POOLSCHE INDRUKKEN*)
BINNENLAND.
Afwisseling van licht en schaduw
Radio Nieuws.
DE LAATSTE D
ER TRIBUNEN
ZATERDAG 1 JUL11933
VIERDE BLAD PAG. 1!
(Van onzen Duitsohen correspondent.)
La Pologne est un Etat slave, li-
mité par la Baltique, les Carpathes
et dont l'action se déploie de l'Oder
au Dniepr.
Mijn eerste kennismaking met het Pool
sche volk was verre van aangenaam. We
zaten met zijn drieën m een coupé van den
D-trein, die ons naar Warschau moest trans
porteeren. We lazen ter voorbereiding
ijverig in onzen Baedeker, lieten ons ver
tellen, dat de hoofdstad der Poolsche repu
bliek ruim een millioen inwoners telt, een
schat van kunstwerken bezit, trotsch is op
haar St. Johannes-kathedraal en vele an
dere katholieke kerken, waarvan men voor
al de kerk van 't Heilige Kruis moet gaan
bezichtigen. In onze verbeelding zagen we
reeds de paleizen der Poolsche aristocraten
uit den grond rijzen, het Saksische Slot,
waar eenmaal de vorsten der Saksische dy
nastie huisden en het slot Belvedère, waar
thans de minister van oorlog zetelt.
Om vooral van alles bijtijds op de hoogte
te zijn, namen wij notitie van
het pas gevormde kabinet
en stelden ons in gedachten min of meer
officieel voor aan den minister-president
J endrzejewicz, den president M o-
scicki en maakten vol eerbied een diepe
buiging voor P i 1 so e d ski, die weliswaar
slechts het ministerie voor militaire zaken
onder zijn leiding heeft gehouden, maar
in werkelijkheud de dictator is, die Polen
regeert.
Uit overmaat van ijver had ik een Me-
toula-Sprachfüihrer meegenomen, die mij
volgens de methode van ToussaintLangen-
echeidt in staat zou stellen een paar woor
den Poolsc'h te stamelen. Tot toenemende
ergernis mijmer reisgenooten zeide ik te pas
en te onpas: .JDobry wieczor!" Desgevraagd,
gaf ik te kennen, dat men iemand hiermede
in Warschau een goeden nacht toewensoht-
Ik vervolgde: „Oczekuja mnie!" en legde uit
dat men mij in Warschau verwachtte. Nau
welijks had ik dat gedaan, of de coupédeur
vloog open en
een tweetal elegante pascontroleurs
tikten met een vinger aan hun petje en
commandeerden met Pruisischen dril: „Pass
bontrollel" Ik greep gehoorzaam in mijn
binnenzak en haalde het document te voor
schijn. De jongste der bedde Poolsche con
troleurs nam mij op van 't hoofd tot de
voeten en snauwde mij toe: „Zigarre aus
deun Mund!" Verbouwereerd voldeed ik
aan "s mans verlangen, keek beduusd naar
't raampje en wees met mijn hand naar het
opschrift: „Raucher". Hij wierp mij een
vernietigenden blik toe en zeide meer dan
venijnig:
Ik liet mijn beschaamden blik glijden
Over de sierlijke uniform van bleu d"hori
zon en zocht in mijn woordenboekje naar
de juiste uitdrukking. Ik stotterde: „Przo-
praszam!" wat zooveel beteekent als „par
don!", maar uit het leedvermaak mijner
medereizigers moest ik afleiden, dat de
ruiet bijster me noch el ij ke pascontróleur onze
coupé reeds verlaten had.
Toen ik een half uur later weer tot be
zinning gekomen was, viel mij een uitdruk
king te binnen, welke nauw samenhangt
met Neu-Bentschen, (het plaatsje waar mij
deze minder aangename verrassing ten
deel viel. Een mijner Berlijnsche kennissen,
die uit deze grensplaats geboortig is, pleegt
soms te zeggen tegen menschen, die hem
vervelen: „Bentsch doch nicht soviel!" Toen
ik hem vroeg, wat hij hiermee bedoelde,
gaf hij als vertaling: „Zit toch niet zoo
op te scheppen!"
Na een eindeloozen tocht door vervelen
de vlakten en langs verwaarloosde huisjes
bereikten we tegen bet invallen van den
avond Warschau, wat voor de afwisseling
tegenwoordig Warszawa genoemd worctt.
Het weer droeg er weinig toe bij, om mijn
toch al gedeprimeerde stemming op te kale
fateren, want een stroomende regen maak
te een wandeling volmaakt onmogelijk.
Wij v Nieten het primitieve station hals
Over kop en schommelden in een bakkie
naar het ons aanbevolen hotel Europejski.
Bet ligt vis-è-vis hotel Bristol en heeft
een paar duizend moderne kamers, welke
zelfs de gelegenheid tot baden bieden. Het
enorme plein ervoor is vooralsnog onge
plaveid gebleven en aohter een enorme ver
vallen houten schutting ligt
de ruïne van een Russische kathedraal
'die na de bevrijding van Rusland uit woe
de werd neergeschoten. Deze ruïne dateert
uit de dagen, toen van uit Petersburg het
bevel werd gegeven heel Polen Russisch
te maken en dus overal als een symbool
van Russische overmacht orthodoxe krui
sen en zwaar vergulde koepels opdoken.
Nauwelijks was het Russische juk afge
worpen, of de bevolking zong: „Nog is Po
len niet verloren", ging in blinde woede de
kathedraal te lijf en haalde het Russische
bouwwerk tegen den grond. Deze doodsche
ïriïne aohter een scheeve schutting schaadt
het tooh al niet elegant aandoende War
schau geweldig. Geen wonder, dat men in
Duitschland vaak schouderophalend over
een „Polnische Wirtschaft" hoort schelden.
Omtrent het gouden koepelaak van deze
vernielde kathedraal vertelde een Duitsche
officier, die Polen beter kent dan ik, mij
het volgende: „Het goud hiervoor, dat uit
Rusland moest komen, had een langen weg
en toen het edndelijk in Warschau arriveer
de, was het versleten tot dun Mik. Men be
weert, dat het goud onderweg is blijven
kleven aan de lange vingers der tusschen-
personen. Hoe dit zij, in het zonlicht straal
den de koepels als degelijk goud. Toen da
Duitschers tijdens den laatsten oorlog War
schau bij stralend zomerweer binnen mar
cheerden, lieten zij direct ladders rekwi-
reeren. klauterden naar boven en wilden
het goud naar beneden halen. Zij kwamen tot
de pijnlijke ontdekking, dat ook en vooral
in Polen lang niet alles goud is wat blinkt'
Principieel ben ik er steeds op bedacht
het verwijt van eenzijdigheid en kortzich
tigheid te voorkomen en dus wandel ik "n
paar dagien langs
erken de beteekenis van een gesoigneerde
Fransche keuken, vind het hoogst origi
neel, wanneer elegant geuniformde officie
ren elkaar niet twee vingers, de linkerhand
in hun pantalon, salueeren, val niet
ondersteboven, wanneer ik vrouwen uit het
volk blootsvoets met zware lasten zie sjou
wen en zoek mijn troost op een oud pleintje,
een prachtstuk van Poolsche historie en tra
ditie. Het is bijna vierkant met groote hob-
beligie klinkers. In bet midden rijst een
onbegrijpelijk monument uit den bodem,
maar dat stoort mij niet, want ik werp den
blik op drie rijen stoepen, welke als ter
rassen werken en 't effect der gele en grijze
huizen verhoogen. Zij gewagen van den
vroegeren klassengeest. De eerste stoep, vlak
voor de huizen, mocht alleen begaan worden
door de bewoners. Op de tweede rij mochten
ook passeerende voetgangers wandelen en
de derde bleef gereserveerd voor de kooplie
den, terwijl allen, ook de armsten, over de
harde klinkers mochten loopen. Alleen de
Joden hadden hier geen toegang, want zij
mochten niet op de markt verschijnen!
Dat is thans alles anders geworden, want
de joden voelen zich nergens beter op him
gemak dan in
Warschau, Praag en Amsterdam
Een vierde deel van de Warschauer bevol
king is joodsch en een bezoek aan het
ghetto alleen is reeds een reis naar de hoofd
stad van Polen waard. In hun lange
zwarte kaftan slenteren ze door de smalle
stegen der dichtbevolkte jodenbuurt, waar
tallooze vieze kinderen in het slijk wroeten,
geitenvet in vorm houden en hun spits toe-
men lokjes als kurketrekkers ,die ze met
Rechts en links van hun malle petjes glim-
loopend baardje flatteert niet bepaald. Maar
daar trekken ze zich niets van aan. Ze
staan overal druk te diskuteeren over de vra
gen van den dag, doen hun negotie en kij
ken verre van vriendelijk, als een niet-jood
het waagt, hun terrein te betreden. In kleine
grotten en keldertjes hebben ze hun zaak
en van hieruit sleepen ze hun bagage mee
door alle deelen van de rommelige stad. Wat
hebben ze een haast en waar willen ze eigen
lijk naar toe? Zij zijn en blijven het volk,
dat van het eene land naar het andere ge
jaagd wordt en nergens rust schijnt te
vinden.
Een jeugdig uitziende nietsdoender heeft
mij in de gaten gekregen, trippelt aohter mij
aan en fluistert in gebroken Engelsch, dat
hij iets heel bijzonders voor mij heeft Ik
laat hem mui-melen, geef geen antwoord,
maar ik raak hem niet kwijt. Ten einde
raad, begin ik Duitsch te praten, wat in het
tegenwoordige Polen levensgevaarlijk is
maar ook dat baat niet en dus vraag ik,
wat hij nu eigenlijk wil?
Drama stracen w Cytadeli warszowskiej!"
Naar de citadel wil hij me brengen, waar
de arme Polen gefolterd werden, toen Rus
land in 1908 het land kwam teisteren. Ik ga
op zijn voorstel in, ben
en moet een wandeling van ruim een half
uur ervoor over hebben. We gaan in een der
verlaten buitenwijken over meerdere brug
gen en komen langs veel strenge controle
in de citadel, waar thans een deel van de
militaire bezetting der stad woonachtig is.
Men schijnt mijn gids te kennen want hij
krijgt .nadat hij een document heeft onder
teekend, een aantal zware sleutels, die ons
toegang verleenen naar griezelige folterka
mers, donkere cellen en een binnenplaats
vlak achter de breede Weichsel. Hier werden
honderden hooge officieren en gehoorzame
Poolsche soldaten op weerzinwekkende wijze
door de meedoogenlooze Russen mishandeld
en vermoord. Men brengt mij naar de cel,
waar ook Pilsoedski geruimen tijd heeft ge
zeten. Zijn naam staat op den muur
en op den grond ligt een verdorde krans.
Hij weet uit harde ervaring, wat het wil
zeggen, voor een land te vechten, dat verlo
ren heette, maar opnieuw beproeft, zijn zelf
standigheid onder de andere volken door te
zetten!
Warschau, 13 Juni.
DE ..JOHAN MAURITS VAN
NASSAU" NAAR DE WEST
UIT DE HAVEN VAN NIEUWEDlEP
VERTROKKEN.
Uitgeleide gedaan door de stafmuziek dei-
Kon. Marine, die liet „Wien Neerlands
bloed" ten gehoore bracht en onder enorme
belangstelling van de zijde van het publiek
is het flottieljevaartuig „Johan Maurits van
Nassauuit de haven van Nieiiwediep voor
een reis naar Curacao vertrokken.
Aan boord bevond zich o.m. de vlootpre-
dikant Ds. J. H. Vaandrager, welke als
geestelijk verzorger van het personeel de
reis rnedemaakt
De reis wordt gemaakt via Ponte Delgada
en Trinidad.
Tijdens het vertrek cirkelde een escadrille
watervliegtuigen van het vliegkamp „de
Mok" op Texel ten afscheid boven het schip.
De „Johan Maurits van Nassau" is be
stemd voor den dienst in West-Indië, waar
door de „van Nes", welk schip bestemd is
voor Oost-Indië, te zijner tijd zijn bestem
ming kan opvolgen.
JOURNALISTIEK
JUBILEUM HAARLEMS DAGBLAD.
Haarlems Dagblad zal op 11 Juli a.s.
vijftig jaar bestaan. Ter gelegenheid hier
van wordt door de directie op dien dag een
receptie gehouden van 3 tot 5 uur namiddag
in het gebouw van de courant.
UIT TROPISCH NEDERLAND
Opening zitting Volksraad. Rede
G.G-. Partijdag C.S.P. Jubileum
Rotterdamsche Lloyd. Financieele
nota
Onze correspondent te Batavia 6chrijft ons
d.d. 29 Juni per luchtpost.
De opening van den Volksraad bood dit
jaar niet zulk een aardig schouwspel als
anders, tenminste voor de buitenwacht. In
plaats van de koets met de paarden, reed
een open auto den G. G. van het paleis naar
den Raad. Wel maakte ook een groep rui
ters deel uit van den stoet, ook stond de
regimentsmuziek (de stafmuziek is afge
schaft wegens bezuiniging) in het Hertogs
park opgesteld, en scheen de zon in vollen
luister, maar de auto vervlakte toch wel
het schilderachtige van vroeger jaren.
Weer was er in de zaal en op de tribunes
een keur van inlandsche kleederdrachten te
bewonderen. Helaas begint ook hier het
Westersche meer en meer te winnen: ver
schillende inheemschen nemen het stijve
zwart van jaquet of rok in de plaats van
kleurige sarong en kort gesneden jasje,
waarachter in den wrong van den sarong de
kris steekt, die het. zitten in een stoel, op
zijn Westersch, niet gemakkelijk maakt.
Vooral de prachtige kleedij van het Balinee-
sche lid den heer Soekawati, de man die
met zijn danseressen in Europa is geweest,
viel op tusschen het vele donker der gele-
genheidskleeding van leden en hooge amb
tenaren en andere autoriteiten, die wegens
de beperkte ruimte der tribunes, steeds in
het lagere gedeelte van de zaal in de gang
paden een plaats moeten vinden.
NARREN
Het is van algemeene bekendheid welk
een belangrijke rol de narren in de Middel
eeuwen hebben gespeeld. Men vond ze niet
alleen aan de hoven van keizers en koningen,
hertogen en graven, maar ook in het deftig
gevolg van bisschoppen en stedelijke over
heden. Toen zij bij die aanzienlijken hadden
uitgediend werden zij de lievelingen van het
gewone volk, dat zoo gul op humor reageert
en er ook zelf vaak zoo in bedreven is.
De nar was ook onmisbaar bij de Rederij
kerskamers. De „zot" had een haast even
belangrijke rol als de „keizer", zooals het
hoofd der Ilollandsche kamers altijd heette,
en als de „facteur", dat was de officeele
dichter van het gezelschap. De nar of zot,
met zijn kakelbonte kleeding, groen of geel,
blauw, wit en zwart, en met de zotskap op
het hoofd, kon bij geen haagspel of land
juweel worden gemist.
De narren verhoogden niet weinig de
vreugde van het feest Zij ontzagen niets en
niemand, en van de vrijheden, die men hun
veroorloofde, maakten zij ruimschoots ge
bruik. Zij hadden altijd een spreuk gekozen,
waarop hun niet zelden grove aardigheden
betrekking hadden.
„Al met soeticheydt", riep er een, en tege
lijk gaf hij eiken jioorter, die hem te na
kwam een streek met een in honing gedoop
te vossenstaart.
Soms waren zij inderdaad geestig, en geen
geestelijke zou het gewaagd hebben tegen
hun kwinkslagen protest aan te teekenen,
al vermaakten zij de menigte soms op zijn
kosten
Na de hervorming hebben de predikanten,
juist om deze zotten, met alle macht tegen
de rederijkers geijverd, en het moet erkend
worden, dat op het laatst der 16de en in
het begin der 17de eeuw het peil der aardig
heden aanmerkelijk begon te dalen.
De nar ontzag zelfs het heiligste niet,
bracht door zijn zedelooze soherts allerlei
hartstochten in beweging, en werd niet veel
meer dan een gem eene hansworst.
De „zot" der Leidsche Rederijkerskamer
„De Witte Acolyen", met de zinspreuk „Liefd'
is 't fondament", heette Pieter Cornelis van
der M o r s c h.
Op het eeuwfeest van die kamer, in 1589,
noodigde Van der Morsch al zijn medebroe
ders uit met een kaart, die aldus begon:
De Leytsohe sot, die bidt en doet nooden ter
feest
Der sotten al gelyc, die *t Santvoort zyn
Voorts een uit elcke earner, die daer niet en
waren.
Maar d' ingecapte sotten roept hy aldermeest,
Terwyl dat sotten vreuht veel droefheden
gheneest
Hij vervulde sedert 1570 de betrekking van
stadsbode, waarvoor hij echter kort voor zijn
dood, in 1620, bedankte, uit vrees van te
worden afgezet. Onder het volk was hij alge
meen bekend onder den naam van P i e r o.
Hij had zich tot spreuk gekozen: „Elk zijn
tijd", die hij onder zijn gedichten schreef,
waarvan er upg op het stadshuis te Leiden
bewaard worden.
Dit onderteekenen van zijn stukken deed
deze „zot" op een origineele manier, name
lijk L X N Tijt, wat zeggen wilde: „El-eks en
tijt", dus „Elk zijn tijd".
Van dezen nar is ook een portret be
waard gebleven naar wij meenen in het
Stedelijk Museum te Leiden.
Van der Morsch maakte er zelf dit
rijmpje bij:
Gerechts Bood' voor myn Stad en Redery-
kers sot;
Een Lid der Akoley daer Liefd' is 't Fon
dament,
Een Vryer Tachtig oud, die 't misdryf heeft
bespot:
'k Ben Piero L. X. N. Tyt, God weet myns
levens ent.
DE ZONNEKONING EN DE
MAROKKAAN
Lodewijk XIV van Frankrijk, de zoogenaam
de Zonnekoning, is ten minste eenmaal in
zijn leven het slachtoffer van een fopperij
geworden, en de bedrijver daarvan was
een Marokkaan.
De op elkaar volgende bombardementen
van Algiers door de Fransche oorlogsvloten
hadden den sultan van Marokko, Muly Is
mael, zeer getroffen, daar hij door die bom
bardementen vele onderdanen verloor, terwij
een nog grooter aantal door de Franschen
was gevangen genomen en op de galeien
zuchtte.
Hij zond daarom in 1698 een buitengewoon
gezantschap met het doel over den losprijs
te onderhandelen en met de geheime op
dracht zoo mogelijk een vergelijk te vinden,
waardoor de gevangenen zonder losprijs wer
den bevrijd.
De gezant keerde onverrichterzake terug
en de verwoede vorst had hem bijna doen
onthoofden. Hij bedacht zich en verzekerde
den gezant te villen, als hij niet onmiddellijk
terugkeerde en met beter resultaat zou aan
komen.
De gezant, ten einde raad, verzon een leu
gen en daar hij niet met dezelfde boodschap
nogmaals bij den Franschen koning kon ver
schijnen, deed hij dezen brutaalweg namens
zijn meester een aanzoek om de hand van
de prinses Conti.
Parijs was dol vermaakt en ook de koning
was gevleid. Van het huwelijk kwam nieis,
doch de gezant keerde met een handelstrac-
taat terug.
onder voorzitter Spit. De onlangs afgetreden
Het was de eerste Volksraadsvergadering
praeses, de heer Meijer Ranneft, kwam nu
als vice-president van den Raad van Indië
met den landvoogd en de andere leden van
dien Raad binnen en kon nu, aan de rech
terhand van den G. G. gezeten, de zaal eens
van den anderen kant bekeken.
Het was een nuchtere en sombere rede van
een klein uur die de G. G. geheel uit het
hoofd, hield. Ze werd radio-telefonisch over
geheel Indië verspreid. In de voorgalerij van
het Volksraadsgebouw had een ooggetuige
verslaggever plaats genomen achter een mi
crofoon, om van de bijkomende dingen ver
slag te geven. Op de tribunes echter kostte
het de grootste moeite de onduidelijke stem
van den landvoogd te verstaan, hoewel er
thans veertien luidsprekers in de zaal en
tribunes waren opgesteld. Maar natuurlijk
weigerde nu het versterkingsapparaat!
Het voornaamste dat de rede bracht, was
wel de mededeeling dat het geraamde tekort
voor het volgend jaar 84 millioen zal bedra
gen, en de verklaring, dat het niet wel mo
gelijk lijkt de gevolgen van de crisis op
's lands financiën door verdere versobering
of verzwaring van lasten geheel teniet te
doen. Het is eigenlijk een faillietverklaring
van Indië. Zonder hulp van het moederland
en een spoedigen terugkeer in de conjunc
tuur zal Indië het, bij handhaving van zijn
gouden standaard, niet lang meer kunnen
uithouden. Gelukkig zijn er teekenen van
verbetering waar te nemen, zooals de verhoo
ging van den tinprijs en iets betere vooruit
zichten voor rubber en thee.
Geen wonder, dat de heer De Jonge aan
het eind van zijn rede vol sombere feiten,
uitzichten en verwachtingen, behoefte gevoel
de aan het geven van een opwekking door
te herinneren aan de opgewekte en algemee
ne viering van den 400sten geboortedag van
Willem van Oranje. ,jOok thans staan wij
onder leiding van een Oranje, die met even
groote gaven van hoofd en hart gesteund
wordt door eenzelfde geloofsovertuiging.
Waarom zouden wij dan mismoedig zijn of
opzien tegen de nieuwe taak die ons wacht?
Onder Haar leiding ,in goede en vruchtbare
samenwerking en met Gods hulp zal het
mogelijk zijn ook thans te ovenvinnen."
De Christelijke Staatkundige Partij ge
voelde zich door den ernst van den toestand
gedrongen, een partijdag te houden van bij
zonder karakter, om zich te bezinnen over de
gevolgen van de diep ingrijpende crisis, en
dat nog vóór de openbare vergaderingen van
den Volksraad aanvangen. De vorige partij
dag is verleden jaar gehouden te Semarang,
in September doch intusschen zijn de toe
standen in Indië weer slechter geworden.
Het plan voor dezen partijdag, die 27, 28 en
29 Juni a.s. zal worden gehouden te Batavia,
bevat de volgende onderwerpen: De crisis
en ons geestelijk leven, door Mr. J. E. van
Hoogstraten, van Buitenzorg; de crisis en
het sociale leven, door P. de Kat Angelino,
arbeidsinspecteur, de crisis en het economi
sche leven, door Dr. Ir. E. de Vries, van Bui
tenzorg en de Landsfinanciën, door L Göt-
zen, hoofd van den belastingaccountants
dienst. Alles natuurlijk met directe betrek
king op Indië.
Het is een van de goede dingen die de
crisis hier bewerkt, dat er onder de Indische
Christenen meer politieke belangstelling
komt en meer besef van de noodzaak tot het
doen hooren van de Christelijke gedachten
en het bekend maken van de Christelijke
beginselen op het terrein van 6taat en maat
schappij. Ook de nog steeds doorgaande
actie der fascisten draagt ertoe bij, dat men
zich gaat bezinnen op zijn overtuiging. Moge
de partijdag deze opwaking verder stiimulee-
ren. Vooral ook op het gebied van het on
derwijs blijkt het in dezen tijd van bezuini
gingen broodnoodig, te zorgen, dat met de
Christelijke overtuiging gerekend wordt. De
Christelijke pers in Indië heeft ook wel
eenige versterking noodig. Het eenige Chris
telijke algemeene weekblad „De Banier", uit
gave van de Nederlandsch-Indische Christe
lijke Pers Organisatie, zal veel meer door
olie Christenen moeten worden gesteund,
wil het zich in dezen moeilijken tijd kunnen
handhaven op den duur. Een partijdag als
die van de volgende week is een zeer goed
middel ,om ook in dit opzicht het besef van
taak en roeping te verlevendigen.
Op zeer sobere wijze is het 50-jarig jubi
leum van de Rotterdamsche Lloyd in het
fraaie passagegeibouw aan het Koningsplein
alhier gevierd, nl. door een receptie, waarbij
verschillende redevoeringen werden gehou
den, namens de Regeering door den vloot
voogd ,den heer Osten en den hoofdinspec
teur van den dienst van scheepvaart, den
heer Braat; namens de zustermaatschappij
de Nederland, door den heer De Boer, ver
tegenwoordiger; namens de Koloniale Paket-
vaart Mij. door den directeur, den heer
Straatemeier en namens de Lloyd zelf door
den heer Bouman. Verschillende relaties
stuurden schriftelijke gelukwensohen met de
mededeeling, dat zij het geld voor de bloe
men ,die zij anders hadden gezonden, nu
zouden storten ten behoeve van de werkloo-
nen. Toch waren er nog een honderdvijftig
bloemstukken in het kantoor opgesteld, een
feestelijk gezicht, hetwelk de maatschappij
dan ook wel mocht hebben nu ze een halve
eeuw lang den band tusschen Nederland en
Indië heeft helpen onderhouden. Onder gun-
ZONDAG 2 JULI.
Hulzen (296 M.) N.C.R.V. 9.30 Orgelbespeling
vs. 6—18; 5. Gebed; 6. Zingen Ps. 25& vs. 2
i 7; 7. Tekst Joh. 1 vs. 18; 8. Ie ged. der pre
bed; 18. Zingen Gez. 52 vs. 13;
11.25 Gewijde muziek.
5.00 Kerkdienst uit de Geref. Kerk (Xoorder
kerk) te Maassluis. Voorganger Ds. G. W.
Akkerhuis. 1. Orgelspel; 2. Gemeenschappelijk
stil gebed: 3. Votum en zegengroet; 4. Zingen
Ps 111 vn. 1 en 5; 5. Belijdenis des göloof#;
6. Schriftlezing Jesaja 53; 7. Gebed; 8. Zin
gen Ps. 89 vs. 16 en 17; 9. Voorlezing \an
Zondag 16 uit den Heldelb. Catechismus; 10.
Ie ged. der prediking; 11. Zingen: Ps. 40 vs.
3 en 4; 12. 2e ged. der prediking; 13. Dank
gebed: 14. Slotzang Ps. 22 vs. 12; 15 Zegen;
16. Orgelspel.
6.45 Orgelbespeling.
MAANDAG 3 JULI.
lelden door Ds. J. A. Hoekzema te Hilversum
11.00 Lozen van Chr. lectuur. 11.30 Gramo-
foon. 12.15 Giamofoon 12.30 Orgelspel.
2.00 Brahms programma. 4.00 BUbeUezlng
door Ds. L. Nieuwpoort, van Middelburg.
6.00 Concert 6.30 Vragenuurtje 7.15 Ned
Chr. Persbur. 7.30 Vragenuurtje 8.00
Zang 9.00 Lezing dhr. J. Vincent, te Am
sterdam. 9.30 Orgelbespeling 10.30 Vaz
Dlas. 10.40 Gramofoon
10.30 Gramofoon 11.00 Voordracht 11.30
Concert 1.30 Gramofoon 1.45 Zang
'2.30 Gramofoon 3.00 Orgelspel 4.00 Cel-
irussel (VlaamschN (337.8 H.) 12.20 Concert
1.20 Gramofoon 6.20 Concert 6.50 Concert
8.20 Concert 9.20 Concert 10.50 Concert
(Fransch) (609.8 Ai.) 12.20 Gramofoon
1.20 Concort 5.20 Orkest 6.35 Gramofoon
7.50 Orkest 10.20 Gramofoon
Javentry (1664.4 M.) 12.20 Orgelconcert
1.05 Orkest 2.05 Gramofoon 3.20 Orkest
4.05 Concert 5.05 Gramofoon 6.60 Orkest
7.50 Concert 10.00 BBC orkest
Kalundborg (116.3 M.8) 12.20 Concert
8.10 Gramofoon 3.50 Concert 6.20 Piano
8.20 Concert
.angenberg (472.4 M.) 6.25 Gramofoon
7.20 Concert 10.20 Menech und Welt
11.20 Gramofoon 12.20 Gramofoon 1 20
Concert 4.50 Concert 11.05 Gramoioou
e g. (356.9 M.) 12.20 Conci
Midland Reg. (398.9 M.) 12.20 Concert
1.20 Gramofoon 2.20 Concert 8.20 Orkest
Parts (Radio Paris) (1724.1 M.) 8.05 Gramo-
(1411.8 M.) 4.10 Gramofoon
De financieele nota van de begrooting voor
1934 biedt geen opgewekte lectuur. Waar het
tekort op den gewonen dienst voor 1931
thans kan worden vastgesteld op 103 mil
lioen en dat voor 1932 op 134 milloen, zal
1933 een tekort bieden van bijna 142 millioen,
terwijl zooals gezegd, het geraamde tekort
voor 1934 op S4 millioen wordt geraamd.
Dat hiervan 50 millioen zou kunnen worden
afgetrokken omdat een bedrag van dion
omvang besteed moet worden aan rente en
aflossing, en hiervoor dus geleend zou kun
nen worden zonder schuldverzwaring,
maakt niet veel uit; het tekort blijft. De
zuivere gewone uitgaven voor 193-4 worden
begroot op f 390y2 millioen, de ontvangsten
op f 267 millioen .terwijl uit verdere belastin
gen, salarisherziening, pensioenskorting en
verdere vermindering der marine-uitgaven
nog pl.m. 4S millioen wordt verwacht en
er een vermoedelijke tegenvaller op de land
rente zal zijn van 9V2 millioen, zoodat het
tekort omstreeks 84 millioen zal bedragen,
hetgeen al een respectabele vermindering be
teekent ten ojjzichte van dit jaar. De ver
dere belastingen omvatten een verhoogd in
voerrecht op weelde-artikelen, een suiker
accijns, een loonbelasting en een tariefswij
ziging van inkomsten- en crisisbelast mg.
Bij de begrooting is overgelegd een nota
van de Generale Thesaurie, waarvoor de sa
mensteller, een ambtenaar, naar verluidt een
gratificatie van f80 heeft genoten. Men be
grijpt. dat dit verontwaardiging onder ande
re ambtenaren heeft gewekt, die in dezen
tijd vaak zooveel werk hebben, dat zij lang
moeten overwerken, doch daarvoor niets ont
vangen. Voor een land aan den rand van
den afgrond lijkt zulk een belooning op zijn
minst genomen onbegrijpelijk.
Cola di Rienzi, de groote Senator van
Rome in de 14e eeuw
Door Edw. BULWER LYTTON
175
De door den ridder aangewezen plek was
een halfrond van verscheidene ellen dn om
trek, begrensd door boschjes van kreupel
hout die tot (het dal "oortliepen. Veilig
bereikten zijn ruiters deze plaats en stelden
zich naast elkander op in den vorm van
een halve maan, allen met gesloten vizier.
Alleen de aanvoerder had het gelaat onbe
dekt, en keek scherp naar alle kanten om
zich heen.
„Hebt gij ook soms vernomen, Giulio'
Vroeg hij aan zijn meest geliefden schild
knaap (de eenige Italiaan bij de bende),
„of er den laatsten tijd hier in den omtrek
roovers gezien zijn?"
»,Neen, heer; ik heb integendeel gehoord,
'dat alle bandieten van hier vertrokken zijn
raar de Groote Bende van Fra Morea'e;
terwille van de ruime soldij en den grooten
buit zijn alle huurlingen van de Toscaansche
uieenen tot hem overgeloopen."
Nogmaals schetterde de trompet, ongeveer
op dezelfde plaats als zooeven. Het geluid
werd beantwoord door een kort, krijgshaftig
bevel vlak achter de ruiters. Op hetzelfde
oogenblik zag men in de boschjes maliën
kolders en speren glinsteren. Achter elkander
kwamen uit het kreupelhout gewapendcii
te voorschijn, terwijl er tegelijk uit de wijn
gaarden vóór hen een nog grooter aantal
onder woest geschreeuw op hen aanstormden
„Voor God, voor den keizer en voor Co-
lonna!" riep de ridder, zijn vizier sluiten J;
en de kleine bende rende, dicht aaneen
gesloten met gevelde lans op de vijanden in.
Een twintigtal dezer werden door den schok
op den grond geworpen- zoodat de weg voor
de ruiters vrij was. Zonder den aanval (Ier
anderen af te wachten, deed de ridder zijn
paard keeren en reed de steile helling bijna
in galop af. Een zwerm pijlen werd hem
nagezonden, doch tzdj stuitten af op zijn
wapenrusting.
„Als zij geen paarden hebben, zijn wij
gered!" riep de ridder.
De vijand scheen aan geen vervolging te
denken, doch zidh te vergenoegen met van
een heuveltop de vlucht gade te slaan.
Opeens, bij een bocht van den weg, kwa
men de ridder en zijn gevolg aan een onbe
bouwd stuk land. dat een bijna effen vlakte
vormde, en zoo de helling van den heuvel
afbrak. Aan den rand van deze plek zageD
zij hoe de zonnestralen weerkaatst werden
door de borstkurassen van een lange rij
ruiters in slagorde geschaard. De kronke
lingen van den weg hadden hen tot dus
verre voor het oog van den ridder ver
borgen.
De kleine stoet maakte plotseling halt
zij kon noch voor-, noch achteruit; na een
blik op den vijand, die onbeweeglijk bleef
staan, wendden allen zich tot den ridder.
„Indien gij het verlangt heer", sprak de
aanvoerder der krijgslieden uit het Noorden,
de besluiteloosheid van den ridder opmer
kend, .gullen wij strijden tot het laatste. Gij
zijt de eenige Italiaan, voor wien ik bereid
zou zijn te sterven!"
Deze ruwe verklaring werd door de ande
ren met een goedkeurend gemompel beant
woord en de krijgslieden schaarden zich
dichter om den ridder.
„Neen, dappere mannen", zeide deze, zijn
vizier opslaande, „na zooveel avonturen mo
gen wij niet in zulk een weinig roemrijken
strijd omkomen. Zijn het roovers, zooals wij
mogen veronderstellen, dan kunnen wij
onze aftocht koopen. Zijn het troepen van
den een of anderen edelman, dan staan wij
buiten de veete, die hem in het veld riep.
Geef mij die banier ik zal naar hen toe
„Neen heer", zeide Giulio; „zulke roovers
eerbiedigen niet al-tijd de vredevlag. Er be
staat gevaar!"
„Om die reden trotseert uw aanvoerder
dit Spoedig!"
De ridder greep de banier en reed rechl
op de ruiters aan. Bij zijn nadering moe?!
zijn geoefend oog hun zorgvuldige uitrus
ting, him fraaie, sterke paarden en de stren
ge tucht van de manschappen bewonderen.
Toen hij nader kwam en zijn prachtige
banier zich in het middagzonlicht ont
plooide, groetten de krijgslieden hem. Dit
was een goed voorteeken en het deed hem
genoegen.
.Dappere heeren" sprak de ridder, „ik
kom tot u als de heraut en de woordvoerder
der kleine bende, die juist op gindschon
heuvel ontkomen is aan den onverwachter? i
aanval van een troep gewapenden. Ik roep
uwe hulp in, als ridders en krijgsliedeo
tegenover elkander en stel mijn volk onder
de bescherming van uw aanvoerder. Ver
gunt mij, hem persoonlijk te spreken."
„Heer ridder", antwoordde een der ruiters
die de hoofdman van den troep scheen te
zijn, „het doet mij leed een dapper man als
gij te moeten ophouden, te meer, daar ik cp
uw banier de zinspreuk van een der mach
tigste geslachten van Italië ontdek. Doch wij
hebben streng bevel, alle gewapenden naar
het kamp van onzen generaal te voeren."
,Door lange afwezigheid uit mijn geboorte
land wist ik niet dat er in Toscane oorlog
was" hernam de ridder. „Wees zoo goed,
mij den naam van uw generaal te noemen
en tevens dien van den vijand, tegen wien
gij optrekt"
De hoofdman glimlachte even.
„Walter de Montreal is de generaal van
de Groote Bende, en op het oogenblik is
Florence zijn vijand."
„Wij zijn dus in bevriende, zij het dan
ook geduchte handen gevallen", hernam de
ridder na eenige oogenblikken. „Heer Walter
de Montreal kent mij van vrotgei. Veroor
loof mij, naar mijn makkers terug te keeren
en hun mede te deelen, dat indien het toe
val ons tot gevangenen gemaakt heeft wij
ons tenminste moolen overgeven aan den
bekwaams ten krijgsman van zijn tijd.'
De Italiaan deed zijn paard kseren om
zich naar zijn makkers té begeven.
„Een knap rid Ier en een stoutmerdig
uiterlijk", zeide de hoofdman der ruiters ti»t
degene die naast hem stond. „Ik geloof
echter niet, dat het de troep is, dien wij
moesten opvangen. Zijn manschappen srhij-,
nen uit ihet Noorden te komen. Misschien
kunnen wij hen wel aanwerven."
De ridder en zijn makkers voegden edcli
bij de bende. Zij gaven hun woord, niet te
zullen ontsnappen en werden nu onder
geleide van dertig ruiters naar de leger
plaats van de Groote Bende gebracht
Zij weken van den grooten weg af en
sloegen een smal pad tusschen de heuvelen
ln, dat hen door woeste boschgronden bracht
in een ruime vlokte, bedekt met de tenten
van een groot leger, altijd naar Italiaansclio
begrippen. Slechts een rivier, waarovci
haastig ruwe bruggen geslagen waren van
hout uit de naburige bosschen, scheidde de
ruiters van de legerplaats.
„Een mooi gezicht!" sprak de gevangen
ridder vol geestdrift, terwijl hij zijn paard
Inhield en het krijgshaftige tooneel gade
sloeg, met de linnen tenten, die elkander
in rechte rijen kruisten.
Een der hoofdlieden van de Groote Bende
die naast hem reed, glimlachte genoegelijk.
„Weinigen evenaren Fra Moreale in de
kunst van oorlogvoeren" zeide hij; „en uit
welk een woest, ruw samenraapsel van alle
landen en alle plaatsen uit kelders en van
markten, uit gevangenissen en paleizen
zijn troepen ook bestaan, hij heeft hen reeds
gewend aan een tucht, die het leger van
den keizer beschaamd zou kunnen maken."
De ridder antwoordde niet; hij gaf zijn
paard de sporen en reed over een der brug
gen het kamp hinnen. Doch juist dit gedeel
te verdiende de lofuitingen van den hoofd
man op de tucht in het leger zeker niet De
ridder, gewend aan de strenge orde der
Engelsche, Franedhie en Duitsche leger
plaatsen, meende dat hij nooit ongeregelder i
wanordelijker troepen had gezien, Hier en
daar zag men woeste, halfnaakte bandieten
het vee voortdrijven, dat zij van een roof
tocht medebrachten; ginds stond een troepje
losbandige vrouwen pratend en scheldend
met drukke gebaren tusschen eenigo man
nen met lange verwilderde baarden, die
reeds zoo vroeg op dien schitterenden zomer
morgen half beschonken waren. Overal
hoorde men vloeken en lachen, dronken
vroolijkheid en woest geschreeuw; en bravo's
uit Calabrië of de Appenijnen trokken voor
de oogen van de ruiters het mes, om hun
twist te beslechten. Goochelaars, kwakzal
vers en marskramers vertoonden hun kuil
den of ventten hun waren, wanneer de
gelegenheid zich voordeed; blijkbaar waren
zij gewoon aan de woelige, rumoerige om
geving, waarin zij hun bedrijf uitoefenden.
Ondanks de bescherming van de ruiters
die hen vergezelden, konden de gevangenen
niet ongehinderd hun weg vervolgen. Trio-
pen morsige, in lompen geklee.le kinderen
schenen uit den grond op te rijzen en om
ringden de paarden als een bijenzwerm
onder het uiten van zeer onwelluidende
kreten. Met wilde gebaren eiscliten zij geld,
dat als het hun gegeven werd, hennog
onvercadelijker scheen te maken Soms ver
toonden zich tusschen Eet volk de heldere
oogen, de olijfkleurige wangen en de half
smeekende glimlach van meisjes, bijna m g
kinderen, wier jeugd hun ove.rmijdelijk
verderf en hun volkomen verlatenheid dub
bel droevig deed schijnen.
.Wordt vervolgd