DIEREN IN GEVANGENSCHAP Dl E R-FOTO-KUNST VERMORZELDE HANDEN DE SCHERMEER BESTAAT DRIE EEUWEN! Wat is een dierentuin eigenlijk een won derlijk ding! Aan een kronkel van een breede rivier of op een andere plaats, waar natuur en gemeenschapsbelangen tot wonen noodden, heeft zich een aangroeiende be volkingsgroep gevestigd, reeds eeuwen-her, het land is er als het ware versteend en de fauna weggesleten, en naarmate de cultuur zich verder van haar oorsprongen verwijder de, wordt het verlangen bij die stadsmen- schen wakker, weer met de oude, mooie, levenwekkende aarde in contact te komen. En te midden van de groote steenwoestijn van een moderne wereldstad, brengt de onbevangen schepselen der meest afge legen streken van den aardbol: de trotsche bewoners van woestijn en oerwoud, de on afhankelijke vorsten van bergen en luchten, en zoo veel meer, dat de onmetelijke ruim ten bewoont Zoo wordt de dierentuin ge boren, die een uitgestrekte, wonderbare na- tuur-enclave gaat vormen temidden van „Alltag" van het groote-stadsleven. Het is mij wel eens gebeurd, dat ik in een stillen maannacht de kinderen der wildernis uit hun kooien tegen dit groote glanzende hemel licht heb hooren keffen en huilen, terwijl rondom in stille, donkere huizen de ver- moeide burgerij rustig te slapen lag Meer dan bij lichten dag hoort men uit de dierentuinen de schelle kreten en schreeu wen van de schuwe schepselen van prairie en steppe. Men heeft vaak tegen dierentuinen het pleidooi gevoerd, omdat het dier niet in kooien en hokken, maar in de vrijheid der natuur thuis hoort. Deze gedachte vermengd met een gevoel van medelijden, zal zeker pelen wel eens bekruipen bij een bezoek aan zulk een dierenkolonie temidden van het stadsleven. Maar men vergete daarbij niet, dat er, wat het wonen in steden aangaat, voor het overgroote deel der menschen van een noodzaak mag worden gesproken, en dat het zijn nut heeft, althans een deel der natuur te brengen binnen het bereik van hen, die zelf niet of maar heel weinig de natuur in kunnen gaan. Zoo beschouwd beeft de gevangenschap dezer dieren een Beer goeden grond, en is de heerschappij, die over hen wordt uitgeoefend in het geheel geen doellooze tyrannie. Ook in ander opzicht heeft de dierentuin den modernen mensch veel moois en goeds gebracht Niet alleen zijn tallooze beeldhou wers en schilders er door geïnspireerd tot schoonen en blij venden arbeid, ook de foto grafen hebben er veel vandaan gehaald, wat waard is om bekeken te worden. Zoo is, via de diergaarden, de dierenfoto een inter mediair geworden tusschen cultuurmensch en ruatuurschepsel. Het is niet teveel gezegd zoo wij beweren, dat de dierenfoto bij velen de bewondering voor Gods schoone schep selen heeft wakker gemaakt of versterkt Voor zoover ons bekend bestaan er in Nederland nog niet veel oorspronkelijke uit gaven van foto-boeken, welke het dier in den dierentuin tot onderwerp hebben. De Duitschers zijn ons op dit terrein voorge gaan. Vooral de boeken van den grooten dierenvriend Paul Eipper hebben bij ons zeer veel bekendheid verkregen, zooals bijvoorbeeld: „Dieren kijken ons aan". Thans echter is ook onze oorspronkelijke Nederlandsche literatuur iets dergelijks rijk geworden in het werkje van den heer A. P W. van D a 1 s u m: „Met Lens en Vulpen in den Dierentuin1"*). Toch is het ook weer iets ènders. De heer Van Dalsum, die een enthousiast fotograaf is, en daarnaast een echt dierenvriend, heeft in het eerste deelte van zijn boekje in het bijzonder zijn aandacht gewijd aan de technische zijde van de dierenfoto. Daarin verschaft hij zeer vele practische aanwijzingen aan hen, die ook met een foto-apparaat gewapend, zwerftoch ten door een dierentuin willen gaan onder nemen. Hij wijdt ons in in de moeilijke vraagstukken van toestelkeuze, wijze van instellen, belichten, enz., enz., en lost ons het raadsel op, hoe het mogelijk is, het dier in een traliekooi zoo te nemen, dat van deze tralies geen hinderlijk beeld op de foto ver schijnt. Den amateur-fotograaf zullen deze foto-technische hoofdstukken ongetwijfeld bijzonder interesseeren. Wij echter hebben vooral genoegen beleefd aan wat Van Dalsum over de dieren zelf op zulk een prettige, vanzelfsprekende manier verteld, geheel vrij van eenige pose. En ook de foto's waarmee hij dit werkje verluchtte, zijn heel vak mooi en raak. Wij willen er hier enkele reproduceeren en nemen hier eveneen kennismaking een tweetal van zijn dieren- schetsjes over; waarvan de lezer ook wel plezier zal hebben. Het eerste dezer beide gevallen heet: Huiselijk geluk! Vader „Negus" en moeder „Flora" vormen in Artis een zéér gelukkig leeuwenpaar. Ook in de dierenwereld komen meei minder geslaagde huwelijken voor. is een poema-huwelijk, waar de buren schande van spreken. Alle dagen wilde uit- tingen van blinden haat Toch een jaar lij ksche rijke kinderzegen! Dit is een uitge sproken slecht huwelijk. Er is een tijger, welke schelm polygamen aanleg heeft en er twee vrouwen op houdt Hier ook weer duidelijke voorkeur voor de eene, maar over het algemeen toch wel harmonie. Zooals de vorst der menschen het goede voorbeeld aan zijn onderdanen moet geven, zoo geschiedt ook in de dierenwereld. „Koning Nobel" geeft, althans in Artis, 't voorbeeld van een goed en gelukkig huwe lijk. Beide heeren verwisselden wel eens van echtgenoote, maar steeds blijft de goede erstandhouding bestaan. Toch hebben beide koningen hun favorie ten en de koninginnen evenzeer. „Caesar", de prachtige Massai leeuw zweert bij „Manda" en zijn Vorstelijke col lega „Negus", de Abessynische potentaat, verkiest boven alles de schoone „Flora". Flora was in blijde verwachting en aan het hof van Zijne Majesteit was men in bijzonder blijde stemming door de aanstaan de geboorte van de vorstenkinderen. Nu zondert de leeuwin zich in natuur staat steeds af in dit geval. In Artis wordt het echtpaar gescheiden. Maar op een goeden morgen, eenigen tijd voor den verwachten dag van de geboorte, werd den oppasser der leeuwen een bijzon der groote verrassing bereid. Bij zijn komst in den vroegen ochtend vond hij niet twee leeuwen, maar vier. Het echtpaar Negus Flora was des nachts verblijd met de boorte van twee welpen. En het opmerkelijke was wel de houding van den vader-leeuw. Volkomen rustig, en goed gehumeurd keek hij, met niet al te veel belangstelling, toe. Na eenige weken kwam het gezin voor 't eerst in de buitenkooi en het was prachtig, te zien, de verschillende uitingen van moe der en vader en het geravot der jonge dieren Met lokkende geluidjes riep de leeuwin haar jongen tot zich, voeden, reinigen en lief- koozen van de jongen werd door de leewin afgewisseld met een liefkoozing van den vader leeuw. Deze geweldenaar lag een groot deel van den dag achter in het verblijf en keek met dagelijks toenemende belang stelling toe naar het steeds levendiger wor dende gedoe van zijn telgen. Tegen voedertijd werd papa wel wat on rustiger en liep, zooals alle roofdieren, voortdurende het verblijf op en neer, maar dan was het alleraardigst om te zien hoe voorzichtig hij steeds over de voor zijn pooten spelende leeuwenwelpen heenstapte. Later ontdekten de kleine leeuwen, dat achter de groote manen van vader een heer lijk beschut en warm plekje was en na een vermoeiende stoeipartij werd dit allengs de vaste rustplaats van de jonge dieren. Vol vertrouwen keek de moeder op eenigen af stand toe hoe de kleinen het zich bij vader gemakkelijk maakten en deze hield zich vol komen rustig en zijn bewegingen waren steeds voorzichtig om de kleine dieren geen schrik of pijn te bezorgen. Ook bleef de vader leeuw volkomen goed gehumeurd als de kleinen hem in manen staart beten en 't was werkelijk komisch om te zien hoe de jonge schavuiten soms zich aan den staart van hun Koninklijken ader lieten voortsleepen. Het dulden van den vader verbaasde ieder die het zag en de anders lang niet gemak kelijke potentaat ontpopte zich in die dagen als een „echte goede lobbes". Welke roerselen zouden er in het leeuwen gemoed gaande zijn? Wie zal dit peilen? Maar ik zou mijn lesje leeren. De „dubbele" bewoog zich op de hem eigen stuntelige wijze naar de eveneens in zijn verblijf ondergebrachte raaf. Deze scheen reeds te begrijpen wat er volgen zou. Het dieF ging op de wijze van jonge vogels, met uitgespreide vleugels en opge heven, opengesperden snavel zitten en toen bracht „de dubbele'* één voor één de hem geschonken koekjes over in den bek van de raaf. Sumatra-tijgeriru Een der jonge dieren kwam op zekeren ig te sterven en het was of vader zijn overblijvende spruit nog meer verwende. Opmerkelijk was verder, dat hoe grooter 't overblijvende jong werd, hoe minder notitie van de moeder nam en hoe meer het bij den vader verkeerde. Moeder bleef ech ter steeds haar goede zorgen besteden, zon der daarin te verflauwen. Als des avonds de leeuwenfamilie in het nachthoek terugkeert, dan slaapt de kroon prins tusschen de voorpooten van zijn vader als het ware toegedekt door de lange manen van Negus. Dit alles speelde zich af in den winter en het daarop volgende voorjaar 19321933. De trouwe Artis-leden en -bezoekers spit sen zich al op den zomer als de gelukkige familie zal worden gehuisvest op het prach tige Kerbert-terras. Wat zal er dan te genieten zijn voor den waren liefhebber! Hier is nog een leuk geval, dat van De „dubbele" Neen lezer, die het vaderland als milicien diende, neen, Artis heeft geen sergeant majoor gekooid. Met den dubbele bedoel ik den dubbel-hoornigen neushoorn-vogel. Op een namiddag liep ik door het vogel huis, ik had nog wat biscuits (model Ar tis) in mijn zak. In een der kooien zitten verschillende groote vogels. Een groote raaf, eenige hoenderkoeten, diverse neus hoornvogels en één dubbelhoornige neus hoornvogel. Deze laatste vogel valt door zijn vreemd soortig gevormde en geel met zwart ge- kleurden snavel direct op. Men zou dien snavel het best kunnen vergelijken met drie op elkander gestapelde zeer groote ba nanen. Terwijl ik mij afvroeg of dit dier inder tijd den componist van het destijds zoo po pulaire lied, gewijd aan het „ja-nee" heb- van bananen, geïnspireerd had, nader de dit dier, mij vragend aanziend. Ik of freerde hem een koekje, hetwelk met groo te snelheid in den geweldigen snavel ver dween. Weer hief het dier zijn kop vra gend naar mij op, een nieuw koekje volg- n weg van het vorige. Dit herhaalde zich 5 a 6 maal. Toen vond ik het welletjes. Veel pleizier had ik er niet van, want koekjes verdwenen in dit dier alsof men ze in een holle buis wierp. Men ziet nu een maal zijn weldadigheid gaarne beloond door eenige uiterlijke teekenen van „lekker smul len". Zoo'n egoïst is nu eenmaal de mensch, zelfs als hij weldadig is. Het was een oerkomisch gezicht, deze twee groote vogels op die wijze bezig te zien. De ,,Dubbele" kwam weer naar mij toe en het vorige toonealtje speelde zich nogmaals af. Nog een keer kwam het dier naar mij toe, ontving weer koekjes doch bemerkte toen dat de raaf inmiddels naar het buitenver blijf was gegaan. Toen kwam het mooiste, want het dier stak mij uitnoodigend de koekjes een voor een weer toe. Het probeerde ook mij te voe deren. Een eig komisch tafreeltje. Maar zit er niet een klein beetje tragiek in, dat dit dier, dat geen levensgezel heeft, op deze wijze tegemoet moet komen aan het ouderinstinct? Het was eèn stil doch welsprekend plei dooi om geen dieren, ongepaard, gevangen te houden. Uit deze weinige proefjes ziet de lezer, welk een aardig boekje „Met Lens en Vul pen in den Dierentuin" is. Hoe prettig wan delen is het met dezen goeden opmerker door den befaamd en Amsterdamschen Artis! Het gebeurde tijdens de regeering van den bekenden Olivier Cromwell, dat een der En- gelsche officieren wegens een vergrijp tegen de krijgstucht ter dood veroordeeld werd. De vrouw van den ter dood verwezene wendde zich tot den protector en smeekte hem hartstochtelijk om het leven van haar Doch tranen nooh smeekbeden konden den machtigen heerscher bewegen, de gevraagde genade te verleenen. „Wanneer heden de avondklok van den grooten toren zal beginnen te luiden, zal het vonnis worden voltrokken en gij ontvangt, als uitensto gunst, verlof, bij de executie tegenwoordig te zijn". Met deze woorden werd de smeekelinge weggezonden. De avond viel en het oogenblik naderde, waarop de oude doove torenwachter zich naar de toren spoeden ging. om zijn plicht te vervullen en de muziek der klokkentonen, over de stad te zenden. Doch wat was dat? Wel trok de klokkenluider, als altijd met' regelmatige rukken aan het touw, doch de klok bleef stom. De vrouw van den veroordeelden officier was den torenwachter langs de steile trap pen gevolgd. Zij had de klepel gegrepen van de groote klok en klemde die wanhopig in haar handen, toen het luiden begon. Haar handen sloegen onbarmhartig tegerf de metalen wanden van de klok, het bloed stroomde er uit, de vangers werden verbrij zeld, maar zij hield vol. De tijd van het luiden scheen haar een eeuwigheid, maar eindelijk werden de bewegingen minder en de klok hing stil. Geen enkele klank had zij over de stad gezonden. Cromwell zelf wachtte op de gerechts plaats, maar de avondklok zweeg. En spoe dig, nadat hij een bode naar de toren ge zonden bad, om den klokkenluider aan zijn plioht te herinneren, verscheen de vrouw en wierp zich voor hem neer, terwijl zij haar bloedende, door de klok vermorzelde handen omhoog hief. Cromwell begreep en hij, de onverbidde lijke, ontroerde over zóóveel liefde en trouw. Hij schonk haar het leven van haar man. Op de herdenkings-feestdagen ter gelegen heid van het 300-jarig bestaan van den pol der De Schermer zal, als een van de groot ste attracties een Oud-Hollandsche Boeren bruiloft te zien worden gegeven, waarbij tevens wordt opgevoerd het Oud-Holland sche kluchtspel: Een Noord-Hollandsche Vrijstermarkt in 1696 of Tetjeroen te Scher- merhorn. Hetgeen tijdens den bruiloft te zien zal worden gegeven, is samengesteld uit tal gegevens, die de oude bewoners van den uitgestrekten Schermerpolder uit hun her innering wisten op te diepen; de voor naamste en aardigste gebruiken en liedjes worden tot een geheel gemaakt, zoodat in kort bestek iets aardigs en tevens van his torische en folkloristische waarde zal den gegeven. In de prachtige, sierlijke en hooge boe- rensjeezen, waaronder er zijn van enkele honderden jaren oud, zullen de deelnemers aan de bruiloft naar het feestterrein ko men, gestokèn in de langzamerhand in on bruik genaakte, kleurenrijke boerenkleeder- drachten, waarbij de boerendochters zullen pronken met grootmoeders gouden oorkap, zware bloedkoralen halsketting, zilveren beugeltasch en andere sieraden en de boe renzoons, «veneens in een kleederdracht die we nog.slechts kennen van oude schil derijen en foto's, zullen rooken uit de lange, versierde Goudsche pijpen. Het zal een kleurenfeest zijn voor de oogen en ter wijl Bruid en Bruidegom hun met groen en bloemen versierde glazen of kopjes zul len opheffen, zullen de oude liedjes klinken, met begeleiding van den wandelenden violist: Welkom vrienden bij elkander Heffen wij nu met den ander Roem der Vriendschap aan! Vroolijk rolt ons leven henen Hier, waar w'ons met U vereenen, In deez' vriendenkring. Mijnheer van Straalep, Die brave kapitein, Die regeert er zijn volkje Zoo groot als zoo klein. En als de gasten van den dans even rus ten, zal de groote brarrdewijnkom rond gaan, waaruit een ieder zijn hapje krijgt, onder het zingen van: Waarmee maken wij den Bruigom vet? Met gemalen boonen Gemalen boonen, gerstemeel, Haal het sop maar door je keel. Hupsa Keesie, Hupsa Keesie, Altijd heb je Tierelier En altijd heb je dorst Twaalf paren zullen er dan oude boeren dansen demonstreeren, welke in sommige jeugdbewegingen weer in eere hersteld worden. De cantor en de ceremoniemeester, welke rollen vervuld worden door de populaire West-Friesche tooneelisten, Ma Bierman uit Oosthuizen en Jan de Boer uit Hoorn, zul len evenals de bruidegom hun boertige speechen afsteken en oude liedjes zingen. Niet alleen voor West-Friesland en Noord Holland, maar voor heel het land zal het een vertooning zijn, uit folkloristisch en historisch oogpunt van groote waarde. Tijdens deze Oud-Hollandsche Bruiloft, zal worden opgevoerd het in de 18de eeuw geschreven en in 1834 door C. Alex Van Ray omgewerkte kluchtspel: „Een Noord- Hollandsche Vrijstermarkt of Tetjeroen te Schermerhom". Zoowel de z.g. Vrijstel-markt als de figuur „Tetjeroen" zijn historisch. Tetjeroen was een alom bekend type van het 17de-eeuwsche Amsterdam, die bij open bare volksvermaken en in herbergen zijn snakerijen verkocht Toen hij in 1697 in het wijnhuis „De Olifant" op de Botermarkt te Amsterdam vertoefde, zoo verhaalt van hem een oude kroniek, kreeg hij van Czaar Peter de Groote het aanbod met hem mee naai> Rusland te gaan. Tetjeroen bleef LEEGHWATER, geb. 1575, „molenmaker en ingenieurte Rijpwerkte mee tot Tiet droog maken van vele Noordhollandsche plassen, w.o. ook de Schermeer, die drie eeuwen geleden werd drooggelegd. echter in Holland en vermaakte de gas ten van „De Blauwe Jan", een herberg van zijn schoonzoon, waar zijn optreden met trompetgeschal werd aangekondigd. Blijkens den inhoud van het naar hem- genoemde kluchtspel, kwam Tetjeroen naar de Vrijstersmarkt te Schermerhom, als met gezel van Karei Vlierhof, een welgesteld, jong Amsterdamsch koopman, wien hij een handje zou helpen bij diens huwelijksplan nen met het jonge weeuwtje, Maartje Stein te Schermerhorn. Een oude vrijgezel, de oom van Maartje, die haar voor zich zelf begeerde en de vrijage dus tegenwerkte, zou het slachtof fer worden van zijn snakerijen. Hij be- werkt, dat de oude vrijgezel verliefd wordt op een als boerenvrouw verkleeden hand langer en dat intusschen het huwelijk tus schen Vlierhof en Maartje Stein tot stand komt. Hij heeft daarbij volop gelegenheid zijn sotterijen te lanceeren. De liedjes, die erbij gezongen worden, zijn vervaardigd op oude Vaderlandsche zang wijzen. Behalve de oude boerendansen, zooals die bij de polderfeesten te Heerhugo- waard enkele jaren geleden te zien werden gegeven, zal de bevolking van de Sclier- r. ons in dit oude kiuchtenspel iets bij zonders te genieten geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 8