VAN BONTE DINGEN door G. K. A. Nonhebei Apotheker te Middelburg Kiespijn Er bestaan heel wat soorten van pijn, die men niet altijd voorkomen kan, maar kies of tandpijn en daarbij een gezicht als een gasballonnetje, dat kan men «eer goed voorkomen. Men begint dan met een aspirinetablet en kies pijnwatjes .Helpt dat niet, dan komt de Kreosoot (z.g. witte teer) aan de beurt- Men verbrandt daar gemeenlijk ook zijn tandvleesch mede en bezorgt zich uren lang een gasfabriek-smaak in den mond. De pijn gaat natuurlijk niet over en dan laat men te ten einde raad maar trekken. Maar men ver geet, dat als men een kies laat trekken, men er eigenlijk twee mist, want een kies kan zonder zijn antagonist (zijn overstaande kies) niets meer vermalen, evenmin als een molenaar dat maar met één molensteen kan. Hoe ontstaat nu kiespijn? Bij de overgroote meerderheid der menschen vertoont het gebit fjorden met spleten en holen en daarin kruipen restanten van ons voedsel, (fig. I) Dit gaat (vooral des naohts) verzuren, terwijl de bacteriën bij dit proces een flink handje meehel pen. Onze tanden nu zijn door een dun laagje email omgeven, dat de hardste stof is, die het lichaam kan vormen. Toch is dit email niet bestand tegen de voort durende Inwerking van dat zuur en wordt «acht aan opgelost (fig. II). Het tandbeen, dat dan bloot komt, is lang niet zoo hard en wordt dus veel sneller weggevreten. Er ontstaat nu een gat in de kies, dat we meestal niet zien en in den beginne ook totaal niet voelen kunnen (fig. III). In de tanden en kiezen bevinden zdch echter ze nuwen met bloeddeelen, die door het nauwe wor telkanaal loopen en de tanden voeden. Als echter het ingevreten gat dichtbij de zenuw gaat naderen, dan ontstaat al bij het drinken van koude of war me vloeistoffen een minder opwekkend gevoel. Komt eindelijk de zenuw bloot, dan treedt de pijn meer of minder, heftig op. (fig. 4). Wanneer dus (vooral jonge menschen) zich ieder half jaar even bij den tandarts laten controleeren dan voorkomt men alle pijn en is een eventueel ontstaan gaatje snel, pijnloos en zeker veel goedkooper te dichten. Wil men echter den tand of kies nog behouden die al tot de zenuw is aangevreten, dan moet de tandarts beginnen met te boren tot de zenuw ge heel bloot ligt, wat beslist niet aangenaam is, hoewel de techniek in degen zóó sterk is vooruit gegaan, dat men slechts een oogenblik pijn gevoelt. Is dan door b.v. carbol-cocaine de zenuw gedood, dan wordt ze er uitgehaald en moet nu eerst het wortelkanaal, waardoor die zenuw loopt, volkomen gedesinfecteerd worden. Dan pas kan tot de vul ling worden overgegaan. Men kan als de kroon ver is weggevreten dan of een gouden kroon er op doen aanbrengen of wel overgaan tot een stift- tand. Een stifttand is wel een dure behandeling, maar voldoet uitstekend. De kroon wordt daartoe afgeknipt en bijgesle pen en in 't gezuiverde wortelkanaal een platina bevattende stift gebracht, die stevig In een kunst tand of kies is bevestigd, zoodat nu het geheel op een eigen kies of tand gelijkt. Breekt deze onvers hoopt, zoo kan in enkele minuten er een nieuwe opgeschoven worden. Is er totaal geen behoud mogelijk, zoo moet ge trokken worden en kan een kunsttand met plaatje de open plaats vervangen, (fig. 5) V. Begrafenis van de kist Men geeft in zijn leven nog al eens geld uit voor hetgeen geen brood is, maar wat men uitgeeft voor instandhouding en verbetering van zijn gebit, brengt de grootste rente op, omdat we daardoor ziekte voorkomen kunnen en once gezondheid be vorderen. Want als men het eten niet voldoende kauwt, vermengt het zich ook niet met de zoo noodige hoeveelheid speeksel en brengt men een arbeid ten laste van de maag, die feitelijk in den mond moet geschieden. Vandaar dan ook, dat vaak stofwisselings- bezwaren gaan optreden. Ook zieke, aan gestoken tanden in het gebit zijn zeer nadeelig voor de gezondheid, daar die rottingsbacteriën bij duizenden worden ingeslikt en op allerlei wijzen zullen trachten hun bestaan voort te petten, maar ten koste van ons zelve. Ook ons schoonheidsgevoel stelt prijs op een mooien mond met tanden. Het is een sieraad van den mensch. En al zijn ze ook valsch, onze ge zondheid vaart er wel bij. Niet ieder ziet dit echter in. Een wcricman, die eens een klein erfenisje kreeg, zei ik eens: „dat is nu een pracht gelegenheid om je eens een nieuw gebit aan te schaffen". Wat deed hij? Hij kocht een anderen, veel luidercn loud-speaker voor zijn radio. Als hij echter zijn afgebrokkelde, berookte en aangestoken tandstompjes had doen opruimen, zou hij minder (door cijn radio) zijn buren en... zou zijn maag minder hemzelf gehinderd hebben. Verloving en huwelijk op 't platte land door G. P. Klijn I „Mooi onderwerp," schrikt de argelooze lezer. En lezeres. Stel u gerust Bier volgt geen handleiding, in den trant van „Omgang met dames. In drie wöken", of hoe dergelijke fraaie lectuur verder mag heeten. Het moet trouwens al even weinig benijdenswaardig zijn, op dit gebied adviezen van derden te moeten ontvangen als die te moeten verstrekken. Maar dan nog, wat moet dit voor een artikel worden? Verloving en huwelijk, dat zijn toch fei ten, die alleen belang hebben voor de beide per sonen in kwestie en voor de naaste verwanten en bekenden. Zoo althans gesohiedt dat doorgaans in onze kringen. Neem Frans en Mien, neem Jan en Coba, of welk ander stel uit den neven- en nich ten- of kennissenkring. 't Was gezellig, die verloving. Een aardigo avond, de jongelui in den „zevenden hemel" na tuurlijk, de bowl was heerlijk, (zelfgemaakt), de vrinden zorgden wel voor de stemming, met hun moppen over het verloochende vrijgezellendom. Daarmee is de verloving gevierd. En nu maar hopen, dat de tijden een beetje gunstiger worden en Frans of Jan een behoorlijke positie krijgt. Dan kan er getrouwd worden. Dan is er weer een fuif, weer voor de familie en de beste vrienden. Men tijgt naar het gemeentehuis, men tijgt ter kerke, de verdere vreugde wordt gevierd binnen de vei lige muren der schoonouderlijke woning. Want het is voor de insidens. De buren hooren slechts de vreugde en staan met de feestenden in geen ander contact dan dat ze kopjes en borden en een kof fiekan geleend hebben en voor vannacht een oom logeeren. De 6traat merkt er niets van, de buurt nog min der, het dorp ziet den stoet voorbijdraven en in de stad interesseert het heelcmaal niemand, deze belangrijke plechtigheid. Zoo nuchter is ons leven tegenwoordig, zoo wei nig gemeenschapsgevoel bestaat er meer, dat we er niet aan zouden denken de vreugde van zulke hoogtijden te deelen met meer dan een select 148 gezelschap. De buren, de dorpelingen hebben er niet mee te maken en zelf zouden ze trouwens ook gok opzien als er van hen verwacht werd mee te leven in het geluk van menschen, die ze opper vlakkig kennen. Die goede oude tijd, toen dat alles zoo anders was, toen een bruid en bruigom door het heele dorp werd ingehaald en gelukgewenscht, waarbij wederkecrig het heele dorp werd getracteerd, is zoo goed als verdwenen. Ja, hier en daar bestaan er nog rudimenten van die gewoonten, die getui gen van een sterk saamhoorigheidsgevoel en van medeleven op grond van het feit, dat men tot dezelfde gemeenschap van dorpelingen behoort, maar het is moeilijk ze als buitenstaander te ont dekken en er iets van te begrijpen. Maar nu is de bekende folklorist, de heer D. J. v. d. Ven, men mag hem gerust onzen bc- kwaamsten volkskenner noemen ons daarbij to hulp gekomen en heeft een boek geschreven, dat ons op dit gebied rondleidt en tal van merkwaar dige gebruiken ten plattelande, die ten deele reeds aan het verdwijnen zijn, voor de toekomst vast gelegd. Met genoegen hebben wij dat allemaal gelezen Van Vrijen en Trouwen op 't Boerenlajnd, door D. J. v. d. Ven, uitgave van De Spieghel, Amsterdam. en graag willen we wat vertellen uit dit aardige boek, dat zoo scherp het onderscheiden karakter van verschillende volksgroepen aan het licht brengt en zoo'n duidelijke, zij het niet altijd roos kleurige kijk geeft op de mentaliteit van de plat telandsbevolking hier en daar. Wij trekken dan maar eerst met van der Ven „op vrijers voeten rond de Zuiderzee". Want in al die plaatsen langs het verdwijnend „Zuierzcesop- pie" wordt nog steeds een wonderlijk strenge afgeslotenheid bewaard, en leeft men nog, in trouwe aanhankelijkheid aan de eigen gebruiken en gewoonten en aan de merkwaardige kleeder dracht, als in een wereldje apart, waarbuiten zelfs de Nederlander is gesloten, die er slechts als tourist een vluchtigen blik in werpen mag. Daar hebt ge Volendam! Daar is de jonkheid nog het meest vrij en argeloos in het onbevangen kermisfeest in October. De internationale schil dersbent heeft daar destijds het hart aan op kun nen halen, bij de eindelooze danspartijen in Spaan ders welbekend hotel. Want die Volendaanmers knoopen de liefdesbetrekkingen aan onder den dans, onder den zwaren en toch zwierlgen dans, met den „zeuvensprong" en de eindelooze walsen. Hoe andere dan onder de vrome visscherslui van Marken en Urk en de Geldersche kustplaatsen en Spakenburg. En het gevolg van die Octobersche vreugde is ook meestal het gemeenschappelijk aan teekenen in het mooie raadhuis van Edam. Dat geschiedt, op grond van de oude gewoonte, dat je met Paschcn de bruid hoort te zijn, met tal van paren tegelijk. En op den terugweg houdt dat heele stel dan een gloriewandeling „over d'n diek" en wordt aan den ouden klokpaal te hunner eer de klok geluid. Uit de versierde flesch wordt aan de heele buurt een glaasje „angepresenteerd" en daarmee wordt zoo ongeveer de groeps-instemming met het huwelijk tot uiting gebracht. Op Marken gaat het weer heel andere toe met dat vrij age-ritueel. Dat vindt daar z'n hoogtepunt in den Kronemakereavond, die geheimzinnige ge- sohiedenis waar de Marker jongens en meisjes een buitenstaander nooit het rechte van vertellen. Maar wel zeker is, dat dien avond de kleurige Pinksterkroon wordt geplakt door een zwerm van kakelende en gierende Marker mensjes en een huis vol jongmans, die den pijp kamen opsteken. De folkloristen hebben uitgemaakt, dat dat nog een overblijfsel is van een vóór-Christelijk vruchtbaar- heidseyinbool, maar dat voelt natuurlijk niemand meer zoo. Pinkster-Maandagmiddag paradeert dan oud en jong bij het „Generale Bas-loopcn" in de heel oude, heel merkwaardige Pinksterkleedij en in den laten avond trekt dan menig jong vis- schersman de giek op, hijsoht fok en nok en ste vent met een overmoedige zwaai het nauwe ha ventje uit om z'n eerste weekkost op 't Zuiersoppie te gaan verdienen voor zioh en z'n Sijtje of Eefie. In de stille oogenblikken, dat de netten geschoten waren, haalde hij dan de kakemesjes voor den dag, om een prachtige mangelplank te snijden voor z'n „maad" of met zorg en liefde te kerven in het hout van een paar klompen, tot de Turksche rozen of de krakelingen er keurig opgetooverd lagen. Want op Marken kon je vroeger niet aan trouwen denken, als je niet een paar hulften kon besnijden. Zoo leven er om de oude Zuiderzee, die z'n laat ste dagen zoowat gehad heeft, nog tal van merk waardige vrij-gebruiken. In Spakenburg heet 't „kraaien vangen", daar moeten de jongedochters op het huis passen en grendelen secuur de deur, maar ze zetten meteen een laddertje tegen het bovcnvenetertje zoodat Harm en Wouterbaas al heel gauw weten, waar ze welkom zijn. In Huizen heb je het Zondagavond-vrijen", waahbij de ouders ook al zoogenaamd argeloos op visite gaan; op Marken vlechten ze de Pinksterkroon en in Volendam is weer het kermis-dansen het hoogte punt Op Urk, waar ze zoo graag „recht toe an" gaan, houden ze er een heele „vrijweek" op na. Dan gaan de stelletjes 's avonds „om Top", 'n omme tje van twintig minuten gaans. Maar daar worden de afspraakjes gemaakt en op dat onschuldige wandelingetje worden de verbintenissen voor het leven gelegd. Iets over de herkomst onzer familienamen door A. Dorsman III. (Slot) Evenzoo de plaatsnaam vanwaar men gekomen Is, al zijn sommige daarvan door verkeerde schrijfwijze totaal onherkenbaar geworden, b.v. de Familienaam „Vrouwcnvelder", die zoo zij daar geschreven staat wel wat barbaarsch aan doet is toch in zijn oorsprong «eer onschuldig. Een Vrouwenvelder is een Frauenfclder, iemand afkomstig van het dorp Frauenfeld in Zwitserland. Zoo vindt men nog wel meerdere namen van dorpen, hetzij in Duitschland „von" veranderd in ons Hollandsche „van", maar bij enkele namen is dit „von" gebleven en nu vindt men oog men schen die van meening zijn, dat dit „von" zou wijzen op een of andere „adelstand" wat natuur lijk te naief is om over te spreken. Over het algemeen weet men weinig van'namen af en kan men soms ook de meest frappante ver halen hooren van vroegere rijkdom cn titels enz. Dan zijn er nog een massa ciamen, welke niet bepaald op het eerste gezicht aan een plaatsnaam doen denken, b.v. Abecle ia een plaats im. de pro- Jonqe liefde op het oude eiland Vrk in de Pinksterweek. vincie Henegouwen, Aalst driemaal te vinden in België, Baal, Balen, Baardwijk, Barlage (Berlage), Batenburg, Beek, Beets, Boom, Breugel, Burhafe (Boerhavc), Dalen, Empel, Erkelens, Gaasbeek, Genk, Grimbergen, Grol, Halewijn, Hamme, Haze- broek, Kalis, Kettenis, Knokke, Li erop, Melte, Mun- nikemeode, Norden, Rostyne, Rutten, Schoor, Schriek, Sleen, Steensel, Visvliet, Westerloo, Zwaan, Zon enz. enz. Een inwoner van Delfshaven noemde men een „Haven aar". De naam Denis, Denijs wordt soms zoodanig uitgesproken, dat het doet denken aan Saint- Deniis, een voorstad van Parijs, deze naam is niet anders dan een uud-Hollandsche mans voorn aam. Denijs de Conijnck was Schepen te Vlissingen 1574. Tal van namen zijn afkomstig van landgoederen en hofsteden, en meermalen kon het gebeuren, dat een pachter of een hoorige met den naam van het landgoed genoemd werd. In de provincie Utrecht vond men de navolgende landgoederen, welke namen nu nog in verschil lende geslachten voortleven: Ter Aa, Broek huizen, Carsbergen, Doorn, den Engh, Loenersloot (de naam van een oud adellijk geslacht, dat reeds is uitgestorven), Lokhorst, v. Houten, Giótnestein, Domselaar, Oudaan, Rijsenburg, Sterkcnburg, enz. Vooral in de Achterhoek kwamen doie hofsteden veelvuldiig voor en deze geven een prachtigen kijk op de herkomst van vele namen. Vaak moest hun oude, oorspronkelijke naam wijken voor de naam van de pachthoeve. „In het Quohier der .bezittingen van 's Ko- nings vijanden in Salland anno 1583 leest men: „Item een erff Wulstcamp inde buerschap Ber- genthem toe Hardenbcroh gelegen, twelck Wil lem Wuestcamp buy ten pacht jaeren gebruikt, ende siaers toe pacht gheefft xx) mudden rogge. Vorclaert voersz Willem Meijer bij eede, enz." Hier krijgt de man in één akte twee namen, eerst de naam van de pachthoeve en daarna de algemoene naam die voor een pachter gebruikt werd, a.l. Meijer. Echter die algemcene naam Meijer maakte het weer noodig ter betere onder scheiding een voorzetsel te gebruiken, b.v. Roth- meijer, Neumeijer, Niemeijer, enz. Ziehier nog een staaltje: „Item, terff Meijlinck inde buersehap van Dorth toe Bathmen gelegen daerop woenen Arndt Meijlinck. Item, terff die Vettewinckcl in de buerschap I-Icngerveide toe Wye doarup woenen Arnt ten Vettewinckel. Item, een coetenstede, nieuw aengeslagen landt zijnde, twelck Geert die nieuwe me ij er gedaen is s6sz jaeren um niet um daervan landt toe maccken". Verder komen nog voor hofsteden met namen als: Schuijrinck, Velthuys, Arkenstein, Veltcamp, Wildcnherch, Mensinck, Nyenhuis, Naninck, Meije- rinck, Bouwhuijs, Wormgoer, Dcnseler, Hainele, Wissinck, enz. Zoo waren er dus ontelbare bronnen voor naam geving ontstaan en behoefde men zich niet meer poo angstvallig vast te klemmen aan de aloude wijze van naamgeven, men werd er wat vrijer in. Zoo ontstonden nu ook namen naar aanleiding van sommige gevelsteenen, die vooral bij nering doenden, ter betere onderscheiding van concur renten, ter hoogte van de eerste verdieping in den voorgevel waren gemetseld, welke gevelsteenen meestal een of andere symbolische voorstelling haddien, ontleend aan Bijbelsche geschiedenissen of ook wel afbeeldingen van allerlei zaken. De plaatsruimte laat niet toe al deze bronnen breed voerig te beschrijven. Ook op het gebied van het „Namenwezen" deed de menschelijke ijdelheid zijn intrede. In tie gouden eeuw begonnen sommige men schen hun ecnvoudigen maar goed Hollandsch klinkenden, eerlijken naam over te zetten in Latijn en werd de naam Bakker Pistorius; Kuiper Viëtor; Kleermaker Sartorius; Land man Rusticus; Schipper Nauta; Smid Fabor, Fabri of Fabricius; Schoenmaker Su- torius. Echter de geschiedenis herhaalt zich, al is aan de „Spielerei", zooals hierboven genoemd, door de Wet een einde gemaakt, toch zijn er altijd nog menschen die alelrlei pogingen aanwenden om een zeker „caohet aan hun naam te geven" door b.v. een naam aan hun naam te koppelen. Zelfs al is dit taalkundig en naamkundig nog zoo dwaas. Als men al die z.g. „dubbele namen" van visite kaartjes, naambordjes en winkelruiten eens kon vergelijken met de betrokken registers van den Burgerlijken Stand zou men tot de meest verras sende ontdekkingen komenI Ook vindt men wel menschen, die hun naam omdraaien door b.v. de achternaam voor de voor naam te plaatsen, waarmee soms een aardig klankeffect wordt bereikt. Soms gebeurt het, dat men een eenvoudige naam van een geleerde gaat verdraaien en „verfran- schen", alleen uit vrees, dat men die goede Hol landsche ciaam niet goed zou uitspreken. Ook komt het nog voor, dat menschen, die wer kelijk ter goeder naam en faam bekend staan en wier goede trouw boven alle twijfel is verl vpn, toch terwille van den aard van hun eige i ^aam onder een aangenomen naam leven. Dain vindt men nog dwaze en belachelijke ai- men. Deze z 'n waarschijnlijk ontstaan door het feit, dat de betrokken personen destijds de "/et telijke regeling van deze materie niet serieus heb ben opgevat en zich met een grapje van de zaak hebben afgemaakt, daarbij niet denkende aan hun nakomelingen. Toch zijn er onder die z.g. dwaze en belache lijke namen nog wel die niet zoo dwaas zijn als «e wel schijnen en indien ze tot hun ware oorspron- worden teruggebracht in 't geheel niet belachelijk zijn. Ik meen echter deze namen hier niet te moeten behandelen, mocht er iemand zijn die diei aan gaande meer wenschte te weten, dan wil ik gaarne trachten hem ter wille te zijn. Ik wil dit stukje dan besluiten met nog enkele nomen te noemen, welke ontleend zijn ian min der bekende uitdrukkingen of dingen. Beuker, iemand van -kleine lichaamsgestalte, evenals Pieper(s). Bank, iemand die ernstig krank was en ter betere verpleging uit de bedstede op een andere plaats werd gelegd. Cole, Colen, Kooien van den volledigen kerkelijken naam N i c o 1 a a s. G r u n e 1, dunne gort met bessensap. Horst, een oud-Holl. woord, dat woud of bosschage beteekent. Hoppezak, oudsher naam voor een bierbrou werij'. Hobbezak, naam voor iets dat lomp, onbe vallig en slobberig is. Jent, schoon, lief, bevallig. Daas, onnoozel. D rij er, iemand, die het in moeilijke omstan digheden meeloopt. Hurk, iemand die klein van gestalte is. Kol, naam voor een zekor stuk land. Korf - Corver, korfmaker. Kroes, iemand die bij de hand en flink is. Loof, moe, vermoeid, afgemat. S iebel, ui. Slobbe, werkboezel van grauw linnen of ka toen, ook als benaming voor sommige lager gele gen stukken land. Verder zijn er ook nog wel namen in gebruik" van oud-adellijke families, die reeds lang zijn uit gestorven. Deze namen zijn óf aan de betrokken personen gebleven doordat de voorouders pach ters of bewoners waren van een hofstede van die naam, óf ze zijn in 1803 ten onrechte aangenomen. Ziedaar „in vogelvlucht" een en ander over de herkomst onzer namen. Voorburg, Februari 1933. Puntdicht 't Vernuftig antwoord dat de vrouw van Hugo de Groot aan den Loevesteins'chen slotvoogd gaf, toen zij haar man in een boekenkist had doen ont vluchten, is door den dichter Westerbaen in een aardig puntdicht gebracht: „Vrouw Reigersberg zei tot den kastelein, Den slotvoogd van het sterke Loevestein: Wat heb gij toch zoo over mij te klagen, Dat ik mijn man heb uit het fort doen dragen? Dank mij veeleer, dan dat ge mij beticht: Gij hadt den Huig en dien heb ik gelicht." Bladvulling Hoogmoed kost meer dan honger, dorst en koude tezamen. JEFFERSON Waar veel licht is, is de schaduw het sterkst. GOETHE. 149

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 16