De Aalscholver
(Phalacrocorax carbo subcarmoranus)
door
A. de Jong
Deze niet algemeen bekende vogels gelijken in
de vlucht veel op eenden; dezelfde vlugge vleugel-
sla^ en met gestrekten hals vliegende. De aal
scholvers zijn evenwel belangrijk grooter dan een
den en kunnen bovendien bogen op het bezit van
een staart welke bij de eenden nauwelijks opge
merkt wordt. De grootte der vogels is ongeveer ge
lijk aan die van den reiger, hoewel de met zwem
vliezen voorziene pooten veel korter zijn; ook de
snavel is korter en hiervan is de punt tot een haak
omgebogen.
De kleur van den aalscholver, waterraaf, schol-
le\aai of hoe hij genoemd wordt, is zwart met
brons-groenen weerschijn, terwijl de vogel aan kop
en hals witte veertjes heeft benevens een groote
witte vlek op de dijveeren.
De naam waterraaf zegt op zichzelf reeds vol
doende, waar de vogels zich ophouden en mee
bezig houden.
De aalscholvers broeden in kolonies aan groote
rivieren en in eendenkooien, waar uiteraard veel
visch aanwezig is. Ze eten bijna uitsluitend visch
en bij voorkeur paling of aal, vandaar de naam
aalscholver.
Tengevolge van het groote vischgebruik staan
onze vogels bij de visschers zeer elecht aangeschre
ven; toch eten ze ook veel schaaldiertjes en gar
nalen, welke op de slikken en stranden worden
buitgemaakt.
Heiaas komen de aalscholvers nog steeds op de
Zwarte lijst voor; d.w.z. dat ze evenals reigers,
eperwers, houtduiven, mueschen, kraaien, vlaam-
achrt gaaien, eksters en nog enkele andere vogel
soorten steeds vervolgd en gedood mogen worden,
betgeen in vele gevallen ook niet nagelaten wordt
H?t aantal dezer vogels is in de laatste jaren sterk
achteruit gegaan en wanneer niet bijtijds ingegre-
psr. wordt, zullen we onze schollevaars mettertijd
geheel moeten missen.
Niet zelden gebeurt het, dat men broedende vo
gels, die reeds eieren of zelfs iongen hebben, op
de neeten dood schiet of verwondt, zoodat men
zich kan voorstellen, welke gevolgen deze wreede
manier van verjagen voor de arme vogels heeft.
De gewonde vogels, oude zoowel als jonge, worden
op deze wijze dagen lang gemarteld totdat ze ein
delijk bezwijken.
Wil men zoo'n kolonie geheel of gedeeltelijk
doen verdwijnen, waarom dan eerst gewacht tot
de dieren jongen hebben?
Het wordt hoog tijd, dat aan deze wreedheden
sp<-edig een eind gemaakt wordt.
Een der grootste kolonies bevindt zich in de
eendenkooi „Lekzicht" bij Lekkerkerk. In deze
kooi worden tot nog toe de vogels met rust ge
laten, zoodat deze kolonie zich in een flinken
groei mag verheugen.
Heeds heel vroeg in het voorjaar, soms zelfs al
in Februari beginnen de vogels de nesten in orde
te maken en eind Maart of begin April zijn er
vaak jongen. Het gepiep der jongen en het geluid,
dat de ouders maken, vervult nu de lucht en is
op flinken afstand al te hooren.
Do jongen worden met visch gevoed, die de
Oude vogels in hun keelzak hebben; al het voedsel
komt echter niet in de maag der aalscholvertjes
terecht, want er valt nog al eens een vischje over
boord. Het komt niet bij de vogels op om het
gevallen voedsel op te rapep, zoodat we ons kun
nen voorstellen hoe het tenslotte bij zoo'n kolonie
De takkennesten, waarvan er soms vijftien tot
twintig in één boom te vinden zijn, bevinden zich
zoowel in de hooge iepen en esschen aan den dijk,
als in lage struiken en soms zelfs op den grond.
De boomen, waarin de aalscholvers nestelen, zijn
door de uitwerpsels der vogels geheel wit gekalkt
en na verloop van tijd zijn ze ten doode opgeschre
ven. Het schijnt evenwel, dat het heel wat jaren
duurt eer het zoover is. Een inwoner van Lek
kerkerk vertelde mij nl., dat een paar boomen
vlak aan den dijk steeds een aantal nesten bevat
ten, tengevolge waarvan deze tenslotte zoo goed
als dood schenen. Wat nu de oorzaak is, is mij
niet bekend, doch op een gegeven keer in het voor
jaar werden deze nesten niet meer door de vogels
betrokken en nu kunnen de boomen zich weer in
een behoorlijke bladertooi verheugen.
De drie of vier, soms vijf groen-witte eieren
worden zoo besmeurd, dat deze ten laatste meer
bruin dan wit zijn.
Zooals gezegd zijn er tegen April reeds jongen
cn deze beschikken over een uitstekende spijsver
tering, zoodat de oude vogels den geheelcn dag
in de weer zijn om hun jongen in letterlijken
zoowel als In figuurlijken zin den mond te
etoppen.
De kom van het nest is tamelijk klein, waar
door de jonge vogels meer in het nest staan dan
zitten, terwijl er voor de oude vogels heelemaal
geen plaats is en zelfs wanneer ze met voedsel
komen, moeten ze zich behelpen met een plaatsje
op een dichtbij zijnden tak.
De aalscholvers zijn niet bepaald op hun om
geving aangewezen, wat betreft de voedselvoorzie
ning. Weliswaar visschen de Lekkerkerksche vo
gels gaarne in de Lek of in de IJssel, doch ze
zien er geen been in om hun voedsel uit de
Reeuwijksche Plassen, uit de Zeeuwsche stroomen
of zelfs uit den mond van den Nieuwen Waterweg
bij den Hoek van Holland, te betrekken.
Ze vliegen zeer snel en gewoonlijk juist even
boven het wateroppervlak, doch boven land vlie
gen de vogels doorgaans vrij hoog.
Het is heel interessant om de vogels te zien
duiken; daarin zijn het eerste meesters. Ze kun
nen zeer lang onder water blijven en komen eert
heel eind verder weer boven, om wanneer ze geen
succes gehad hebben, onmiddellijk weer naar he
neden te gaan.
Door het aanhoudend duiken worden de veeren
eindelijk zoo doorweekt, dat de vogels op een paal
of baken gaan zitten, één of ook wel beide vleu
gels uitstrekken en deze zoo door zon en wind
laten drogen. Men noemt dit zonnen.
Vooral in den nazomer kan men op de eilanden,
in 't bijzonder de Waddeneilanden en de Beer
aan de Brielsche Maas, heele troepen aalscholvers
aantreffen, die zich op de slikken bewegen.
De Chineezen richten de aalscholvers voor de
vischvangst af. Hiervoor krijgen ze een ring om
den hals, teneinde het doorslikken van de gevan
gen visch te voorkomen, naar welke men do
vogels laat duiken.
Vroeger schijnt men hier te lande ook wel van
deze methode gebruik gemaakt te hebben, doch
tegenwoordig is deze manier van visschen ver
boden.
Oude Paaschgebakken
Paschen was voor de oude, heidensche Germa
nen, onze voorouders, het feest waarop de ver
nieuwing van het leven in de natuur gevierd werd.
Paschen Ostern in het Duitsch) is de tijd, waarop
de zon weer precies in het Oosten opkomt. Eerst
Poschwecken (Alua),
met de komst van het Christendom in deze lan
den kreeg het Paaschfeest de beteekenis, welke het
nu voor ons heeft. Het oudste Christelijke Paasch-
gobruik, dat ons echter rechtstreeks naar liet
Jóódsche Paaschfeest terugvoert, is het slachten
van een lam of een bokje. Merkwaardig is hier,
hoe geheel en al het heidensche en liet Christelijke
feest zich in dit gebruik vereenigden: het lam
was voor de heidenen symbool van het nieuw ont-
bloeiende leven; de slachting van het lam Christe
lijk zinnebeeld voor den verlossingsdood van den
Heiland. Zeker is het voor een voornaam deel aan
dergelijke overeenkomsten te danken, dat vele
heidensche feesten goeddeels gekerstend konden
worden.
Dan was er ook het bok-offer der Germanen.
Hoe geleidelijk was dus de overgang van hier naar
het „Lam Gods onschuldig ,aan het hout des krui
zes geslacht". Zeker, de beteekenis welke de Chris
tenen aan het lam- en boksymbool gaven, was
een geheel andere dan die der oude Germanen,
maar, folkloristisch gesproken, kwam het juist op
Palmpaasch-handel in den ouden tijd.
het symbool aan. Het is een bekend feit, dat men
bij heidensche volken veeleer en veel gemakkelij
ker de gedachtenwcreld beïnvloedt, dan de wereld
der overgeleverde riten en symbolen. En zoo ge
schiedde het hier: de oude symbolische vorm bleef
bestaan nóést de nieuwe symbolen, doch de ge
dachte-inhoud werd volkomen veranderd. Later
verving de Paaschhaas het traditioneele Paasch-
lam, en toen kwam ook spoedig het tot in onzen
tijd gebruikelijke Paaschhrood in eerel Ook dit
Paa9chbrood is oorspronkelijk* van een oeroud ze*
bruik afkomstig, nL van de gewijde offerbrooden
der Germanen. Zooals het Paoschbrood nu in de
plaats kwam voor het omslachtige en niet in
ieders bereik liggende Paaschlam, was het offer
brood in overoude tijden reeds in de plaats geko
men van het dierenoffer. De geschiedenis herhaalt
zichl
Hier en daar in Bohemen, Oostenrijk enz., ver
telt de folklorist J. H. Nannings, kregen de
dienstboden speciale Paaschbroodjes bij het op
gediende lamsgebraad. Meestal was het brood op
den bovenkant van kleine indeukingen voorzien,
die met de vingertoppen werden aan gebracht.
Dit kan nog verband houden met het oude volks
geloof, dat brood, dat aan den bovenkant met do
vingertoppen was Ingeprikt, de booze geesten af
weerde. Het had dan speciale krachten «n men
116
Straatverkoop van
Palmpaschen in de
2e helft der 18e eeuu>.
Maria Magdalena
(In Jozefs hof)
aoor
A. Wapenaar
Ik had Hem aan den dood verloren;
Nooit, nooit zou ik Zijn stem weer hooren,
En in mijn grondeloos verdriet
Geloofd' ik zelfs Johannes niet,
Die blij me zei: „Hij is verrezen!"
'k Begreep hem niet; ik stond verwezen:
Mij was zelfs niet de trdost gelaten,
Dat Hem mijn balsem nog mocht batenl
O 't angstig zoeken, 't angstig vragen;
Ik bukte in 't graf; mijn oogen zagen
Gods blinkend' Englenwacht voorbij.
Waarom ik weende, vroegen zij.
En "k riep verschrikt, maar zonder schromen:
„Mijn Heere is mij vfeggenomen!"
Waakt' ik of was dit gruwzaam droomen?
Zou nu 't verlossend antwoord komen?
Ik wist mijn leven weerloos open
Voor d' angsten, die mij eens beslopen;
'k Werd bij Zijn sterven mij bewust:
Hij was mijn zekerheid, mijn rust;
Nu zonder Hem, vrecsd' ik mijn leven
Den helschen waanzin prijsgegeven
Waaruit Hij eens mij deed ontwaken:
'k Mocht toen voor 't eerst Zijn liefde smaken.
Weer zocht Hij mij in mijnen nood:
Hij ieefd', ik zocht Hem in den dood.
Ik kon niet leven zonder Hem;
O, de muziek van Zijne stem,
Zij ging mij, in mijn smart, voorbij,
'k Herkende niet; vreemd was Hij mij.
Toen sprak o zalig zoet geluid
Hij mijnen naam nadruklijk uit,
En door de mist van mijne tranen
Zag ik den hemel opengaan en
Aanbiddend wierp ik m' aan Zijn voeten:
„Rabbouni!" klonk mijn staamlend groeten!
Ik weet niet, wat, zielsdiep ontroerd,
*k Meer sprak of deed; mijzelf ontvoerd
Stond "k op den top van mijn geluk!
Maar Hij deed 'k overdreven druk?
Wees met een zacht gebaar mij af,
Sprak van Zijn hemelvaart en gaf
De boodschap m' aan Zijn jongren mee
En ging liet mij Zijn zaalgcn vrcC;
Ik kon mijn vreugde nauw betoomen;
'k Ben zingend in de stad gekomen;
Noch dood noch duivel zou mij deren:
Ik was en bleef de bruid mijns Heercn!
ADRESWIJZIGING
Het redactie-adres van ons Zondags*
blad wijzigt op 11 April a.s. van
Lombokstraat 15, in Lombokstraat 9,
Den Haag.
Haydn krijgt een pak slaag
Eens passeerden Haydn en zijn vriend Dittcra-
dorf (de componist van het beroemde menuet)
ongeveer om middernacht een der nauwe stegen
van Weenen en hoorden in een z.g.n. „bier-
kneipe" een menuet van Haydn allererbarmelijkst
verknoeien. Dadelijk gingen ze naar binnen en
liepen rechtstreeks naar de muzikanten toe. „Van
wien is dat menuet?" vroeg Haydn den eersten
violist ironisch. Geprikkeld antwoordde deze: „Van
Haydn!" Haydn trok zijn neus op en zei min
achtend: „Een echt zwijnenmenuetl" De in zijn
lievelingscomponist beleedigde violist kon van
woede geen woord uitbrengen, en ging Haydn met
zijn strijkstok te lijf. Zijn collega's volgden dit
voorbeeld hartstochtelijk, en het hagelde striemen
op Hay dus arme hoofd. Gelukkig kon Dittcrsdorf
zich tusschen Haydn en z'n overweldigers indrin
gen. Haydn maakte dat hij weg kwam en toen
Dittersdorf zijn vriend in veiligheid wist, volgde
hij ookl
op met krenten en oranjesnippers gezoete Paasch
broodjes (Poschwecke). Toen deze bakkers zich in
1840 aan deze gewoonte trachtten te onttrekken,
ontstonden hierdoor de zgn. Poschweck-opstanden.
Of de Akenaars ook op deze bakkersattentie ge
steld waren!
De in ons land en in Vlaanderen nog algemeen
gegeten Paaschmikken en Paaschbrooden met
krenten en rozijnen hebben weinig bizonders. Ze
smaken lekker, en daarmee is er wel het meeste
van gezegd. Alleen hier en daar komen nog de
oude Paaschpoppen en Paaschmannetjes voor.
Na den oorlog is het gratis verstrekken van
Poaschbrood te onzent zoo goed als geheet in
onbruik geraakt, evenals dat van de potjes boter
met boterlammetje en boterbloempje. Wat een
aardig, vroolijk en poëtisch gebruik wa9 het
anders! Maar de tijd knaagt ook aan overoude
gebruiken wel het sterkst, als zij moeite en
geld kosten!
In het voortreffelijke, van inhoud zeer rijke
boek „Brood en Gebakvormen en hun betcekcnia
in de Folklore" (uitgeversbedrijf „Eigen Volk"
Scheveningen). Behalve vele bizonderheden uit
dit artikel, zijn de hierbij gaande illustraties aan
dit boek ontleend, dat wij onzen in folklore be
langstellenden lezers met overtuiging aanbevelen.
De teekeningen zijn van Gerhard Selis.
Duitsche peetgeschenken in broodvorm»
117
gebruikte het ook bij brandgevaar, om, door het
werpen van dit brood in de vlammen, uitbreiding
van den brand te voorkomen.
Na het voorgaande is het zeer verklaarbaar, dat
de Paaschbrooden som9 de afbeelding van een
lam op de bovenkant dragen. Ook komt op Paasch
gebakken wel een haan voor. Mogelijk, dat dit
dier oorspronkelijk bedoeld was als offerhaan of
als symbool der vruchtbaarheid, terwijl echter ook
de gedachte aan de haan, die kraaide bij Petrus'
verraad, zich aan ons opdringt.
Langen tijd droeg het zgn. met Paschen te eten
„Jamsbrood" een roode kleur. Andermaal Iets, dat
naar het verleden terugwijst: de oude Germaan-
eche Ohristenen mengden het bloed der oorspron
kelijke offerdieren door het deeg heen. Oqk waren
de Paaschgebakken wel geel gekleurd door middel
van safraan. Hier moeten wij vermoedelijk aan
het ei als vruchtbaarheirissymbool denken. Hoe
lang heeft het ei het ondertus9chen als Paasch-
voedsel uitgehoudenl En nog steeds is er niet de
geringste aanwijzing, dat dit symbool ook maar
éénigszins begint te veroudercnl
Het Paaschbrood werd ter zegening naar de
kerk gebracht, nog tot in de vorige eeuw toe.
Vandaar, dat men dit brood in vroeger eeuwen
„Wyel (gewijd) brood" noemde. Daar destijcfe op
Paaschzaterdag het doopsel werd toegediend, werd
het Paaschbrood een speciaal peetgeschenk aan
de kleine kinderen. Pompernikkels noemde men
sommige dezer broodjes.
Onder de verschillende oude Paaschkoeken (die
zeer uitloopende en soms fantastische vormen had
den, en die door jong en oud om het graagst wer
den genuttigd) behoorden ook de vladen: dunne,
platte koeken, met vruchtenmoes bedekt. Derge
lijke vladen zjjn in Vlaanderen en in Zwitserland
nog in gebruik. In het laatstgenoemde land heet
Paaschzondag ook Vladenzondag, wel een bewijs,
hoe geliefd deze vladen daar zijn.
In Duitschland vooral kende men vroeger ook
A.B.C.-koék. Geschenk aan schoolkinderen-,
de zgn. abc-kockcn, die met voorliefde omstreeks
Paschen gegeten werden. Het volksgeloof schreef
deze koeken magische krachten toe! Kinderen,
die op school goed hun best hadden gedaan, kre
gen zoo'n abc-koek ter belooning. Dat zij een
goed middel was, den kinderen de kennis der let-
terteekens bij te brengen, spreekt! Maar ook dacht
het volk, dat men door het eten van die koek...
een bepaalde kennis kon opdoen. Nannings vertelt
hierover:
Columbanus, een heilige der katholieke kerk,
was aangewezen om in Ierland en Schotland het
Christelijk geloof te gaan prédiken. De moeilijk
heid was echter, dat hij de talen dier landen niet
spreken kon. Doch geen nood! Hij liet een koek
bakken, waarop het alphabet van die beide landen
geschreven stond. Hij at dien koek en kreeg op dia
wijzo terstond het vermogen, om de beide talen
te spreken en te verstaan! Zoo kwam ook het
eten van afbeeldingen van bepaalde heiligen in
koekvorm voor bij ziekten, waartegen deze heili
gen werden aangeroepen, om er op deze wijze van
te worden bevrijd.
Ook aan de vaak niet Paschen gegeten eier
koeken kende het volk bizonder krachten toe. De
lichaamsafscheidingen werden in een eierkoek ge-
hakken, en deze aan een hond te eten gegeven.
Op die manier geloofde men, d<e ziokte te kunnen
kwijtraken!
In Aken was het vroeger de gewoonte, dat de
bakkers tegen Paschen hun klanten tracteerden
Palmpaasch uit Tholen met vogel, vlecht en horerw