ÏÏfflS
Hoe kunnen wij de hypotheek-
boeren steunen?
ato. -
onderzoek
in
DUITSCHLAND
ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1933'
DERDE BLAD PAG. 9
ECONOMISCHE PROBLEMEN
De Rogeering heeft door haar maatregelen
dc pac.itboeren weten te behoeden voor de
tallooze dreigende executies. De pachtwet-
Ebels heeft haar daartoe de bevoegdheden
gegeven, van welke bevoegdheden een ruim
gebruik gemaakt is. Tevens worden de be
langen van de verpachters zoo goed moge
lijk behartigd, want nimmer mag de Regee
ring de eenzijdige belangen van bepaalde
categoriën van personen dienen.
Tot dusverre heeft men het lot van do
talrijke hypotheekboeren niet kunnen ver
zachten. Het is gelukkig in het belang van
de geldschieters, dat men niet tot massa
executies overgaat; ware dit wèl het geval
geweest, dan zou de ellende niet te ovemion
zijn geweest, want de meeste landelijke
eigendommen zijn in verband met de huidige
«vaarde, te zwaar verhypotheceerd, terwijl
de boeren rente en aflossing niet kunnen
opbrengen.
Men moet hierover niet licht denken. Al
mogen de geldgevers een conciliante hou
ding aannemen, het neemt niet weg, dat hc
zwaard van Damocles boven de hoofden .ter
eigen-land bezittende boeren blijft hanger.,
hetgeen hun positie weinig benijdbaar
maakt. Dat de Regeering in deze richting
nog niet heeft ingegrepen ligt vermoedelijk
in het feit, dat het probleem zoo uiterst
ingewikkeld is. Immers tegenover de hypo
theek staan meestal verplichtingen van den
geldschieter ten opzichte van derden. Zoo
men de hoofdsom en de rente zou vermin-
deren, w^g het onvermijdelijk, dat men de
geldschieters in moeilijkheden bracht, zoo
dat men de ellende niet zou opheffen, doch
slechts verplaatsen. Men denke m dit ver
band aan een hypotheekbank. Deze heef1
aan de eene zijde hypotheek gegeven en aan
den anderen kant geld opgenomen middels i
de pandbrief-emissies. Wanneer de wet
hypotheek- en rente-vermindering zou
decreteeren, dan zou zij tevens moeten
bepalen, dat ook de pandbrieven in waarde
en rentevoet zouden moeten worden terug
gebracht en op die wijze zou de wetgever tè
diep in het bestaande recht moeten in
grijpen. Vanzelfsprekend deinst hij hiervooi
Wil men een regeling maken, die de boe
ren van te hooge verplichtingen ontlast en
tevens de belangen van de geldschieters
dient, dan zal nyjn in aanmerking moeten
nemen:
a. dat men zoo min mogelijk in het be
staande recht ingrijpt,
b. dat men zoo min mogelijk dc eene helpt
idoor den ander te dupeeren;
c. dat men rekening 'houdt met de geringe
beschikbare staatsmiddelen, zoodat niet te
zware lasten op de schatkist mogen worden
gelegd.
Circa 60 van onzen cultuurgrond is
eigen land. Volgens de beschikbare gegevens
bedroeg het Nederlandsche areaal akker
land, tuinbouwgrond en grasland circa
2.230.000 H.A Aannemende, dat het hier
boven genoemde percentage eigen land Ce
waarheid voldoende dicht benaderd, mag
men aannemen, dat ongeveer 1.300.000 H.A
eigen grond zal zijn. Niet alle eigen grond
is verhypotheceerd. Het zal wèl niet ver
van de waarheid af zijn door aan te nemen,
dat ongeveer 1.000.000 H.A. met hypotheek is
belast en waar de benaderingscijfers uit
wijzen, dat de totale landbouwhypoiheek-
lasten circa f 1.5 milliard bedragen, komt
men tot een gemiddeld voorschot per II.A.
van f 1.500. In de meeste gevallen kan man
aannemen, dat de geldschieter circa 60
van de waarde aan hypotheek verstrekt; d-1
gemiddelde waarde ten tijde der hypotheek-
verleening per H.A. ad f 2.500 is dus aan
nemelijk.
Wanneer men de huidige situatie in cijL-is
zou willen brengen, dan is een gemiddelde
waarde van f 1.300 per H.A. aanvaardbaar
Op het moment bezitten dan de genoemde
l.000 000 H.A. verhypotheceerde eigen grond
een verkoopswaarde van f 1.300.000.000.
zoodat de totale hypotheken die verkoop
waarde met een f 200 millioen zouden over
schrijden. Indien men op dit moment hypo
theek zou verschaffen, zou een conservatief
beleid niet meer dan f 780 millioen kunnen
verstrekken, zoodat men tot de conclusie
zou komen, dat er door de waardedaling
van land een téveel aan hypotheek zou zijn
gegeven van f 720 millioen. Voorwaar een
zeer groot bedrag.
Het is natuurlijk, zonder officieele enquête
ondoenbaar om de werkelijkheid voldoend»1
te kunnen benaderen. Voor ons doel echter
zijn de hierboven aangegeven cijfers wil
doende en wij zullen dan ook niet trachten
nadere gegevens te verzamelen. Wanneer de
Regeering ertoe zou overgaan om de hypo-
ilheekboeren te steunen, dan kan zi; niet
volstaan met te zeggen: „Verlaagt de rente
en ge kunt aan den anderen kont ook d-
rente op Uw pandbrieven verminderen
zonder dat de houders U in red:te kunnei
aanpakken." „brengt de hoofdsom terug
en ge kunt ook de nominale waarde van Uw
pandbrieven in overeenstemming bréngen
met de reductie, welke ge aan de boerei.
verleent", want dan zou de Regeering breke: i
met haar „gulden is een guldei»"-theoric,
waaraan zij zich krampachtig vasthoudt.
Er moet dus naar een andere oplossing
worden gezocht, welke vanzelfsprekenc
eenigsizins omslachtig moet zijn, daar .e
veel belangen hiermede gemoeid zijn.
zullen trachten een schema te maken voor
een dergelijken steun, al geven wij onze
meening gaarne voor beter.
Het hoofddenkbeeld moet zijn, dat de boer
geen angst meer behoeft te hebben voor de
gevolgen van zijn té groote hypotheek als
consequentie van de crisis. Nimmer mogen
zij geholpen worden, die willen cn wetens
hun land verwaarloosd hebben, terwijl men
wel rekening moet houden met net gemis
aan de noodige middelen om tijdens de
crisis het land in goeden staat te houdjn
Er bestaat ongetwijfeld een orisis-verwaai-
loozing, waarvoor men den boer niet aan
sprakelijk mag stellen. De hypotheek, welke
op een bepaald eigendom loopt, kan men in
twee gedeelten verdeelen: het bedrag, dal
op het moment zou kunnen worden voor
geschoten, de huidige waarde in aanmerking
genomen, en hei surplus, dat op het moment
zou kunnen worden verleend, dienen de
normale bepalingen van kracht te blijvei
Ten opzichte van het surplus daarentegen
dient de Overheid een speciale regeling :n
treffen.
Wellicht zullen de rente en de aflossingen
op het normaal te verstrekken hypothecaire
bedrag evenmin door den boer kunnen
worden opgebracht, nu de prijzen van de
agrarische producten zoo diep gezonken zijn.
Maar hier betreedt men het gebied der
agrarische crisis-maatregelen; dan moet men
de tarwe-steun, de uitkeeringen aan de
zuivel, de varkens en de eierboeren maar
verhoogen of regelingen treffen, die ten
slotte buiten de hypotheekregeling staan
Ten opzichte van de hypotheek heeft men
slechts af te vragen: „Wat is het normale
bedrag, dat op het moment gegeven kan en
mag worden en met welk bedrag worden
deze normen overschreden?"
Wil men den boer vrijwaren voor mogelijk
dreigende executie, dan dient een cris:3-
KERKN1EUWS
KERK EN SOCIAAL LEVEN
Een noodroep tot de Kerk.
Ook in Zuid-Afrika doorleeft men em
zware crisis. Door „Die Vaderland", te Pre
toria verschijnend, werd een artikelenreeks
ovér den economischen, socialen en ook
zedelijken achteruitgang van het volk ge
publiceerd. Het doel daarvan was „veral die
Kerk op te wek en te steun in sy geestelike
en sedelike werk aan ons volk, maar ook in
sy sociale werk, waarbij die huio van die
Staat ingcroep moet word
Er zijn schrikaanjagende verschijnselen
on er is groote vrees voor de toekomst Als
de boerderijen, die nu reeds door vreem
delingen „opgekocht" worden, alie of zoo
goed als alle verloren gaan, is dn Afrikaner
„sy houvas" kwijt, want: „die grond bly die
enigste anker van ons nasieskap. As ons
dit verloor, moet ons word wat die Helote
onder die ou Doriese Spartane was".
Hulp van de Kerk gevraagd.
Waar zóó de toestand is, wordt weer ge
dacht aan de Kerk: „Het ons nie miskien
vandag rede tot dankbaarheid dat die Kerk
nog altyd die geestelike en intellektueh'
veselstelsel van ons nasie gebly het nie11 Is
dit nie die oomblik vir die Hollandse Kerk
om weereens, soos in die dae van die Voor
trek, in te spring en sy volk as volk te hand
haaf nie? Die kwaad het so baie oorsake,
en daar is soveel verskillende stadiums,
wat afsonderlik aangepak moet word, dat 'n
mens op hierdie stadium weinig meer kan
bid as: Begin! Daar is die kwaad van te
hoë verbande (hypothecaire leerlingen), te
mak vir skuld, te hoog lewe, waarteen ge-
waarsku moet word; daar is die dreigende
monster van moedverloor en verloor van
ons vermoë tot verset. Net die Kerk het die
gesag en die masjinerie vir daardie taak.
Kan die drie Hollandse Kerke nie saamspan
in 'n groot poging deur die lengte en breed;e
van die land nie? Daar is diegene wat
reeds onder is. Kan die Kerk nie die saak
aanpak, die hulp van die Staat vra, en een
of ander plan begin nie?"
In „Die Kerkbode", het vereenigd Kerk
blad van de Ned- Geref. Kerken in Zuid-
Afrika, worden bovenstaande aanhaling en
verdere gedeelten uit „Die Vaderland" op
genomen. Dit Kerkelijk orgaan is van oor
deel, dat de begeerte van laatstgenoemd
blad niet zoo zeer is „dat materieele middele
tot redding van die sinkende deei van ons
volk toegepas sal word nie, as wel dat op
voedkundig, herskeppend, vernuwend en
veredelend opgetree sal word, en dit wel
deur die Kerk, omdat dit alles binne die
roeping van die Kerk lê."
Geen allesomvattende Staatszorg.
Het blad uit Petroria schreef dan ook:
„Die gedagte is dat van die kansel al
kragtig meegehelp sal word aan die ver
breiding van praktiese kennis en die bevor
dering van 'n strenger maatstaf vir ons ei<2
etiese opvattings." De redactie verduidelijk
te dit verder aldus: „Ons vernaamste oog
merk met hierdie kleine serie van artikels
is gewees, om ons publiek te wys op die ou
paaie, en 'n algemene terugkeer te bepleit
tot die eenvoud, die vroedheid, versigtigheid
en sorgsaamheid van 'n vorige generasie, en
instituut dit surplus op bepaalde voorwaer-
den over te nemen, en de hypotheekgever
dit bedrag op de een of andere wijze te
restitueeren. De boer heeft dan weer be
staanszekerheid, terwijl de geldschieters van
de stroppen kunnen afkomen. Voor die hulp
dient roen de crisis-instelling te betalsn;
men kan van den Staat niet vergen, dat hij
de kosten draagt en de bevoordeelden slechts
het volle gewin in den zak zullen steken.
die weldadige gevolge daarvan, inplaas van
voortdurend alles van die Regering te wil
hê. En ons het, tesame met enkele van ons
lesers(esse) gemeen, dat die Kerk gerede!ik
sy magtige steun daartoe sal wil verleen."
Nog verder uit „Die Vaderland" zich ten
aanzien van beteekenis en invloed van de
Kerk op het sociale leven en schrijft:
De Kerk, die zich terugtrok.
„Wat het die Skotse nasionale karakter,
Skotse spaarsin en Skotse eenvoud nie aan
die Skotse Kirk te danke nie! Die nakende
ellende van ons nasie is vandag voldoende
bewys hoe ons publiek nie bokant sulkc
praktiese lesse uit die lewe verhewe is nie-
Ons hoef niet bang te wees om dit te ver
kondig nie. In ons Bamelewing is ons Kerk
die enigste georganiseerde mag wat bereken
is om die kwaad in die wortel aan te vat,
en uit te roei. Die Staat mag die middle
verskaf, maar beskik nie oor dieselfde wyd
vertakte, saakkundige en simpatieke agter
grond nie. Die Staat het gedaan wat. hv
kan. En die Kerk, wat by uitnemendheid
daarop aangewys is om die stoflike sowel as
geestelike rehabilitasie te bewerkstellig,
dié het sig vrywilliglik te veel op die agter-
grond laat dring, het te veel van sy reg-
matige funksies cn magte afgegce, aan
die verenigingslewe en uan die Staat, en
mag sig vandag eenvoudig nie laat isoleer
op die dogma en die puur sektariese nie.
Die nasie se behoefte aan die Kerk as
maaiskaplike faktor, en die potensiële mag
daarvan, is te groot en te weldadig om toe
te laat dat die Kerk as sodanig tot betrek-
like impotensie teruggedring word.
„In die verledene is die Kerk gewees nie
alleen die bolwerk van taal en nasionaliteit
nie, maar ook die raadsman in die same-
lewing, en leier in alles wat karakter en
inbors van die nasie grootgemaak het; die
rigsnoer en leidstar in al daardie deugde
wat die regskape -mens teken; en die Kerk
moet weer so word- Ons weet wat die Kerk
aan armesorg en liefdadigheid doen. Ons
praat egter van praktiese voorligting, van
hulp en leiding op die weg van die lewe,
voordat armesorg en weldadigheid noJig
word".
Ook „Die Burger" schrijft in verband met
de sociale crisis over de roeping der Kerk
Ds. P. du Toit, secretaris van de Algemeene
Armenzorg der Transvaalsche Kerk, spreekt
in dit blad zich aldus uit:
Niet louter diaconale steun, maar
zedelijke verheffing.
„Die spil, waarom alles in die bekamping
en voorkoming van verarming draai, is per
slot van sake die feit dat geestelike en
liggaamlik gesonde huisgesinne die polsaar
van nasionale welvaart uitmaak- In hierdie
verband is een van die belangrikste faktore
die sosiale prediking van die Kerk. Op hier
die gebied kan die Kerk verbasend veel doen
deur die deugde, wat die grondslag van op-
bouing vorm, te verkondig.
„Tot nogtoe was ons hele armesorg-beleid
in sy eerste stadium, n.l. die bekamping van
die gevolge van verarming. Nou kom ons
tot die tweede stadium: die bestrijding van
die oorsake, m.a-w. die voorkoming en veral
hier het Kerk en Staat mekaar nodig. Die
gedurige uitreiking van aalmoese is waar
deloos. In Suid-Afrika het reeds 'n betreu
renswaardige afhankelikheid van private en
openbare organisasies vir hulpbetoon, asook
van die Staat ontstaan. Hulp moet in baie
gevalle verleen word, maar wanneer dit
sover geraak dat dit as 'n reg opgeëis word,
dan word dit 'n vloek vir 'n lancL.So gebeur
dit dat dieselfde familie drie geslagto
agtereen reeds van sodanige hulp afhanklik
was, en daarop staatmaak, sonder dat beter
resultate tot rehabilitering bereik word.
„Dit is dan ook tevergeefs om te probeer
om die toestand te verander solank as wat
hierdie sienswyse gehuldig word as die regte
wyse van liefdadigheid betoon, n-1. blote
stoflike hulpbetoon sonder ernstige konsi-
even goed
voor hèm geschikt!
Juist omdat de teere kinderhuid
steeds verpleging noodig heeft,
is Palmolive zeep zoo geschikt.
De groote hoeveelheid olijf- en
palmoliën, bij haar bereiding ge
bruikt, verzacht de huid en be
schermt haar tevens.
De zeep, die Uw teint frisch en
jeugdig houdt, is onontbeerlijk voor
het dagelijksch bad der kinderen.
derasie vir de opheffing van die gesin. Die
behoeftiges moet' in die rigting van selfhulp
en selfonderhoud opgelei word. Ons maai
skaplike program moet niet alleen daarop
bereken wees om die sinkende te red nie,
maar ook om die staande beter bestand te
maak teen die ondermynende invloede van
die maatskappy."
Tot zoover „Die Vaderland" en „Die
Radio Nieuws.
ZONDAG 27 AUQUSTUS
Hulzen (296 M) N.C.R.V. 9.30 vm. Gewijde
9.50 vm. Kerkdienst uit de Geref. Kerk te
Oldehove (Gr.) Voorganger Ds. H. Wleraoma
I. Orgelspel; 2. Zingen Ts. 77 vs 7; 3. Votum
4. Zegengroet; 5. Wet des Heeren; 6. Zingen
8. Gebed, 9. Zingen Ps. 42 vs 4. 5; 10. Tekst
Ps. 51 va 6; 11. Ie ged. der pred.; 12. Zingen
Ps. 79 vs. 4. 7; 13. 2e ged. der p-ied. 14. Dank
gebed; 15. Zingen Ps 147 vs. 2; 16. Zegen; 17,
Orgelspel.
Daarna tot 12.15 Gewijde muziek.
5.00 nra. Orgelbespeling.
6.20 nm. Kerkdienst uit de Ned. Herv. Kerk
(Martinikerk) to Groningen. Voorganger Dr,
J. C. Roose. 1. O-gelsjel. 2. Votum; 3. Voor
zang Pa. 138 va 1 en 3; 5. Lezen: 12 Artikelen
5. Zingen Gez. 1 va 4; 6. Schriftlezing: Psalm
130; Luc. 7 va 36—50; 7. Gebed; 8. Zingen
Ps. 141 vs. 2; 9. Frediking. Tekst. Ps. 130 vs 4
10. Orgelspel; 11. Dankzegging; 12. Zingeni
Pa 103 vs 3 en 6. 13. Zegen. 14. Orgelspel.
6.45 nm. Zondagmiddag-Evangelisatie. Sprj
dhr. P. C. TiJssen, te Deventer.
Dave n try (1554 4 M.) 8.20 nm. Kerkdienst
uit de Worthing Congregational Church.
ATI di a nd R'e'g. (398.9 M.) 8.20 nm. Kerk*
dienst uit Nottingham.
MAANDAG 28 AUGUSTUS.
Huizen (296 M.) N.C.R.V. 8.00 Schriftlezing»
8.15 Morgendienst 10.30 Morgendienst door
Ds N. P. E. G. van Uchelen, te Hilversum.
II.00 Lezen van Chr. lectuur 11.30 Gra-
mcfoon 12.15 Gramofoon 12.30 Orgel
2.00 Gramofoon 2.45 Voor de keuken -
3.15 Zang 4.00 Bijbellezing door Ds. B,
Planting te Amsterdam 5.00 Friesch Kin
deruurtje 6.00 Gramofoon 6.30 Vragen
uurtje 7.15 Ned. Chr. Persbur. 7.30 Vra
genuurtje 8.00 Orkest 9.00 Declamatie
9.30 Concert 10.00 Vaz Dias 10.30 Gra
Hllv'ersu'm (1875 M.) A.V.R.O. 8.01 Gramo
foon 10 00 Morgenwijding 10.15 Gramo
foon 10.30 Gramofoon 11.00 Orgel
12.00 Concert 2 15 Gramofoon 2.30 Vooi?
dracht 3.00 Kamermuziek 3.30 Gramo
foon 4.00 Kamermuziek 5.30 Orkest
7.30 Piano 8.U0 Vaz Dias 8.15 Concert
10.00 Gramofoon 10.15 Orkest 10.45 Gra
mofoon 11.00 Vaz Dias 11.10 Gramofoon
Brussel (Vlaamsch) (337.8 M.) 12.20 Gramo
foon 1.20 Gramofoon 5.20 Orkest 6.50.
Gramofoon 8.20 Orkest 9.20 Concert
(Fransch) (509.3 M.) 12.20 Gramofoon 1.80
Gramofoon 6.20 Orkest 6.50 Gramofoon
8.20 Orkest 9.20 Concert
Daventry (1554.4 M.) 12.20 Orgel 1.0S
Orkest 2.05 Gramofoon 3.20 Concert
4.05 Orkest 5.05 GAmofoon 6.50 Orgel
7.20 Orkest 9.35 Gramofoon
Burger".
Door „Die Kerkbode" wordt terecht da
conclusie getrokken dat beoogd wordt
een krachtige kruistocht
tegen zedelijke en geestelijke ineenzinking
en zij schrijft:
„Daarby is natuurlik stoflike hulp nie
buitegeslote nie, maar die klem val cp
lewensvarnuwing, die skepping van 'n nuwe
lewensbeskouing, van 'n nuwe lewensdoel
en levensreël. Dit is natuurlik 'n veel moei*
liker saak as blote armesorg, waar voor»
siening in voedsel en deksel die grote doel
is ja, 'n veel moeilijker saak. maar iets
dat die vrugte van selfstandigheid, self*
respek en deug afwerp, en wat 'n welvarende
volk sal opbou".
Volkomen mee eens.
Alzoo wordt ingezien, dat er een terugkeer
moet zijn tot de „oude paden". Als men mj
hieronder niet enkel de oude, deugdzame
(en vooi;deelige!) levensgewoonten verstaat,
maar Ihet wandelen naar Gods geboden, en
er, waar men daarvan reeds ver afgeweken,
is, dus allereerst boete en berouw wil too-
nen, dan is men weer op het oude en goedo
pad teruggekeerd.
Alleen dat is naar den eisch van gehoor
zaamheid van Gods Woord. Maar: „wie God
.verlaat, heeft smart op simart te vreezen".
XXX
De gereformeerden organiseeren zich;
de eerste bisschopskeuze
(H,D.) Evenals de lutherschen hebben de gereformeerden
begrepen, dat zij de onderscheiden deelen tot elkaar moesten
brengen, wilden zij niet hun invloed geheel zien wegsmelten.
Gemakkelijk zou dit niet gaan. In gereformeerde kringen bestaat,
hoewel dit in strijd is met het wezen der calvinistische levens
opvatting, altijd het gevaar voor op de spits gedreven individua
lisme. Sedert de Hervorming was er er nooit een poging gedaan,
om de gereformeerden in Duitschland naast elkaar te plaatsen
in een soort kerkelijk verband. De levenskracht van het beginsel
had den tijd verduurd, maar nu moest van de nood een deugd
worden gemaakt. Aan den roep om meerdere eenheid, welke tot
allen uitging en alles betrof, kon niemand, die Duitscher
■wilde zijn, zich onttrekken.
En nu geschiedde er iets merkwaardigs. Thans kwamen mannen
fcij elkaar, die tot voor kort elkaar hevig bekampt hadden, en
ook wel elkaar den naam gereformeerd bestreden hadden. Wij,
menschen, worden soms op wegen gevoerd, waarvan wij nooit
gedroomd hadden, en wij durven er dan toch Gods leiding in
te zien. Direct na de conferentie te Loccum, waarvan wij ver
haalden, werd op 20 Mei te Düsseldorf een bijeenkomst gehouden
van naar eenheid zoekende gereformeerden. In vervolge daarop
hebben twaalf vooraanstaande gereformeerde mannen zich met
een manifest van 18 artikelen gewend tot de Gereformeerde
Kerken in Duitschland. Deze artikelen moeten dienen als basis
■voor een kerkenorde, welke sttaks als het ware de grondwet zal
zijn voor de Gereformeerde Kerk in Duitschland,
deel van de Duitseh-Evangelische Kerk.
Tot de twaalf mannen behoorde Dr Herman Hesse, dien wij
ontmoet hebben te Loccum ,en in het daar onderhandelende
driemanschap de gereformeerde richting vertegenwoordigde.
Maar ook, en dat is vooral zoo merkwaardig, Prof. Dr Karl
Barth. Wie zich nu herinnert, hoe vooral ook in ons land fel
gestreden is om de opvattingen van Barth en zijn dialectiek,
ziet, dat op een bepaald oogenblik menschen aan den kant
gezet worden en buiten hen om geschiedenis gemaakt wordt.
Men kan in Barth één der grootste gereformeerde theologen
gezien hebben, of men kan met hem ten eenenmale van meening
verschild hebben, en zich toch thans verheugen om de aanvan
kelijk getroffen eenheid. En men kan b 1 ij v e n bidden om
den vrede van Jeruzalem!
De 12 mannen zijn: Prof. Dr Karl Barth te Bonn, Prof. Dr
Wilhelm Goeters te Bonn, Dr Heinrioh Graffmann te Elberfeld,
Lie. Herman Klugkist Hesse te Elberfeld, Dr Paul Humburg te
Bannen, Ds Wilhelm Lagenohl to Rheydt, Mr Dr Mensing te
Elberfeld, Lie. Wilhelm Niesel te Elberfeld, Lie. Alfred de Quer-
vain te Elberfeld, Lie. Waldemar Sinning te Elberfeld, Ds O.
Weber, directeur van de Theologische School te Elberfeld, en Dr
Hermann Hesse, thans te Berlijn.
Men ziet, zoo goed als allen uit West-Duitschland.
Hun manifest, basis voor de te maken Kerkenorde der Geref.
Kerken in Duitschland, bevat in zijn 18 artikelen het volgende:
1. De Kerk is als plaatselijke Kerk deel der ééne Kerk;
omgekeerd bestaat de eenheid der Kerk slechts in de veelheid
der° Kerken als plaatselijke Kerken,
2. De leiding van de roeping, welke de plaatselijke Kerk heeft,
is de taak van den Kerkeraad.
3. De Kerkeraad bestaat uit de(n) predikant(en) en de ouder
lingen. Deze worden beroepen of gekozen door samenwerking
van den bestaanden Kerkeraad en de Gemeente.
4. De Kerkeraad zorgt voor het onderhouden der Kerkelijke
samenkomsten, der catechisatie en der tucht in leer en
leven, houdt toezicht op den diaconalen arbeid en zorgt voor
het bestuur der Kerkelijke goederen.
5. In opdracht van den Kerkeraad wijden de diakenen zich
aan den dienst der barmhartigheid jegens de noodlijdenden,
zieken en verlatenen.
6. De leiding van den dienst der eenheid van de plaatselijke
kerken is de taak der Synoden.
7. De Kringsynode (Classis) bestaat uit de predikanten en
ouderlingen der plaatselijke Kerken, die daartoe afgevaardigd
worden.
8. De Provinciale Synode bestaat uit de afgevaardigden der
Kringsynoden, uit elke Kringsynode één predikant en één
ouderling.
10. De Synoden hebben tot taak de eenheid der Kerken in
het bijzonder te leiden inzake haar accoord in de leer, in
de Kerkenorden en den dienst der barmhartigheid. Ook zorgen
zij voor de opleiding en de toelating tot het ambt van de predi
kanten der Kerken.
11. De Generale Synode geeft opdracht inzake de Kerkelijke
leer aan de gezamenlijke hoogleeraars der Theologische faculteiten.
12. Door den dienst van de Kerkeraden, Synoden en Theolo
gische faculteiten is het leven der kerk in de plaatselijke Kerken
zoowel als in haar eenheid, zoover het door Kerkelijke ambten
geleid kan worden .volledig geordend.
13. Een ambt, dat boven de plaatselijke Kerken zou worden
gesteld, met bijvoorbeeld bijzondere geestelijke machten en auto
riteit, heeft in de kerk, hoe het ook moge worden ge
noemd, noch plaats noch taak.
14. De aldus te stichten naar Gods Woord Geref. Kerk vormt
uitwendig een deel van de „Duitsch-Evangelische Kerk", waarin
zij Kerken van Luthersche belijdenis naast zich heeft.
15. De rijksbisschop van Luthersche belijdenis heeft voor de
Geref. Kerk slechts de beteekenis van representant en admini
strateur der „Duitsch-Evangelische Kerk"
16. De Geref. Kerk is in het „Geestelijk ministerie" der
„Duitsch-Evangelische Kerk" vertegenwoordigd door een door de
Generale Synode te benoemen lid van Geref. belijdenis.
17. Tot deze Geref. Kerken behooren benevens de reeds saam
verbonden Geref. Kerken ook de Geref. Synode en Kerken, welke
thans tot de Kerken der Oud-Pruisische Unie behooren, ongeacht
haar toebehooren tot deze unie.
18. De „Evangelische Kerk der Oud-Pruisische Unie" berust
op een afspraak over het samenleven van Kerken (Gemeenten)
van Luthersche en Geref. belijdenis. Het eigen leven der Geref.
Kerk blijft ook bij het voortduren dezer afspraak ,in leer en
Kerkenorde geheel vrij.
In dit manifest, hetwelk nog de goedkeuring moet ontvangen
van de Duitsch-Evangelische Rijkskerk, omdat men in dit groote
lichaam zal gaan inwonen, vindt men de ook bij ons bekende
opvattingen omtrent leer en tucht. Tegenover den Rijksbisschop
zal een loyale houding aangenomen worden, doch men zal geen
deel nemen aan den strijd om zijn persoon. Als „opperherder"
zal hij niet worden erkend. De nieuw georganiseerde Gerefor
meerde Kerk zal dus haar eigen karakter kunnen behouden,
en, wordt de afspraak trouw nageleefd, een krachtiger leven
dan tot dusver kunnen ontwikkelen. Bij beide deelen van
de Kerk zat volmaakt te goeder trouw de bedoe
ling voor met beginsel, rechten en historie te
rekenen. In geen enkel opzicht was beproefd de 5 millioen
gereformeerden te doen overheerschcn door de niet-gereformeer-
den, in aantel zevenmaal zoo groot.
Tot zoover ging alles goed. Daarna begon het te hokken. Nadat
het driemanschap in de week vóór Hemelvaart, in overleg met
den vertegenwoordiger van Rijkskanselier Hitier, een vorm had
gevonden voor de toekomstige inrichting der Kerk, volgden
verrassende gebeurtenissen elkaar op den voet. Want hef in
vele oogen bijna voornaamste moest nog komen: de verkie
zing van den Rijksbisschop. Hierbij zou een spel ge
speeld worden, hetwelk veel zou gelijken op den wedloop, 12
September 1932 gehouden in den Rijksdag tusschen Von Papen,
den toenmaligen Kanselier, en Goering, den Rijksdagvoorzitter.
Von Papen, dravende naar de voorzitterstafel met het ontbin-
dingsbesluit van President von Hindenburg, en Goering, aan
stalten makend om den Rijksdag te sluiten. Thans zijn het beste
vrienden, waaruit de les te trekken valt, niet alles op den indruk
van één oogenblik aan te laten komen.
Hier, in dit kerkelijk geding, zou een wedloop plaats hebben
tusschen de „Duitsche Christenen", die Pastor Müller, den
nationaal-socialist, als Rijksbisschop wenschten, en de tot dusver
officieele kerkelijke kringen, welke dit verhinderen wilden. Het
komt ons voor, dat men aan beide zijden het met de waar
digheid wat licht heeft genomen.
In de week né Hemelvaart heeft de organisatie der „Duitsche
Christenen" Pastor Müller gekozen als haar leider, en hem
meteen aangewezen als den gewenschten man voor den bisschops
zetel. Dit besluit werd publiek gemaakt.
De kerkelijke autoriteiten, welke met alle macht vilden ver
hinderen, dat de „Duitsche Christenen" beslag zouden leggen op
de voornaamste posten in de kerkelijke organisatie, kwamen nu
met hun tegenzet voor den dag. In de pers werd medegedeeld,
dat er volkomen overeenstemming was bereikt. Dit gaf voedsel
aan het gerucht, dat de uitverkoren candidaat voor den nieuwen
rijksbisschopszetel was de man van Hitier, tegelijk uitverkorene
der „Duitsche Christenen", Pastor Ludwig Müller.
Nu kwam de groote verrassing. 26 Mei kwamen bijna onver
wacht afgevaardigden van de landskerken bij elkaar om den
Rijksbisschop te benoemen. Met groote meerderheid, 83 van de
91 uitgebrachte stemmen, werd gekozen Dr von Bodel-
schwingh, den bekenden philantroop, wiens
naam verbonden is aan de Bethel-inrichting te
Bielefeld in Zuid-West falen.
Dit was, om het met een oneerbiedig woord, ongebruikelijk in
kerkelijke vraagstukken, aan te duiden, een handige zet. Von
Bodelschwingh, wiens naam alleen al de meest eerbiedwaardige
tradities oproept, werd geplaatst tegenover den veldprediker
Müller. De orthodoxe gezindheid van beiden was vrijwel gelijk
te stellen, maar de Bielefeldsche leider verkeerde geheel in den
gedachtengang van het dichtbije verleden, en de Koningsberger
Pastor streefde naar een religieuze vernieuwing der Kerk, om
juist daardoor den nieuwen Staat te steunen. Professor Vollen
hoven zegt in zijn jongste werk „Het Calvinisme en de Refor
matie van de Wijsbegeerte" over het tijdperk van Karei de
Groote: .,De Germaan zag nu eenmaal de Kerk als onderdeel
der volkszaak, die door zijn Koning diende behartigd." Zóó ziet
ook thans nog een man als Müller het.
Hiervoor is innig verband noodig tusschen Kerk en Staat, zij
het met grootst mogelijke vrijheid aan beide zijden. De oude
kerkelijke leiders wilden dit niet. De nieuwe,
sterk gegroeide beweging der „Duitsche Christe
nen" wilde het juist. De laatsten waren ervan overtuigd
de meerderheid van de medelevende kerkleden op hun hand te
hebben, hetwelk later juist bleek te zijn, en daarom weigerden
zij zich te onderwerpen aan wat j een overrompeling achtten
te zijn.
Zóó was het conflict in de Kerk gekomen. Nog meer om den
persoon van den Rijksbisschop, dan om de instelling van
het instituut zelf. Omtrent dit laatste was er immers over
eenstemming bereikt. Is de strijd om den persoon in het
leven niet vaak het meest fel van aard en in uiting?
De Kaiser Wilhelm Ged&chtniskirche te Berlijn. Als landsheer
der Evangelische Kerk heeft Keizer Wilhelm op talrijke plaatsen
Evangelische kerken doen bouwen, of er den stoot toe gegeven.
Zoo te Rome en te Jeruzalem. Deze kerk te Berlijn is ook gebouwd
volgens opgave van den Keizer.
De meer philantropisch, dan strijdlustig aangelegde Von Bodel
schwingh stond nu juist midden in den kamp. Door zijn popu
lariteit hoopten de oude kerkelijke leiders den slag te kunnen
winnen. De tegenstanders van deze candidatuur spraken echter
van sabotage van het volksverlangen en van den regeerings-
wensch. En zoo zou de regeering straks nog in moeten grijpen
om de orde hersteld te krijgen in het kerkelijk kamp. Dit betee-
kent geen lof voor de Kerk, en wil ook niet zeggen, dat do
regeering het zedelijke recht heeft te dringen in een haar ge-
weDschte richting. Echter, in de geschiedenis is méér dan één
soortgelijk voorbeeld aan te wijzen. Ook in ons eigen land. Men
denke aan de kerkelijke geschillen in den tijd van de Dordtsche
Synode