ALS DE ELEMENTEN
LOSBREKEN...
CROOTE NATUURCATASTROFEN
DER LAATSTE EEUWEN
De verwoesting ven
Lissabon
Als wij ons de aarde denken als een
glóbe, dan zou de stijve aardkost, waarop
wij wonen, werken, huizen bouwen en brug
gen aanleggen, nog niet de dikte van het
eieivlies onder de schaal hebben! En daar
onder ziedt vloeibaar vuur, kookt metaal,
ontwikkelen zich gassen en sist het gloei
ende gesteente, dat een uitweg zoekt door
de dunne huid, die wij aarde noemen.
Onder de Oceaanreuzen gaapt een gewel
dige afgrond, dieper dan de Gaurisanker
hoog is, die van de zorgelooze opvarenden
slechts door eenige dunne metalen platen
is gescheiden. Een vonken het zwerk
staat in vuur en vlam, een losse klink
nageldenderende treinen stapelen zich
op tot een" ruinenchaos, een achteloos weg-
rend geweld ineen. Uit de ingewanden der
aarde steeg een gruwzaam geluid op, alsof
een cyclopenkoor op duizenden bazuinen
blies. Dit ontzettende rumoer was het laat
ste wat de stervenden vernamen.
Een lugubere stilte daalde daarna plotse
ling over de puinhoopen. Langzaam kwam
een zwarte wolk met zwavelgele randen
aandrijven en bleef boven den chaos zwe
ven. Toen weerklonk ook het schrikkelijke
gejammer en geweeklaag der bedolvenen
en zwaargewonden, die tusschen de ruines
rondkropen; toen begon het knetteren der
vlammen, die van de puinhoopen van het
eene gebouw oversprongen naar die van
het andere. Nauwelijks een uur later loeide
alles, wat van Lissabon was overgebleven,
in een onmetelijke vuurzee, waarin volgens
de beschrijvingen van tijdgenooten 150.000
menschen tot asch verbrandden. En steeds
bleef als een ontzaglijk dreigend gevaarte
de zwarte wolk met de zwavelgele randen
Op de reede van
Lissabon. Koper
gravure uit den
tijd der cata
strophe.
geworpen luciferen de zalen, waarin
lfbnderden verblijven, vullen zich met rook
en vlammen. Een paniek ontstaat; vrouwen
en kinderen worden onder den voet geloo-
pen; het egoïsme viert hoogtij. Dan staan
wij menschen hulpeloos voor de openbaring
van een macht, tegen welke onze techniek
en onze kundigheid en ons verstand niets
uitwerken.
Eens hoopten de schatten van drie we-
relddeelen, van Azië, Afrika en Amerika,
eich op te Lissabon. Toen het jaar 1755 ten
einde liep, was Lissabon de rijkste stad van
Europa. Er waren nauwelijks nog armen,
de bedelaars leidden een bestaan van leeg-
loopende brassers. Tallooze feesten werden
gehouden, het eene paleis na het andere
gebouwd, een schittex-ing van goud en pur
per bedwelmde den geest der menschen, die
in luxe en overdaad leefden. De kerk waar
schuwde en bedreigde straffen; de men
schen vierden feest, het paradijs op aarde
scheen, aangebroken. Het jaar 1756 zou het
eerste jaar van volkomen geluk voor de
wereldstad Lissabon zijn. Zoo brak de eer
ste Zondag van November aan, die juist op
den eersten dag van de maand viel. Het
volk was ter kerke gegaan. Om half tien
des morgens begonnen plotseling boven de
hoofden der geloovigen de klokken te lui
den. Te kwart voor tien bestond nog slechts
pen rookende puinhoop, waaronder talloo-
zen waren bedolven.
De Koningsbergsclie philosooph Imma-
nuel Kant heeft een boekje over de ontzet
tende catastrophe van 1755 geschreven. Hij
merkt daarin op, dat een week voor de
ramp de aarde door nog nooit waargeno
men insecten werd bedekt, dat uit bronnen
op Sicilië en in Spanje afschuwelijke rep
tielen waren gekropen en dat de menschen
herhaaldelijk waren overvallen door plot
selinge duizelingen en hartbeklemmingen.
Geheimzinnige krachten schenen er toe bij
te dragen, dat men een voorgevoel van het
naderend onheil had. Slechts te Lissabon
bemerkte men niets.
De priesters waren juist met de hoogmis
begonnen, toen een galmende klokketoon
weerklonk, waarna een ontzettende aard
schok de stad op haar grondvesten deed
wankelen. Die eerste schok was zoo hevig,
dat de menschen in de hoogte werden ge
worpen en met beenbreuken neervielen.
Tien minuten lang golfde de aarde als een
zee, die door den storm in beroering werd
gebracht. De niet al te soliede gebouwen
stortten in en begroeven allen, die in hen
verbleven. Dwars door de rijkste wijk van
Lissabon sprong met helsch gekraak een
geweldige kloof open, waardoor vierduizend
huizen met al hun bewoners in den gapen
den, kokenden afgrond stortten. Een pas
gebouwde kade, waarop zich juist acht
honderd visschers en matrozen bevonden,
verdween in de zee, die tevoren effen ge
weest, maar nu zeer woest geworden was.
Een groote draaikolk ontstond, waardoor
alle barken en kleine schepen in de diepte
werden getrokken.
De eerste schok duurde tien minuten.
Slechts de groote marmeren, paleizen en
kerken bleven overeind staan. Daarin ver
drongen zich tienduizenden half waanzin
nige en voor een deel reeds zwaargewonde
menschen. Daarop volgden een tweede en
een derde aardschok. Zij duurden korter
dan de eerste, maar waren van enorme
hevigheid. Er vormden zich letterlijk gol
vende afgronden dwars door de kerken en
andere gebouwen. Wat nog op zijn funda
menten had gewankeld, stortte met donde
boven de stad hangen.....?
Nog was het einde van de onzegbare ver
schrikking niet gekomen. Omstreeks den
middag vernamen de vluchtelingen, die in
panischen schrik een uitweg zochten uit de
vuurzee der 25.000 ingestorte en brandende
huizen, uit het Westen een donderend ge
luid als van een aangolvende branding. De
oceaan had zich verheven en naderde drei
gend de stad. Een enorme vloedgolf van
veertig voet hoogte spoelde door de straten,
ierp vernielde schepen op de puinhoopen
der kerken en voerde tienduizenden lijken
mede in do onmetelijke zee. Driemaal keer
de de vloedgolf terug, driemaal lag de bed
ding van den Taag volkomen droog, zóó
geweldig was de zuigkracht der allesvernie
tigende golf.
Eerst na weken waagde men zich weer
in de stad. Zij, die aan het reddingswerk
deelnamen, stonden voor verschrikkelijke
tooneelen. Pas na geruimen tijd konden
de ontboden troepen een einde maken aan
het rooven en plunderen der benden, die
door de puinhoopen rond aasden. Portugal
heeft na deze ramp nooit weer zijn vroe
gere beteekenis herkregen.
De aardbeving, die Lissabon verwoestte,
is tot dusverre in grootte en verschrikking
door geen andere aardbeving in Europa
overtroffen. Een gebied van meer dan twee-
en-half millioen vierkante kilometers
golfde als een zee. In geheel Spanje, Ma
rokko en Zuid-Frankrijk werden geweldige
verwoestingen aangericht. De steden Cadiz,
Xerez en Algeciras verdwenen en werden
eerst na tientallen jaren weer opgebouwd.
Karavanen, die langs de Afrikaansche kust
trokken, werden door de vloedgolf gegre
pen en weggespoeld. In Beieren, Thüringen
en Bohemen vluchtten de inwoners de
straat op. Te Teplitz wierp de minerale
bron plotseling zulke groote hoeveelheden
kokend water uit, dat talrijke badgasten
deerlijk gewond werden en stierven.
Ontzetting had zich van het Avondland
meester gemaakt. Men geloofde, dat de Dag
des Oordeels nabij was. Maar de aardkost,
dat dunne eiervlies onder onze voeten, werd
weder rustig en de steden ontstonden op
nieuw.
De instorting der
Taybrug
De handenarbeid werd door dien der ma
chines vervangen. Fabriekssteden ontston
den. De wereldmarkt werd geopend. De
groote concurrentie der industriestaten be
gon. De spoorwegen werden steeds volmaak
ter, de stoomschepen wedijverden in snel
heid, het tempo, dat thans nog steeds wordt
opgevoerd, nam een aanvang. Het was de
tijd na 1870. Duitschland begon mee te din
gen op de wereldmarkt, welke Engeland
beheerschte. De Schotsche industrie nam
den strijd aan.
Tusschen de industriesteden Edinburgh
en Dundee, die slechts door een korte en
snelle verkeersverbinding zich konden hand
haven, drong de zee diep in het land door.
De Noordzeegolven hadden de rotsige mon
ding van de kleine Ta.vrivier tot een 3000 M.
breede bocht, de Firth of Tay verwijd. Zoo
was een zeearm ontstaan, meer dan 40 M.
diep, met rotsachtigen bodem, waar ook de
zeestroomingen en de invloed der getijen
zich deden gevoelen.
De Engelsche ingenieurs namen 'n liniaal
en trokken tusschen Edinburgh en Dundee
'n rechte lijn. Waar deze lijn de Firfth of Tay
sneed, had de spoorbaan, die koortsachtig
snel werd aangelegd, de zee te overbrug
gen. In 1S72 werd met den bouw van de
brug begonnen. De hoogovens schreeuwden
om kolen. De mijnen konden aan de groote
vraag ernaar voldoen. Maar tusschen hoog
ovens en mijnen moest eerst de spoorweg
worden gelegd.
De ingenieurs, die de opdracht uitvoerdeif
vingen met een groote fout aan. Zij bere
kenden de lasten, welke de brug te dragen
zou hebben, wanneer do kol en treinen en
sneltreinen over de brug zouden denderen.
Zij berekenden echter veel te laag de ont
zettende kracht van den storm, die zich
tusschen IJsland en Schotland ontwikkelen
kan. Beneden schuimde en bruiste en
kookte de zee en sloeg met woedend geweld
tegen de pijlers. Boven deed de zware ijze
ren last der locomotieven en voortsnellende
wagons het geheele bruggenwerk tot in zijn
grondvesten trillen. En op zij beukte de
loeiende en gierende storm de bogen en
het traliewerk. Men kende nog niet de wet
der rhythmische trillingen, waaraan elke
brug onderworpen is en welke trillingen
het materiaal evengoed „vermoeien" als de
spier moe wordt, die steeds in werking
wordt gesteld. Nemen de trillingen een bij
zonderen graad aan, dien men tegenwoor
dig precies kan berekenen, en treedt de
„vermoeidheid" van het materiaal in, dan
openbaart zich ergens een breuk en de ca
tastrophe is daar.
Zes jaren duurde de bouw, dien men oor
spronkelijk op twee jaren had geschat. Van
den vroegen herfst tot laat in het voorjaar
beukten de IJsland-orkanen de kust, zoo
dat dikwijls slechts vijf of zes dagen per
maand gewerkt kon worden. Reeds in het
eerste jaar vond de Noordzee gelegenheid
haar meerderheid te toonen. Drie weken
lang loeide de Octoberstorm over de Firth
of Tay, alle arbeid moest worden gestaakt
en voor den eersten keer drong het tot de
ingenieurs door, dat hun berekeningen mis
schien wel eens te optimistisch konden zijn
geweest. Maar de met de leiding belaste in
genieur stelde hen gerust. Hij verliet zich
op zijn tabellen en cijfers. Deze cijfers wa
ren ook wel goed, maar zij hielden geen
rekening met een natuurwet, welke des
tijds nog niet bekend was.
De bouw vorderde van maand tot maand,
van jaar tot jaar. De brug was meer dan
drie kilometer lang en gold als het koenste
wonderwerk der techniek. Voor de pijlers
had men gebruik gemaakt van natuurlijke
rotsen, waaromheen de Noordzeegolven
spoelden. Daar echter de zeearm in het
midden meer dan 40 M. diep was, kon men
daar niet op de natuurlijke rotsen bouwen.
Na verschillende proefnemingen, kwam
men op het denkbeeld ontzaglijke massa's
beton te laten zinken, welke langzaam door
de koude van het water hard werden en
den ondergrond voor de middelste pijlers
vormden. Op een hoogte van 27 M. lagen
de rails, daar de stoomschepen onder den
hoofdboog door moesten varen. De pijlers
zelf, die tot dieponder den waterspiegel,
voerden, waren ongeveer 58 M. hoog. De'
baan kreeg op de brug slechts enkel spoor.
De Londensche pers gaf triomfantelijke
berichten over het „achtste wereldwonder",
dat daar ginds aan de Schotsche kust in
wording was.
Daar gaven de elementen een tweede
waarschuwingsteeken! Onmiddellijk voor
de voltooiing, den 2en Februari 1877, joeg
de Noordoosterstroom met zulk een woede
tegen de pijlers, dat twee hoofddraagbalken
van ieder 75 M. spanning en een volgende
van 45 M. als lucifershoutjes afknapten en
in de diepte werden geslingerd. Vierhon
derd ton ijzer werden verzwolgen en den
volgenden dag lag de Noordzee kalm daar,
alsof er niets was gebeurd.
De vertraging in den bouw was oorzaak,
dat een criticus zich deed hooren, wiens
naam een buitengewonen klank had: John
Towler. John Towler gold als een van de
kundigste en ervarenste bruggenbouwers
ter wereld. Hij had de zeven kilometer
lange brug over de Firth of Forth gebouwd
en beweerde, nu openlijk, dat de Taybrug
niet tegen de IJsland-orkanen bestand was
en dat binnen korten tijd een van de vree-
Beze drie Westlandsche kleuters hebben nog geen zorgen aan het hoofd, en de grooterampen, waardoor de menschheid van tijd
tot tijd wordt getroffen, laten hen onberoerd. Met wat een onverholen graagte zetten zij de tandjes in de rijpe schijven meloen!,
riaal ter wereld zou zoo iets kunnen uit
houden. Hij reisde onmiddellijk naar Dun
dee en sprak met de bruggenwachters en
het locomotiefpersoneel. Deze stelden hem
gerust. Einde November woedde een ver
schrikkelijke storm boven Schotland. De
brug hield stand.
In een van de laatste dagen van het jaar
1879 besloot de ontwerper een laatste proef
neming te doen inzake de veiligheid van
de brug. Hij wilde een paar dagen in het
brugwachtershuisje verblijven, alles nog
eens tot in de kleinste bijzonderheden na
gaan en in het openbaar de stremming van
het verkeer over de brug eischen, wanneer
hem werkelijk bleek, dat er eenig gevaar
bestond. Hij steeg op 28 December 1879 in
den trein van Edinburgh naar Dundee. Het
was een Zondag. In verband met de jaar
wisseling keerden vele Schotten naar huis
terug. De trein met zijn zes wagons was
meer dan vol. Het was vier uur in den na
middag en reeds lag de duisternis over vel
den en kust, toen de trein Edinburgh ver
liet. Met ontzaglijk geweld was plotseling
een orkaan komen opzetten, zoodat de trein
tegen den wind in het hard te verantwoor
den' had. Op het open veld woedde de storm
met zulk een kracht, dat een aantal coupé-
ruiten werden ingedrukt. De stemming in
rde wagons was zeer terneergeslagen. Een
zaam en onbekend bevond de bouwer van
de brug zich onder de passagiers eh dacht
na over zijn cijfers. Om 7 uur 16 min. moest
de trein Dundee binnenloopen, om 7 uur
14 min. stond de ingenieur op en keek op
zijn horloge. Naast het gehuil van den
storm was het bruisen van de ziedende zee
te vernemen, juist rolde de trein over den
Zuidelijken opgang van de brug.
Op het Zuidelijk bruggenhoofd hadden
drie visschers voor den storm beschutting
gezocht. Zij oogden den trein na en gingen
vanuit de beschutting van een der pijlers
op de rails staan. Langzaam verdwenen de
roode achterlichten in den mist. Dan het
bloed verstijfde hun in de aderen zagen
zij een hel schijnsel van vurige vonken,
alsof de locomotief uiteenbarstte, op het
zelfde oogenblik overstemde een vreeselijk
gekraak als van afknappend, brekend ijzer
en staal het gehuil van den stormdan
werd alles plotseling weer stil, zelfs de
storm ging liggen. Vol ontzetting trachtten
de visschers het licht van de roode achter
lantaarns te bespeuren: slechts duistere,
diep donkere nacht grijnsde hen aan.
De trein was in volle vaart in de diepte
Het opsporen van
den gezonken
trein door vaar
tuigen.
6elijkste catastrophen viel te verwachten.
Hartstochtelijk beantwoordde de eerste in
genieur van de Taybrug dezen aanval.
Feestelijk werd de Taybrug ingewijd. On
middellijk begon men de allerzwaarste
eischen aan de brug te stellen. Vele dagen
lang rolden onafgebroken de kolen- en ijzer-
treinen over de hooge brug. Een jaar lang
ging alles goed. De zomer van 1878 was
kalm en zonnig. Eerst in den herfst kwa
men de donkere wolken boven de grauwe,
kokende zee opzetten en begonnen zich te
ontlasten en alles doornat te maken. In
stille nachten ging de bouwer en verant
woordelijke ingenieur zijn werk nog eens
weer tot in de kleinste finesses na. De cri-
tiek van Towler had hem diep getroffen.
In een nacht in October keerde hij naar de
brug terug en onderzocht de schommelin
gen en afwijkingen. Thuis in Zuid-Ierland
rekende en rekende hij. Plotseling zat hij
verstijfd van schrik. Ergens moest een ver
keerde berekening zijn gemaakt; de brug
vertoonde te sterke schommelingen, do pij
lers waren veel te zeer ontzet. Geen mate
gestort; niemand had zich kunnen redden
en onder de vele honderden bekende en on
bekende dooden bevond zich ook de bouwei
van de brug.
De „Berg des Onheils"
In de nabijheid van de stad St. Pierre op
Martinique, een der kleine Antillen, was
een tamelijk vlakke berg gelegen, die aan
vankelijk „berg des onheils" (Pei-Lei) heet
te; dezen naam hadden de Indianen er aan
gegeven. De Franschen, die over Martinique
bewind voeren, hadden er „Mont Pelée"
van gemaakt.
Volgens geleerden was deze vulkaan
totaal uitgewerkt, en op zijn eens onheil
brengende hellingen wandelden kolonisten
met hun familie, wanneer ze wilden beko
men van de vermoeienissen des daags.
Wat vroeger een krater was, was nu een
meer, en men kan zich moeilijk een vredi
ger landstreek denken, dan de glooiingen
der Mont Pelée,
In het begin van April 1902 kondigden
zich de gebeurtenissen voor 't eerst aan.
Zooals het altijd pleegt te gaan, werd er
betrekkelijk weinig attentie aan geschonken
De als dood geboekt staande berg ver
toonde plotseling teekenen van innerlijke
onrust. Het meer begon op eenige plaatsen
te koken, de visschen stierven, en er stegen
zwaveldampen op. Uit aardspleten welde
rook te voorschijn en 's nachts onweerde
het Te St. Pierre maakte de bevolking zich
nerveus. Opnieuw werd een onderzoek naar
de eigenschappen van den berg ingesteld.
Den tweeden Mei had er in Martiniques
hoofdstad een rechtszitting plaats, bij wel
ke gelegenheid een Mulat, Louis Cyparis
ter dood werd veroordeeld wegens aanran
ding van een blanke vrouw en diefstal.
Wanneer een kleurling zich aan zoo iets
schuldig maakt en het slachtoffer is toe
vallig blank, dan vergeet men nooit mel
ding te maken van het contrast der tinten.
Had deze zelfde Cyparis het een negerin
of mulattin lastig gemaakt, dan was hij er
misschien met een paar maanden of zonder
straf afgekomen. Verder wordt nog beweerd
dat van aanranding geen sprake zou zijn
geweest, maar dat de man overigens
geen gunstig bekend staand heerschap
St. Pierre na
romp.
De berg spleet overlangs;
kokende inhoud werd met geweld door de
reusachtige opening gedreven. Als 'n projec
tiel, tienduizenden malen grooter dan een
kanonskogel, werd de massa van steenen,
vuur en vergiftige damp op het eiland neer-
gesmeten.
Toen de helviolette glans van de gloeien
de en vergiftige gaswolk optrok, bestond
St. Pierre niet meer. In een onderdeel van
een seconde hadden 30.000 personen
bemanningen der schepen niet meegerei
kend) het tijdelijke met het eeuwige ver
wisseld. Ongeveer zestig KM2, land was
verbrand en met een metershooge aschlaag
bedekt. Alle in de haven liggende vaartui
gen stonden in lichter laaie. De equipages
waren reeds lang door de gaswolk ver
koold. Men vond later vele lijken, die geen
brandwonden vertoonden; deze menschen
waren aan gasvergiftiging gestorven.
Slechts twee ooggetuigen hebben uit de
verte zich deze catastrophe zien voltrek
ken. De eene was de Fransche astronoom
Arnoux, de andere was de kapitein van een
schip, dat de haven al verlaten had.
Arnoux schrijft in een brief: „De wolk
bedekte in enkele seconden de heele streek.
De dampen waren sterk .violet getint; ec
de dame alleen gehinderd zou hebben, doch
dat laten we daar.
Op 8 Mei, des ochtends om 8 uur zou het
vonnis worden voltrokken. De autoriteiten
stelden achteraf vast, dat het op den ge
noemden datum Hemelvaartsdag zou zijn
en het geeft geen pas tijdens zulk' een ge
wijd „etmaal" een „nigger" terecht te stel
len. Het heugelijke feit werd derhalve vier-
en-twintig uur verschoven.
Twee dagen na de rechtszitting, in den
nacht van 4 op 5 Mei, vormde zich eens
klaps een nieuwe krater, die ontzaglijke
lava-massa's uitstootte. Over een breedte
van 800 meter stortte zich de stroom met
de snelheid van een exprestrein op het
meer, dat reeds na honderdzestig seconden
bereikt was. Dorpen en factorijen lagen lut
tele momenten na de uitbarsting in de
asch. Een suikerfabriek, waarin twee hon
derd arbeiders verbleven, werd wegge
vaagd; over bleven puin en tweehonderd
lijken.
Te St. Pierre waar niets aan de hand
was geraakte men toch in een paniek
stemming. Wanneer de alles meesleepende
lava-stortvloed de richting dezer stad was
ingeslagen, dan zou ze voor minstens een
kwart verwoest zijn geworden. Nogmaals
werd een expeditie naar de top van de
Mont-Pelée afgevaardigd; de leden hiervan
verklaarden hetzij uit overtuiging, hetzij
om de bevolking gerust te stellen dat
de lava nu een uitweg had gevonden er;
dat er geen reden tot angst bestond. Deze
verklaring werd in de avondbladen van
7 Mei afgedrukt.
Den anderen ochtend om acht uur waren
de meer dan 30.000 inwoners van St. Pierre
allen op één na gestorven.
Zooals gezegd, was het Hemelvaartsdag
en daar er onmiddellijk na zonsondergang
een frissche zeewind woei, begaf de bevol
king zich in massa naar-de hoofdstraten en
pleinen om den Hemel voor de redding te
danken. Het moet een rustige, warme bijna
dorpsche morgen zijn geweest. De bries was
zacht en koel.
Om kwart voor acht werd de helderheit,
van de zon opeens door een bliksemschicht
overstraalt. Het lichtte op tamelijk grooten
afstand van St. Pierre. Nog voor het ge
luid van den donderslag de stad bereikte,
was haar lot beslist.
scheen een ongelooflijke kracht achter te
zitten. Augstwekkende ontladingen van
electrische energieën doorflitsten de violette
muur, het geraas was zoo ontzettend, dat
ik langen tijd achtereen doof bleef. Van SL
Pierre was niets meer te bekennen. De gas
wolk bedekte het zoo volkomen, dat ik da
delijk wist: „Hier is geen mensch meer in
leven". Ik brak in een luid snikken uit,
want ik wist, dat ik de mijnen nooit terug
zou zien. Plotseling verduisterde ook de.
zon. Alles werd zwart. Steenen ploften neer.
Boven de stad verscheen een laaiende vuur
zuil van tenminste 400 meter hoogte. Dat
duurde enkele minuten, daarop regende het
vette, kleverige modder en naderhand heet
water".
Arnoux bevond zich op een berg in de
buurt van de Mont Pelée.
De bovengenoemde kapitein was de
eenige opvarende van het betreffende schip,
die het er levend afbracht. De bemanning j
verbrandde aan boord, en wat niet door I
vuur werd verteerd, sprong over de re»- I
ling en verdronk in het kokende water. D»
gezagvoerder werd met brandwonden over*
dekt, maar ontkwam. „Toen ik met brand-,
wonden overdekt, den haven verliet, rond
drijvend in de duisternis, zag ik bij heE
flikkerende schijnsel der explosies lionder-
den gillende en brandende menschen, die
zich in een kokende zee stortten".
Pas dagen later waagde men zich in de
nabijheid der stad. Gewapend met chloor-
kalizakken tegen de pest trok men langs
de lijken.
Op den vijfden dag der vreeselijke onder-
zoekingstocht hoorde men een dierlijk ge
bruldat ergens uit een put kwam. Men
haalde het huilende wezen omhoog.
Het was de halfbloed Louis Cyparis, de
zelfde die op Hemelvaartsdag een kwartiee
na de catastrophe had moeten worden te-
rechtgesteld. Was zijn executie niet een et- j
maal verschoven, dan zou lnj om zeven
uur vijf-en-veertig al op het .terrein zijn
geweest, dat voor zulke dingen wordt ge-
bruikt, en hij zou hetzelfde lot hebben on- i
dergaan, dat thans alleen zijn bewakers
had weggevaagd.
De eenige, die volgens menschelijke wei- j
ten had moeten sterven, ontkwam; welis*
waar was hij waanzinnig...,*