de nieuwe
grootere krachtsontwikkeling
van den motor
besparing in olie- en benzine
verbruik.
3 ZATERDAG 22 JUL11933
TWEEDE BLAD PAG.
GESCHIEDENIS ACHTER DE GESCHIEDENIS
Het Amerikaansche volk in de spiegel
der literatuur
HET ALGEMEEN BANKROET IN DE
V.S. IS VOORKOMEN
Het onuitroeibaar optimisme van het
Amerikaansche volk is weer aan
het opbloeien
Uit de buitenlandsche nieuwsberichten
kan men tamelijk wel nagaan, wat er zoo
al officieel in Amerika gebeurt. Men leest
in de Nederlandsche couranten van
bankcrisis, van de dictatoriale macht
leend aan den president, van het rijzen der
beursprijzcn, van een wederopleving van
zaken, van het verlaten van den goud
standaard, van de economische conferentie
te Londen en de daaraan voorafgaande be
zoeken der Europeesche staatslieden aan
'Amerika, enz. Van alle uitwendige en ge
ruchtmakende gebeurtenissen wordt men
volledig op de hoogte gehouden.
Doch er is een geschiedenis achter de
geschiedenis. Die speelt zich af in de in
tieme vertrekken van huis en school, kerk
en kantoor, in de winkels en magazijnen,
op de straten en markten. En van die ge
schiedenis melden de couranten niets, en
de tijdschriften weinig. Van die geschiede
nis kan slechts een beeld geschetst worden
door den literator, door den dichter en den
romanschrijver, door den dramaturg en den
novellist, en tot op zekere hoogte door den
litenairen historicus.
Zoo pas las ik
Edna Ferbers So Big,
in het Hollandsch vertaald onder den titel:
Moeders jongen. Dit boek geeft een beeld
van de Hollandsche groenteboeren buiten
Chicago van een kwarteeuw geleden!
De schilderij is meer grotesk dan realis
tisch, zooals het vaak gaat in romans, de
schrijfster koos exceptioneele figuren. De
edele schoolmatres, die den plompen boer
huwt; de misverstane boerenzoon, die in
Parijs beeldhouwer wordt; de goedige
spruit der schooljuf, die liever rijk wordt
door het verkoopen van effecten dan een
nieuwe architectuur te scheppen; de han
dige spekslager die mijlionair wordt; zijn
duffe schoonzoon; zijn knappe kleindoch
ter, die niet tevreden is met haar rijken,
doch zielloozen echtgenoot, en daarom be
proeft den half-artistieken bankier in haar
net te vangen; ze zijn allen tooneelhelden,
waarnaar men in het alledaagsche leven
vergeefs zoekt.
Edna Ferber is ontegenzeggelijk knap m
het beschrijven, knap zelfs in de psycholo
gische analyse, knap ook in de conceptie
en constructie van haar roman; doch er is
iets fantastisch en zwoels in haar boek,
iets van de schouwburg en bioscoop-atmos
feer. En daarom is er geen diepte, geen
echte menschelijkheid in haar figuren. De
best-geslaagde is de schooljuf, en zelfs deze
is een onmogelijke combinatie van artist,
boerenvrouw, zakentalent, hervormer! Bo
yendien is de heldin geen Hollandsche van
afkomst. Ze komt uit het Puriteinsche
Nieuw-Engeland, waarvan ze niets meege
bracht heeft dan haar „pioniersgeloof' en
haar nobel karakter. De Hollanders zelt
zijn een beklagenswaardig stel, cultureel
zonder eenige ambitie, religieus versteend
in den strijd om het bestaan. Er is geen
sterveling onder hen, die eenig begrip heeft
van den rijken historischen achtergrond
der landverhuizers, of die iets begrijpt van
het stoere geloof der vaderen, waardoor ze
in de bangste omstandigheden en in den
zwaarsten ^strijd meer dan overwinnaars
bleken. En onder de Amerikanen zijn het
slechts de artisten, die van edele gevoelens
blaken; de rest zijn dollar-en-pret-j&gers.
De middenstand en 't orthodoxe geloof, daar
heeft de schrijfster weinig begrip van.
Een trouwe weergave van de Hollandsche
Immigranten vindt men in de geschriften
van Arnold Mulder. Hij is afkomstig uit
den kring der eenvoudige Gereformeerden
en tracht het conflict te schilderen tus-
schen het oude geloof en de nieuwe cul
tuur. Het oude geloof wordt steeds ge
schetst als iets, dat niet geschikt is voor
den modernen.mensch of voor het Ameri
kaansche moderne leven. Doch zijn bezit*
ters warden niet voorgesteld als materia
listen. Het zijn naïeve zielen, die een zekere
mate van geluk smaken op den trap hun
ner lage ontwikkeling, doch wier kinderen
het oude geloof afschudden, zoo spoedig
hun horizon zich verruimt. Het lijkt wel, of
al wie vatbaar is voor ontwikkeling, zich
vroeger of later een vreemdeling moet gaan
gevoelen in de Calvinistische gedachten-
sfeer. Vooral de kunstenaar kan het er nlel
in' uithouden.
Ook hier wordt de oprechte lezer der?
halve teleurgesteld. Hij zoekt naair een por
tret van z'n omgeving, een portret van den
strijd en de overwinning van den 'idealis-
tisch-gezindcn Calvinist, die in een echte
synthese van het oude geloof en de nieuwe
cultuur vrede en blijdschap vindt en de
geestdriftige vierde generatie onweerstaan
baar meesleept door z'n persoonlijkheid en
z'n arbeid. Doch hij vond telkens weer een
verslagene, een rustelooze geest, die alleen
zijn weg door het leven baant, en meent,
dat ieder oprechte gelukzoeker tenslotte .va
ren zal, zooals hij gevaren is.
Hetzelfde „defaitisme" komt u tegen in
de werken van Rölvaag,
die de Amerikanisatie schetst van de Scan
dinavische stammen in de westelijke sta
ten. Zou de schrijver misschien te leer ge
gaan zijn bij den gewezen Amerikaanschen
tramconducteur Knut Hamsun? Zijn
„Growth of the Soil" en Rölvaags „Giants
of the Earth" hebben veel van elkander
weg. Alleen, er is meer moed, physieke moed
in de Amerikaansche kolonisten. Is het het
nieuwe van den bodem, de uitgestrektheid
van het landschap, het afgesneden zijn van
het moederland, het verweg zijn van den
oceaan, of de onverbrolten stilte van de
onbetreden prairie, die de figuren van Röl-
vaag worstelaars van reusachtige afmeting
maakt, en die van Hamsun tobbers, wier
overwinning zelfs ons medelijden opwekt?
Doch beide schrijvers doen ons niets aan
schouwen van het heroïeke in het oude
Reformatiegeloof.
Men vraagt zich verbaasd af, of de religie
van Luther dan niets heeft nagelaten in de
ziel van zijn geestelijke nazaten. En arg
waan vult onze ziel, of het misschien het
uitsluitend soteriologisch karakter van het
Lutheranisme is, dat verantwoordelijk moet
gehouden worden voor den bekrompen ho
rizon dezer Luthersche boeren? Men mist
in de religie zelfs den diepen toon van het
schuldbesef en van het Godsvertrouwen.
Men is geneigd soms te wanhopen, of er
wel een vonkje echte godsvrucht in de fi
guren dezer boeken is overgebleven. Oi
ligt het aan den wereldschen blik en het
wereldsche hart der auteurs zelf?
Wat komt er van den mensch? Losge
scheurd van het verleden, slachtoffer van
den strijd om het bestaan, zonder onder
wijs in de eenvoudigste elementen van het
geestelijk en het natuurlijk leven, kan men
iels anders van hem verwachten, dan dat
hij terugkeert tot het pessimisme en fata
lisme van zijn heidensche voorvaderen?
En opvoeding zonder ware religie? Ze
leidt tot hetzelfde paganisme. De philoso
phic van den modernen mensch heeft niets
zonnigs. Dat oneindige gerepeteer van lij
nen; die bonte juxtapositie van primaire
en secundaire kleuren; die gewild-fantastl-
sche drama's op den voorgrond en die
schaduwachtige en vage verschieten; die
bonte afwisseling, die men aanduidt met
de onbestemde termen van rhytme en re-
lief, ze bekoort ons voor het oogenblik,
doch ze laat ons leeg en onbevredigd, ho
peloos en verlaten.
De na-oorlogsche literatuur in Amerika
is over 't algemeen
en het naïeve orthodoxisme, dat hier
heerscht heeft tot een kwart eeuw geleden.
John Truslow Adams, die een serie in
tense geschiedenisboeken geschreven heeft,
noemt de laatste vijf en twintig jaar „de
opmarsch der democratie" met democatri
bedoelt hij het geloof in persoonlijkheide
magnetisme, agressie, zelf-ontwikkeling:
schoolonderwijs, dat ten doel heeft de tech
nische, de practische en de aesthetische zij
de van het leven te verheerlijken en da:
den dood gezworen heeft aan het onopge
smukte, het kinderlijke, het openhartige,
het eerlijke, het echt-wonderbaarlijke, het-
diep-zedelijke en liet historisch-religieuse
Met een wilden ruk heeft de Europeesche
oorlog ons in den maalstroom van de mo
derne cultuur geworpen. De torens van Ba-
bel zijn verrezen: niet alleen reusachtige
wolkenkrabbers met kerken ui hun inge
wanden, maar meer-dan-kolossale univer
siteiten, middelbare scholen, technische
scholen, laboratoria, conservatoria, acade
mies voor beeldende kunsten en verder:
fabrieken, warenhuizen, banken! De op
marsch der democratie! De evolutie van
den demos, van den god van den derden
stand, die als een herboren leviathan on
der zijn meedoogenlooze voeten vertrapt en
vergruist alle historische waarden, den
godsdienst der vaderen, de betrouwbaarheid
van den man, de kuischheid der vrouw, al
wat goed en waarachtig en schoon is; en
daarvoor in de plaats stelt de cultuur, de
zoogenaamde cultuur van het heden
Niemand heeft dezen omkeer in het Ame
rikaansche denken beter geregistreerd dan
zijn eerste boek, „Mainstreet", de naam van
de winkelstraat in elk Amerikaansch stadje,
is het symbool geworden van al wat plai-
vloersch, conventioneel, gemeenplaats is,
dat is van het koloniale leven. „Mainstreet"
is de heftige veroordeeling van het Ameri
kaansche Calvinisme, of liever Puritanis-
Het is het vlammend protest' der jon
geren tegen een doode orthodoxie en een
doode cultuur. In „Babbitt" wordt de
..nieuwe mensch" afgebeeld. Hij is een „go-
getter", een die grijpt, wat hij grijpen kan,
en die zich om God noch Zijn gebod bekom
mert In Arrow smith vindt men den
technisch volmaakten dokter, die zijn ziel
aan Mammon verpand heeft. In „Elmer
Gantry" ontmoet men een type van den
huichelachtigen stadspredikant. Dit werk is
zóó unfair, dat het een storm van veront
waardiging deed opgaan, dien de schrijver
ontdook door op tijd naar Europa te ver
trekken. In „Dodsworth" beeldt hij af den
Amerikaanschen geldman, die het oude we
relddeel rondreist en door zijn Jan Adam
Kegge-airs een valschen indruk nalaat van
zijn vaderland.
Alleen in „Ann Vickers" schijnt Lewis wat
minder cynisch en meer idealistisch. We
hebben alleen het begin gelezen, waarin hij
zegt, dat zijn heldin nooit haar vaders be
ginselen opgaf: soberheid, eerlijk werk, zijn
schulden betalen, getrouwheid in liefde en
Vriendschap, verachting van onverdiende be
looningen, m.a.w. de oud-Puriteinsche deug-
Na de naturalistische uitbarstingen van
Lewis, Dreiser, Anderson en anderen is er
een sdhool opgestaan, die zich siert met den
aam van
de „Nieuwe Humanisten"
Er is nog niets grootsch en belangwek
kends door deze school tot stand gebracht,
doch het is een troost te weten, dat er naast
de neerdrukkende werken van een genera
tie, die nu eens in geweldigen durf alle ver
houdingen en waarden omkeert, en dan
weer, na de koorts van den kubistischen
bluf, bij de pakken gaat neerzitten, een
streven is ontstaan, dat de natie tracht op
te beuren en te inspireeren tot wat goed en
waar en schoon is. De tijd van de „regen
boog-jagers" behoort nog niet gansoh tot het
verleden. Doch de depressie heeft meer so
berheid, meer matiging, meer verlangen aaar
recht en gerechtigheid in de wereld ge
bracht.
Na het energieke ingrijpen van Roosevelt
is er ook meer hoop en vertrouwen ge
komen. Er was een geest van sombere on
verschilligheid in het land gedurende den
afgeloopen winter. Men gevoelde, dat 't op
een einde liep. Het algemeen bankroet is
voorkomen door het krachtig optreden der
nieuwe regeering.
Niemand meent, dat nu plotseling alles
weer in orde zal komen. Men weet, dat voor
alle hervorming tijd noodig is en men beseft,
dat men weer aan den arbeid zal moeten.
De speculatiekoorts heeft onder het gewone
volk uitgewoed. En de publieke opinie zal
de regeering rugsteunen in haar pogingen
om het land te verlossen uit de klauwen
van de groot-bankiers, en om handel, in
dustrie en landbouw zóó te regelen, dat er
een fatsoenlijk stuk brood overschiet voor
iedereen.
Niemand wane echter, dat de sociale el
lende in Amerika niet aangrijpend is, of dat
spoedig de kans voor den ondernemings
geest terug zal keeren. Het staat er in de
Vereenigde Staten niet best bij. Vooral Mi
chigan met zijn automobielindustrie, heeft
een knak gekregen en staat in de rij der
staten op de laagste sport. Grand Rapids
met zijn meubelfabrieken beeft bovendien
met de concurrentie van Chicago en van de
zuidelijke staten te worstelen, vaar de loo-
lager zijn en het hout goedkooper.-In
onze stad wordt 20 pet. der bevolking door
de regeering geholpen, en dat in den zomer.
Twee der grootste banken hier zijn slechts
voor 5 pet geopend. Verschillende fabrie
ken en winkels zijn bankroet gegaan. Doch
de algemeene herleving in het Oosten i
Westen doet onzen staat en onze stad hopi
op een betere toekomst.
Twee dingen zijn zeker merkwaardig in
do huidige crisis. Het eerste is de algemeene
opinie, dat de arme moet geholpen v
den. Men hoort dan ook weinig van so
lisme en communisme en van relletjes
opstootjes. Soms verneemt men uit 't volk
stemmen, dat er t e veel gedaan wordt vooi
de werkloozen. Hoe dit zij. al is er veel ellen
de en al lijdt de geest van zelfrespect door
die ellende zoowel als door het hulpbetoon,
het stemt tot dank, dat er zooveel gedaan
wordt. En wat nog merkwaardiger is: het
onuitroeibaar optimisme, dat waarschijnlijk
samenhangt met de jeugd der Amerikaan
sche natie, en met haar democratischen
geest, dit optimisme, dat gedurende den
winter zoek was of veranderd tot wanhoop,
is opnieuw aan het opbloeien. Men hoort
den nieuwen toon op elk terrein. Er is weer
vertrouwen en hoop. En dit stemt ook den
Christen tot dank.
Jammer, dat er
De orthodoxe krachten blijven wel con
stant, doch er is geen algemeene opwaking.
Op de laatste Presbyteriaansche synode was
het 700 tegen 200, en ofschoon deze 700 met
den mond belijden vast te houden aan de
historische waarheden, metterdaad kiezen
ze de zijde van het modernisme. Dit gebrek
aan oprechtheid is bedroevend. Het is
bewijs, dat de stoffelijke tegenspoed de
Kerk nog niet gelouterd heeft
Doch, als men ziet op het taaie verw(
van de Calvinisten, zooals het zich uit
„Christianity Today", het orgaan van het
onafhankelijk Presbyteriaansch seminarie
te Philadelphia, dan schept men weer moed
Er is nog trouw aan het beginsel! Er is nog
een kern van mannen, die van geen mar-
chandeeren weten wil. En daarom is er geen
kans op een herleving van de oud-nationale
Puriteinsche gedachte op religieus en ethisch
gebied.
En d i t Puritanisme zal geen ontkenning
inhouden van het cosmologisch karakter
van het Christendom. Daar staan ons de
namen van J. Gresham Machen, C. var
en R. B. Kuiper borg voor. Geen winst en
toch winst! De algemeene zedelijke stan
daard zal rijzen, zoolang er een kern is, die
van geen wankelen weet
H. J. VAN ANDEL.
Grand Rapids, Mich., Juni 1933.
Mobiloil
is de nieuwe Mobiloil, die daardoor
weer een stap is genaderd tot het
„ideale smeermiddel".
Een zorgvuldige selectie van de ruwe
aardoliën en nieuwe raffinagemethoden
geven haar
buitengewoon smeervermogen
groote chemische stabiliteit
grooten weerstand tegen warmte-
invloeden en
behoud van kleur en viscositeit.
Zij beantwoordt ruimschoots aan de
steeds hoogere eischen, die de moderne
automobieltechniek stelt en verzekert
U bovendien
Smeert daarom steeds met
In elke goede garage, in de bekende verzegelde
verpakkingen en 'onder dezelfde benamingen.