China bent gegaan. Me dunkt, U moest
wel een hekel aan ze hebben".
Deze opmerking maakte haar nog
meer verlegen, dan mijn eerste vraag.
Maar toen herinnerde ik haa,r opeens
aan ons gesprek in Toronto. Zij had
dit heelemaal vergeten.
„O", antwoordde zij eindelijk, „toen
ik dat vroeger tegen U «ei, kende ik de
Chineezen nog niet, zooals ze werke
lijk zijn. Maar nu houd ik van ze."
Miss Stayner was nog niet aan het
einde van haar beproevingen. Voordat
wij enkele jaren verder waren, werd
zij door een vreeselijke klimaatziekte
aangetast, vreeselijk op zichzelf, en
ook in haar gevolgen. Spoedig werd zij
er door gedwongen, het land waar de
arbeid haar lief was geworden, te ver
laten. Zij ging eerst terug naar Cana
da, en later naar een badplaats in het
buitenland, waar zij weder herstelde.
Zij keerde toen ook weder terstond
naar het Chineesche zendingsterrein
terug. Maar in China stak haar oude
kwaal opnieuw het hoofd op. Zij streed
ertegen, en wilde niet toegeven. Maar
ten laatste verergerde haar toestand
coo zeer, dat het sterven zou moeten
worden, zoo zij nog langer bleef. Toen
'besloot zij, ho»wel met tegenzin, om
opnieuw den arbeid te verlaten. Zij
ging eerst naar Duitschland, en later
naar Engeland. Toen waren haar
krachten echter ten einde. Zij is er in
Christus rustig ontslapen.
Bij mijn laatste verblijf in Enge
land had ik echter nog het voorrecht,
mijn oude vriendin te bezoeken. On
danks haar jeugd zag zij er zeer uit
geleefd uit. Heur haar was vergrijsd
'en haar gezicht vermagerd, zij was op.
Maar over haar lippen kwam geen
woord, waaruit men zou hebben kun
nen opmaken, dat het haar speet, naar
China te zijn gegaan om daar de
blijde boodschap van den Christus te
brengen. Integendeel, «ij was heel
dankbaar én gelukkig, dat haar door
God dit voorrecht was geschonken.
Zij bekende, dat zij er door één be
ginsel was geleid, de liefde van Chris
tus. Christus' liefde was het ook, die
haar een ruime vergoeding had g^
schonken voor alles wat zij had ge
leden. Zij had daardoor gedaan wat
in haar vermogen was om aan de
heidenen het Evangelie te brengen, en
op deze wijze de wederkomst op aarde
te verhaasten van den Meester, Dien
zij zóó lief had gehadl
De mode van den dag
Hoeden
is een stroohocd met een breeden rand,
en een bol van doorgestikte zijde. Er
hoort een sjaal bij van genopte zijde,
die in een lossen strik geknoopt
wordt.
De andere hoed is van eenvoudig
licht stroo met een donker Jint. Ook
Wandelcomplets
hierbij behoort een gebloemd zijden
sjaaltje. Nummer drie is een klein
kapje van donker stroo of vilt. Het
laat d*> linkerhelft van het gezicht
geheel onbedekt. Een typische lange
veer zo:*gt er echter voor, dat het
geheel niet te kaal lijkt.
Links een snoezig modelletje van
warm-beige wollen stof. Het bloesje
is van vuurroode kunstzijden crêpe
morocain met witte nippen. De kleine
pofmouwtjes en de groote strik ont
breken niet.
Midden: een complet van lichtgrijze
stof, eveneens met een bloesje van
Ons wekelijksch
knippatroon
roode cijde. De mouw is heel nauw
en de rok loopt iets klokkend uit.
Rechts: een bolero-jasje over een
vestje van wit piqué. De revers en de
manchetten zijn van zwarte kunst
zijde. Het materiaal van het costuum
is wollen stof met een klein ruitje.
De knoopen zijn van paarlmoer.
Bloeses
De beide hier afgebeelde bloeses zijn
bijzonder mooie modelletjes voor den
namiddag. Het eene, met de pofmouw
tjes, is bedoeld voor warme dagen,
terwijl het andere meer geschikt is
bij koeler weersgesteldheid.
Nr. 159 is gedacht van gebloemde
crêpe de Chine of een ander soort
soepele zijde. Heel modern is de mouw
met do ingestikte plooitjes, het
schootje over den rok en de doorge
haalde jabot. Benoodigd materiaal
ISO M van 100 c.M. breedte.
Nr. 160 is een beeldige bloese van
effen crêpe de Ghine of georgette.
Deze bloese zal bijzonder aardig zijn
als ze in een zaohte pastel-tint geko
zen wordt Grappig is de garneering
van plooitjes op den schouder en in
de bloese; Benoodigd materiaal 2 M.
var 100 cM. breedte.
Beide patronen zijn tegen den prijs
van 35 cent per stuk te verkrijgen bij
de Afdeeling Knippatronen van de
Uitgeversmaatschappij „De Mijlpaal",
postbox 175, Amsterdam. Het bedrag
kan worden voldaan per postwissel, in
postzegels of wel per postgiro 41632.
Aan de lezeressen wordt vriendelijk
verzocht, bij bestelling niet alleen het
nummer van het patroon, maar ook
de borst-, heup- en taillewijdte op te
geven. Gelieve verder naam en adres
duidelijk te vermelden, waardoor ver
traging in de toezending kan worden
vborkomen.
Naast de vele kleine hoedjes die dit
jaar gedragen worden, zullen
Aanleg en Opvoeding
Eenigen tijd geleden schreef J. P.
onder bovenstaanden titel een zeer le
zenswaardig artikel in de N. R. Crt.
waaraan wij gaarne het volgende wil
len ontlecnen:
In de Europeesche en Amerikaan-
sche landen stelt men er een eer in om
vlug te werken. Is dat een aangeboren
zen zomer ook breedgerande hoeden of verworven, eigenschap? Onderzoe-
zien> kingen in Amerika hebben uitgewezen
De eerste hoed op onze afbeelding dat de Indianen over het algemeen
geen haast hebben, maar hun werk bo
ter doen. Haasten is minderwaardig en
onnoodig, volgens hen. De kinderen
leeren van het begin af aan om zich
juist uit te drukken en eerst te den
ken, voordat zij iets doen of zeggen.
Hun schriftelijk werk is dan ook on
eindig veel beter dan dat van de blan
ke kinderen, die het zelfde onderwijs
krijgen. Zij schrijven een les liever drie
of vier keer over dan het werk vol
fouten in te leveren.
De gehardheid, die wij allen uit de
boeken over Indianen kennen en in on«
te Jonge jaren bewonderd hebben, Is
.zeer zeker een eigenschap, die van
groot belang is voor het ras. Een jong
Indiaantje leert, zoodra hij iets begrij
pen kan, dat het een schande is om te
huilen of te schreeuwen als hij pijn
heeft. De andere jongens willen niets
met hem te maken hebben, wanneer
hij geen pijn kan lijden zonder een
6pier te vertrekken. Aan den anderen
kant wordt verdriet om het verlies
van een vrouw of van een kind door
de stamgenooten begrepen en de uitin
gen van dat leed respecteert men.
Een Engelsche jongen mag geen van
beide laten merken, hij mag nooit te
koop loopen met zijn gevoel. In zijn
latere leven zal het hem te pas komen
dat niemand aan hem zien kan wat
hij denkt en voelt.
Vreemd staat de Engelschman tegen
over de uitbundigheid van een Ita
liaan of andere Latijnen. Een kind uit
deze Zuidelijke landen ziet ook de vol
wassenen hardop lachen als ze plei-
eier hebben en hun wanhoop duidelijk
verkondigen.
Een kinl, dat onder de negers van
Zuid-Amerika opgroeit, mooet zich be
zig houden met muziek, of hij wil of
niet. De mannen zingen onder het wer
ken, de bekende „spirituals" worden
op alle bijeenkomsten gezongen, een
feest is niet compleet zonder de banjo.
Zelfs bij voetbalwedstrijden tusschen
negerelftallen speelt het orkest, zoodra
het spel even gestaakt wordt en het
publiek zingt mee of slaat de maat. Zoo
dra de Amerikaansche neger naar het
Noorder of zelfs van het platteland
naar de stad verhuist, vermindert zijn
liefde voor de muziek. Een tijdlang
onderscheidt hij zich nog van de blan
ken, waar hij tusschen leeft, maar ver
geleken met cijn broeders in het Zui
den is er merkbaar verschil. Misschien
was de muziek een toevlucht voor de
slavenbevolking van de Zuidelijke
staten, een troost in hun moeilijke le
ven, dien zij minder noodig hebben in
het Noorden. Wie zal dat uitmaken?
Aangeboren en aangeleerde eigen
schappen zijn zoo nauw met elkaar
verbonden, dat het bijna ondoenlijk ls
öih de grens te trékken. Men kan vei
lig zeggen, dat de aanleg iemand een
zekere geschiktheid geeft om bepaalde
dingen aan te leeren of niet. Waaruit
dezé verworven eigenschappen bestaan
hangt ia de eerste plaats af van de
groep, waarin het kind geboren wordt
De opvoeding wordt dus voor het
grootste deel bepaald door de levens
opvatting van de groep, waartoe eèn
kind hoort. Er zullen altijd individu-
eele verschillen zijn, maar binnen het
raam van een gelijk doel voor alle
leden van de groep. Natuurlijk worden
deze eigenschappen ook erfelijk, een
Indiaansch kind b.v. leert gemakke
lijker ora zich te beheerschen dan een
negerkind. Het is mogelijk, dat er phy-
sieke ooniaken zijn aan te wijzen voor
de geestelijke eigenschappen van het
'langzame tempo.de ongevoeligheid
voor pijn, enz. Kinderen, die kenne
lijk tot hetzelfde ras behooren, vertoo-
nen gansch andere eigenschappen al
naarmate zij anders opgevoed wor
den. Wij behoeven maar te denken
aan het verschil tusèchen kinderen, die
in de stad of die op het land wonen.
De negers, die in het Noorden van
Amerika wonen, vertoonen heel andere
karaktereigenschappen dan de negers,
in het Zuiden, het verschil is zóó groot
dat men gaat twijfelen aan de „aan
geboren" raseigenschappen.
Snelle reacties en een scherper denk
vermogen zijn aan te leeren door op
voeding en door gunstiger omstandig
heden. Tal vaa proeven zijn op dit ge
bied genomen, die onweerlegbaar be
wijzen, dat kinderen van het platte
land in het algemeen achterstaan bij
stadskinderen, maar dat die achter
stand in korten tijd is ia te halen.
De Amerikaansche neger heeft den
naam van muzikaal te zijn. Is dat een
eigenschap van het ras? Van de Afri-
kaansche negers kan hetzelfde niet
worden beweerd, hun muziek vertoont
wel een eigenaardig rhythme, maar zij
is niet van bijzonder groote beteekenis
voor hen.
Handwerken
Guimpe-haakwerk
Op bijgaande afbeelding geven wij
drie verschillende voorwerpen in
guimpe-haakwerk. De geguimpte ran
den zijn van alle drie voorwerpen op
verschillende manieren verbonden.
Bij de theemuts zijn de lussen door
elkaar gehaakt. Hier wordt dus geen
aparte toer tusschen gewerkt.
Bij het kleinste kleed zijn de reepen
verbonden door één gehaakte'n toer;
tusschen de randen van het grootste
kleed zien wij twee gehaakte toeren.
De theemuts is gemaakt van oranje
satinet, met een overtrek geguimpt
van zwarte kunstzijde.
Voor iedere helft hebben we vijf
reepen guimphaakwerk noodig.
De vork, die hiervoor gebruikt is, is
4 c.M. breed.
De le rij bestaat uit 36 lussen
2e 72
3e 108
5e
162
Bij de verbinding van de le en de
2e rij haiken wc één lus van de le
door twee lussen van de 2e rij.
Bij de verbinding van de 2e en de
3e rij haken we twee lussen van de
2e door 3 lussen van de 3e rij.
Bij de verbinding van de 3e en de
4e rij haken we twee lussen van de
3e door twee lussen van de 4e rij.
Bij de verbinding van de 4e met de
5e rij haken we twee lussen van den
4en door drie lussen van den 5en toer.
Op 't eind van de ronding haken
we nog twee toeren.
De le toer bestaat uit 1 vaste steek
in zeven lussen, 11 kettingsteken,
ene.
In den 2en toer haken we op elke
vaste steek en elke kettingsteek 1
vhste steek.
Met de tweede helft maken we in
den 2en gohaakten toer meteen de ver
binding, door een halve vaste steek
te haken in 't midden vaa de 11 ket
tingsteken.
Door de lussen van den len rand
rjjgen we een draad, die stevig vast
geknoopt wordt
Zooals we op de foto zien is de
onderkant afgewerkt met een zwart
lint, dat in 't midden is ingehaald.
Het overtrek kan ook heel goed tus
schen den naad aan den onderkant
weggenaaid worden.
Het kleinste kleed is gemaakt vaa
roode en grijze kunstzijde.
Op een vork van 3 c.M. breedte
werken we weer vijf reepen galon.
le rij (rood) 42 lussen, 2e rij (grijs)
84 lussen: verbinding 3 met 6 lussen.
2e rij (grijs) 84 lussen, 3e rij (rood)
168 lussen: verbinding 3 met 6 lussen.
3e rij (rood) 168 lussen, 4e rij (grijs)
224 lussen: verbinding 3 met 4 lussen.
4e rij (grijs) 224 lussen, 5e rij (rood)
296 lussen: verbinding 3 met 4 lussen
(1X2 met 4 lussen).
De verbinding geschiedt door ééa
gehaakten toer. We haken in de lus
sen steeds 1 vaste steek en tusschen
elke vaste steek 3 kettingsteken.
Aan 't eind van 't werk haken we
nog drie toeren: 6 kettingsteken af
gewisseld door 1 vaste steek.
Met deft len" toer haken we elke
vaste steek in drie lussen, met de vol
gende toeren worden de vaste steken
om de kettingsteken van den vorigen
toer gewerkt.
Het kleed wordt als 't klaar is, ge-
6lfenncn. Vooraf rijgen we door de
lussen in 't midden van 't kleed een
draad. Deze wordt zoo geknoopt, dat
er een opening overblijft om een spin
in te werken. We zorgen dat we de
door te rijgen draad lang genoeg
nemen, zoodat we er meteen de spin
mee kunnen maken.
Zija we hiermee kftiar, dan wordt
het kleed mat gemaakt. Als H droog
is mogen de spelden er uitgehaald
worden.
Tijdens het drogen moet het kleed
in horizontale richting blijven liggen;
dit om te voorkomen dat de kleuren
zouden doorloopen.
Voor het groote kleed is gebruikt
een vork van 5 c.M. breedte, zwarte
cijde en gouddraad.
Het gouddraad wordt gebruikt voor
de tusschengehaakte toeren.
We hebben ook nu weer vijf reepen
guimpe-haakwerk noodig.
le toer 45 lussen
2e
180
720
No. 1, 2 en 3 van onze teekening
stellen de gewone rechte pijltjesran-
den voor.
Bij nauwkeurige beschouwing zien
we, da>t het verschil tusschen fig. 1
en fig. 3 alleen bestaat in den rand-
steek, die bij den een anders gewerkt
wordt dan bij den ander.
Van fig. 2 zijn beurtelings 3 pijl
tjes open gelaten en 3 pijltjes dicht-
gewerkt.
Deze eenvotidige naden kunnen we
aan verschillende kleedingstukken
toepassen.
Fig. 4 laat ons een smal randje zien,
waarvan de bewerking van onder- en
bovenkant niet boven elkaar maar in
verband genomen is. De draden vaa
den open rand liggen nu in den V
vorm.
Ten slotte volgt aog een breeder
uitgewerkte rand. Hierbij zijn beurte
lings een gedeelte draden uitgetrok
ken, en een gedeelte ingelaten.
De beide buitenkanten worden op
denelfde wijze gewerkt als fig. 4 aan
geeft, terwijl we over de twee dichte
randen een rij kruissteken werken.
Dezen rand kunnen we heel goed
als versiering van een linnen kleed
gebruiken.
Een enkele maal kan hij aan on-
derkleeding dienst doen. bijv. bij een
kimono-nachtjapon, waar ik hem ge
werkt zag tusschen twee in 't midden
van den schouder naar elkaar toege
legde plooien. Met het werken van de
beide buitenkanten worden dan tege
lijk de plooien vastgestokon.
Ter hoogte van de buste houdt de
rand op, en springen de plooien uit.
Tusschen de randen haken we au
twee toeren.
De le toer luidt: 7 kettingsteken,
1 vaste steek in drie lussen.
2e toer: 4 kettingsteken, 1 vaste
steek in de middelste kettingsteek van
den vorigen toer, 4 kettingsteken, 1
vaste steek ia zes lussen van de vol
gende reep guimpehaakwerk.
Aan 't eind volgen nog 5 gehaakte
toeren: 7 kettinggsteken, 1 vaste steek.
In den len toer nemen we weer drie
lussen op.
In het midden van dit kleed is de
draad zóó aangehaald, dat de ronding
dicht is.
Open naden
Bijgaande afbeeldingen geven ver
schillende bewerkingen te zien van
eenige open naden voor linnengoed.
We beginnen natuurlijk met eenige
draden uit de stof te trekken. Hun
aantal hangt af van de dikte van
deze draden en van de breedte der te
maken randen.
Om zelf te maken
Een baby schortje
Er komt visite. Baby moet gauw een
schoon schortje aan hebben. Maar
er is geen schoon meer in de kast.
Baby heeft zich deze week zoo smerig
gemaakt, dat hij iederen dag een
schoon voor moest hebben. En ja, nu
zitten we met den last en de kleine
peuter moet zijn opwachting maken
bij de visite in een smerig schort.
Hier geven we nu een idee, hoe met
heel weinig moeite en kosten zulke
dingetjes kunnen worden gemaakt,
zoodat we goed in onzen voorraad kun
nen zitten.
Een rechthoekige lap stof, (batist, of
wat men er ook voor gebruiken wil;
katoen misschien) wordt op de ver-
eischte grootte geknipt
Daarna geeft men van boven twee
inknippen voor de armsgaten, en wel
poo, dat de twee kleine stukken aan
de kanten evenveel zijn, als het groote
stuk in het midden.
Aan de bovenzijde nu, wordt een
schuifje gemaakt, waar later het lint
doorgeregen wordt Nu zet men langs
den bovenkant en de armsgaten een
smal valencienne kantje. De achter
kanten en de onderkant worden ge
zoomd.
Op het midden zet men een entre-
deux; ook zoo, dat er een lint doorge
regen kan worden.
Nu rijgt men aan den bovenkant en
in het midden de linten er door.
Klaar is ons schortjel
Als men er een klein uurtje aan
werkt, is het schortje klaar. Baby hoeft
er dan nooit meer vies uit te zien, als
er visite komt Bovendien staat het
allerliefst
Geneeskunde
in den ouden tijd
Iets over barbiers
en chirurgijns
Er is geen reden voor de veronder
stelling, dat ons voorgeslacht de ge
neeskunde heeft geringschat. Maar wel
lijkt het, of men de scheerkunst, het
ambt van den barbier, wat al te hoog
heeft aangeslagen. Misschien geschied
de dit vel uit eerbied voor hen, onder
wier bewerking men óók altijd aan
gevaar blootgesteld was! In elk geval
was het ia den ouden tijd iets heel ge
woons, dat men ctads-chirurgijns aan
stelde, die tevens, als barbier, het
scheermes hanteerden.
Mischlen wilden de achtbare heeren
•van de vroedschappea hun halzen ook
maar niet zoo aan iedereen toevertrou
wen. Zoo werd bijvoorbeeld ruim drie
honderd jaar geléder. te Goes een stads
chirurgijn aangesteld.Uit de bijzonder
heid dat eerst een veertig jaar later
van de 'benoeming van een stadsdoktcr
wordt r lding gemaakt, kan men op
maken, dat de scheer-heel-mcesters
zich ook met de inwendige praktijk
■bezig hielden, een vermoeden dat be
vestigd werd door het feit, dat toen
zich daar werkelijke geneesheeren ge
vestigd hadden, al spoedig bij den ma
gistraat klachten inkwamen, „dat chi
rurgijns, barbiers en kwakzalvers zich
verstoutten om de konst der medicij
nen binnen dezen stede uit te oefenen".
De neiging om in het genezen
van ziekten en kwalen te dilettantee
ren, schijnt al zeer oud, ofschoon die
chirurgijns niet onder de dilettanten
gerangschikt wilden worden De acht
bare magistraat schoof hen onbarm
hartig ter cijde en bepaalde bij de be
noeming van een stadsdokter en stads-
apotheker, dat deze alleen, met uit
sluiting van alle anderen, die kunsten
voortaan zouden uitoefenen. Doch wel
licht was het om een pleister op een
wonde te leggen, dat in het verbod aan
de chirurgijns en barbiers slechts cn
uitdrukkelijk gesproken werd van het
uitoefenen der inwendige praktijk bin