ONZE ROODE MARINE
Kunst en Letteren.
DE LAATSTE D
ER TRIBUNEN
DONDERDAG 11 MEI 1933
HOE EEN GEDEPUTEERDE
GESCHIEDENIS SCHRIJFT
DE LEZERS SLIKKEN HET WEL
De roode pers begrijpt, dat zij iets moet
doen tegen de gerechtvaardigde critiek,
welke geoefend is op de Marinebonden met
roode signatuur. Daarom zal de heer A. W.
Michels, lid van Gedep. Staten van Noord-
Holland, oud-vrijgestelde van de roode Ma
rin ebond, de zaak eens even recht zetten.
Maar ach, wat schrijft deze sociaal-demo
craat op rare wijze geschiedenis. We zullen
er enkele kantteekeningen bij maken.
De aanhef is volkomen in stijl: de heer
Michels kon best redacteur van de roode
pers zijn. Hij begint aldus:
Het is inderdaad van onze burgerlijke
tegenstanders wel brutaal, de verantwoor
delijkheid voor de ook door ons betreurde
ongeregeldheden op de Indische vloot op
rekening te stellen van de vereenigingen
van personeel en speciaal van haar bur
gerbeambten, omdat deze sociaal-demo
craat zijn.
Even lachen om deze „brutaliteit".
„De ook door ons betreurde ongeregeld
heden". En een regiment citaten uit de roode
pers en redevoeringen komt aanmarchee-
ren om de spot te drijven met deze treur-
Aisachteraf.
Maar de schrijver wil, precies als de roode
pers de laatste weken doet, de roode vak
bonden vrijpleiten. Zooals in Het Volk
staat met dikke letters: ..Vakbonden on
schuldig". of, zooals de heer MicheLs con
cludeert:
De verantwoordelijkheid ligt niet bij de
bonden of bij onze Partij, de verantwoor
delijkheid berust bij de leiding der Marine
zelf.
Waarop berust die stelling? Op het vooraf
Het moet voor de lieeren wel een ge
voelige klap zijn geweest, te moeten ver
nemen, dat het malle avontuur op „De
Zeven Provinciën" in het brein der jeug
dige Inlandsche schepelingen as opge
komen.
We hebben bij de Marine toch kritieke
momenten genoeg gehad in het leven der
organisaties, maar nooit is het denkbeeld
in een hoofd van een Eurpoeesch schepe
ling opgekomen, zulke dwaasheden uit te
halen.
Die kritieke momenten zijn er geweest dat
is waar. De schrijver denke aan de groote
demonstratie te Soerabaja op 7 Mei 1916;
aan de opruiende geschriften, welke in Febr.
1918 in het bondsgebouw te Soerabaja in
beslag werden genomen en die zeker niet
door inlanders waren geschreven; aan het
conflict op de „Regentes" in October 1918,
waarbij 87 slachtoffers vielen; en aam het
gewroet van Brandsteder, die thans in IJmui
den de moderne bond van Transportarbei
ders er in liet loopen.
En, meent de heer Michels nu werkelijk,
dat „het malle avontuur" (waarom juichten
de roode schrijvers en sprekers dan over
deze malligheid?) in het brein van in-
larudische schepelingen is opgekomen? Weet
hij dan niets van de rumoerige vergaderin
gen in Soerabaja, kort voor het malle avon
tuur en weet hij niets van het contact dat
regelmatig onderhouden werd door den
„aanvoerder" op „De Zeven Provinciën",
Boschardt, met de inlandsche schepelingen?
Als hij het niet weet, dan moet hij er de
uit Indië teruggekeerde mariniers maar
eens maar vragen, die de laatste bijeenkom
sten in Soerabaja hebben meegemaakt
De vakbonden onschuldig?
Zijn de Vakbonden onschuldig? En de
S.D.AP. ook? Moet een man als Michels dit
beweren; iemand, die de geschiedenis kent
en toch zeker miet alles vergeten is?
We hebben hier voor ons liggen een boekje
uit het jaar 1922. waarvoor de heer Michels
een voorwoord schreef: hij was toen al drie
jaar lid van Gedep. Staten.
Dat boekje begint met een verheerlijking
van het N.V.V. en de schrijver is zoo door
drenkt met die beginselen, dat hij schrijft:
„Ook bij de miindere militairen is een
krachtige strooming ontstaan ten gunste
van de meer moderne opvattingen om
trent verschillende verhoudingen in de
maatschappij. Ook zij willen volledige
medezeggenschap (vet gedrukt) in alle
zaken hun dienstvoorwaarden betreffen-
Daarom kwam de Bond voor minder Ma
rinepersoneel ook met een Program van
E i s c h e n. en zoo leest men dan
„De organisatie heeft tot taak dlat pro
gram. waarmede het NW en de SDAP
zich ten volle solidair hebben verklaard,
te trachten stuk voor stuk ingewilligd te
krijgen".
Toch schrijft de roode pers maar steeds
weer: de Vakbonden zijn onschuldig; de
Marinebond is niet eens bij het NW aange
sloten. Maar NW en SDAP staan wèl ach
ter de eischen. Ra ra. wat is dat voor een
hutspot?
Hadden ze niets met elkaar te maken?
Waarom verklaarde mr Troelstra dan op 14
Dec 1916 in de Tweede Kamer: „als de mi
nister niet op voet van vrede met de Ma
rinebond komt te staan, zal hij d e s t r ij d
met de geheele moderne arbei
dersbeweging moeten afwach-
t e n".
Dat lijkt toch wonderveel op nauw con
tact Gelijk dat ook uitkwam in het feest
nummer van „Het Anker" op 22 Jam. 1917,
dat volgeteekend werd door Alb. Hahn en
volgeschreven door de voormannen uit de
Ned. arbeidersbewegingde moderne, wel
te verstaan; maar dat spreekt vanzelf bij de
roode marinebonden.
En ten slotte, wat deze zaak betreft, het
congres, dat de SDAP en NW op 16 en 17
Nov. 1918 te Rotterdam hielden- Punt S van
het program van actie luidde:
.Inwilliging van alle eischen van het
program van de bond van Dienstplichtigen
en van de Bonden van Marine Personeel".
Laat men ons nu toch verder van het lijf
blijven met praatjes als: noch de SDAP. noch
't NW zijm verantwoordelijk te stellen voor
de gang van zaken bij de roode Marim bon
den. De heeren hadden er van meetaf de
leiding. Zij moeten de misleide schapen nu
niet aan hun lot overlaten.
November 1918
Wat de heer Michels over November 1918
durft en gelieft te schrijven is echter ver
bijsterend. Het is eenvoudig ndet te harden,
dat gefleem der roode leiders om de schuld
van zich af te schuiven. Men wordt er naar
van, om geen onvoegzame woorden te ge
bruiken.
Wat is er in November 1918 gebeurd? Met
volledige terzijde stelling van de waarheid
schrijft de heer Michels er dit over:
En toen dan ook in November 1918 de
admiraal in Den Helder de bestuurders
vara de bondien bij zich riep, om te verne
men, of het personeel bij het uitbreken
van een revolutie zijn plicht zou doen, was
dit im feite zulk een malle vraag, dat geen
der vertegenwoordigers daarop een ant
woord wist te geven.
Wij hebben bij die gelegenheid dan ook
geantwoord, dat dergelijke aangelegen
heden nooit een onderwerp van discussie
in de vergaderingen der leden waren ge-
geweest, ook al, omdat ook nimmer aan
de besturen in deze richting adviezen
zijn gevraagd.
Een pasgeboren kind kaai niet onschuldi
ger zijn. Of het personeel zijn plicht zou
doen? Wat een malle vraag! Dat spreekt na
tuurlijk van zelf. Met zoo iets komt men
niet op een ledenvergadering.
Doch wat staat er in het boekje, waarvoor
dö heer Michels het voorwoord schreef?
Daar leest men letterlijk het volgende:
„Namens de personeelorganisaties wordt
(15 Nov. 1918) den Commandant der Ma
rine te Willemsoord bericht, dat op een
groot gedeelte van het personeel waar
schijnlijk niet zal zijn te rekenen, indien
de strijd tusschen de machten om de re
geering mocht overslaan ten gunste van
hen, die iimmer voor de belangen van het
Dat, mijnheer MicheLs, werd ook door u,
namens de organisatie aan den Comman
dant verklaard. Als u nog eens weer ge
schiedenis gaat schrijven, moet u toch een
beetje meer rekening 'houden met de waar
heid. Hier loopt het de spuigaten uit. Zelfs
de roode, en die zijn zeer ruim.
En dat eten de roode en niet-roode lezers
van de draaierige roode pers maar als zoete
koek op;
Onze lezers zouden ons èndiers de les
lezen als we zóó de waarheid in het aange
zicht sloegen.
Bah! wat een voorlichting!
OFFICIEEL!: BERICHTEN
Molei
de c
P. T. T.
srvol ontslag verleend per 1 Dec.
:en by den P.T.T.-dienst A.
RIJKSWATERSTAAT
Benoemd tot directeur van den I
staat mr. J. Draayer te 's-Gravenhaj
darts bö het dept. van Waterstaat.
VOLKSRAAD
Bö 1
op 15 Juni aangeval
eerste lid van art. i
jrlandsch-Indlë. de he«
RECHTERLIJKE MACHT
iniberg en Hohei
ALICE NAHON
De Vlaamsche dichteres Alice Nahon is se
dert eenige dagen zeer ernstig ziek. Wel
schijnt er de laatste dagen een lichte verbe
tering in haar toestand geconstateerd te mo
gen worden, dooh niettemin blijft men haar
toestand als zeer ernstig beschouwen.
ALICE NAHON ZIEK
De Vlaamsche dichteres Alice Nahon is
sinds eenige tijd ernstig ziek. Nadat vorige
week de toestand zeer verergerd was, trad
thans eenige beterschap in.
ZEEUWSCH WOORDENBOEK
In de laatste vergadering van de Zeeuw-
sohe Vereeniging voor dialectonderzoek te
Middelburg werd medegedeeld, dat de con
trole der dialectlijsten thans zoover gevor
derd is, dat volgende jaar een begin ge
maakt zal kunnen worden met de druk van
het eerste deel van het Zeeuwsch Woorden-
DE VLAAMSCHE MINIATUUR
Als laatste deel van de voornaam-uitge-
geven Vlaamsche reeks Eigen Schoon zal het
licht zien De Vlaamsche Miniatuur van 1200
tot 1530 door Dr. Frederik Lyna.
NOVA ZEMBLA
Naar het „Hblad" bericht, is Eduard Ve
terman, de schrijver van het uitstekende
tooneelwerk Vader des Vaderlands bezig aan
een vaderlandsch heldenstuk, getiteld Nova
Zembla.
SELMA LAGERLÖF
20 November '33 hoopt Selma Lagerlöf 75
jaar te worden. Bij gelegenheid hiervan zal
haar uitgever een goedkoope uitgave doen
verschijnen van haar belletristisch werk.
Vóór de jaardag zal ook nog een nieuw boek
van Selma Lagerlöf bij Bonnier het licht zien
BELGISCHE PRIJZEN
De vijf jaarlij ksche prijs van 25500 franc
voor sociale wetenschappen verwierf Prof.
Henri de Man te Brussel. Verder verwier
ven prijzen: J. Lefèvre van het staatsarchief,
Prof. Mahaim en Kan. A. Eeckhout.
GESPREKKEN MET MASARIJK
een pendant van Gesprekken met Mussolini
zal van Emil Ludwig in Nederlands^o ver
taling verschijne.i.
JOANNES REDDINGIUS
de bekende lichter van Johanneskind, Regen
boog, Zonnegoud en Egyptische Zangen
hoopt 19 Juni a_s. zestig jaar te worden.
WILHELMUS a BRAKEL
De beroemde godgeleerde Wilhelmus
Brakel werd in 1635 te Leeuwarden geboren
alwaar zijn vader predikant was. Zijn fami
lienaam was eigenlijk Gerryts, maar in dien
tijd was het nog gemakkelijk, om je naam
te veranderen. Van klein kind af had Wil
helmus den Heere Jezus hartelijk lief en
leefde hij in het bewustzijn van Gods nabij
heid.
Na zijn voorbereidende studie te Leeuwar
den genoot hij zijn academische vorming
aan de hoogesoholen van Franeker en
Utrecht. Te Utrecht liep hij college bij den
beroemden Voetius, eveneens voor onze
lezers geen onbekende.
Op 24-jarigen leeftijd werd hij proponent
en achtereenvolgens dtiende hij daarop ver
schillende gemeenten als predikant Latei
werd hij in zijn geboortestad beroepen, al
waar door hem nieuwe hanen in de bedie
ning geopend werden. Hij hield daar name
lijk de dusgenaamde conventikelen, hetgeen
tot twisten in den kerkeraad leidde. Even
eens kwam hii hierdoor in botsing met de
stedelijke overheid, die toendertijd in de
godsdienstige en kerkelijke aangelegenheden
gew'ion was, een woordje mee te spreken,
welke gewoonte zij zich gelukkig later
weer heeft afgewend. Ds Brakel ontzegde
aan de Overi e.id het recht, om predikanten
af te zetten. Hierom werd hij vier weken in
de uitoefening van zijn ambt geschorst Doch
hieraan stoorde hij zich niet het miinst. Hij
kwam als overwinnaar uit den strijd en
later werd de zaak in vrede bijgelegd.
In het jaar 1683 werd Wilhelmus Brakel
naar Botterdam beroepen, maar voor dit be
roep bedankte hij. Toen het echter werd
herhaald, nam hij het aan, tot teleurstelling
en tevens verontwaardiging van zijn
Leeuwardensohe gemeente.
Te Rottendam heeft deze predikant met
bijzonóeren zegen gearbeid. Het groote stre
ven zijner prediking was, de weg der zalig
heid op eenvoudige, doch krachtige manier
aan te prijzen. Groote scharen beluisterden
zijn woord en voor zeer velen was hij, naar
aangenomen mag worden, tot een blij ven den
zegen. Hij wijdde zich ook in het bijzonder
aan den catechisatiearbeid en daarbij voer
de hij onderlinge besprekingen in over de
ervaringen van het geloofsleven, waardoor
deze bijeenkomsten met graagte werden bij
gewoond.
Ook in de Maasstad kwam Wilhelmus
Brakel met de Overheid in botsing, daai
deze haar recht van veto had uitgeoefend
inzake een uitgebracht beroep. Brakel ver
zette zioh hiertegen met een predikatie naar
aan led ding van Psalm 2:6: „Ik toch heb
Mijn Koning gezalfd over Zion, den berg
Mijner heiligheid". Naar aanleiding hiervan
werd hij van den kansel geweerd, terwij]
de Overheid tevens zijn salaris inhield. Dit
maal onderwierp hij zich echter.
In 1711 ontsliep hij met blijdschap in zijn
Heer, en ervoer hij de genade, welke hij
langer dan vijftig jaar aan de gemeenten
gepredikt had.
Zijn roem berust op het boek, dat hij in
1700 het licht deed! zien: De Redelijke Gods
dienst Dit geschrift is in zijn tijd 't meest
populaire dogmatische geschrift in Neder
land geweest. Vooral door zijn practisch
karakter kreeg dit boek zoo grooten bijval.
A Brakel had een scherp verstand, een
helder oordeel en was zeer vlug van begrip.
Zijn kennis, zoowel van de klassieke talen
als .van de theologie moet buitengewoon
groot zijn geweest Hij was een man van
gebed en in d'e praktijk der godzaligheid
was hij „weergaloos".
Bij zijn ambtsbediening hield hij zich aan
den stelregel, dat de prediker „geleertheyt
gebruikende, de geleertheyt verberge op den
Preekstoel".
1 APRIL AAN HET SPOORLOKET
Als goede vaderlanders houden wij de tra
ditie in eere en mopperen zoo af en toe over
alles en nog wat: over post, tram, spoor, eniï.
Maar op 1 April j.l. waren we allen over
de spoor heel best te spreken.
Daarover bevat „Spoor- en Tramwegen"
het volgende aardige stukje:
De prijsverlaging der reizigerstarie
ven, tijdig in de nieuwsbladen aangekon
digd en later werkelijkheid geworden, heeft
de verwachting blijkbaar wel overtroffen.
Lang vóór 1 April werd dagelijks meermalen
de vraag gesteld: „wanneer wordt het nu
goedkooper hoeveel kost het dan" enz.
Op 1 April en daarna was het werkelijk
interessant de gelaatsuitdrukkingen der rei
zigers na te gaan als zij de verlaagde prijzen
betaalden resp. wanneer zij ouder gewoonte
het oude bedrag neertelden en een niet on
belangrijk bedrag terug ontvingen.
Een en ander veraangenaamde ten zeerste
de werkzaamheden van het personeel.
Men verliet de loketten met tevreden
lachend gelaat, het personeel ontving menige
glimlach met hoofdknik of groet met hoed
Velerlei uitroepen werden gehoord als:
„dank u wel wat scheelt dat veel is
me dat een meevallertje dat is een aar
dige Aprilgrap het is dus toch werkelijk
geen Aprilgrap" enz. enz. Enkelen had
den blijkbaar van de alom bekend gemaak
te prijsverlaging niets gelezen of vernomen
of waren niet bedacht op den datum van
ingang. Bij het terugontvangen van wissel
geld werd o.a. ook wel de opmerking ge
maakt als: „u geeft te veel terug" of wel
„vergist u zich niet?"
Een enkele Bag men het terugontvangen
geld vlug opstrijken, tersluiks nog eens om
kijk en zich snel verwijderen
Een dame, op de terugreis naar Leeuwar
den, begon hevig te reclameeren, omdat zij
op de heenreis zooveel meer had moeten
betalen
Niet onaardig was 't geval met een pinda
mannetje. Zij toch betalen gewoonlijk met
gepast geld on met dubbeltjes en kwartjes
terwijl meestal hun bestemming door hun
leiders op een stukje papier geschreven is,
aangezien zij onze taal niet spreken. Hij ont
ving f 0.60 terug, was daarop plotseling druk
gesticuleerend met handen en armen en
6tootte eenige onbegrijpbare woorden uit.
Met veel moeite werd hem beduid dat het
plaatsbewijs voor de gevraagde bestemming
was en dat het goedkooper was geworden.
Hij ging heen, doch korten tijd daarna
kwam hij wederom aan het loket terug, riep
„lekka lekka" en deponeerde 12 pakjes
pinda op het plankje. Niet zonder eenige
moeite kon hem duidelijk gemaakt worden,
dat voor die f 0.60 geen pinda's verlangd wer
den. Blijkbaar had hij het woord „koopen"
verstaan in plaats van „goedkooper". Niet
goed begrijpend pakte hij eindelijk zijn pak
jes weder in zijn trommel en verdween.
Op het Chineezengelaat was niet te lezen,
wat deze reiziger dacht van de Nederl. Spoor
wegen resp. van het personeel.
GEEN POLITIEKE MOORD
HET GEBEURDE AAN DEN
JUTFAASCHEWEG TE UTRECHT
DE NUCHTERE FEITEN ZONDER FRANJE
WAT DE POLITIE MEEDEELT
Naar aanleiding van het geval, waarbij
de 37-jarige koetsier Galjard in den nacht
van Zondag op Maandag verdronk en de
vele geruchten, welke omtrent dit verdrin-
kingsgeval de rondte doen, had gistermid
dag de commissaris van politie in de Ilde
afd. te Utrecht, de heer A. W. Brandt, de ver
tegenwoordigers der bladen uitgenoodigd
om kennis te nemen van „de nuchtere fei
ten, ontdaan van alle franje", zooals de
heer Brandt het zelf uitdrukte.
Die feiten komen dan neer op 't volgende:
Galjard was Zondagavond op het Vree
burg met twee kennissen in een zg. „bakje".
Koetsier was niet Galjard, maar een col
lega van hem, zekere V. Gereden werd naar
een café op den Steenweg, waar verteringen
werden gemaakt.
Om twaalf uur sluitingstijd verlieten
de drie mannen het café op den Steenweg
en stapten weer in het bakje, dat buiten
had staan wachten.. Men reed langs den
Jutfaasschen weg, de nieuwe brug over
naar Hoograven, waar de twee kennissen
woonden. Toen deze twee mannen waren
afgezet ging het rijtuig, met G. en V. weer
terug in de richting Utrecht.
Intusschen hadden vier andere mannen,
waarvan er één een fiets bij zich had, den
avond doorgebracht in een café aan 't Wed.
Zij moesten de richting van de Rivierenwijk
uit, maar toen ze langs de Westerkade den
Jutfaasschen Weg bereikt hadden, oordeel
den ze, dat de man die de fiets bij zich
had te veel onder den invloed van sterken
drank verkeerde om zélf het rijwiel mee te
nemen. Een van de anderen nam de fiets
over en bleef dientengevolge iets achter. De
eigenaar van de fiets werd door de overige
twee tusschenin genomen en zoo voort-
geleid.
Galjard en de huurkoetsier V. kwamen
met het rijtuig den man tegen die de fiets
naar huis bracht- Zij waren met het bakje
rechts afgezwenkt en hadden de drie an
deren, die voorbij de brug reeds waren,
dus niet gezien. De man met de fiets werd
door Galjard uitgenoodigd om in het bakje
te komen. Hij zei geen geld te hebben, maar
G. zeide wel te zullen betalen. Ik heb wel
geld, zoo riep hij. Er werd gestopt en de
man stapte in en ook de fiets werd in het
bakje geheschen. Het bakje keerde nu om
en men reed in de richting van Jutfaas om
de overige drie mannen op te halen. Ook
dezen werden door Galjard gevraagd om
in het rijtuig te komen zitten. G. zou wel
betalen en wist ook nog een adres waar ze
bier zouden kunnen krijgen. Hij zou alles
betalen.
Bij de Hoendiepstraat wilden twee man
nen uit het bakje om naar huis te gaan.
De overigen wilden ook uitstappen, maar
Galjard spoorde hen aan om te blijven zit
ten, want dan zou men een lolligen nacht
hebben, zeide hij. De menschen hadden
daar evenwel niet veel zin in, en een hun
ner trok de fiets uit het bakje, waardoor
de kleeding van een der andere inzittenden
besmeurd werd. Hierover ontstond ruzie, en
de man die de fiets getrokken had en de
ander raakten handgemeen.
Galjard bemoeide zich daarmee en schijnt
een van de twistenden een klap gegeven te
hebben, wat deze met dezelfde vriendelijk
heid beantwoordde. Deze man keerde zich
tot Galjard, die uit het rijtuigje op den weg
viel. Hij was echter spoedig weer op de
been, maar werd achtervolgd door de twee
anderen, die weer met hem aan Let vechten
gingen. Galjard is weer gevallen en toen
in het water van den Vaartschen Rijn te
recht gekomenen dan komt het punt,
waarover geen helderheid verkregen kon
worden, en dat waarschijnlijk ook wel nooit
zal kunnen worden uitgezocht: hoe raakte
Galjard te water?
Het kan zijn, dat hij bij het vechten
het talud is afgegleden. Het kan zijn, dat
een der vechtenden hem in het gevecht een
stomp gaf, waardoor de man in het water
terecht kwam. Een meisje, dat in de buurt
woonde, heeft zich bij de politie aangemeld
en verklaard, dat zij iemand (en dan zal
dat natuurlijk Galjard geweest moeten zijn)
heeft hooren roepen: „Verzuipen jullie mij
dan maar". Dit zou wijzen in de richting van
opzet, maar dat is niet bewezen kunnen
worden.
Tegen de verdenking van opzet pleit, dat
de mannen niét Galjard in den steek gelaten
hebben. De koetsier V. is er vandoor
gaan. Een van de vier inzittenden moest
naar huis, omdat zijn moeder hem kwam
halen, een ander ging ook naar zijn woning,
maar de twee overigen hebben de politie ge
waarschuwd, die onmiddellijk met dreggen
begon en na een half uur, omstreeks half
twee, het lijk van Galjard ophaalde.
Het rapport omtrent de gerechtelijke sec
tie was gistermiddag nog niet verschenen.
Uit het bovenstaande mag men evenwel af
leiden, dat Galjard door verdrinking om 't
leven is gekomen. En als de vier mannen
(of een paar van hen) den opzet tot dooden
hadden gehad, dan zouden zij stellig niet
de politie gewaarschuwd hebben. Alle leden
vaai het gezelschap waren in meerdere of
mindere mate onder den invloed van ster
ken drank. Het is dus duidelijk, dat zij niet
zeer capabel zullen zijn geweest om te
weten wat ze deden tijdens de vechtpartij.
Radio Nieuws.
VRIJDAG 12 MEI
leider
L J S Crouaaz, Ned. Hei
eland 11.00 Concert
Middagconcert 2.3C
Lezen van Chr. Lectuur 3.00 Huishoude
lijke raadgevingen 3.30 N.C.R.V.-Orgel
4.30 Voor jeugdige amateur-fotografen
5.00 Concert 6.00 Dr. Ir C Kooy: „De nieu
we Koers" 7.15 Ned. Chr. Persbureau
7.30 Literair halfuurtje 8.00 Orkest 9.00
De heer A J L Looüen: „De oogst van het
water" 9.30 Concert pl.m. 10.00 Vaz
Dias 10.45 Gramofoon.
Hilversum (296.1
foon 10.15 Viool-recital
Onze keuken 4.01 ..Die Flederinaus"
5.30 Platrogibas-kwartet 6.16 Orgelspel
7.20 De Flierefluiters 7.45 Kinderkoor
11.00 Orgelspel 11.30 Gramofoon.
V.P.R.O. 10.00 Morgenwijding 9.30 Concert
10.4!
A.V.R.O. 12.01 Gramofoon 12.30 Lunchcc
:ert 2.00 Mr J de Vries: „Palestina"
1.30 Omroeporkest 3.00 Gramofoon.
12.30 Gramofoon
Gramofoon 6.15 Zang 9.3Ö Gramofoon.
(509.3 MJ 11.20 Omroepkltlnor-
Orkest 2.20 Gramof
3.35 Northern Studio-orkest 5.50 De groi
slagen der muziek Gevarieerd program
Morgenwijding Ochtendconcert 11.20 Gra>
mofoon 1.20 Gramofoon 3.20 Concert
5.25 Concert 7.20 Edmund Barczyk zingt
1.8 M.) 11.20 Orgel.
i Concert 9.50 Gramofoon 10.05 Ma-
(1411,8 M.) 4.20 Concert 5.3
Met bovenstaande uiteenzetting is naar
ons inzien ook wel voor het publiek
duidelijk komen vast te staan dat
de geruchten welke de rondte deden, als zou
hier sprake zijn van een politieke moord,
gepleegd door fascisten, allen grond missen.
De zaak staat immers zoo, dat Galjard
eerst met een gezelschap naar de Rivieren
wijk gereden was, en toen dit was afgele
verd, zelf anderen uitnoodigde om mea
te rijden. Het zou dan toch wel zeer wonder
lijk geweest moeten zijn, als het gezelschap,
dat hij zelf vroeg om mee te rijden, toe
vallig lieden waren, die het plan haddeni
om hem te dooden.
Van communistische zijde wil men ver
band leggen tusschen het feit, dat Galjard
op 30 April op fascisten was ingereden, en
zijn tragischen dood. Maar dit verband is
niet aanwezig, en beide gevallen staan ab
soluut los van elkaar. Gelijk uit de mede-
deeling van de nuchtere feiten alleen wel
duidelijk is.
AUTOBUS IN DE SLOOT
VERSCHILLENDE GEWONDEN.
Woensdagmiddag, omstreeks drie uur,
moest op den Wateringschenweg te Wate
ringen een autobus van de Vios-onderne-
ming aldaar, in den dienst Wateringen—
Den Haag, uitwijken voor een zwaar bela
den vrachtauto. Hierbij verzakte de bus ini
den berm van den weg en kantelde de sloot
in. Van de twaalf inzittenden werden vijf
passagiers door het breken van de ruiten
verwond. Onder hen bevonden zich de hee
ren J. Barendse uit Poeldijk en M. Prins uit
Hansel ersdijk, resp. voorzitter en secretaris
van den Bond Westland, waarvan vooral
eerstgenoemde nogal ernstig aan hoofd en
polsen werd verwond. De gewonde passa
giers werden in nabij gelegen woningen
verbonden, terwijl ook een geneesheer uit
Wateringen arriveerde. Na veilbonden la
zijn, konden de gewonden huiswaarts kee-
ren. Alle passagiers hadden bovendien een
nat pak bekomen.
De gehavende autobus, die werd bestuurd
door J. v. d. Breukel, werd later met behulp
van een kraanwagen gelicht.
GEWELDIGE HAGfELSCHADE
De vorige week door den hagelslag aan da
tulpenvelden in de Carel Coenraadpolder te
Finsterwolde (Gr.) aangerichte schade wordt
alleen voor de boerderijen van de gemeente
Groningen op f25.000 geschat. Men ie begon
nen verscheidene perceelen om te ploegen, om
er koolzaad on te zaaien.
Cola di Rienzi, de groote Senator van
Rome in de 14e eeuw
Door Edw. BULWER LYTTON
HOOFDSTUK XXIII.
Een edel raadsman.
Later dan gewoonlijk keerde Rienzi dien
diag uit de gerechtzaal terug naar zijn
woning in het paleis. Toen hij de receptie-
zaail doorschreed, was zijn gelaat hooger
gekleurd dan anders; hij klemde de tanden
op elkander, als een man die een vast be
sluit heeft genomen, waarvan hij zich niet
wil laten afbrengen. Vlak achter hem kwa
men de bisschop van Orvietto en de bejaarde
Stefano Colonna.
„Ik zeg u, heer" sprak Rienzi, „dat gij
Vergeefsche moeite doet- Roane kent geen
onderscheid tusschen hoogen of lagen rang.
De wet is blind voor den dader doch voor
de misdaad heeft zij de oogen van den
„Denk er toch nog eens over, Tribuun"
zeide Raimondo aarzelend; „hij is de neef
yan twee kardinalen en zelf senator ge
weest"
Rienzi bleef staan en keerde zich plot
seling ooi.
„Heer bisschop" zeide hij, „maakt dit de
misdaad niet nog onvergeeflijker? Luister,
hoe de zaak luidt: Een schip van Avignon
naar Napels, geladen met de inkomsten
van Provence voor koningin Joajma, over
wier zaak, let wel, op het oogenblik bij ons
plechtig wordt beraadslaagd, heeft aan den
mond van den Tiber schipbreuk geleden;
waarop Martino di Porto een edelman,
zooals gij zegt de bezitter der vesting
waaraan hij zijn titel ontleent dubbel
verplicht door adellijke afkomst en onmid-
delijke nabijheid, de ongelukkigen te hulp
te koanen het schip overvalt met zijn
troepen (welk recht heeft de man om ge
wapende benden te onderhouden?) en als
een gemeens roover het vaartuig plundert.
Hij wordt gevangen genomen voor mijn
rechterzetel gebracht een eerlijk onder
zoek volgt hij wordt ter dood veroordeefltf-
Dat zegt de wet. Wat verlangt gij meer?"
„Genade" sprak Colonna.
Met een minachtenden lach kruiste Rienzi
de armen over de borst.
„Nimmer heb ik Signor Colonna genade
hooren vragen, wanneer een boer brood had
gestolen om zijn hongerige kinderen te
voeden."
„Ik voor anij zie verschil tusschen een boer
en een prins, Tribuun; het edele bloed van
een Orsini mag niet vergoten worden als
dat van een lagen plebejer."
„Dat gij, zoo ails ik mij herinner" sprak
Rienzi op zachten toon, „van zeer geringe
waarde achtte, toen mijn jeugdige broedei
lichtzinnig gedood werd door uw itrotschen
zoon- Wek die herinnering niet op, ik
waarschuw u; laat haar slapen. Schaam u,
oude Colonna, schaam ui zoo dicht bij het
graf, waar voor de wormen alle vleesch ge
lijk is en nog met grijze haren onderscheid
predikend tusschen mènsch en mensch. Is
er niet reeds verschil genoeg?"
Tirotsch trok Colonna zijn gewaad vaster
om zich heen en beet zich op de lippen.
Raimondo waagde nogmaals een bede.
„Dit alles is waar, Tribuun. Maar," hij
trok Rienzi wat terzijde, „gij weet, wij
moeten zoowel politiek als rechtvaardig
zijn- De neef van twee kardinalenhoe
veel vijandschap zal dit niet te Avignon
verwekken!"
„Maak u daarover niet bezorgd, bisschop
Raimondo, ik zal mijn handeling tegenover
den paus verantwoorden."
Terwijl zij spraken, begon de kEiok hard
en zwaar te luiden.
Colonna schrikte.
„Groote Tribuun", zeide hij eeuigszins
spottend, „verwaardig u om te keeren, eer
het te laat is. Zoover ik weet, heb ik nooit
als smeekeling voor u gestaan; en nu ver
zoek ik u, mijn eigen vijand te sparen.
Stefano Colonna smeekt Cola di Rienzi om
het leven van een Orsini
„Ik voel den steek, edefl' heer" sprak
Rienzi kalm, „doch hij hindert mij niet. Gij
zijt Orsini's vijand en toch spreekt gij voor
hem het klinkt edelmoedig; doch weet
wel, uw vriendschap voor uw eigen stand
is grooter dan uw vijandschap tegen uw
mededjnger. Gij kunt niet verdragen, dat hij
die groot genoeg was om met u in vijand
schap te leven, als een dief zal gehangen
worden. Ik waardeer ten volle zuilik een
edele vergevensgezindheid; doch ik ben
geen edelman en kan mij er dus niet mee
vereenigen. Nog een enkel woord; als dat
de eenige daad van bedrog en geweld was,
door dien rooverbaron gepleegd, dan zou ik
luisteren naar uw bede; maar is zijn geheele
Hieven niet een ergernis? Is hij niet van
knaap af de schrik en de schande van Rome
geweest? Hoeveel vrouwen heeft hij geweld
aangedaan, hoeveel kooplieden uitgeplun
derd, hoeveel vreedzame lieden midden op
den dag vermoord? En ik moet het beleven,
dat een bejaard vorst en een pauselijk vica
ris om genade vragen voor zulk een man?
Foei, foei! Maar ik wii de rekening met u
vereffenen. Dén eersten armen man, die door
de wet ter dood veroordeeld wordt, zal ik
om uwentwil genade schenken-"
Nogmaals nam Raimondo den Tribuun
terzijde, terwijl Colonna al zijn krachten in
spande, om zich te beheerschen.
„Vriend," zeide de bisschop, „de edelen
zullen dit beschouwen aflis een beleediging
tegenover hun geheelen stand; dat zelfs
Orsini's ergste vijand om genade voor hem
smeekt, moest u hiervan toch overtuigen.
Martino's bloed zal hun onderlinge ver
zoening bezegelen en zij zullen alls één man
tegen u optreden."
„H"et zij zoo: met God en het volk naast
mij, zal ik den moed hebben om rechtvaar
dig te zijn, al ben ik een Romean. De klok
houdt op met luiden het is reeds te laat
Zoo sprekend wierp Rienzi het raam
open; en bij de Trap van den Leeuw stond
een galg, waaraan het nog triililende lijk van
Martino di Porto hing, gekleed in zijn
adellijk gewaad.
„Ziet!' sprak de Tribuun op strengen toon
,(ZOo sterven alle dieven. Voor verraders
heeft dezelfde wet de bijl en het schavot
bestemd."
Raimondo verbleekte en deinsde terug,
doch de oude edelman niet. Tranen van
gekrenkten trots kwamen hem in de oogen;
op zijn staf geleund, naderde hij Rienzi,
tikte hem op den schouder en zeide:
„Tribuun, het is wel eens gebeurd, dat
een rechter zijn slachtoffer benijdde!"
Met gelijken trots wendde Rienzi zich tot
den baron-
„Wij vergeven den ouderdom zijn ijdele
woorden. Heer, hebt gij ons nog iets te zeg
gen? Wij wenschen alleen te zijn."
„Geef mij uw arm, Raimondo," verzocht
Stefano. „Tribuun, vaarwel. Vergeet dat
Colonna u om iets gesmeekt heeft; dit zal u
dunkt mij, gemakkelijk genoeg vallen, want
hoe wijs gij ook zijn moogt, gij vergeet, wat
ieder ander zich herinnert-"
„En wat is dat, heer?"
^„Geboorte, Tribuun, geboorte dat is
„Signor Colonna heeft mijn vroeger be
roep opgevat en een grap gezegd", ant
woordde Rienzi op onverschilligen toon.
Hij staarde Stefano en Raimondo na, tot
dat de deur achter hen gesloten was en
mompelde toen: „Onbeschaamde! Als het
niet terwiWie van Adriano was, zou uw
grijze haard u niet redden. Geboorte! Welke
Colonna zou zich niet, als het mogelijk was
beroemen op zijn afkomst van een keizer?
Oude man, wij moeten op u letten, gij wordt
gevaarlijk."
Peinzend wendde zijn blik zich naar het
raam en daar trof weer het akelige schouw
spel des doods zijn gen. Het volik op het
plein, in dichte eroepen bij elkander
staande, verl.e yrte zich over dc-n smarie-
lijken dood van een inan, wiens leven uit;
schandelijke daden en diefstallen bestaan
had doch die buiten bereik der gerech
tigheid scheen te zijn en deed dit met
het woeste rumoer, waarmee het gepeupel
juicht over een verslagen vijand- Waar
Rienzi stond, hoorde hij de kreten: „Leve de
Tribuun, de rechtvaardige rechter, Rome's
bevrijder!" Doch op dat oogenbHik maakten
andere overwegingen hem doof voor de
geestdrift van het volk.
„Mijn arme broeder!" zeide hij met tranen
in de oogen, „om de misdaden van dien man
en wel om een dergelijke misdaad, als die
hem nu het leven heeft gekost werd gij
ter slachtbank gesleept; en zij, die geen
medelijden hadden met het lam, roepen nu
om genade voor den wolf! O, alls gij nog in
leven waart, hoe zouden die trotsche hoof
den zich voor u buigen, schoon zij, toen gij
dood voor hen laagt, u geen blik waardig
keurden. God geve dat mijn eerzucht zoo
rein moge blijven, als toen wij samen in de
schemering wandelden!"
De Tribuun sloot het venster en begaf zich
naar Nina's vertrekken. Op het hooren van
zijn stap was zij opgerezen van haar
plaats; haar oogen glinsterden, haar boezem
joeg; en toen hij binnenkwam, vtloog zij hem
om den hals en fluisterde:
„O, wat is het lang geleden, sinds wij
afscheid namen!"
Wordt vervolgd