ONZE ROODE MARINE Kunst en Letteren. DE LAATSTE D ER TRIBUNEN DONDERDAG 11 MEI 1933 HOE EEN GEDEPUTEERDE GESCHIEDENIS SCHRIJFT DE LEZERS SLIKKEN HET WEL De roode pers begrijpt, dat zij iets moet doen tegen de gerechtvaardigde critiek, welke geoefend is op de Marinebonden met roode signatuur. Daarom zal de heer A. W. Michels, lid van Gedep. Staten van Noord- Holland, oud-vrijgestelde van de roode Ma rin ebond, de zaak eens even recht zetten. Maar ach, wat schrijft deze sociaal-demo craat op rare wijze geschiedenis. We zullen er enkele kantteekeningen bij maken. De aanhef is volkomen in stijl: de heer Michels kon best redacteur van de roode pers zijn. Hij begint aldus: Het is inderdaad van onze burgerlijke tegenstanders wel brutaal, de verantwoor delijkheid voor de ook door ons betreurde ongeregeldheden op de Indische vloot op rekening te stellen van de vereenigingen van personeel en speciaal van haar bur gerbeambten, omdat deze sociaal-demo craat zijn. Even lachen om deze „brutaliteit". „De ook door ons betreurde ongeregeld heden". En een regiment citaten uit de roode pers en redevoeringen komt aanmarchee- ren om de spot te drijven met deze treur- Aisachteraf. Maar de schrijver wil, precies als de roode pers de laatste weken doet, de roode vak bonden vrijpleiten. Zooals in Het Volk staat met dikke letters: ..Vakbonden on schuldig". of, zooals de heer MicheLs con cludeert: De verantwoordelijkheid ligt niet bij de bonden of bij onze Partij, de verantwoor delijkheid berust bij de leiding der Marine zelf. Waarop berust die stelling? Op het vooraf Het moet voor de lieeren wel een ge voelige klap zijn geweest, te moeten ver nemen, dat het malle avontuur op „De Zeven Provinciën" in het brein der jeug dige Inlandsche schepelingen as opge komen. We hebben bij de Marine toch kritieke momenten genoeg gehad in het leven der organisaties, maar nooit is het denkbeeld in een hoofd van een Eurpoeesch schepe ling opgekomen, zulke dwaasheden uit te halen. Die kritieke momenten zijn er geweest dat is waar. De schrijver denke aan de groote demonstratie te Soerabaja op 7 Mei 1916; aan de opruiende geschriften, welke in Febr. 1918 in het bondsgebouw te Soerabaja in beslag werden genomen en die zeker niet door inlanders waren geschreven; aan het conflict op de „Regentes" in October 1918, waarbij 87 slachtoffers vielen; en aam het gewroet van Brandsteder, die thans in IJmui den de moderne bond van Transportarbei ders er in liet loopen. En, meent de heer Michels nu werkelijk, dat „het malle avontuur" (waarom juichten de roode schrijvers en sprekers dan over deze malligheid?) in het brein van in- larudische schepelingen is opgekomen? Weet hij dan niets van de rumoerige vergaderin gen in Soerabaja, kort voor het malle avon tuur en weet hij niets van het contact dat regelmatig onderhouden werd door den „aanvoerder" op „De Zeven Provinciën", Boschardt, met de inlandsche schepelingen? Als hij het niet weet, dan moet hij er de uit Indië teruggekeerde mariniers maar eens maar vragen, die de laatste bijeenkom sten in Soerabaja hebben meegemaakt De vakbonden onschuldig? Zijn de Vakbonden onschuldig? En de S.D.AP. ook? Moet een man als Michels dit beweren; iemand, die de geschiedenis kent en toch zeker miet alles vergeten is? We hebben hier voor ons liggen een boekje uit het jaar 1922. waarvoor de heer Michels een voorwoord schreef: hij was toen al drie jaar lid van Gedep. Staten. Dat boekje begint met een verheerlijking van het N.V.V. en de schrijver is zoo door drenkt met die beginselen, dat hij schrijft: „Ook bij de miindere militairen is een krachtige strooming ontstaan ten gunste van de meer moderne opvattingen om trent verschillende verhoudingen in de maatschappij. Ook zij willen volledige medezeggenschap (vet gedrukt) in alle zaken hun dienstvoorwaarden betreffen- Daarom kwam de Bond voor minder Ma rinepersoneel ook met een Program van E i s c h e n. en zoo leest men dan „De organisatie heeft tot taak dlat pro gram. waarmede het NW en de SDAP zich ten volle solidair hebben verklaard, te trachten stuk voor stuk ingewilligd te krijgen". Toch schrijft de roode pers maar steeds weer: de Vakbonden zijn onschuldig; de Marinebond is niet eens bij het NW aange sloten. Maar NW en SDAP staan wèl ach ter de eischen. Ra ra. wat is dat voor een hutspot? Hadden ze niets met elkaar te maken? Waarom verklaarde mr Troelstra dan op 14 Dec 1916 in de Tweede Kamer: „als de mi nister niet op voet van vrede met de Ma rinebond komt te staan, zal hij d e s t r ij d met de geheele moderne arbei dersbeweging moeten afwach- t e n". Dat lijkt toch wonderveel op nauw con tact Gelijk dat ook uitkwam in het feest nummer van „Het Anker" op 22 Jam. 1917, dat volgeteekend werd door Alb. Hahn en volgeschreven door de voormannen uit de Ned. arbeidersbewegingde moderne, wel te verstaan; maar dat spreekt vanzelf bij de roode marinebonden. En ten slotte, wat deze zaak betreft, het congres, dat de SDAP en NW op 16 en 17 Nov. 1918 te Rotterdam hielden- Punt S van het program van actie luidde: .Inwilliging van alle eischen van het program van de bond van Dienstplichtigen en van de Bonden van Marine Personeel". Laat men ons nu toch verder van het lijf blijven met praatjes als: noch de SDAP. noch 't NW zijm verantwoordelijk te stellen voor de gang van zaken bij de roode Marim bon den. De heeren hadden er van meetaf de leiding. Zij moeten de misleide schapen nu niet aan hun lot overlaten. November 1918 Wat de heer Michels over November 1918 durft en gelieft te schrijven is echter ver bijsterend. Het is eenvoudig ndet te harden, dat gefleem der roode leiders om de schuld van zich af te schuiven. Men wordt er naar van, om geen onvoegzame woorden te ge bruiken. Wat is er in November 1918 gebeurd? Met volledige terzijde stelling van de waarheid schrijft de heer Michels er dit over: En toen dan ook in November 1918 de admiraal in Den Helder de bestuurders vara de bondien bij zich riep, om te verne men, of het personeel bij het uitbreken van een revolutie zijn plicht zou doen, was dit im feite zulk een malle vraag, dat geen der vertegenwoordigers daarop een ant woord wist te geven. Wij hebben bij die gelegenheid dan ook geantwoord, dat dergelijke aangelegen heden nooit een onderwerp van discussie in de vergaderingen der leden waren ge- geweest, ook al, omdat ook nimmer aan de besturen in deze richting adviezen zijn gevraagd. Een pasgeboren kind kaai niet onschuldi ger zijn. Of het personeel zijn plicht zou doen? Wat een malle vraag! Dat spreekt na tuurlijk van zelf. Met zoo iets komt men niet op een ledenvergadering. Doch wat staat er in het boekje, waarvoor dö heer Michels het voorwoord schreef? Daar leest men letterlijk het volgende: „Namens de personeelorganisaties wordt (15 Nov. 1918) den Commandant der Ma rine te Willemsoord bericht, dat op een groot gedeelte van het personeel waar schijnlijk niet zal zijn te rekenen, indien de strijd tusschen de machten om de re geering mocht overslaan ten gunste van hen, die iimmer voor de belangen van het Dat, mijnheer MicheLs, werd ook door u, namens de organisatie aan den Comman dant verklaard. Als u nog eens weer ge schiedenis gaat schrijven, moet u toch een beetje meer rekening 'houden met de waar heid. Hier loopt het de spuigaten uit. Zelfs de roode, en die zijn zeer ruim. En dat eten de roode en niet-roode lezers van de draaierige roode pers maar als zoete koek op; Onze lezers zouden ons èndiers de les lezen als we zóó de waarheid in het aange zicht sloegen. Bah! wat een voorlichting! OFFICIEEL!: BERICHTEN Molei de c P. T. T. srvol ontslag verleend per 1 Dec. :en by den P.T.T.-dienst A. RIJKSWATERSTAAT Benoemd tot directeur van den I staat mr. J. Draayer te 's-Gravenhaj darts bö het dept. van Waterstaat. VOLKSRAAD Bö 1 op 15 Juni aangeval eerste lid van art. i jrlandsch-Indlë. de he« RECHTERLIJKE MACHT iniberg en Hohei ALICE NAHON De Vlaamsche dichteres Alice Nahon is se dert eenige dagen zeer ernstig ziek. Wel schijnt er de laatste dagen een lichte verbe tering in haar toestand geconstateerd te mo gen worden, dooh niettemin blijft men haar toestand als zeer ernstig beschouwen. ALICE NAHON ZIEK De Vlaamsche dichteres Alice Nahon is sinds eenige tijd ernstig ziek. Nadat vorige week de toestand zeer verergerd was, trad thans eenige beterschap in. ZEEUWSCH WOORDENBOEK In de laatste vergadering van de Zeeuw- sohe Vereeniging voor dialectonderzoek te Middelburg werd medegedeeld, dat de con trole der dialectlijsten thans zoover gevor derd is, dat volgende jaar een begin ge maakt zal kunnen worden met de druk van het eerste deel van het Zeeuwsch Woorden- DE VLAAMSCHE MINIATUUR Als laatste deel van de voornaam-uitge- geven Vlaamsche reeks Eigen Schoon zal het licht zien De Vlaamsche Miniatuur van 1200 tot 1530 door Dr. Frederik Lyna. NOVA ZEMBLA Naar het „Hblad" bericht, is Eduard Ve terman, de schrijver van het uitstekende tooneelwerk Vader des Vaderlands bezig aan een vaderlandsch heldenstuk, getiteld Nova Zembla. SELMA LAGERLÖF 20 November '33 hoopt Selma Lagerlöf 75 jaar te worden. Bij gelegenheid hiervan zal haar uitgever een goedkoope uitgave doen verschijnen van haar belletristisch werk. Vóór de jaardag zal ook nog een nieuw boek van Selma Lagerlöf bij Bonnier het licht zien BELGISCHE PRIJZEN De vijf jaarlij ksche prijs van 25500 franc voor sociale wetenschappen verwierf Prof. Henri de Man te Brussel. Verder verwier ven prijzen: J. Lefèvre van het staatsarchief, Prof. Mahaim en Kan. A. Eeckhout. GESPREKKEN MET MASARIJK een pendant van Gesprekken met Mussolini zal van Emil Ludwig in Nederlands^o ver taling verschijne.i. JOANNES REDDINGIUS de bekende lichter van Johanneskind, Regen boog, Zonnegoud en Egyptische Zangen hoopt 19 Juni a_s. zestig jaar te worden. WILHELMUS a BRAKEL De beroemde godgeleerde Wilhelmus Brakel werd in 1635 te Leeuwarden geboren alwaar zijn vader predikant was. Zijn fami lienaam was eigenlijk Gerryts, maar in dien tijd was het nog gemakkelijk, om je naam te veranderen. Van klein kind af had Wil helmus den Heere Jezus hartelijk lief en leefde hij in het bewustzijn van Gods nabij heid. Na zijn voorbereidende studie te Leeuwar den genoot hij zijn academische vorming aan de hoogesoholen van Franeker en Utrecht. Te Utrecht liep hij college bij den beroemden Voetius, eveneens voor onze lezers geen onbekende. Op 24-jarigen leeftijd werd hij proponent en achtereenvolgens dtiende hij daarop ver schillende gemeenten als predikant Latei werd hij in zijn geboortestad beroepen, al waar door hem nieuwe hanen in de bedie ning geopend werden. Hij hield daar name lijk de dusgenaamde conventikelen, hetgeen tot twisten in den kerkeraad leidde. Even eens kwam hii hierdoor in botsing met de stedelijke overheid, die toendertijd in de godsdienstige en kerkelijke aangelegenheden gew'ion was, een woordje mee te spreken, welke gewoonte zij zich gelukkig later weer heeft afgewend. Ds Brakel ontzegde aan de Overi e.id het recht, om predikanten af te zetten. Hierom werd hij vier weken in de uitoefening van zijn ambt geschorst Doch hieraan stoorde hij zich niet het miinst. Hij kwam als overwinnaar uit den strijd en later werd de zaak in vrede bijgelegd. In het jaar 1683 werd Wilhelmus Brakel naar Botterdam beroepen, maar voor dit be roep bedankte hij. Toen het echter werd herhaald, nam hij het aan, tot teleurstelling en tevens verontwaardiging van zijn Leeuwardensohe gemeente. Te Rottendam heeft deze predikant met bijzonóeren zegen gearbeid. Het groote stre ven zijner prediking was, de weg der zalig heid op eenvoudige, doch krachtige manier aan te prijzen. Groote scharen beluisterden zijn woord en voor zeer velen was hij, naar aangenomen mag worden, tot een blij ven den zegen. Hij wijdde zich ook in het bijzonder aan den catechisatiearbeid en daarbij voer de hij onderlinge besprekingen in over de ervaringen van het geloofsleven, waardoor deze bijeenkomsten met graagte werden bij gewoond. Ook in de Maasstad kwam Wilhelmus Brakel met de Overheid in botsing, daai deze haar recht van veto had uitgeoefend inzake een uitgebracht beroep. Brakel ver zette zioh hiertegen met een predikatie naar aan led ding van Psalm 2:6: „Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Zion, den berg Mijner heiligheid". Naar aanleiding hiervan werd hij van den kansel geweerd, terwij] de Overheid tevens zijn salaris inhield. Dit maal onderwierp hij zich echter. In 1711 ontsliep hij met blijdschap in zijn Heer, en ervoer hij de genade, welke hij langer dan vijftig jaar aan de gemeenten gepredikt had. Zijn roem berust op het boek, dat hij in 1700 het licht deed! zien: De Redelijke Gods dienst Dit geschrift is in zijn tijd 't meest populaire dogmatische geschrift in Neder land geweest. Vooral door zijn practisch karakter kreeg dit boek zoo grooten bijval. A Brakel had een scherp verstand, een helder oordeel en was zeer vlug van begrip. Zijn kennis, zoowel van de klassieke talen als .van de theologie moet buitengewoon groot zijn geweest Hij was een man van gebed en in d'e praktijk der godzaligheid was hij „weergaloos". Bij zijn ambtsbediening hield hij zich aan den stelregel, dat de prediker „geleertheyt gebruikende, de geleertheyt verberge op den Preekstoel". 1 APRIL AAN HET SPOORLOKET Als goede vaderlanders houden wij de tra ditie in eere en mopperen zoo af en toe over alles en nog wat: over post, tram, spoor, eniï. Maar op 1 April j.l. waren we allen over de spoor heel best te spreken. Daarover bevat „Spoor- en Tramwegen" het volgende aardige stukje: De prijsverlaging der reizigerstarie ven, tijdig in de nieuwsbladen aangekon digd en later werkelijkheid geworden, heeft de verwachting blijkbaar wel overtroffen. Lang vóór 1 April werd dagelijks meermalen de vraag gesteld: „wanneer wordt het nu goedkooper hoeveel kost het dan" enz. Op 1 April en daarna was het werkelijk interessant de gelaatsuitdrukkingen der rei zigers na te gaan als zij de verlaagde prijzen betaalden resp. wanneer zij ouder gewoonte het oude bedrag neertelden en een niet on belangrijk bedrag terug ontvingen. Een en ander veraangenaamde ten zeerste de werkzaamheden van het personeel. Men verliet de loketten met tevreden lachend gelaat, het personeel ontving menige glimlach met hoofdknik of groet met hoed Velerlei uitroepen werden gehoord als: „dank u wel wat scheelt dat veel is me dat een meevallertje dat is een aar dige Aprilgrap het is dus toch werkelijk geen Aprilgrap" enz. enz. Enkelen had den blijkbaar van de alom bekend gemaak te prijsverlaging niets gelezen of vernomen of waren niet bedacht op den datum van ingang. Bij het terugontvangen van wissel geld werd o.a. ook wel de opmerking ge maakt als: „u geeft te veel terug" of wel „vergist u zich niet?" Een enkele Bag men het terugontvangen geld vlug opstrijken, tersluiks nog eens om kijk en zich snel verwijderen Een dame, op de terugreis naar Leeuwar den, begon hevig te reclameeren, omdat zij op de heenreis zooveel meer had moeten betalen Niet onaardig was 't geval met een pinda mannetje. Zij toch betalen gewoonlijk met gepast geld on met dubbeltjes en kwartjes terwijl meestal hun bestemming door hun leiders op een stukje papier geschreven is, aangezien zij onze taal niet spreken. Hij ont ving f 0.60 terug, was daarop plotseling druk gesticuleerend met handen en armen en 6tootte eenige onbegrijpbare woorden uit. Met veel moeite werd hem beduid dat het plaatsbewijs voor de gevraagde bestemming was en dat het goedkooper was geworden. Hij ging heen, doch korten tijd daarna kwam hij wederom aan het loket terug, riep „lekka lekka" en deponeerde 12 pakjes pinda op het plankje. Niet zonder eenige moeite kon hem duidelijk gemaakt worden, dat voor die f 0.60 geen pinda's verlangd wer den. Blijkbaar had hij het woord „koopen" verstaan in plaats van „goedkooper". Niet goed begrijpend pakte hij eindelijk zijn pak jes weder in zijn trommel en verdween. Op het Chineezengelaat was niet te lezen, wat deze reiziger dacht van de Nederl. Spoor wegen resp. van het personeel. GEEN POLITIEKE MOORD HET GEBEURDE AAN DEN JUTFAASCHEWEG TE UTRECHT DE NUCHTERE FEITEN ZONDER FRANJE WAT DE POLITIE MEEDEELT Naar aanleiding van het geval, waarbij de 37-jarige koetsier Galjard in den nacht van Zondag op Maandag verdronk en de vele geruchten, welke omtrent dit verdrin- kingsgeval de rondte doen, had gistermid dag de commissaris van politie in de Ilde afd. te Utrecht, de heer A. W. Brandt, de ver tegenwoordigers der bladen uitgenoodigd om kennis te nemen van „de nuchtere fei ten, ontdaan van alle franje", zooals de heer Brandt het zelf uitdrukte. Die feiten komen dan neer op 't volgende: Galjard was Zondagavond op het Vree burg met twee kennissen in een zg. „bakje". Koetsier was niet Galjard, maar een col lega van hem, zekere V. Gereden werd naar een café op den Steenweg, waar verteringen werden gemaakt. Om twaalf uur sluitingstijd verlieten de drie mannen het café op den Steenweg en stapten weer in het bakje, dat buiten had staan wachten.. Men reed langs den Jutfaasschen weg, de nieuwe brug over naar Hoograven, waar de twee kennissen woonden. Toen deze twee mannen waren afgezet ging het rijtuig, met G. en V. weer terug in de richting Utrecht. Intusschen hadden vier andere mannen, waarvan er één een fiets bij zich had, den avond doorgebracht in een café aan 't Wed. Zij moesten de richting van de Rivierenwijk uit, maar toen ze langs de Westerkade den Jutfaasschen Weg bereikt hadden, oordeel den ze, dat de man die de fiets bij zich had te veel onder den invloed van sterken drank verkeerde om zélf het rijwiel mee te nemen. Een van de anderen nam de fiets over en bleef dientengevolge iets achter. De eigenaar van de fiets werd door de overige twee tusschenin genomen en zoo voort- geleid. Galjard en de huurkoetsier V. kwamen met het rijtuig den man tegen die de fiets naar huis bracht- Zij waren met het bakje rechts afgezwenkt en hadden de drie an deren, die voorbij de brug reeds waren, dus niet gezien. De man met de fiets werd door Galjard uitgenoodigd om in het bakje te komen. Hij zei geen geld te hebben, maar G. zeide wel te zullen betalen. Ik heb wel geld, zoo riep hij. Er werd gestopt en de man stapte in en ook de fiets werd in het bakje geheschen. Het bakje keerde nu om en men reed in de richting van Jutfaas om de overige drie mannen op te halen. Ook dezen werden door Galjard gevraagd om in het rijtuig te komen zitten. G. zou wel betalen en wist ook nog een adres waar ze bier zouden kunnen krijgen. Hij zou alles betalen. Bij de Hoendiepstraat wilden twee man nen uit het bakje om naar huis te gaan. De overigen wilden ook uitstappen, maar Galjard spoorde hen aan om te blijven zit ten, want dan zou men een lolligen nacht hebben, zeide hij. De menschen hadden daar evenwel niet veel zin in, en een hun ner trok de fiets uit het bakje, waardoor de kleeding van een der andere inzittenden besmeurd werd. Hierover ontstond ruzie, en de man die de fiets getrokken had en de ander raakten handgemeen. Galjard bemoeide zich daarmee en schijnt een van de twistenden een klap gegeven te hebben, wat deze met dezelfde vriendelijk heid beantwoordde. Deze man keerde zich tot Galjard, die uit het rijtuigje op den weg viel. Hij was echter spoedig weer op de been, maar werd achtervolgd door de twee anderen, die weer met hem aan Let vechten gingen. Galjard is weer gevallen en toen in het water van den Vaartschen Rijn te recht gekomenen dan komt het punt, waarover geen helderheid verkregen kon worden, en dat waarschijnlijk ook wel nooit zal kunnen worden uitgezocht: hoe raakte Galjard te water? Het kan zijn, dat hij bij het vechten het talud is afgegleden. Het kan zijn, dat een der vechtenden hem in het gevecht een stomp gaf, waardoor de man in het water terecht kwam. Een meisje, dat in de buurt woonde, heeft zich bij de politie aangemeld en verklaard, dat zij iemand (en dan zal dat natuurlijk Galjard geweest moeten zijn) heeft hooren roepen: „Verzuipen jullie mij dan maar". Dit zou wijzen in de richting van opzet, maar dat is niet bewezen kunnen worden. Tegen de verdenking van opzet pleit, dat de mannen niét Galjard in den steek gelaten hebben. De koetsier V. is er vandoor gaan. Een van de vier inzittenden moest naar huis, omdat zijn moeder hem kwam halen, een ander ging ook naar zijn woning, maar de twee overigen hebben de politie ge waarschuwd, die onmiddellijk met dreggen begon en na een half uur, omstreeks half twee, het lijk van Galjard ophaalde. Het rapport omtrent de gerechtelijke sec tie was gistermiddag nog niet verschenen. Uit het bovenstaande mag men evenwel af leiden, dat Galjard door verdrinking om 't leven is gekomen. En als de vier mannen (of een paar van hen) den opzet tot dooden hadden gehad, dan zouden zij stellig niet de politie gewaarschuwd hebben. Alle leden vaai het gezelschap waren in meerdere of mindere mate onder den invloed van ster ken drank. Het is dus duidelijk, dat zij niet zeer capabel zullen zijn geweest om te weten wat ze deden tijdens de vechtpartij. Radio Nieuws. VRIJDAG 12 MEI leider L J S Crouaaz, Ned. Hei eland 11.00 Concert Middagconcert 2.3C Lezen van Chr. Lectuur 3.00 Huishoude lijke raadgevingen 3.30 N.C.R.V.-Orgel 4.30 Voor jeugdige amateur-fotografen 5.00 Concert 6.00 Dr. Ir C Kooy: „De nieu we Koers" 7.15 Ned. Chr. Persbureau 7.30 Literair halfuurtje 8.00 Orkest 9.00 De heer A J L Looüen: „De oogst van het water" 9.30 Concert pl.m. 10.00 Vaz Dias 10.45 Gramofoon. Hilversum (296.1 foon 10.15 Viool-recital Onze keuken 4.01 ..Die Flederinaus" 5.30 Platrogibas-kwartet 6.16 Orgelspel 7.20 De Flierefluiters 7.45 Kinderkoor 11.00 Orgelspel 11.30 Gramofoon. V.P.R.O. 10.00 Morgenwijding 9.30 Concert 10.4! A.V.R.O. 12.01 Gramofoon 12.30 Lunchcc :ert 2.00 Mr J de Vries: „Palestina" 1.30 Omroeporkest 3.00 Gramofoon. 12.30 Gramofoon Gramofoon 6.15 Zang 9.3Ö Gramofoon. (509.3 MJ 11.20 Omroepkltlnor- Orkest 2.20 Gramof 3.35 Northern Studio-orkest 5.50 De groi slagen der muziek Gevarieerd program Morgenwijding Ochtendconcert 11.20 Gra> mofoon 1.20 Gramofoon 3.20 Concert 5.25 Concert 7.20 Edmund Barczyk zingt 1.8 M.) 11.20 Orgel. i Concert 9.50 Gramofoon 10.05 Ma- (1411,8 M.) 4.20 Concert 5.3 Met bovenstaande uiteenzetting is naar ons inzien ook wel voor het publiek duidelijk komen vast te staan dat de geruchten welke de rondte deden, als zou hier sprake zijn van een politieke moord, gepleegd door fascisten, allen grond missen. De zaak staat immers zoo, dat Galjard eerst met een gezelschap naar de Rivieren wijk gereden was, en toen dit was afgele verd, zelf anderen uitnoodigde om mea te rijden. Het zou dan toch wel zeer wonder lijk geweest moeten zijn, als het gezelschap, dat hij zelf vroeg om mee te rijden, toe vallig lieden waren, die het plan haddeni om hem te dooden. Van communistische zijde wil men ver band leggen tusschen het feit, dat Galjard op 30 April op fascisten was ingereden, en zijn tragischen dood. Maar dit verband is niet aanwezig, en beide gevallen staan ab soluut los van elkaar. Gelijk uit de mede- deeling van de nuchtere feiten alleen wel duidelijk is. AUTOBUS IN DE SLOOT VERSCHILLENDE GEWONDEN. Woensdagmiddag, omstreeks drie uur, moest op den Wateringschenweg te Wate ringen een autobus van de Vios-onderne- ming aldaar, in den dienst Wateringen— Den Haag, uitwijken voor een zwaar bela den vrachtauto. Hierbij verzakte de bus ini den berm van den weg en kantelde de sloot in. Van de twaalf inzittenden werden vijf passagiers door het breken van de ruiten verwond. Onder hen bevonden zich de hee ren J. Barendse uit Poeldijk en M. Prins uit Hansel ersdijk, resp. voorzitter en secretaris van den Bond Westland, waarvan vooral eerstgenoemde nogal ernstig aan hoofd en polsen werd verwond. De gewonde passa giers werden in nabij gelegen woningen verbonden, terwijl ook een geneesheer uit Wateringen arriveerde. Na veilbonden la zijn, konden de gewonden huiswaarts kee- ren. Alle passagiers hadden bovendien een nat pak bekomen. De gehavende autobus, die werd bestuurd door J. v. d. Breukel, werd later met behulp van een kraanwagen gelicht. GEWELDIGE HAGfELSCHADE De vorige week door den hagelslag aan da tulpenvelden in de Carel Coenraadpolder te Finsterwolde (Gr.) aangerichte schade wordt alleen voor de boerderijen van de gemeente Groningen op f25.000 geschat. Men ie begon nen verscheidene perceelen om te ploegen, om er koolzaad on te zaaien. Cola di Rienzi, de groote Senator van Rome in de 14e eeuw Door Edw. BULWER LYTTON HOOFDSTUK XXIII. Een edel raadsman. Later dan gewoonlijk keerde Rienzi dien diag uit de gerechtzaal terug naar zijn woning in het paleis. Toen hij de receptie- zaail doorschreed, was zijn gelaat hooger gekleurd dan anders; hij klemde de tanden op elkander, als een man die een vast be sluit heeft genomen, waarvan hij zich niet wil laten afbrengen. Vlak achter hem kwa men de bisschop van Orvietto en de bejaarde Stefano Colonna. „Ik zeg u, heer" sprak Rienzi, „dat gij Vergeefsche moeite doet- Roane kent geen onderscheid tusschen hoogen of lagen rang. De wet is blind voor den dader doch voor de misdaad heeft zij de oogen van den „Denk er toch nog eens over, Tribuun" zeide Raimondo aarzelend; „hij is de neef yan twee kardinalen en zelf senator ge weest" Rienzi bleef staan en keerde zich plot seling ooi. „Heer bisschop" zeide hij, „maakt dit de misdaad niet nog onvergeeflijker? Luister, hoe de zaak luidt: Een schip van Avignon naar Napels, geladen met de inkomsten van Provence voor koningin Joajma, over wier zaak, let wel, op het oogenblik bij ons plechtig wordt beraadslaagd, heeft aan den mond van den Tiber schipbreuk geleden; waarop Martino di Porto een edelman, zooals gij zegt de bezitter der vesting waaraan hij zijn titel ontleent dubbel verplicht door adellijke afkomst en onmid- delijke nabijheid, de ongelukkigen te hulp te koanen het schip overvalt met zijn troepen (welk recht heeft de man om ge wapende benden te onderhouden?) en als een gemeens roover het vaartuig plundert. Hij wordt gevangen genomen voor mijn rechterzetel gebracht een eerlijk onder zoek volgt hij wordt ter dood veroordeefltf- Dat zegt de wet. Wat verlangt gij meer?" „Genade" sprak Colonna. Met een minachtenden lach kruiste Rienzi de armen over de borst. „Nimmer heb ik Signor Colonna genade hooren vragen, wanneer een boer brood had gestolen om zijn hongerige kinderen te voeden." „Ik voor anij zie verschil tusschen een boer en een prins, Tribuun; het edele bloed van een Orsini mag niet vergoten worden als dat van een lagen plebejer." „Dat gij, zoo ails ik mij herinner" sprak Rienzi op zachten toon, „van zeer geringe waarde achtte, toen mijn jeugdige broedei lichtzinnig gedood werd door uw itrotschen zoon- Wek die herinnering niet op, ik waarschuw u; laat haar slapen. Schaam u, oude Colonna, schaam ui zoo dicht bij het graf, waar voor de wormen alle vleesch ge lijk is en nog met grijze haren onderscheid predikend tusschen mènsch en mensch. Is er niet reeds verschil genoeg?" Tirotsch trok Colonna zijn gewaad vaster om zich heen en beet zich op de lippen. Raimondo waagde nogmaals een bede. „Dit alles is waar, Tribuun. Maar," hij trok Rienzi wat terzijde, „gij weet, wij moeten zoowel politiek als rechtvaardig zijn- De neef van twee kardinalenhoe veel vijandschap zal dit niet te Avignon verwekken!" „Maak u daarover niet bezorgd, bisschop Raimondo, ik zal mijn handeling tegenover den paus verantwoorden." Terwijl zij spraken, begon de kEiok hard en zwaar te luiden. Colonna schrikte. „Groote Tribuun", zeide hij eeuigszins spottend, „verwaardig u om te keeren, eer het te laat is. Zoover ik weet, heb ik nooit als smeekeling voor u gestaan; en nu ver zoek ik u, mijn eigen vijand te sparen. Stefano Colonna smeekt Cola di Rienzi om het leven van een Orsini „Ik voel den steek, edefl' heer" sprak Rienzi kalm, „doch hij hindert mij niet. Gij zijt Orsini's vijand en toch spreekt gij voor hem het klinkt edelmoedig; doch weet wel, uw vriendschap voor uw eigen stand is grooter dan uw vijandschap tegen uw mededjnger. Gij kunt niet verdragen, dat hij die groot genoeg was om met u in vijand schap te leven, als een dief zal gehangen worden. Ik waardeer ten volle zuilik een edele vergevensgezindheid; doch ik ben geen edelman en kan mij er dus niet mee vereenigen. Nog een enkel woord; als dat de eenige daad van bedrog en geweld was, door dien rooverbaron gepleegd, dan zou ik luisteren naar uw bede; maar is zijn geheele Hieven niet een ergernis? Is hij niet van knaap af de schrik en de schande van Rome geweest? Hoeveel vrouwen heeft hij geweld aangedaan, hoeveel kooplieden uitgeplun derd, hoeveel vreedzame lieden midden op den dag vermoord? En ik moet het beleven, dat een bejaard vorst en een pauselijk vica ris om genade vragen voor zulk een man? Foei, foei! Maar ik wii de rekening met u vereffenen. Dén eersten armen man, die door de wet ter dood veroordeeld wordt, zal ik om uwentwil genade schenken-" Nogmaals nam Raimondo den Tribuun terzijde, terwijl Colonna al zijn krachten in spande, om zich te beheerschen. „Vriend," zeide de bisschop, „de edelen zullen dit beschouwen aflis een beleediging tegenover hun geheelen stand; dat zelfs Orsini's ergste vijand om genade voor hem smeekt, moest u hiervan toch overtuigen. Martino's bloed zal hun onderlinge ver zoening bezegelen en zij zullen alls één man tegen u optreden." „H"et zij zoo: met God en het volk naast mij, zal ik den moed hebben om rechtvaar dig te zijn, al ben ik een Romean. De klok houdt op met luiden het is reeds te laat Zoo sprekend wierp Rienzi het raam open; en bij de Trap van den Leeuw stond een galg, waaraan het nog triililende lijk van Martino di Porto hing, gekleed in zijn adellijk gewaad. „Ziet!' sprak de Tribuun op strengen toon ,(ZOo sterven alle dieven. Voor verraders heeft dezelfde wet de bijl en het schavot bestemd." Raimondo verbleekte en deinsde terug, doch de oude edelman niet. Tranen van gekrenkten trots kwamen hem in de oogen; op zijn staf geleund, naderde hij Rienzi, tikte hem op den schouder en zeide: „Tribuun, het is wel eens gebeurd, dat een rechter zijn slachtoffer benijdde!" Met gelijken trots wendde Rienzi zich tot den baron- „Wij vergeven den ouderdom zijn ijdele woorden. Heer, hebt gij ons nog iets te zeg gen? Wij wenschen alleen te zijn." „Geef mij uw arm, Raimondo," verzocht Stefano. „Tribuun, vaarwel. Vergeet dat Colonna u om iets gesmeekt heeft; dit zal u dunkt mij, gemakkelijk genoeg vallen, want hoe wijs gij ook zijn moogt, gij vergeet, wat ieder ander zich herinnert-" „En wat is dat, heer?" ^„Geboorte, Tribuun, geboorte dat is „Signor Colonna heeft mijn vroeger be roep opgevat en een grap gezegd", ant woordde Rienzi op onverschilligen toon. Hij staarde Stefano en Raimondo na, tot dat de deur achter hen gesloten was en mompelde toen: „Onbeschaamde! Als het niet terwiWie van Adriano was, zou uw grijze haard u niet redden. Geboorte! Welke Colonna zou zich niet, als het mogelijk was beroemen op zijn afkomst van een keizer? Oude man, wij moeten op u letten, gij wordt gevaarlijk." Peinzend wendde zijn blik zich naar het raam en daar trof weer het akelige schouw spel des doods zijn gen. Het volik op het plein, in dichte eroepen bij elkander staande, verl.e yrte zich over dc-n smarie- lijken dood van een inan, wiens leven uit; schandelijke daden en diefstallen bestaan had doch die buiten bereik der gerech tigheid scheen te zijn en deed dit met het woeste rumoer, waarmee het gepeupel juicht over een verslagen vijand- Waar Rienzi stond, hoorde hij de kreten: „Leve de Tribuun, de rechtvaardige rechter, Rome's bevrijder!" Doch op dat oogenbHik maakten andere overwegingen hem doof voor de geestdrift van het volk. „Mijn arme broeder!" zeide hij met tranen in de oogen, „om de misdaden van dien man en wel om een dergelijke misdaad, als die hem nu het leven heeft gekost werd gij ter slachtbank gesleept; en zij, die geen medelijden hadden met het lam, roepen nu om genade voor den wolf! O, alls gij nog in leven waart, hoe zouden die trotsche hoof den zich voor u buigen, schoon zij, toen gij dood voor hen laagt, u geen blik waardig keurden. God geve dat mijn eerzucht zoo rein moge blijven, als toen wij samen in de schemering wandelden!" De Tribuun sloot het venster en begaf zich naar Nina's vertrekken. Op het hooren van zijn stap was zij opgerezen van haar plaats; haar oogen glinsterden, haar boezem joeg; en toen hij binnenkwam, vtloog zij hem om den hals en fluisterde: „O, wat is het lang geleden, sinds wij afscheid namen!" Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 8