POOLSCHE INDRUKKEN*) BINNENLAND. Afwisseling van licht en schaduw Radio Nieuws. DE LAATSTE D ER TRIBUNEN ZATERDAG 1 JUL11933 VIERDE BLAD PAG. 1! (Van onzen Duitsohen correspondent.) La Pologne est un Etat slave, li- mité par la Baltique, les Carpathes et dont l'action se déploie de l'Oder au Dniepr. Mijn eerste kennismaking met het Pool sche volk was verre van aangenaam. We zaten met zijn drieën m een coupé van den D-trein, die ons naar Warschau moest trans porteeren. We lazen ter voorbereiding ijverig in onzen Baedeker, lieten ons ver tellen, dat de hoofdstad der Poolsche repu bliek ruim een millioen inwoners telt, een schat van kunstwerken bezit, trotsch is op haar St. Johannes-kathedraal en vele an dere katholieke kerken, waarvan men voor al de kerk van 't Heilige Kruis moet gaan bezichtigen. In onze verbeelding zagen we reeds de paleizen der Poolsche aristocraten uit den grond rijzen, het Saksische Slot, waar eenmaal de vorsten der Saksische dy nastie huisden en het slot Belvedère, waar thans de minister van oorlog zetelt. Om vooral van alles bijtijds op de hoogte te zijn, namen wij notitie van het pas gevormde kabinet en stelden ons in gedachten min of meer officieel voor aan den minister-president J endrzejewicz, den president M o- scicki en maakten vol eerbied een diepe buiging voor P i 1 so e d ski, die weliswaar slechts het ministerie voor militaire zaken onder zijn leiding heeft gehouden, maar in werkelijkheud de dictator is, die Polen regeert. Uit overmaat van ijver had ik een Me- toula-Sprachfüihrer meegenomen, die mij volgens de methode van ToussaintLangen- echeidt in staat zou stellen een paar woor den Poolsc'h te stamelen. Tot toenemende ergernis mijmer reisgenooten zeide ik te pas en te onpas: .JDobry wieczor!" Desgevraagd, gaf ik te kennen, dat men iemand hiermede in Warschau een goeden nacht toewensoht- Ik vervolgde: „Oczekuja mnie!" en legde uit dat men mij in Warschau verwachtte. Nau welijks had ik dat gedaan, of de coupédeur vloog open en een tweetal elegante pascontroleurs tikten met een vinger aan hun petje en commandeerden met Pruisischen dril: „Pass bontrollel" Ik greep gehoorzaam in mijn binnenzak en haalde het document te voor schijn. De jongste der bedde Poolsche con troleurs nam mij op van 't hoofd tot de voeten en snauwde mij toe: „Zigarre aus deun Mund!" Verbouwereerd voldeed ik aan "s mans verlangen, keek beduusd naar 't raampje en wees met mijn hand naar het opschrift: „Raucher". Hij wierp mij een vernietigenden blik toe en zeide meer dan venijnig: Ik liet mijn beschaamden blik glijden Over de sierlijke uniform van bleu d"hori zon en zocht in mijn woordenboekje naar de juiste uitdrukking. Ik stotterde: „Przo- praszam!" wat zooveel beteekent als „par don!", maar uit het leedvermaak mijner medereizigers moest ik afleiden, dat de ruiet bijster me noch el ij ke pascontróleur onze coupé reeds verlaten had. Toen ik een half uur later weer tot be zinning gekomen was, viel mij een uitdruk king te binnen, welke nauw samenhangt met Neu-Bentschen, (het plaatsje waar mij deze minder aangename verrassing ten deel viel. Een mijner Berlijnsche kennissen, die uit deze grensplaats geboortig is, pleegt soms te zeggen tegen menschen, die hem vervelen: „Bentsch doch nicht soviel!" Toen ik hem vroeg, wat hij hiermee bedoelde, gaf hij als vertaling: „Zit toch niet zoo op te scheppen!" Na een eindeloozen tocht door vervelen de vlakten en langs verwaarloosde huisjes bereikten we tegen bet invallen van den avond Warschau, wat voor de afwisseling tegenwoordig Warszawa genoemd worctt. Het weer droeg er weinig toe bij, om mijn toch al gedeprimeerde stemming op te kale fateren, want een stroomende regen maak te een wandeling volmaakt onmogelijk. Wij v Nieten het primitieve station hals Over kop en schommelden in een bakkie naar het ons aanbevolen hotel Europejski. Bet ligt vis-è-vis hotel Bristol en heeft een paar duizend moderne kamers, welke zelfs de gelegenheid tot baden bieden. Het enorme plein ervoor is vooralsnog onge plaveid gebleven en aohter een enorme ver vallen houten schutting ligt de ruïne van een Russische kathedraal 'die na de bevrijding van Rusland uit woe de werd neergeschoten. Deze ruïne dateert uit de dagen, toen van uit Petersburg het bevel werd gegeven heel Polen Russisch te maken en dus overal als een symbool van Russische overmacht orthodoxe krui sen en zwaar vergulde koepels opdoken. Nauwelijks was het Russische juk afge worpen, of de bevolking zong: „Nog is Po len niet verloren", ging in blinde woede de kathedraal te lijf en haalde het Russische bouwwerk tegen den grond. Deze doodsche ïriïne aohter een scheeve schutting schaadt het tooh al niet elegant aandoende War schau geweldig. Geen wonder, dat men in Duitschland vaak schouderophalend over een „Polnische Wirtschaft" hoort schelden. Omtrent het gouden koepelaak van deze vernielde kathedraal vertelde een Duitsche officier, die Polen beter kent dan ik, mij het volgende: „Het goud hiervoor, dat uit Rusland moest komen, had een langen weg en toen het edndelijk in Warschau arriveer de, was het versleten tot dun Mik. Men be weert, dat het goud onderweg is blijven kleven aan de lange vingers der tusschen- personen. Hoe dit zij, in het zonlicht straal den de koepels als degelijk goud. Toen da Duitschers tijdens den laatsten oorlog War schau bij stralend zomerweer binnen mar cheerden, lieten zij direct ladders rekwi- reeren. klauterden naar boven en wilden het goud naar beneden halen. Zij kwamen tot de pijnlijke ontdekking, dat ook en vooral in Polen lang niet alles goud is wat blinkt' Principieel ben ik er steeds op bedacht het verwijt van eenzijdigheid en kortzich tigheid te voorkomen en dus wandel ik "n paar dagien langs erken de beteekenis van een gesoigneerde Fransche keuken, vind het hoogst origi neel, wanneer elegant geuniformde officie ren elkaar niet twee vingers, de linkerhand in hun pantalon, salueeren, val niet ondersteboven, wanneer ik vrouwen uit het volk blootsvoets met zware lasten zie sjou wen en zoek mijn troost op een oud pleintje, een prachtstuk van Poolsche historie en tra ditie. Het is bijna vierkant met groote hob- beligie klinkers. In bet midden rijst een onbegrijpelijk monument uit den bodem, maar dat stoort mij niet, want ik werp den blik op drie rijen stoepen, welke als ter rassen werken en 't effect der gele en grijze huizen verhoogen. Zij gewagen van den vroegeren klassengeest. De eerste stoep, vlak voor de huizen, mocht alleen begaan worden door de bewoners. Op de tweede rij mochten ook passeerende voetgangers wandelen en de derde bleef gereserveerd voor de kooplie den, terwijl allen, ook de armsten, over de harde klinkers mochten loopen. Alleen de Joden hadden hier geen toegang, want zij mochten niet op de markt verschijnen! Dat is thans alles anders geworden, want de joden voelen zich nergens beter op him gemak dan in Warschau, Praag en Amsterdam Een vierde deel van de Warschauer bevol king is joodsch en een bezoek aan het ghetto alleen is reeds een reis naar de hoofd stad van Polen waard. In hun lange zwarte kaftan slenteren ze door de smalle stegen der dichtbevolkte jodenbuurt, waar tallooze vieze kinderen in het slijk wroeten, geitenvet in vorm houden en hun spits toe- men lokjes als kurketrekkers ,die ze met Rechts en links van hun malle petjes glim- loopend baardje flatteert niet bepaald. Maar daar trekken ze zich niets van aan. Ze staan overal druk te diskuteeren over de vra gen van den dag, doen hun negotie en kij ken verre van vriendelijk, als een niet-jood het waagt, hun terrein te betreden. In kleine grotten en keldertjes hebben ze hun zaak en van hieruit sleepen ze hun bagage mee door alle deelen van de rommelige stad. Wat hebben ze een haast en waar willen ze eigen lijk naar toe? Zij zijn en blijven het volk, dat van het eene land naar het andere ge jaagd wordt en nergens rust schijnt te vinden. Een jeugdig uitziende nietsdoender heeft mij in de gaten gekregen, trippelt aohter mij aan en fluistert in gebroken Engelsch, dat hij iets heel bijzonders voor mij heeft Ik laat hem mui-melen, geef geen antwoord, maar ik raak hem niet kwijt. Ten einde raad, begin ik Duitsch te praten, wat in het tegenwoordige Polen levensgevaarlijk is maar ook dat baat niet en dus vraag ik, wat hij nu eigenlijk wil? Drama stracen w Cytadeli warszowskiej!" Naar de citadel wil hij me brengen, waar de arme Polen gefolterd werden, toen Rus land in 1908 het land kwam teisteren. Ik ga op zijn voorstel in, ben en moet een wandeling van ruim een half uur ervoor over hebben. We gaan in een der verlaten buitenwijken over meerdere brug gen en komen langs veel strenge controle in de citadel, waar thans een deel van de militaire bezetting der stad woonachtig is. Men schijnt mijn gids te kennen want hij krijgt .nadat hij een document heeft onder teekend, een aantal zware sleutels, die ons toegang verleenen naar griezelige folterka mers, donkere cellen en een binnenplaats vlak achter de breede Weichsel. Hier werden honderden hooge officieren en gehoorzame Poolsche soldaten op weerzinwekkende wijze door de meedoogenlooze Russen mishandeld en vermoord. Men brengt mij naar de cel, waar ook Pilsoedski geruimen tijd heeft ge zeten. Zijn naam staat op den muur en op den grond ligt een verdorde krans. Hij weet uit harde ervaring, wat het wil zeggen, voor een land te vechten, dat verlo ren heette, maar opnieuw beproeft, zijn zelf standigheid onder de andere volken door te zetten! Warschau, 13 Juni. DE ..JOHAN MAURITS VAN NASSAU" NAAR DE WEST UIT DE HAVEN VAN NIEUWEDlEP VERTROKKEN. Uitgeleide gedaan door de stafmuziek dei- Kon. Marine, die liet „Wien Neerlands bloed" ten gehoore bracht en onder enorme belangstelling van de zijde van het publiek is het flottieljevaartuig „Johan Maurits van Nassauuit de haven van Nieiiwediep voor een reis naar Curacao vertrokken. Aan boord bevond zich o.m. de vlootpre- dikant Ds. J. H. Vaandrager, welke als geestelijk verzorger van het personeel de reis rnedemaakt De reis wordt gemaakt via Ponte Delgada en Trinidad. Tijdens het vertrek cirkelde een escadrille watervliegtuigen van het vliegkamp „de Mok" op Texel ten afscheid boven het schip. De „Johan Maurits van Nassau" is be stemd voor den dienst in West-Indië, waar door de „van Nes", welk schip bestemd is voor Oost-Indië, te zijner tijd zijn bestem ming kan opvolgen. JOURNALISTIEK JUBILEUM HAARLEMS DAGBLAD. Haarlems Dagblad zal op 11 Juli a.s. vijftig jaar bestaan. Ter gelegenheid hier van wordt door de directie op dien dag een receptie gehouden van 3 tot 5 uur namiddag in het gebouw van de courant. UIT TROPISCH NEDERLAND Opening zitting Volksraad. Rede G.G-. Partijdag C.S.P. Jubileum Rotterdamsche Lloyd. Financieele nota Onze correspondent te Batavia 6chrijft ons d.d. 29 Juni per luchtpost. De opening van den Volksraad bood dit jaar niet zulk een aardig schouwspel als anders, tenminste voor de buitenwacht. In plaats van de koets met de paarden, reed een open auto den G. G. van het paleis naar den Raad. Wel maakte ook een groep rui ters deel uit van den stoet, ook stond de regimentsmuziek (de stafmuziek is afge schaft wegens bezuiniging) in het Hertogs park opgesteld, en scheen de zon in vollen luister, maar de auto vervlakte toch wel het schilderachtige van vroeger jaren. Weer was er in de zaal en op de tribunes een keur van inlandsche kleederdrachten te bewonderen. Helaas begint ook hier het Westersche meer en meer te winnen: ver schillende inheemschen nemen het stijve zwart van jaquet of rok in de plaats van kleurige sarong en kort gesneden jasje, waarachter in den wrong van den sarong de kris steekt, die het. zitten in een stoel, op zijn Westersch, niet gemakkelijk maakt. Vooral de prachtige kleedij van het Balinee- sche lid den heer Soekawati, de man die met zijn danseressen in Europa is geweest, viel op tusschen het vele donker der gele- genheidskleeding van leden en hooge amb tenaren en andere autoriteiten, die wegens de beperkte ruimte der tribunes, steeds in het lagere gedeelte van de zaal in de gang paden een plaats moeten vinden. NARREN Het is van algemeene bekendheid welk een belangrijke rol de narren in de Middel eeuwen hebben gespeeld. Men vond ze niet alleen aan de hoven van keizers en koningen, hertogen en graven, maar ook in het deftig gevolg van bisschoppen en stedelijke over heden. Toen zij bij die aanzienlijken hadden uitgediend werden zij de lievelingen van het gewone volk, dat zoo gul op humor reageert en er ook zelf vaak zoo in bedreven is. De nar was ook onmisbaar bij de Rederij kerskamers. De „zot" had een haast even belangrijke rol als de „keizer", zooals het hoofd der Ilollandsche kamers altijd heette, en als de „facteur", dat was de officeele dichter van het gezelschap. De nar of zot, met zijn kakelbonte kleeding, groen of geel, blauw, wit en zwart, en met de zotskap op het hoofd, kon bij geen haagspel of land juweel worden gemist. De narren verhoogden niet weinig de vreugde van het feest Zij ontzagen niets en niemand, en van de vrijheden, die men hun veroorloofde, maakten zij ruimschoots ge bruik. Zij hadden altijd een spreuk gekozen, waarop hun niet zelden grove aardigheden betrekking hadden. „Al met soeticheydt", riep er een, en tege lijk gaf hij eiken jioorter, die hem te na kwam een streek met een in honing gedoop te vossenstaart. Soms waren zij inderdaad geestig, en geen geestelijke zou het gewaagd hebben tegen hun kwinkslagen protest aan te teekenen, al vermaakten zij de menigte soms op zijn kosten Na de hervorming hebben de predikanten, juist om deze zotten, met alle macht tegen de rederijkers geijverd, en het moet erkend worden, dat op het laatst der 16de en in het begin der 17de eeuw het peil der aardig heden aanmerkelijk begon te dalen. De nar ontzag zelfs het heiligste niet, bracht door zijn zedelooze soherts allerlei hartstochten in beweging, en werd niet veel meer dan een gem eene hansworst. De „zot" der Leidsche Rederijkerskamer „De Witte Acolyen", met de zinspreuk „Liefd' is 't fondament", heette Pieter Cornelis van der M o r s c h. Op het eeuwfeest van die kamer, in 1589, noodigde Van der Morsch al zijn medebroe ders uit met een kaart, die aldus begon: De Leytsohe sot, die bidt en doet nooden ter feest Der sotten al gelyc, die *t Santvoort zyn Voorts een uit elcke earner, die daer niet en waren. Maar d' ingecapte sotten roept hy aldermeest, Terwyl dat sotten vreuht veel droefheden gheneest Hij vervulde sedert 1570 de betrekking van stadsbode, waarvoor hij echter kort voor zijn dood, in 1620, bedankte, uit vrees van te worden afgezet. Onder het volk was hij alge meen bekend onder den naam van P i e r o. Hij had zich tot spreuk gekozen: „Elk zijn tijd", die hij onder zijn gedichten schreef, waarvan er upg op het stadshuis te Leiden bewaard worden. Dit onderteekenen van zijn stukken deed deze „zot" op een origineele manier, name lijk L X N Tijt, wat zeggen wilde: „El-eks en tijt", dus „Elk zijn tijd". Van dezen nar is ook een portret be waard gebleven naar wij meenen in het Stedelijk Museum te Leiden. Van der Morsch maakte er zelf dit rijmpje bij: Gerechts Bood' voor myn Stad en Redery- kers sot; Een Lid der Akoley daer Liefd' is 't Fon dament, Een Vryer Tachtig oud, die 't misdryf heeft bespot: 'k Ben Piero L. X. N. Tyt, God weet myns levens ent. DE ZONNEKONING EN DE MAROKKAAN Lodewijk XIV van Frankrijk, de zoogenaam de Zonnekoning, is ten minste eenmaal in zijn leven het slachtoffer van een fopperij geworden, en de bedrijver daarvan was een Marokkaan. De op elkaar volgende bombardementen van Algiers door de Fransche oorlogsvloten hadden den sultan van Marokko, Muly Is mael, zeer getroffen, daar hij door die bom bardementen vele onderdanen verloor, terwij een nog grooter aantal door de Franschen was gevangen genomen en op de galeien zuchtte. Hij zond daarom in 1698 een buitengewoon gezantschap met het doel over den losprijs te onderhandelen en met de geheime op dracht zoo mogelijk een vergelijk te vinden, waardoor de gevangenen zonder losprijs wer den bevrijd. De gezant keerde onverrichterzake terug en de verwoede vorst had hem bijna doen onthoofden. Hij bedacht zich en verzekerde den gezant te villen, als hij niet onmiddellijk terugkeerde en met beter resultaat zou aan komen. De gezant, ten einde raad, verzon een leu gen en daar hij niet met dezelfde boodschap nogmaals bij den Franschen koning kon ver schijnen, deed hij dezen brutaalweg namens zijn meester een aanzoek om de hand van de prinses Conti. Parijs was dol vermaakt en ook de koning was gevleid. Van het huwelijk kwam nieis, doch de gezant keerde met een handelstrac- taat terug. onder voorzitter Spit. De onlangs afgetreden Het was de eerste Volksraadsvergadering praeses, de heer Meijer Ranneft, kwam nu als vice-president van den Raad van Indië met den landvoogd en de andere leden van dien Raad binnen en kon nu, aan de rech terhand van den G. G. gezeten, de zaal eens van den anderen kant bekeken. Het was een nuchtere en sombere rede van een klein uur die de G. G. geheel uit het hoofd, hield. Ze werd radio-telefonisch over geheel Indië verspreid. In de voorgalerij van het Volksraadsgebouw had een ooggetuige verslaggever plaats genomen achter een mi crofoon, om van de bijkomende dingen ver slag te geven. Op de tribunes echter kostte het de grootste moeite de onduidelijke stem van den landvoogd te verstaan, hoewel er thans veertien luidsprekers in de zaal en tribunes waren opgesteld. Maar natuurlijk weigerde nu het versterkingsapparaat! Het voornaamste dat de rede bracht, was wel de mededeeling dat het geraamde tekort voor het volgend jaar 84 millioen zal bedra gen, en de verklaring, dat het niet wel mo gelijk lijkt de gevolgen van de crisis op 's lands financiën door verdere versobering of verzwaring van lasten geheel teniet te doen. Het is eigenlijk een faillietverklaring van Indië. Zonder hulp van het moederland en een spoedigen terugkeer in de conjunc tuur zal Indië het, bij handhaving van zijn gouden standaard, niet lang meer kunnen uithouden. Gelukkig zijn er teekenen van verbetering waar te nemen, zooals de verhoo ging van den tinprijs en iets betere vooruit zichten voor rubber en thee. Geen wonder, dat de heer De Jonge aan het eind van zijn rede vol sombere feiten, uitzichten en verwachtingen, behoefte gevoel de aan het geven van een opwekking door te herinneren aan de opgewekte en algemee ne viering van den 400sten geboortedag van Willem van Oranje. ,jOok thans staan wij onder leiding van een Oranje, die met even groote gaven van hoofd en hart gesteund wordt door eenzelfde geloofsovertuiging. Waarom zouden wij dan mismoedig zijn of opzien tegen de nieuwe taak die ons wacht? Onder Haar leiding ,in goede en vruchtbare samenwerking en met Gods hulp zal het mogelijk zijn ook thans te ovenvinnen." De Christelijke Staatkundige Partij ge voelde zich door den ernst van den toestand gedrongen, een partijdag te houden van bij zonder karakter, om zich te bezinnen over de gevolgen van de diep ingrijpende crisis, en dat nog vóór de openbare vergaderingen van den Volksraad aanvangen. De vorige partij dag is verleden jaar gehouden te Semarang, in September doch intusschen zijn de toe standen in Indië weer slechter geworden. Het plan voor dezen partijdag, die 27, 28 en 29 Juni a.s. zal worden gehouden te Batavia, bevat de volgende onderwerpen: De crisis en ons geestelijk leven, door Mr. J. E. van Hoogstraten, van Buitenzorg; de crisis en het sociale leven, door P. de Kat Angelino, arbeidsinspecteur, de crisis en het economi sche leven, door Dr. Ir. E. de Vries, van Bui tenzorg en de Landsfinanciën, door L Göt- zen, hoofd van den belastingaccountants dienst. Alles natuurlijk met directe betrek king op Indië. Het is een van de goede dingen die de crisis hier bewerkt, dat er onder de Indische Christenen meer politieke belangstelling komt en meer besef van de noodzaak tot het doen hooren van de Christelijke gedachten en het bekend maken van de Christelijke beginselen op het terrein van 6taat en maat schappij. Ook de nog steeds doorgaande actie der fascisten draagt ertoe bij, dat men zich gaat bezinnen op zijn overtuiging. Moge de partijdag deze opwaking verder stiimulee- ren. Vooral ook op het gebied van het on derwijs blijkt het in dezen tijd van bezuini gingen broodnoodig, te zorgen, dat met de Christelijke overtuiging gerekend wordt. De Christelijke pers in Indië heeft ook wel eenige versterking noodig. Het eenige Chris telijke algemeene weekblad „De Banier", uit gave van de Nederlandsch-Indische Christe lijke Pers Organisatie, zal veel meer door olie Christenen moeten worden gesteund, wil het zich in dezen moeilijken tijd kunnen handhaven op den duur. Een partijdag als die van de volgende week is een zeer goed middel ,om ook in dit opzicht het besef van taak en roeping te verlevendigen. Op zeer sobere wijze is het 50-jarig jubi leum van de Rotterdamsche Lloyd in het fraaie passagegeibouw aan het Koningsplein alhier gevierd, nl. door een receptie, waarbij verschillende redevoeringen werden gehou den, namens de Regeering door den vloot voogd ,den heer Osten en den hoofdinspec teur van den dienst van scheepvaart, den heer Braat; namens de zustermaatschappij de Nederland, door den heer De Boer, ver tegenwoordiger; namens de Koloniale Paket- vaart Mij. door den directeur, den heer Straatemeier en namens de Lloyd zelf door den heer Bouman. Verschillende relaties stuurden schriftelijke gelukwensohen met de mededeeling, dat zij het geld voor de bloe men ,die zij anders hadden gezonden, nu zouden storten ten behoeve van de werkloo- nen. Toch waren er nog een honderdvijftig bloemstukken in het kantoor opgesteld, een feestelijk gezicht, hetwelk de maatschappij dan ook wel mocht hebben nu ze een halve eeuw lang den band tusschen Nederland en Indië heeft helpen onderhouden. Onder gun- ZONDAG 2 JULI. Hulzen (296 M.) N.C.R.V. 9.30 Orgelbespeling vs. 6—18; 5. Gebed; 6. Zingen Ps. 25& vs. 2 i 7; 7. Tekst Joh. 1 vs. 18; 8. Ie ged. der pre bed; 18. Zingen Gez. 52 vs. 13; 11.25 Gewijde muziek. 5.00 Kerkdienst uit de Geref. Kerk (Xoorder kerk) te Maassluis. Voorganger Ds. G. W. Akkerhuis. 1. Orgelspel; 2. Gemeenschappelijk stil gebed: 3. Votum en zegengroet; 4. Zingen Ps 111 vn. 1 en 5; 5. Belijdenis des göloof#; 6. Schriftlezing Jesaja 53; 7. Gebed; 8. Zin gen Ps. 89 vs. 16 en 17; 9. Voorlezing \an Zondag 16 uit den Heldelb. Catechismus; 10. Ie ged. der prediking; 11. Zingen: Ps. 40 vs. 3 en 4; 12. 2e ged. der prediking; 13. Dank gebed: 14. Slotzang Ps. 22 vs. 12; 15 Zegen; 16. Orgelspel. 6.45 Orgelbespeling. MAANDAG 3 JULI. lelden door Ds. J. A. Hoekzema te Hilversum 11.00 Lozen van Chr. lectuur. 11.30 Gramo- foon. 12.15 Giamofoon 12.30 Orgelspel. 2.00 Brahms programma. 4.00 BUbeUezlng door Ds. L. Nieuwpoort, van Middelburg. 6.00 Concert 6.30 Vragenuurtje 7.15 Ned Chr. Persbur. 7.30 Vragenuurtje 8.00 Zang 9.00 Lezing dhr. J. Vincent, te Am sterdam. 9.30 Orgelbespeling 10.30 Vaz Dlas. 10.40 Gramofoon 10.30 Gramofoon 11.00 Voordracht 11.30 Concert 1.30 Gramofoon 1.45 Zang '2.30 Gramofoon 3.00 Orgelspel 4.00 Cel- irussel (VlaamschN (337.8 H.) 12.20 Concert 1.20 Gramofoon 6.20 Concert 6.50 Concert 8.20 Concert 9.20 Concert 10.50 Concert (Fransch) (609.8 Ai.) 12.20 Gramofoon 1.20 Concort 5.20 Orkest 6.35 Gramofoon 7.50 Orkest 10.20 Gramofoon Javentry (1664.4 M.) 12.20 Orgelconcert 1.05 Orkest 2.05 Gramofoon 3.20 Orkest 4.05 Concert 5.05 Gramofoon 6.60 Orkest 7.50 Concert 10.00 BBC orkest Kalundborg (116.3 M.8) 12.20 Concert 8.10 Gramofoon 3.50 Concert 6.20 Piano 8.20 Concert .angenberg (472.4 M.) 6.25 Gramofoon 7.20 Concert 10.20 Menech und Welt 11.20 Gramofoon 12.20 Gramofoon 1 20 Concert 4.50 Concert 11.05 Gramoioou e g. (356.9 M.) 12.20 Conci Midland Reg. (398.9 M.) 12.20 Concert 1.20 Gramofoon 2.20 Concert 8.20 Orkest Parts (Radio Paris) (1724.1 M.) 8.05 Gramo- (1411.8 M.) 4.10 Gramofoon De financieele nota van de begrooting voor 1934 biedt geen opgewekte lectuur. Waar het tekort op den gewonen dienst voor 1931 thans kan worden vastgesteld op 103 mil lioen en dat voor 1932 op 134 milloen, zal 1933 een tekort bieden van bijna 142 millioen, terwijl zooals gezegd, het geraamde tekort voor 1934 op S4 millioen wordt geraamd. Dat hiervan 50 millioen zou kunnen worden afgetrokken omdat een bedrag van dion omvang besteed moet worden aan rente en aflossing, en hiervoor dus geleend zou kun nen worden zonder schuldverzwaring, maakt niet veel uit; het tekort blijft. De zuivere gewone uitgaven voor 193-4 worden begroot op f 390y2 millioen, de ontvangsten op f 267 millioen .terwijl uit verdere belastin gen, salarisherziening, pensioenskorting en verdere vermindering der marine-uitgaven nog pl.m. 4S millioen wordt verwacht en er een vermoedelijke tegenvaller op de land rente zal zijn van 9V2 millioen, zoodat het tekort omstreeks 84 millioen zal bedragen, hetgeen al een respectabele vermindering be teekent ten ojjzichte van dit jaar. De ver dere belastingen omvatten een verhoogd in voerrecht op weelde-artikelen, een suiker accijns, een loonbelasting en een tariefswij ziging van inkomsten- en crisisbelast mg. Bij de begrooting is overgelegd een nota van de Generale Thesaurie, waarvoor de sa mensteller, een ambtenaar, naar verluidt een gratificatie van f80 heeft genoten. Men be grijpt. dat dit verontwaardiging onder ande re ambtenaren heeft gewekt, die in dezen tijd vaak zooveel werk hebben, dat zij lang moeten overwerken, doch daarvoor niets ont vangen. Voor een land aan den rand van den afgrond lijkt zulk een belooning op zijn minst genomen onbegrijpelijk. Cola di Rienzi, de groote Senator van Rome in de 14e eeuw Door Edw. BULWER LYTTON 175 De door den ridder aangewezen plek was een halfrond van verscheidene ellen dn om trek, begrensd door boschjes van kreupel hout die tot (het dal "oortliepen. Veilig bereikten zijn ruiters deze plaats en stelden zich naast elkander op in den vorm van een halve maan, allen met gesloten vizier. Alleen de aanvoerder had het gelaat onbe dekt, en keek scherp naar alle kanten om zich heen. „Hebt gij ook soms vernomen, Giulio' Vroeg hij aan zijn meest geliefden schild knaap (de eenige Italiaan bij de bende), „of er den laatsten tijd hier in den omtrek roovers gezien zijn?" »,Neen, heer; ik heb integendeel gehoord, 'dat alle bandieten van hier vertrokken zijn raar de Groote Bende van Fra Morea'e; terwille van de ruime soldij en den grooten buit zijn alle huurlingen van de Toscaansche uieenen tot hem overgeloopen." Nogmaals schetterde de trompet, ongeveer op dezelfde plaats als zooeven. Het geluid werd beantwoord door een kort, krijgshaftig bevel vlak achter de ruiters. Op hetzelfde oogenblik zag men in de boschjes maliën kolders en speren glinsteren. Achter elkander kwamen uit het kreupelhout gewapendcii te voorschijn, terwijl er tegelijk uit de wijn gaarden vóór hen een nog grooter aantal onder woest geschreeuw op hen aanstormden „Voor God, voor den keizer en voor Co- lonna!" riep de ridder, zijn vizier sluiten J; en de kleine bende rende, dicht aaneen gesloten met gevelde lans op de vijanden in. Een twintigtal dezer werden door den schok op den grond geworpen- zoodat de weg voor de ruiters vrij was. Zonder den aanval (Ier anderen af te wachten, deed de ridder zijn paard keeren en reed de steile helling bijna in galop af. Een zwerm pijlen werd hem nagezonden, doch tzdj stuitten af op zijn wapenrusting. „Als zij geen paarden hebben, zijn wij gered!" riep de ridder. De vijand scheen aan geen vervolging te denken, doch zidh te vergenoegen met van een heuveltop de vlucht gade te slaan. Opeens, bij een bocht van den weg, kwa men de ridder en zijn gevolg aan een onbe bouwd stuk land. dat een bijna effen vlakte vormde, en zoo de helling van den heuvel afbrak. Aan den rand van deze plek zageD zij hoe de zonnestralen weerkaatst werden door de borstkurassen van een lange rij ruiters in slagorde geschaard. De kronke lingen van den weg hadden hen tot dus verre voor het oog van den ridder ver borgen. De kleine stoet maakte plotseling halt zij kon noch voor-, noch achteruit; na een blik op den vijand, die onbeweeglijk bleef staan, wendden allen zich tot den ridder. „Indien gij het verlangt heer", sprak de aanvoerder der krijgslieden uit het Noorden, de besluiteloosheid van den ridder opmer kend, .gullen wij strijden tot het laatste. Gij zijt de eenige Italiaan, voor wien ik bereid zou zijn te sterven!" Deze ruwe verklaring werd door de ande ren met een goedkeurend gemompel beant woord en de krijgslieden schaarden zich dichter om den ridder. „Neen, dappere mannen", zeide deze, zijn vizier opslaande, „na zooveel avonturen mo gen wij niet in zulk een weinig roemrijken strijd omkomen. Zijn het roovers, zooals wij mogen veronderstellen, dan kunnen wij onze aftocht koopen. Zijn het troepen van den een of anderen edelman, dan staan wij buiten de veete, die hem in het veld riep. Geef mij die banier ik zal naar hen toe „Neen heer", zeide Giulio; „zulke roovers eerbiedigen niet al-tijd de vredevlag. Er be staat gevaar!" „Om die reden trotseert uw aanvoerder dit Spoedig!" De ridder greep de banier en reed rechl op de ruiters aan. Bij zijn nadering moe?! zijn geoefend oog hun zorgvuldige uitrus ting, him fraaie, sterke paarden en de stren ge tucht van de manschappen bewonderen. Toen hij nader kwam en zijn prachtige banier zich in het middagzonlicht ont plooide, groetten de krijgslieden hem. Dit was een goed voorteeken en het deed hem genoegen. .Dappere heeren" sprak de ridder, „ik kom tot u als de heraut en de woordvoerder der kleine bende, die juist op gindschon heuvel ontkomen is aan den onverwachter? i aanval van een troep gewapenden. Ik roep uwe hulp in, als ridders en krijgsliedeo tegenover elkander en stel mijn volk onder de bescherming van uw aanvoerder. Ver gunt mij, hem persoonlijk te spreken." „Heer ridder", antwoordde een der ruiters die de hoofdman van den troep scheen te zijn, „het doet mij leed een dapper man als gij te moeten ophouden, te meer, daar ik cp uw banier de zinspreuk van een der mach tigste geslachten van Italië ontdek. Doch wij hebben streng bevel, alle gewapenden naar het kamp van onzen generaal te voeren." ,Door lange afwezigheid uit mijn geboorte land wist ik niet dat er in Toscane oorlog was" hernam de ridder. „Wees zoo goed, mij den naam van uw generaal te noemen en tevens dien van den vijand, tegen wien gij optrekt" De hoofdman glimlachte even. „Walter de Montreal is de generaal van de Groote Bende, en op het oogenblik is Florence zijn vijand." „Wij zijn dus in bevriende, zij het dan ook geduchte handen gevallen", hernam de ridder na eenige oogenblikken. „Heer Walter de Montreal kent mij van vrotgei. Veroor loof mij, naar mijn makkers terug te keeren en hun mede te deelen, dat indien het toe val ons tot gevangenen gemaakt heeft wij ons tenminste moolen overgeven aan den bekwaams ten krijgsman van zijn tijd.' De Italiaan deed zijn paard kseren om zich naar zijn makkers té begeven. „Een knap rid Ier en een stoutmerdig uiterlijk", zeide de hoofdman der ruiters ti»t degene die naast hem stond. „Ik geloof echter niet, dat het de troep is, dien wij moesten opvangen. Zijn manschappen srhij-, nen uit ihet Noorden te komen. Misschien kunnen wij hen wel aanwerven." De ridder en zijn makkers voegden edcli bij de bende. Zij gaven hun woord, niet te zullen ontsnappen en werden nu onder geleide van dertig ruiters naar de leger plaats van de Groote Bende gebracht Zij weken van den grooten weg af en sloegen een smal pad tusschen de heuvelen ln, dat hen door woeste boschgronden bracht in een ruime vlokte, bedekt met de tenten van een groot leger, altijd naar Italiaansclio begrippen. Slechts een rivier, waarovci haastig ruwe bruggen geslagen waren van hout uit de naburige bosschen, scheidde de ruiters van de legerplaats. „Een mooi gezicht!" sprak de gevangen ridder vol geestdrift, terwijl hij zijn paard Inhield en het krijgshaftige tooneel gade sloeg, met de linnen tenten, die elkander in rechte rijen kruisten. Een der hoofdlieden van de Groote Bende die naast hem reed, glimlachte genoegelijk. „Weinigen evenaren Fra Moreale in de kunst van oorlogvoeren" zeide hij; „en uit welk een woest, ruw samenraapsel van alle landen en alle plaatsen uit kelders en van markten, uit gevangenissen en paleizen zijn troepen ook bestaan, hij heeft hen reeds gewend aan een tucht, die het leger van den keizer beschaamd zou kunnen maken." De ridder antwoordde niet; hij gaf zijn paard de sporen en reed over een der brug gen het kamp hinnen. Doch juist dit gedeel te verdiende de lofuitingen van den hoofd man op de tucht in het leger zeker niet De ridder, gewend aan de strenge orde der Engelsche, Franedhie en Duitsche leger plaatsen, meende dat hij nooit ongeregelder i wanordelijker troepen had gezien, Hier en daar zag men woeste, halfnaakte bandieten het vee voortdrijven, dat zij van een roof tocht medebrachten; ginds stond een troepje losbandige vrouwen pratend en scheldend met drukke gebaren tusschen eenigo man nen met lange verwilderde baarden, die reeds zoo vroeg op dien schitterenden zomer morgen half beschonken waren. Overal hoorde men vloeken en lachen, dronken vroolijkheid en woest geschreeuw; en bravo's uit Calabrië of de Appenijnen trokken voor de oogen van de ruiters het mes, om hun twist te beslechten. Goochelaars, kwakzal vers en marskramers vertoonden hun kuil den of ventten hun waren, wanneer de gelegenheid zich voordeed; blijkbaar waren zij gewoon aan de woelige, rumoerige om geving, waarin zij hun bedrijf uitoefenden. Ondanks de bescherming van de ruiters die hen vergezelden, konden de gevangenen niet ongehinderd hun weg vervolgen. Trio- pen morsige, in lompen geklee.le kinderen schenen uit den grond op te rijzen en om ringden de paarden als een bijenzwerm onder het uiten van zeer onwelluidende kreten. Met wilde gebaren eiscliten zij geld, dat als het hun gegeven werd, hennog onvercadelijker scheen te maken Soms ver toonden zich tusschen Eet volk de heldere oogen, de olijfkleurige wangen en de half smeekende glimlach van meisjes, bijna m g kinderen, wier jeugd hun ove.rmijdelijk verderf en hun volkomen verlatenheid dub bel droevig deed schijnen. .Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 11