aj&&«s?. ,.*C *i-»;
Eenige leden van de Christelijke Letterkundige kringen Delft en
Den Haag, vereenigd op een week-end, gehouden aan de Maasdijk,
De aanwezige auteurs op het week-end van de Christelijke Letterkundige
kringen Delft en Den Haag. 1e rij v. I. n. r.Jan letswaart, Rie van Rossum,
Jilles Limburg. 2e rij v. I. n. r.: Muus Jacobse en P. J. Risseeuw.
VAN BONTE DINGEN
door
G. K. A. Nonhebei
Apotheker te Middelburg
Een en ander over
potten en pannen
en zeep
I.
Men zegt wel eens, dat aardappelen in een
ijzeren pot gekookt lekkerder smaken. Ik geloof
niet, dat de ijzeren pot hiervan de oorzaak is,
maar wel het feit, dat ze er beter in „drogen",
mocht hij in het kamp eerst vinden, ze wilde hem
verrassen.
Het ongewone geaoe in huis had de kleine meid
al vroeg uit haar slaap gewekt. Dit was de eerste
keer in de zes jaar, dat zij gehuwu waren, dat Lij
er alleen op uit ging. Het besluit om er aan te
beginnen was moediger genomen dan dat er nu
moed bleek te zijn, nu het oogenblik van scheiden
aanbrak.
De kleine meid voelde, dat er iets ging gebeuren
met vader en hield hem steviger vast. Het kopje
thee smaakte niet als anders, het brood bleef hem
in de keel hokken. Stil keken ze alkaar aan, tot
dat Willemse de stilte verbrak en zei: Moeder,
laat ons toch vasthouden. U zal niets ontbreken.
Nu gaat het waar worden in ons leven of wij
gelooven, dat God ons leidt. Dat zeiden wij tegen
elkaar toen wij zouden trouwen; toen Hij ons een
meisje schonk; toen na elke zorg Hij ons haar
teruggaf, als wij dachten haar te moeten missen.
Dat zeiden wij ook als wij iets nieuws aanschaften
van overgespaard geld. Weet je nog, dat ik thuis
kwam en over geruchten sprak van ontslag op de
werf, toen zeiden we het ook, maar toen hadden
wij nog alles. Toen riep de fabrieksfluit mij niet
meer en sloot de poort zich en ging ik de einde-
looze straten af, zoekend om werk. Onze wegen
leidden door de diepte en toen leerden wij het
weder zeggen.
Even werd het stil in huis. Juffrouw Willemse
nam haar kleintje in de armen en stak het haar
toe. Kom, geef vader een pakkert, want hij
moet weg.
Man, zei ze, wij weten waar onze kracht ligt.
Velen van je lotgenooten vloeken dit oogenblik,
laat ons dit niet doen.
Met mijn God spring ik over een muur, heeft
David gezegd en dat zei hij in een moeilijke ure
zijns levens. Rondom ons is het duister. In do
wereld der werkloozen is veel verdriet. In ons
huisgezinnetje zijn zorgen. Wij zijn het begonnen
met: „De Hecre is mijn Herder", laat ons niet
vergeten, dat daar op volgt: „Mij zal niets ont
broken", kwam nu weder over zijn lippen.
Dat is waar voor jou thuis, en vcor mij ginds.
Zij hadden elkaar gesterkt en namen afscheid.
De stad sliep nog. Eenzaam en verlaten waren
haar straten. Willemse hoorde voetstap na voet
stap zich naklinken. Hij was op weg naar een voor
hem nieuwe wereld.
Bij het station ontmoette hij de anderen. De
stemming was velerlei. Er waren er meer zooals
hij, die een rustig plekje in de spoorwegcoupé op
zochten. Af en toe kwam de zon achter de wolken
vandaan en voerde krijg met de grijze luchten.
Het was alsof zij deernis met deze reizigers had
en hen licht en vriendelijkheid wilde mededeelen.
212
wat wel bewezen wordt door de omstandigheid,
dat er van onder uit de pot vaak aardappelen
voor den dag komen, die een bruinig korstje ver-
toonen. Wil men aardappelen en rijst goed droog
op tafel krijgen, zoo kookt men ze het best in een
dubbele pan. De onderste pan bevat het water, dat
men, op welk vuur men wil, laat koken, terwijl
de daarin juist passende bovenste pan is voorzien
van kleine gaatjes of sleuven om den stoom door
te laten. Als de aardappelen (dit geldt ook voor
de rijst) door den stoom zijn gaar gekookt, bevat
ten ze natuurlijk nog te veel water. Men ligt nu
even de bovenste pan uit de onderste en vervangt
die door een derde pan, die ook weer juist op de
onderste past. Brengt men nu de aardappelen of
rijst in de derde pan, die geen gaatjes of sleuven
bevat, dan zal de stoom alleen maar verwarmen
en niet vochtig maken en is alles na korten tijd
droog. Het spreekt van zelf, dat men de rijst daar
bij even moet roeren, anders kleeft ze geheel
aaneen.
En nu hoor ik al in mijn verbeelding, dat vele
huisvrouwen verontwaardigd zullen zeggen: „Zoo
iets dwaas heb ik van mijn leven nog niet ge
hoord". Met twee pannen koken z.g. „au bain
mari", wat de apothekers al drie eeuwen lang
hebben gedaan, dat is er, nadat de dames 25 jaar
noodig hadden om zich aan zoo iets geks te wen
nen, eindelijk ingegaan, waartoe dan ook de fac
toren: niet kunnen overkoken, niet aanbranden
(men zegt hier „aanzitten"), en vooral ook het
niet zwart worden der pannen door het roet, flink
moesten meehelpen. Maar... aardappelen koken
metdrie pannen, daar is niet over heen te ko
men en dat is dan ook zotternij.
Toch is het zoo. Apothekers hebben meer ge
kookt en hebben het recht een woordje mee te
spreken, zonder voor keukenpiet te worden ge
houden.
In den vluchtelingentijd kreeg ik eens inkwar
tiering van een musicalen Belg. Hij was in huis
geweest bij een werkman P. en vond het heerlijk
om eens muziek bij ons te maken. Toen ik hem
vroeg om de aardappelen even aan te reiken, zei
hij: „Dat spreekt u niet goed uit, als ik dat zeg
gen mag."
Ik zei daarop: „Hoe moet het dan? Een mensch
is nooit te oud om te leeren."
„Het moet zijn: errepuls, want P. zei dat altijd."
Aangezien het onderhoud dier ijzeren potten nog
al werkzaam was, werd dan ook in de huishou
ding met vreugde een -toenmalige uitvinding be
groet nl. om ijzeren vaatwerk met een vuurvast
glazuur te bedekken, dat tegelijk het ijzer be
schermde en geen scheikundigen invloed op de
spijzen kon uitoefenen.
Dat glazuur bevatte echter loodverbindingen.
Zoolang het z.g. branden nu maar bij voldoende
hoogo temperatuur geschiedde, werd al het lood
omgezet in onoplosbaar loodsilicaat. Maar
hooge temperaturen beteekenen: veel kolen, is dus
duur. Waar nu bij deze fabrikatie óók nog bleek,
dat het glazuur des te gemakkelijker over het
ijzer uitvloeide, naarmate er meer looddeelen in
aanwezig waren, lag het voor de hand, dat de
sanitaire Overheid, die door het aanleggen van
waterleidingen haar kindertjes trachtte te behoe
den voor de gevaren van lood houdend drinkwa
ter, er op uit was, om eens na te gaan, of vooral
de zure spijzen (karnemelkpap b.v.) in staat wa
ren lood uit dit glazuur op te lossen.
Vele soorten pannen bleken lood af te geven.
En instede dat het publiek vergiftigd werd door
het drinken (van loodhoudend water) geschiedde
dit nu door het eten.
Dit gevaar is echter vooral door het optreden
der Keuringsdiensten bezworen, te meer nu andere
wegen worden gevolgd (tin en cobalt) om abso
luut onschadelijk geëmailleerd in den handel te
brengen.
Het spijt me nu echter zeer, hooggeschatte huis
vrouwen, dat ik u met het oog op het gebruik
dezer pannen, een tikje op de vingers moet geven.
Aangezien ik daarvoor meer plaatsruimte noodig
heb als het Zondagsblad voor mij beschikbaar
heeft, is u dus ruimschoots de gelegenheid ge
schonken u op die berisping een beetje voor te
bereiden.
Een geheimzinnige sage
Aan Hameln ,de zeer oude Duitsche Hanzestad
aan de Weser, danken wij een der meest trefffen-
dc en tragische sagen, die ons uit de Middel
eeuwen zijn ovci'geleverd: die van de Hamelnsche
Rattenvanger. Niet alleen 't volk, dat deze sage
heeft overgeleverd heeft deze sage geboeid vele
kunstenaars schilders, dichters en componisten
zijn eveneens door deze sage gegrepen gewor
den, en hebben haar elk op hun wijze naverteld.
Het is wel de moeite waard, haar in ons geheu
gen terug te roepen.
Langen tijd werden de inwoners van Hameln ge
dupeerd door een -attenplaag, als nog nimmer
elders was voorgekomen. In kelders, woonkamers,
in kisten en kasten, in bedden en achter gordijnen
tierde het ongedierte, niets was voor ze veilig.
De vroede vaderen hadden al vaak vergaderd, over
de ramp georeerd en verscheiden middelen toege
past, doch niets had mog enhelpen. De burgers
werden ten slotte in hooge mate ontevreden on
brachten de stedelijke regeering door hun dreige
menten leelijk in het nauw. Op een goeden dag
echter komt een vreemde ,in een bont jagercos-
tuum gekleede man de raadzaal binnen en be
weert, de stad van het ongedierte te kunnen ver
lossen. Hij bedingt cijn loon, en krijgt de op
dracht. Terstond gaat hij naar buiten, haalt een
fluit uit zijn zak, en begint er zoo wonderlijk op
te spelen, dat van alle kanten de ratten komen
toeloopen. Weldra zijn alle ratten uit Hameln
acher hem, en al fluitende brengt hij de ratten
buiten de stad tot aan de Weser, waarin ze, be
dwelmd door de lokkende •fluittonen alle ver-
'Aan de Paardcmarkt,
drinken. Hameln was van haar rattenplaag ver
lost!!
De rattenvanger komt nu om zijn loon. Maar de
Hamelnaars, nu ze eenmaal van hun plaag ver
lost zijn, krijgen spijt van hun belofte ,en weigeren
hem de overeengekomen som uit te betalen. Als
hij aandringt, worden de gierige stedelingen nog
boos op den koop toe en dreigen hem, als toovc-
naar terecht te stellen, wanneer hij niet maakt
idat hij wegkomt.
De rattenvanger géét. Enkele dagen later is hij
echter weer terug. In het midden van de stad ge
komen haalt hij opnieuw zijn fluit uit de zak en
speelt een lokkende melodie, die nu geen dieren,
maarde kinderen geldt. Ze worden er als door
betooverd. Van alle kanten komen ze toegestroomd
en nu gaat de rattenvanger, al fluitend de stra
ten door, de stadspoort door, de velden door, al
verder en verder. En de kinderen, in de ban zijner
muziek, volgen hem blindelings tot ver in de ber
gen. Daar opent een hooge rots zich voor den
speelman, al fluitende schrijdt hij de donkere ope
ning in, de kinderen volgen hem als 't ach
terste kind is binnengegaan, sluit de rots zich
weer. De Hamelnsche kinderen zijn voor goed
verloren in het duistere rijk van den rattenvanger,
en nimmer ruggezien.
Slechts twee achtergebleven kinderen keeren te
rug om aan de ontzette ouders de wraak van den
rattenvanger te melden
In hoeverre berust deze overlevering op feiten,
en in hoeverre is zij sage?
De oude Hamelnaars hebben haar zonder meer
Munster en stoomboot-aanlegplaats.
geloofd, en in tal van oude kronieken is de histo
rie opgeteekend. Het zouden 130 kinderen geweest
zijn, die 26 Juni 1284 gezamenlijk door een „pijper"
werd oatvoerd. Toch was er in 1378 reeds een
priester in de nabijgelegen stad Minden, die het
verhaal ronduit „oudewijvenpraat" noemde. Zijn
opinie werd echter verontwaardigd door Hameln
aars afgewezen. Het duurde nog bijna drie
eeuwen, maar toen verklaarde de stad Hameln (als
handelsstad waarsohijnlijijk bang voor haar repu
tatie) bij monde van den Doctor juris Sebastian
Spilcker, dat de geschiedt nis een fabel was.
Doch er bestaat geen sage zonder geschiedkun
dige grond. Er moet eens een groote kinderramp
hebben plaats gehad (hoe zouden de inwoners an
ders hun documenten hebben kunnen datecren
„annona unser Kinder Uthgang" (uittocht)?
omstreeks dien tijd. Het verhaal van de ratten
plaag en de ratten verdrijving is dan waarschijn
lijk franje, een romantiseerende toevoeging. Men
heeft, de ramp als een feit aanvaardend, verschil
lende oorzaken genoemd: ondergang tijdens een
kinderkruistocht, oorlog tusschen de steden Hameln
en Minden (waarbij een groot aantal jongelieden
om kwam), en ten slotte :een kinderepidimie. Het
laatste lijkt ons het waarschijnlijkst.
Op een (thans verloren gegaan) raam der Ha
melnsche Marktkerk stond de dood afgebeeld, die
een hëele schare vooi^ing in den dans. Iets uit
zonderlijks was deze voorstelling niet, want in de
Middeleeuwen werd de dood bijna steeds als dan
send voorgesteld met den ter dood gewijde. De
volksfantasie heeft deze afbeelding waarschijnlijk
met het haar eigen voorstellingsvermogen opge
sierd en uitgebreid tot de aangrijpende sage.
I Hoe het zij de genoemde, alle evenzeer moge-
Hoek Bdcker- en Altemarkstrasse.
lijke oorzaken, blijven veronderstellingen, en we
zullen geduldig moeter wachten tot de een of an
dere vondst ons een zekere en definitieve ophelde
ring verschaft omtrent de geschiedkundige kern
van „de Rattenvanger van Hameln".
Bonte Vragen
Beantwoord door G. K. A. Nonhebei,
Apotheker en Scheikundige te Mid
delburg.
Men richte zijn vragen rechtstreeks
aan het adres van den heer Nonhebei
en voege voor iedere vraag 0.20
aan postzegels bij.
Aan den Heer N. te L. U klaagt over veel puist
jes in het gezicht. U klaagt met recht, want het
is een vies gezicht, zoo'n gezicht. Ik moet u tot
mijn spijt verschillende remedies aanbevelen, daar
den een dit en den ander wat anders helpt. Het
gebruik van vet, varkensvleesch, worst, oude kaas
en prikkelende specerij enis te ontraden. Aanbe
velenswaard is echter bitterwater of Karlsbader-
zout, waardoor tweemaal per dag een dunne ont-
lasiag volgt.
De grootste infecie geschiedt door het scheren.
U snijdt ze daarbij door en de uittredende bacillen
zijn u hoogst dankbaar in een andere huidporie
een versche voedingsbodem te hebben gevonden.
Desinfecteer uw gezicht na het scheren met 1
salicylspiritus. U kunt ook 10 Calomelzalf ge
bruiken. dat u niet vet maar goed in de poriën
moet wrijven. Van iemand vernam ik, dat hij zijn
gezicht des avonds te voren goed met glycerine
inwrijft. Een ander heeft veel baat door het ge
bruiken van een eetlepel versche biergist, die u
uit een brouwerij moet betrekken. Een paar eet
lepels per dag. Een leerlinge, wier gezicht bepaald
daardoor gehavend was, zond ik naar een huid
arts. Door Acné-vaccine-behandeling kwam ze na
een maand terug, zoo blank als een lelie en nu na
drie jaar is het niet teruggekomen.
Aan Mej. N. G. te R. 1. U hebt veel hinder
van roos op het hoofd. Laat u bij den apotheker
bereiden een sal icy lzuurspi ritus zonder vet er in.
Druk een daarmede bevochtigd watje zoo goed
mogelijk op de hoofdhuid. Dit is nl. de hoofdwas-
sching tegen roos van Prof. Pekelharing. Het
knippen van het haar is u bij deze behandeling
niet van geinak.
2. U hebt ook hinder van tintelen en prikken
der handen met gevoel alsof de vingers dik en
stijf zijn.
Deze vraag is een zuiver medische, die buiten
bet terrein van mijn kennis valt. Ik geloof ook
niet, dat eenig medicus zonder het te zien en on-
'derzoeken van den patiënt, een diagnose zou kun
nen stellen. Ik zocht ook tevergeefs in mijn bron
nen. Vermoedelijk staat het hier in verband met
een minder juist functioneerende bloedsomloop of
is het een vorm van rheumatische aandoening
3. Uw man heeft last van transpireerende
Voeten.
Wasch de voeten met een 10 pCt. formalineop-
lossing in de apotheek te betrekken.
1 4. U wilde weten de titels van een paar goede
boeken op medisch gebied voor den leek? „Homoeo-
pathie in de Praktijk", van Dr. J. Voorhoeve. Hier
van bezit ik druk 5. Uw boekhandelaar zal uit
zich zelf wel de laatste druk leveren, anders
vraagt u het er bij.
Een heel goed werk is: „Wat gij (dat is de leek)
van ziekten moet weten." Het is een populaire
schets der Geneeskunde van Dr. F. A. Steensma,
De wraak van den kunstenaar.
Een rijke Parijsche dame had er haar zinnen op
gecet om door Doré geteekend te worden. De
vrouw in kwestie was even arrogant als dom;
even leelijk als ij del. Door haar rotsvast geloof in
eigen schoonheid en verstand was ze feitelijk een
onaangenaam, belachelijk iemand. Maarze
had geld in overvloed en Doré kon in die dagen
best een goed betaalde opdracht gebruiken.
Toch meende hij op het verzoek van de dame
niet te moeten ingaan.
„Ik ben geen portretschilder", zeide hij, „ik kan
alleen maar symbolieke figuren op papier zetten,
zooais mijn illustraties voor den Bijbel en voor
Don Quichotte. Als gij de moeite wilt nemen die
te bekijken mevrouw, zult ge mij volkomen gelijk
geven. Heusch, ge doet verstandiger naar een
schilder te gaan die zich speciaal op vrouwenpor
tretten toelegt".
De opdrachtgeefster wenschte echter van geen
weigering te hooren. Ze bleef aandringen en toen
Doré tenslotte een gepeperden prijs noemde, ver
klaarde zij zich aanstonds bereid dien te betalen.
De schilder, ten einde raad, gaf zich gewonnen.
„En wanneer moet ik poseeren?"
„O mevrouw, dat is overbodig, iemand als u
schildert men uit cijn geheugen".
Gevleid verliet het verbeelde leven het atelier
van den meester.
Reeds na enkele dagen zond Doré de bestelling
thuis, vergezeld van een kwitantie, die terstond
gehonoreerd werd. Vol verwachting ontdeed de op
drachtgeefster het werk van de papieren, die het
bedekten.
Zij zag een beeldschoone, slanke vrouw, met een
lief gezicht en een onberispelijk figuur. De teeke-
ning vertoonde niet de minste gelijkenis maar was
precies zoo, afs de vrouw ia kwestie zich zelf in
haar verbeelding zag.
Een en al verrukking bestudeerde zij den krab
bel nauwkeuriger en toen pas zag ze, dat de figuur
door een grooten spiegel werd weerkaatst.
Vóór den spiegel, dus op den voorferond, bleek
een kleine, onoogelijke gestalte te staan met een
arrogant, leelijk gezicht. En die figuur leek als
twee druppels water op de vrouw, die den kun
stenaar gedwongen had haar te teekenen.
Ten overvloede had Doré onder de teekening
gccet: madame X of de zelfoverschatting.
Jammer genoeg werd dit ondeugende maar bui
tengewoon geestige werk door de woedende bezit
ster in honderd stukjes gescheurd.
(Hbld.)
Rijkdom van geest alleen is de echte, waarachtige
rijkdom; al het andere heeft meer lasten dan wer
kelijk bezit.
Lucianus,
In de kleine wereld, waarin kinderen leven,
wordt niets zoo fijn opgemerkt en zoo fijn gevoeld,
als een onrechtvaardigheid.
Charles Dickens,
213