 Franr« ppr p<>»t 2.35 port«>K"slPM Per weak #0 18 Voor Iipi Buitenland bij wekelijk •che sending .450 Bu «lanHlijkM he zending „5.50 Alle» bij uitbetaling alzunilerlijk verknjglia Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken Bureau: Breestriat 123 Telefoon 2710 (na 6 uur 3166) Postbox 20 Postgiro 58936 DINSDAG 5 SEPTEMBER 1933 ADVERTENTIEN Van 1 tot 6 regels......LVV, Slke regel meer0.22V- Sngez. MededeelIngen (ran 1—5 regels 2.33 Elke regel meer0.45 Bij contract belangrijke korting. Voor het bevragen aan 't bureau wordt berekend 0.18 NO. 4061 14e Jaargang Dit nummer1 bestaat uit TWEE bladen EERSTE BLAD Bij het 35-jarig Regeerings-jubileum van Koningin Wilhelmina De Inhuldigings-plechligheid in de Nieuwe Kerk Een echte Landsmoeder Het is recht, dat we op de vooravond van het regeeringsjubileum van onze Koningin daaraan nog eenige aandacht schenken. Voor dankbaar herdenken is immers zoo heel veel reden. „Op God vertrouwende en met de bede, dat Hij mij sterke'"; met deze woorden aanvaardde Koningin Wilhel mina vóór 35 jaar, haar taak; en mèt Haar herdenken wy dankbaar, dat God haar vertrouwen niet heeft be schaamd; ja, dat Hij haar menigmaal op ongedachte wijze heeft gesterkt. Eens we schrijven het niet voor de eerste keer zagen we de Koningin geheel alleen en blijkbaar moedeloos neerzitten. Het was in de dagen der groote overstrooming van 1926 en we gens vernieling van sommige plaatsen van het stationsemplacement had men moeite met het wisselen. Daardoor kwamen we gedurende eenige oogen- blikken vlak naast de coupé der Ko ningin te staan, die alleen en in diep gepeins neerzat. Het leed, dat Zij had gezien, had Haar aangegrepen. Korten tijd later echter hoorden we Haar spreken. Het gebeurde op de kalme, rustige en vertrouwenwekkende toon, welke wij van Haar gewoon zijn en wij begrepen het: de Koningin had zich gesterkt in gebed. .Zij wilde zelf. alle moeilijkheden ten spijt, de nooden zien; Zij wilde zelf spreken. Zoo is het altijd geweest: het bezoek aan het noodlijdende Westland de vo rige week getuigde er nog van: de Vor stin leeft met haar volk mee. Dat is mede het geheim van de band, die vor stenhuis en volk verbindt. Onze roode, on-nationale pers wil of kan dat niet verstaan. Een roomsch- katholiek blad had er op gewezen, dat de laatste Koninginnedag meer publie ke belangstelling trok dan anders en schreef, dat „in bange tijden het volk zich tot Oranje pleegt te wenden". Dat is slechts „een romantisch ver zinsel"; aldus reageerde de roode pers hierop; daarmee toonend, dat zij niets van de geschiedenis weet; niets van ons volkskarakter kent en geen enkele gelegenheid ongebruikt laat om haar anti-regeeringsgezindheid te demon- streeren. Och, wie in koude nuchterheid rede neert: zoo'n bezoek van de Koningin aan een zwaarbeproefde streek veran dert toch niets aan de feitelijke toe stand; die heeft, materieel gespro ken, gelijk. Een Prins van Oranje of een Willem de derde kon door eigen persoonlijke kracht geen uitredding brengen aan een verslagen en bijna verpletterd volk; doch daarmee is de groote beteekenis van ware volksleiders niet vervallen. In het leven werken nu eenmaal machten en krachten, welke het koele verstand niet beredeneeren kan, doch die aangevoeld worden door het nationaal besef en steun geven aan het nationale leven. Een van die krachten is de saamhoo- righeid tusschen volk en vorst; een saamhoorigheid, welke door God in de historie is gelegd en beveiligd en waar aan de Koningin tien jaar geleden her innerde, toen zij bij de ontvangst van de leden der Eerste Kamer o. a. zei: „In tijden van vrede en voorspoed mocht ik de regeering aanvaarden, doch sedert dien zijn ook ons beproe vingen niet bespaard gebleven en me nigmaal was de toekomst donker. Innig dankbaar gedenk Ik daarbij met U, dat Gods Hand ons voor het ergste heeft behoed, zoodat ons lot tot heden benijd- broeders „al te samen" het leven ga ven; de Prinses van Oranje, die voorj 35 jaar de regeering aanvaardde, deed dat, Gods hulp inroepende over haar taak; de Koningin, die wij eeren en| liefhebben heeft in zware tijden en droeve dagen haar volk telkens ver-1 maand alles te verwachten van Koning Jezus, die ons alleen sterken en helpen kan. Dat is de zegen van Neerlands volk. Een der jonaste foto's van H.M., genomen bij het bezoek van HM. aan de bloemen- en fruittentoonstelling te Naaldvnjk. baar geweest is boven dat van velen. Ook thans nog zijn de tijden moeilijk en voor velen zwaar te dragen. Maar ook dat zullen wij met Gods hulp en eendrachtig samen arbeidende, in het belang van het vaderland te boven ko men." Deze woorden zouden thans herhaald kunnen worden en dan zouden ze we derom dezelfde uitwerking hebben als toen; n.l. deze: ons volk voelt het als een woord van hart tot hart en 't zegt, gelukkig, in zijn meerderheid, nog a-inen op de belijdenis: met Gods hulp hopen wij door de moeilijkheden heen te komen. Die zwarigheden zijn nu niet minder ernstig dan vóór tien jaar. Toen dach ten velen, dat het ergste voorbij was; thans zullen we dankbaar zijn, indien we de diepste kromming in de curve der malaise bereikt hebben. Maar we hebben weer dezelfde verwachting als toen: met Gods hulp hopen we door de moeilijkheden heen te komen en we verheugen er ons over, dat Vorstin en volk eendrachtig bidden èn arbeiden. Die eendracht en saamhoorigheid in het wezen der zaak komt ook in de vorm en in het uiterlijke uit. Wie denkt er thans aan luidruchtig feestbetoon? Niemand. In stilheid vierde de Koningin in „moeders huis" haar geboortedag, en van veel „feestviering" zal er bij de nationale huldiging ook wel geen sprake zijn. Maar het hart van ons volk blijft er niet koud onder. En de dankbaarheid vindt een andere uitweg, dan in luid- klinkende jubel. Er is gebed en dank zegging b\j overheid en onderdaan voor veel ondervonden zegen. De eerste Nederlandsche Prins van Oranje stierf met een gebed op de lip pen voor het volk, waarvoor hy en zyn De plechtige intocht van H. M. Koningin Wühelmlna in 'Amsterdam op 8 Sept, 6 SEPTEMBER 1898—1933 Morgen zal het dus de groote, echt-natio- nale herdenkingsdag zijn. Vijf-en-dertig jaar geleden is 't dan, dat Hare Majesteit Koningin Wilhelmina de rgeering over het Nederlandsche volk aan vaardde. Reeds een en ander maal wezen wij op 't gewicht van dezen dag. Maar aan den vooravond is er alleszins ••eden daarvoor nog eens speciaal aandacht Aandacht vragen neen, zoo zeggen we t eigenlijk niet goed. Vooral niet in dezen tijd. De echt-nationale geest word steeds meer .aardig over Nederland. Het historisch bad, dat ons volk onderging 'er gelegenheid van den 400-jarigen geboor tedag van Prins Willem van Oranje, heeft zichtbaar goed gedaan. Eenige jaren geleden was 't alles „inter nationaal" wat de klok sloeg. Liefde voor eigen volk en eigen taal, en vooral ook liefde voor 't eigen Vorstenhuis, werd door velen beschouwd als historische antiquiteiten, die in een museum wel aardig stonden, maar wier beteekenis voor dezen tijd had afge- Gelukkig heeft die slappe en verslappende geest uitgediend. 't Orange-blanche-bleu doet weer opgeld. En de nationale kreet bij uitnemendheiq is weer „Oranje boven!" We weten zeer wel: er zijn ook z.g.n. tionale" stroomingen en bewegingen, wi mede men heel voorzichtig heeft te zijn. Heel wat „buiteqlandsch goed" tracht, gedekt door de Oranjevlag, binnen te varen. Mede daardoor voelt de kern van ons volk sterker dan ooit den band aan 't ver leden en dus aan Oranje. Ook en vooral aan de Koningin, door wie 't God belieft ons thans te regeeren. En op den dag van morgen zullen we ons met ons volk dankbaar herinneren dien iderschoonen Septemberdag van 't jaar I, toen Koningin Wilhelmina tot haar hooge taak werd geroepen. Ook van dat feit geldt: in 't verleden ligt het heden; in 't nu wat worden zal. Een proclamatie Op 30 Augustus 1898 verscheen een buiten gewoon nummer van de „Nederlandsche Staatscourant", waarin de volgende procla matie was opgenomen: Landgenooten! De taak, die Mij in 1890 werd toevertrouwd, is weldra geëindigd. Mij valt het onwaardeer baar voorrecht ten deel, Mijn beminde Dochter den leeftijd te zien bereiken, waar op Zij naar het voorschrift der Grondwet tot de regeering wordt geroepen. In dagen van •mart en rouw trad Ik op als Regentes van het Koninkrijk, thans schaart zich het ge- heele Volk in vreugde om den troon zijner Koningin. God heeft Mij in deze jaren ge steund, Mijn dierbaarste wensch is ver vuld. Aan allen, die Mij met raad en daad hebben ter zijde gestaan en die Mij ge steund hebben door hun liefde en gehecht heid, breng Ik Mijn dank. Moge het ons Land met zijn Bezittingen en Koloniën onder de regeering van Koningin WILHELMINA wel gaan! Het zij groot in alles, waarin ook een klein volk groot kan zijn! Ik treed af van de hooge plaats, die Ik In ons Staatswezen heb bekleed, met den diep- gevoelden wensch, dat op Koningin en Volk te zamen, door de nauwste banden ver- eenigd, Gods zegen blijve rusten. Gedaan te 's-Gravenhage, op heden den 30sten Augustus 1898. EMMA. Koningin Emma was alzoo als Regentes afgetreden, en de toen 18-jarige Koningin Wilhelmina werd geroepen het Nederland sche Volk te regeeren. „Mijn innig geliefde Moeder zoo richtte de jonge Vorstin zich in haar eerste procla matie tot haar volk aan Wie ik onuit sprekelijk veel verschuldigd ben, gaf Mij het voorbeeld van een edele en verhevene op vatting der plichten, die nu op Mij rusten. Ik stel Mij tot levensdoel dat voorbeeld na te volgen, te regeeren zooals van een Vorstin uit het Huis van Oranje wordt verwacht" Heerlijke, onvergetelijke dagen braken aan. 't Is haast niet te gelooven, dat ze al 35 jaar achter ons liggen. Levendig herinne ren we ons nog de bijzonderheden, die aan onze kinderjaren glans en kleur gaver nu we in herinnering dien kostelijken tijd nog eens doorleven, zingen we gedurig weer 't „Kroningslied", dat toen in alle steden en dorpen van Nederland weerklonk: Wees begroet met j uibel tonen, Wees gezegend, groote dag! Komt ons heerlijk feest nu kronen Geurend loover, zonnelach! Grooten, kleinen, grijsheid, "iigrt Allen gloeit de borst van vreued: Juichend strekken wij de handen: Heil U, ruischt door Hollands tuin, Tijdens de vlechtige huldiging van HM. in de N. Kerk te Amsterdam op 6 Sept. De kerkgebouwen waren te klein om de scharen te bevatten; overal klonk de indruk wekkende melodie van ons oude Wilhelmus, en 't kleinste dorp plantte zijn Wilhelmina- linde, als blijvende herinnering aan dezen heuglijken dag. De inhuldiging De inhuldiging der jonge Koningin op Dinsdag 6 September 1898 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam is een der schoonste bladzijden uit de roemrijke geschiedenis van ons Nederlandsche volk. Wat leefde ons volk mee met die gewichti ge gebeurtenis. Radio kenden we toen nog niet, behalve uit de krant moest men alles hebben van „hooren zeggen"; de later uitge geven gedenkschriften hebben deze histori sche gebeurtenis gelukkig getrouw voor het nageslacht bewaard. Te elf uur zou de plechtigheid aanvangen; vijf minuten vóór net tijdstip betrad Konin gin Emma onder zacht orgelspel het kerk gebouw. Eerbiedig rees de groote schare op en groette de afgetreden Regentes, aan wie Vorstin en Vaderland zooveel verplicht waren. En terwijl de Oranjezon met kracht door de wolken brak en een geheel volk werd bewogen door de hooggaande golven eener geleid. Een commissie uit de Staten Generaal leidde haar naar de trappen van den troon, en aller oogen waren in gespannen aan dacht op de jonge Vorstin gericht, toen zij langzaam en met koninklijke majesteit den troon beklom. Zij nam plaats op den troonzetel en de Koningin-Moeder nam naast haar plaats. De standaard van het Rijk en de Regi mentsvaandels wuifden der Koningin een een plechtige stilte hief het koor het Wil helmus aan. Toen hield de Koningin haar eerste toe- praak. Haar klare, heldere, klankrijke stem ruischte als muziek door het groote gebouw en toen zij kwam aan den zin: „De woorden van mijn beminden Vader maak ik tot de mijne: Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor Nederland doen!" werden aller harten ontroerd. Daarna rees de Koningin op; zij strekte met een plechtig gebaar de rechterhand omhoog om den eed van trouw af te leggen: „lk zweer aan het Nederlandsche Volk dat ik de grondwet steeds zal onderhouden en handhaven. Ik zweer dat ik de onafhan kelijkheid en het grondgebied des Rijks met al mijn vermogen zal verdedigen en bewa ren; dat ik de algemeene en bijzondere vrij heid en de rechten van al mijn onderdanen zal beschermen en tot instandhouding en bevordering van de algemeene en bijzondere welvaart alle middelen zal aanvaarden, welke de wetten ter mijner beschikking stellen, zooals een goed Koning schuldig is te doen! Zoo waarlijk helpe mij God almach tig". Alle aanwezigen waren opgestaan en opge tild door den vloed eener hoog opbruisende geestdrift barstten zij uit in den kreet: „Leve de Koningin!" de geestdrr Terwijl de Koningin weer had plaats ge nomen op haar zetel, volgde de huldiging door de Staten-Generaal. De voorzitter der vereenigde vergadering trad voor den troon en sprak den eed: „Wij ontvangen en huldigen, in naam van het Nederlandsche Volk en krachtens de grond- et, U als Koningin; wij zwaren, dat wij Uwe onschendbaarheid en de rechten Uwer kroon zullen handhaven; wij zweren, alles te zullen doen, wat goede en getrouwe Staten-Generaal schuldig zijn te doen. Zoo waarlijk helpe .ons God almachtig!" Eén voor één stonden de leden op en spraken de woorden: „Zoo waarlijk helpe mij God almachtig!"; enkelen: „Dat beloof ik!" Toen allen den eed hadden afgelegd, was er een oogenblik stilte. Dan zwaaide de koning van wapenen,, rechts van den troon, den schepter en riep mtt luider stem: „Hare Majesteit Koningin Wilhelmina is ingehul digd! Leve de Koningin!" En deze kreet werd eerst door hem en daarna door den anderen koning van wapepen tot driemalen herhaald. Toen sprong het volk op in blij gejuich, dat de gewelven er van daverden en het riep „Leve de Koningin!" Weinige oogenblikken later vertoonden zich de herauten van wapenen met hun trompetten op het balkon van het paleis. Zij plaatsten zich op beide hoeken en met trompetgeschal werd 't luid in 't rond ver kondigd, dat Hare Majesteit was ingehul digd. Dat is morgen 35 jaar geleden, maar ons volk heeft dezen dag nooit vergeten, en blijde maakt 't zich op, te herdenken, wat rijkj zegen ons in Koningin Wilhelmina geschonken werd. Onze Landsmoeder Koningin Wilhelmina wordt vaak „Onze Landsmoeder" genoemd. Schooner naam is moeilijk te vinden en geen andere naam drukt onze gevoelens van liefde en dank baarheid juister uit Moeder dat is immers zij, die 't leven van haar kinderen met teere zorg omringt, die het welzijn van haar kinderen zoekt en bevordert, die het beste voor .haar kinderen niet goed genoeg acht. Is 't overdreven sentimentaliteit in onze Koningin zulk een Lündsmóeder te zien? Maar immers neen! Een geschiedenis van 35 jaar geeft daar overvloedig bewijs van. Waar leed geleden werd, waar óns volk door een ramp werd getroffen, waar hulp moest worden geboden daar was Koningin Wilhelmina steeds de eerste. We denken aan de overstroomingen, die ons land keer op keer teisterden. Aan zeerampen, die onze visschersbevol- king in rouw dompelden. Aan den mobilisatietijd en de na-oorlog- sche ellende ,die het maatschappelijk be staan van duizenden verwoestten. Hoe toonde onze Koningin zich dan een echte Landsmoeder, die zonder veel woor den te spreken de hand uitstak om te hel pen, anderen aanvurend door haar verhe ven voorbeeld van naastenliefde en trouwe plichtsbetrachting. Geen wonder, dat de kern van ons volk de band aan Oranje steeds voelen bleef en verontwaardigd opvloog als schendende hand naar Oranje ook" maar wijzen dorst. November 1918 heeft het indrukwekkend be wijs geleverd, dat de band aan Oranje nooit sterker gevoeld wordt dan in tijden van De beste Oranje-tradities zijn in Koningin Wilhelmina verpersoon lijkt. Toen de oude Paul Kruger als van alli berooide balling naar Europa kwam, gave alle vorstelijke hoven „niet thuis". Maar de jonge Koningin Wilhelmina zond haar „Gel derland" om den ou-president naar Neder- land te brengen. En en Fransch dichter zong: „Gij, wat geen vorst bestond, hebt man lijk u gedragen, alleen boodt gij den steun aan die verlaten treurt". Aan wijlen minister Treub danken wij de mededeeling, dat het uit de oorlogsjaren zoo bekende Koninklijk Nationaal Steuncomité geheel en alleen te danker is het het krach tig initiatief van onze Vorstin. Zoo zouden we kunnen doorgaan. Maar bij dit „jubileum" geldt een andere maatstaf dan bij gewone jubilea. Niet zelden moet men zich uitputten om van een aanstaanden jubilaris toch maar veel goeds te vertellen, zoodat de buitenman erkennen moet: 'k wist waarlijk niet, dat door hem of haar zooveel werk werd verzet Zoo is 't bij het zevende regeeringslustrum van Koningin Wilhelmina niet Als een echte Moeder heeft ze al die jaren in 't midden van ons volk geleefd en ge werkt En wie kan heel de taak, die Moeder vol voert. minitieus omschrijven? Maar op één zaak willen en moeten we En dat is het sterke geloof van onze Vorstin en den moed om voor dat geloof uit te komen. Koningin Wilhelmina na haar inhuldiging. ZOO BLIJVE HET! Wilhelmus van Nassouiuen!" Zóó blijv' 't in Nederland, Zoo lang de heemlen blauwen, Wier boog zijn kust omspant. ,JBlijf Gij, o God der Vaddren, Zijn zonen met die leus Om TJw banier vergaddren; Zij Wittems eed hun keus". „Christus vóór allesl" schreef zij eens onder haar portret, dat een buitenlandsche dame verzocht had te mogen ontvangen. En deze drie woorden geven treffend haar geheele levenshouding weer. Staande op de hoogtepunten van haar leven, heeft zij steeds heengewezen naar Christus en zich de goede belijdenis niet geschaamd. Wie herinnert zich niet de ontroerende Kerstgroet, waarmede zij zich eenige malen rechtstreeks tot ons volk wendde? En haar kloek getuigenis bij het standbeeld van Caspar de Colligny? En het psalmzingen met Scheveningsche vrouwen, toen in den oorlogstijd al donkerder wolken zich boven Nederland saampakten? Dat is wel de grootste zegen, die ons volk in deze Oranjevorstin geschonken werd. En voor dien zegen vooral, past ons innige dank aan God, Die ons zulk een Koningin schonk en ons haar zoo langen tijd liet. a.s. Zaterdag te Amsterdam De tijden zijn moeilijk en zwaar. Voor duizenden en tienduizenden, voor heel ons volk. Toch verblijden we ons hartelijk, dat het 35-jarig regeeringsjubileum van Koningin Wilhelmina niet „onopgemerkt" voorbij zal Heel Oranjelievend Nederland zal Zater dagmiddag in den geest te Amsterdam zijn, waar de jubileerende Vorstin een indruk wekkende hulde zal worden gebracht. En met meer warmte, met hooger geest drift dan ooit te voren zullen honderddui zenden Nederlanders instemmen met den echt nationalen kreet, die dat geve Godl tot in lange jaren zal zijn het symbool en de vertolking van onze diepste gevoelens: Oranje boven Leve de Koningin De gouden koets, het huldeblijk van Amsterdam bij de inhuldiging HJd, aanaebolfftiw 7 September ^78,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 1