JEUGD VOOR DE PAASCHVERHAAL De vergif enis door De R. En als je me niet helpt, ben ik een verloren man, met vijftienhonderd gulden red je me Doe het, bedenk dat je mijn broer bent Deze woorden lieten hem niet los, maakten keel het verleden weer in hein wakker. Wel twin tigmaal had bij den brief overgelezen, maar alleen deze zin gaf telkens weer opnieuw een schok Omdat je mijn broer bent Jawel, omdat je mijn broer benWeer zag bij zijn broer zilten, zooals vijftien jaar geleden toen zij voorgoed u teen waren gegaan. Ze had den hevig getwist, het was een twist als er nog nooit een lu&sclien hen gewoed had, niettegen staande het steeds gebotst had tusschen hen. Ze verstonden elkaar in niets, hun denkbeelden waren absolute tegenstellingenen beiden waren koppige naturen. Maar terwij) hij self idealist was en om stoffelijke dingen maar weineg gaf was zijn broer steeds de berekende materia list geweest, een stugge streven, dje nooit iets uit liet en met wiskundige zekerheid de lijnen trok naar djn verre doelHoé die lijnen liepen, or ze de teekening van een anders toekoms tont werp ook verknoeiden, daar bekommerde hij zich met om. Later, veel later nad hij het beseft, had hij ten volle het karakter van zijn broer leeren doorzien. En toon was de woede in hem hoog opgelaaid omdat hij het zichzelf niet vergeven kon, dat hij zich zoo had laten wegduwen. Samen waren ze in de zaak huns vaders geweest, hij als de jongste Maar toen hun vader gestorven was, had zijn broer hem er langnamerhand uitgedrongen door allerlei slinkschheden en trucs. Te laat had hij het beseft, waartoe hij liet vanwege zijn gemak zucht had laten koutener was toen niets meer aan te doen, de verhouding liet het toen niet meer toe, het terrein, dat hij zich had laten ontnemen, terug te veroverenEn toen hij in den laatstcn twist zich verleiden liet tot een scène, waarin hij zich geheel liet gaan, terwijl zijn broer zich meesterlijk bedwongen had, was de breuk volkomen. Achteraf betreurde hij het niet, dat het zóó was gegaan. Zijn leven had er een groote verandering door ondergaan een verandering, die hem in staat stalde veel van de wereld te zien. Hij had verre landen bereisd in dienst van een groote onder neming. had veel beleefd en altijd een zorgenvrij leven gehad. Neen, voor zichicelf had hij dezen gang van zaken allerminst betreurd, al was er bitterheid in hem tegen zijn broer gebleven. Maar...... zijn moederotn hóór had hij ge- léden.... Zij had beiden opgevoed, met haar liefdevolle zorgen omgeven, den een zoo goed als den ander, niettegenstaande de oudste haar stief kind was. En die had haar nu zóó beloond Want haar moederhart had geleden vanwege het bedrog, dooi den oudsten aan den jongstcn gepleegd, geleden niet om den cnaterieelen kant ervan, maar vanwege de ontzaglijke teleurstel ling, dat dit kón geschieden en dat zij zoo weinig haar stiefkind had gekend S ndsdicn had zij sinart gedragen ook om het uiteengaan van het grain en om de stugheid goed te maken, de gebroken verhouding te herstellen. Omdat je mijn broer bentsomher staardo hij op het papier met hot verfoeide handschrift... nooit had hij verwacht het meer onder de oogen te zullen krijgen, nu lag het vóór hem, jawel, nu had hij hem nóódig. Nu moest hij zich weer her inneren, dot hij zijn broer was Al twee dagcij had hij den brief. Goeden Vrij dagmorgen was hij gekomen van een reis. Hij was «naar een paar dagen uit geweesit d'itmaal, in dien tijd was de brief gekomenEerst had hij gevloekt en gescholden op den „ellendeling", die hem bedrogen had, had hij den brief wegge smeten, ineeng®propt tot een bal. Maar na zijn eerste woede-uitbarsting had hij het papier weer uit de mand te voorschijn gehaald, voorzichtig opengemaakt en glad gestreken. En wéér was hij aan het lezen gegaan. Grimmig en somber, doch uiterlijk rustig had hij wéér de smeekbede in laten werken op zijn gemoed. Zijn grimmigheid bleef. Maar naast die grim migheid groeide een onrust in zijn hart. Hij dacht aan wat vroeger geweest was. Het had lang ge sluimerd, sommige herinneringen kwamen weer op na jaren lang vergeten te zijn geweest, lang zamerhand leefde weer heel het verleden. En dat maakte hem onrustig, omdat hij nu ook nan r.ijn ouders dacht, zijn vader, reeds lang gestorven, zijn moeder, oen paar jaren geleden heengegaan... Zij beiden rustten in het grafvermoeid van de wereld, vermoeid van den arbeid, die eerlijk was en zwaar. Met groote innigheid dacht hij aan boiden, goede, nobele zielen waren ze geweest, die geleefd hadden niet voor zichzelf, maar voor hem en zijn broer, om kloeke brave menschen van hen te maken, met een sterken wil om het goede te doenEn in zijn innigheid mengde zich zijn weemoed om wat zij nog hadden moeten eien, van zijn loslaten van het geloof zijner ouders dat zij hem van zijn vroegste jeugd als het heilig ste van het leven hadden ingeprent, weemoed ook omdat zij meermalen het besef hadden gekregen, dat zijn broer, al hield hij zich nauwgezet aan zijn godsdienstige plichten, er niet naar leefde in zijn arbeid. Hun moede oogen hadden dat alles nog gezien en hun krachten waren niet toereikond geweest dit te verhinderende een was geeste lijk vervreemd van den godsdienst zijner ouders, de ander was wegen gaan bewandelen, die niet die van een christen waren. Die gedachte maakte hem onrustig. Telkens drong ze :n hem omhoog tusschen zijn andere gedachte in, welke heiligheid het ook was, waar mede hij die twee dagen had gevuld. Afleiding had hij gezocht bij de weinige vrienden, die hij had, maar als hij dan weer alleen was, zag hij hen weer vóór zich, de beide stille menschen, wiier geestelijke zorgen )udst zwaar waren geworden, naarmate ze minder hadden moeten zijn. En dóór was hij zelf ook schuldig aan. Maar toch, hij had besloten niets te doenhet moést niet weer beginnen wat al zooveel jaar geleden was ge ëindigd voor goed Geloofde hij nogVreemd dat hij zich die vraag stelde. Had hij niet ruim twintig jaar ge leden zich oen overtuiging veroverd, die buiten de sfeer van den godsdienst lag? Hij begreep zich eelf niet meer, den laatsten tijdKwam het doordat hij ouder werd, dat hij zoo moedeloos kon wezen vaakSoms leed hij bijna lichamelijke pijn als hij weg was in zijn denken over de din gen van het leven en hij de wilskracht miste zijn overtuiging in evenwicht te houdenDe no belste denkbeelden van de oude en moderne wij zen hadden hem toch niet gegeven wat hij ervan verwachtte: stabiele zielsrust .waarin men niets meer vraagt, zich over mets meer bedroeft of ver wondertHij had vaak in die stille uren de woorden gezegd van Van Eeden's mooie vers over de waterleliezoo wilde hij wel zijn, maar hij kón niet zoo zijn. En den laatsten tijd minder dan ooit. Hij had cooveel gezien en beleefd in de schoone, maar verschrikkelijke wereld, onder zóóveel volken verkeerd, dat hij het gevoel had, vermoeid de oogen te moeten sluiten om niets meer te zien. Om niets meer te zien? Maar dat was de dood. En le dood, dat wasja, dat wist hij nietMaar zoo rustig als zijn ouders den dood hadden tegemoet gezien, zou hij het niet kunnen. Dat moest dan toch wat beters zijn dan hij bezatdie rustige zekerheid der ziel had hij met al zijn mooie ideeën toch maar niét ver kregen. Alles maakt moe, wat van de wereld is. Maar wat geeft dan verfrisschlng? Is het soms de ge dachte aan de vergankelijkheid? Hij nog alles troosteloos, een opkomen, een vergaan, opkomea, vergaan... het e-n leefde door het anderdaar viel er één uit, de menschen om hem heen, deden even verdrietigdaar sloot zich weer de stoet. En Satan pijpt en pijpt en pijpt op t holle been... en Adam gaat voorop..In zijn denken wiegel den de woorden op den cadans zooals Musch, de Adam-vertolker die in Laudij's Paradijsvloek had gezegdEn Adam gaat vooropwaar heen? En Kaïn, die zijn broeder sloeg? Waar heen? Waarheen deze heele zieke wereld?...,.. Hij stond op uit zijn roerlooze houding, waarin hij achter zijn schrijftafel gezeten had. Van den wand blikten de vriendelijke oogen van zijn moe der op hem neer. Die had hom, klein kereltje nog, antwoord gegeven op dat „waarheen". Als hij avonds in bed lag, kwam aijn moeder nog even bij hem. H3b je gebeden, vent. En hij dan: ja moe. Waarop zij dan weer tevreden ghimlach: Zoo, dan is het goed, ga nu maar slapen Sliep hij oo. later zoo rustig als in dien tijd? Toen hij kind was? Bij moeder? Luisterde naar haar raad? In jaren had hij niet meer gebeden. Niet meer geboden? Was dat wel waar? Was heel zijn leven niet een gebed, een kreet om uit komst. Hij leefde voor zijn werk .maar toch al- meer besefte hij juist de laatste jaren, dat het niet waar kon zijn. Voor kunst dan, voor mooie ideeën uit schoone boeken? Misschien, misschien, toch ook niet geheelAls hij één ziel in nood zag, een klein kind, schreiend, sloeg het hem op de ziel: dót is het leed der wereld en alle denkers bij elkaar nemen dit evene leed niet wegklein leed of groot leed 't was alles hetzefde, het was in strijd met zijn bestemming, die enkel vreugde Weer keek hij, onwillekeurig, naar moeders beeltenis. Zij had het wei geweten, wie het leed wegneemt, maar hij had er in zijn denken altijd om geglimlacht, toen hij zijn eigen weg was ge gaan. Reeds lang had hij echter gehunkerd naar eenzelfde zekerheid, «lic rustigmakende zeker> beid, die innerlijke stilte gaf Hij had goed geleefd, solicd, hier en daar wat goeds gedaan, een ander het leven niet bedor venToch waren er gedachten in hem geweest die hem deden huiveren, onder zijn afbrokkelen de zelfcultuur gaapte een afgrond, dat wist hij, al had hij het zich niet willen bekennen Maar door die ontkenning heen klonk zijn aller- innertijkste weeklacht door om wat anders moest zijn in zijn leven. Was het 'n opvocJings- rest, die ni<* was weggewied, toen hij zijn eigen levensbeschouwing bad geschapen? Hij wist het niet, maar soms nog had hij hei kinckrgebed uit zijn verre jeugd, ondanks zichzelf, maar onmid dellijk daarna was er de zelfcorrectie, die met stuggen haal het weer annuleerde Een huivering voer hem door de leden. Hij be greep ziohcelf niet meer ,liep als een vreemde door zijn eigen gedachten-woning, zag er nu heel pijnlijk de naargeestige leegte vanals in een holle ruimte dreunden er zijn stopj^en, een leeg gehaald hnis, waar niets eigens meer in was. En tusschen dat alles door was er de geschil denis met zijn broer. Hij zocht naar lichtplek ken in diens leven, iets van innigheid voor hem. Hij wilde vergeven, maar er was niets waarop hij daarvoor zelf leunen konWas hij te zwak om te vergeven? Hij begon hot te vermoeden, hij had gedacht, dat het zijn sterkte was. zijn krachtMaar wat zcide Epictetus ook weer, die niet eens een christen was geweest, maar een hcidcnsch wijsgeerEen ding heeft twee handvastels, aan het een kan het worden gedra gen, aan het andere niet. Als je broer iets mis dreven heeft togen je, vat dat dan niet op van do zijde: hij doet mij onrecht, want dit is het liand- vatscl, waarmede niet kan worden gedragen. Vat het liever van dien kant op: hij is mijn broe der, die met mij opgegroeid is. Dan wordt de caak gedragen waar het goede handvat zit. Dat zei die heiden, die al door zijn denken tot vergevensgezindheid kwoin. En hij, die nu zich zelf bekende nog welecns te bidden, rhis: zelf zwak te zijn en vol van gebrek, hij wist nog niet eens wat vergeven was Het hoofd bonsde hemBedenk dat je mija broer benhij moést vergeven, en hij was er te zwak voorzijn sterkte kwam nis* uit gene zen zwakheid voort Van buiten drongen de klanken van luiende klokken tot Item doorvan ver over de groote stad cwcefden zij aanHij wist ,dat het Pa- echen was, het Opstandingsfecsthet feest dat zijn ouders altijd zoo devoot gevierd haddea, zoo in toegewijd. Een verlangen kwam In hem op, dat hij weer zoo mocht wezen als vroeger, toen hij een kind was, thuis, bij zijn ouders, 1ie hem dan mee namen naar het bedehuisAl die jaren las hij olct meer in den Bijbel, had hij geen contact meer inet menschen als zijn ouders warenhij leef de het leven van den wijzen, ernstigen wereld- Jing, die zich rustig een huis der schoonheid in de eigen ziel tracht te houwenhij zag nu het troostelooze van dien bouwgeknutsel, peuter- werk. Revius' vers, dat hij dien morgen gelec.cn 114 De avonturen van Ternao Maegelhaes door G. K. de Wilde Vervolg.) De slaaf kromde zich onder Olivers krachtige greep. Hij negeerde de laatste opnterki";;. Ik U helpenkermde hij. Oliver begreep, dat hij geen vijand voor rich had, maar een handlanger en wel een onbetaal bare, waar hij groot voordeel van kon hebben. Hij glimlachte triomfantelijk. Luister! Hij boog zich voorover, zoo zacht sprak hij. Je hebt oiets anders te doen dan Louis en dien Italiaanschcn ridder te bewaken. Je komt me alles vertellen, wat ze doen o' praten. En venier vertel je me alles, wat er in de hut van Magel haes besproken wordt. Begrijp je me? De slaaf knikte met overtuiging. Sandrino graag helpen. S&ndrino haat... Ja ai goedbromde Oliver. Hier, dit is voor jou 31 aar pas op, dat je den Scnor geen kwaad doet, zonder mijn bevel. Ik waarschuw je! Hij reikte Sandrino een goudstuk uit de beurs van Louis, hetwelk deze dankend accepteerde Je krijgt meer, als ik je vertrouwen kan, voegde hij er aan toe. Weer boog de slaal zich en daarna verwijderde hij zich onhoorbaar en verdween in bet half duister. Oliver kon die nacht do slaap niet vatten, zoo zeer namen zijn booze gedachten hem ici beslag... Louis vond Rodrigo op hem wachten op liet achterdek. Of n h'j Ridder Pigafetta wilt komen. Hij wacht in «zijn hut, was zijn boodschap. Louia zag wel de nieuw Tierige or -en van den page, maar wildo hem natuurlijk niet inlichten. Het liefst sprak hij ook niet met Pigu' tta over deze zaak, maar hij begreep wel, dat daaraan niet te ontkomen was. Zoo was het ook. Tortel maar eens op, ontving de Ridder hem. Hoe ken je dien aartsbandiet, dien goddeloozen schurk? Eerst Uw eerewoord, dat alles tusschen ons heiden zal blijven, drong Louis aan. Pigafetta aarzelde even. Was het niet verkeerd, deze zaak geheim te houden? Maar als hij zijn eerewoord niet gaf, sprak Louis niet, zoover kende hij hem wel En het was nondig, dat hij precies op de hoogte was van hetgeen er woelde en giste op de Trinidad. Vooral was het noodig, nu Oliver een lid van de bemanning was geworden. Oliver, dien hij zelf een aanwijeing had gegeven, zich op Magelhaes' schepen te laten aanmonsteren Pigafetta moest erkennen, dat hij een dwaze atreek had uitgehaald. Enfin, maar eens luisteren naar hetgeen Louis te verteilen had. Eenigszins L -haanid vertelde Louis hem de ware toedracht. Dus je hebt gebruik willen maken van sluip moord, zei Pigafetta wat minachtend. Louis vloog het bloed naar het hoofd van schaamte. "'ertel dit aan Magelhaes, dreng Pigafetta aan, die toch medelijden had met den jongen, die in zulk een moeilij: geval verkeerde Louis antwoordde niet Nu? drong Pigafetta nog eens aan. Dat durf ik niet, zei hij tenslotte bedremmeld. Pigafetta begreep het. Wat heb je je In jo jeugdige onbezonnenheid een zorg op de hals ge- haaldl zei hij hoofdschuddend. We zullen nu maar eens zien, hoe de zaken loopen. Of Oliver veel praatjes krijgt. In ieder geval, dit kan ik je wel «eggen: Oliver is spoedig Urn te maken. Als hij te overmoedig wordt zal ik wel eens met hem praten. Ik kan hem baas! De beteekenis van deze woorden drong niet tot Louis door op dit oogenblik, anders had hij allicht gevraagd, hoe dit te verklaren was. Nu piekerde hij alleen maar door over zijn eigen zorg. Toch voelde hij zich, na dit gesprek niet Pigafetta zeer verlicht Misschim was er ccn weg op te vinden, dat Magelhaes niets te weten zou komen. Misschien? Want dit wist door Magel haes overwonnen te zijn, was geen schande, maar door Magelhaes geminacht te worden, was on dragelijk. Weer stond Louis aan dek bij de verschansing, slapen was hem onmogelijk. Daarom was hij, na van Pigafetta afscheid genomen te hec.ien, weer de Ingegaan. De nacht was gekomen. Wat sterren tinkelden. Het want kraakte zoo nu en dan ondex de spanning, die de zeilen kregen door de gunstige wind, het water kabbelde en ruischte onder hen... Voort joegen de schepen, de donker" nacht in, naar het onbekende doel' Hoog in de mastkorf van de Trinidad brandden twee lichten. Een sein aan de andere schepen, aan de San Antonio, de Conception, de Victoria en de Santiago: Alle zeilen bij! Plots krijsehte een vogel Was land dichtbij? vloog het door Louis' ge dachten heen. Als va '«elf werd zijn denken van wat verleden was getrokken naar de toe komst. Wat zou die toekomst brengen? Wat wachtte l.cn daar allen in die verre landen en in die ven-e zeeën? In die landen en zeeën, die nog nimmer door een Europeaan waren ge- Zou er wel ooit een van hen terugkeeren ooi te vertellen van at bet nieuwe, dat zij ontdekt hadden? Stil. stund Louis te storen in bet donker. Maar hij voelde i»u geen angst voor «leze on zekere toekomst. Integendeel. Hij "erlangde er naar, die toekomst te leeren kennen. En wonderlijk genoeg, hij voelde blijdschap, dat hij op Magelhaes' schip mocht deelnemen aan deze avontuurlijke tocht VII. Het Land van het Heilige Kruis. Ruilhandel. Rodrigo doet een best zaakie. Verraad? Muterij? Op twaalf December van het jaar On zes Heercn 1519 kwam dit landl) in zicht, schreef Pigafetta in cijn getrouw bijgehouden dagboek. En op dertien December vonden wij een bocht, waarin verscheiden eilandjes lagen. Hier2) gin gen wij voor anket. De kust werd met luid gejuich door de beman ning begroet. Nu immers kwam een tijd van rust aan. Nu konden se weer eens vaste grond onder de voeten voelen en versch vteesch en wellicht ook Iriasche groenten eten. Dit laatste voorat was van beteekenis, om dc gevreesde ziekte, de acheuitiuiik te voorkomen. Pater Fonseea diende een plechtige mis op om God te danken voor «Ie behouden reis over de Atlantische Oceaan. Maar veel aandacht was er niet voor het plechtig c onaooiëe). De oogen van allen gleden telkens naar de kust, naar die tal rijke groenende eiandjes De bemanning van de Trinidad stond aan de verschansing uit te kijken naar de nabije kust Deze bleef stil en verlaten. Alleen heel ln de verte, diep in het land stegen rookkolommen rechtstandig de hoogte in. Lagen daar dorpen? Waren bet seinen? Vanaf de andere schepen klonk wat vroolijk ge zang, dat verward en onduidelijk over de gradde waterspiegel tot hen kwam. De schepen waren niet te dicht bij elkander ten anker gegaan om bij stormweer elkander niet te rammen. Een sloep, uitgcconden door Magelhaes, gleed van schip tot schip. De boodschap, die de bevelhebber moest overbrengen luidde: Niet aan wal gaan tot nader bevel? Vooral geen schoten lossen. Geen inboorlingen op de schonen toelaten In alle vcrctere gevallen eerst Magelhaes* bevelen afwachten. Was de.overhrenger van de boodschap een men- schenkenner geweest zooals Pigafetta. dan har! bij bemerkt dat deze bevelen door de verschil lende kapiteins niet bepaald vriendelijk ontvan gen werden. Het kostte dien Spanjaard.u groote moeite, te gehoorzamen aan een Portugees. Een kleinigheid zou er dan ook niaar noodig zijn om hen in verzet te brengen. Niet alle vier de kapi teins waren naijverig op Magelhaes, maar zouden niet twee ontevredenen ter kwader tijd de anderen meeslepen? Magelhaes kon slechts weinig met hen in con tact komen en kon dus moeilijk weten, waar hij aan toe was en hoe het met hun gezindheid stond. Door Magelhaes* hoofd vlogen wel dergelijke overwegingen, toen hij eveneens staande aan de verschansing, de sloep op haar weg volgde. Maar te zwaar zag hij dit alles niet in zeer tot zijn verdriet en schade. Dat «sou Je toekomst bewijzen! Plots kwam er wat beweging onder het scheeps volk, dat hunkerend naar de kust stond uit t Kijk est Kijk est riep Rodrigo met zijn schel le jongensstem. Booten! Booten met zwarte kerels I Uit de inhammen aan de kust kwam ©en twin tigtal groote kano's te voorschijn, die met 6nelle vaart op de schepen toeschoten. In, elke kano za ten een twintig zwarte kerels, zooals Rodrigo ze noemde, die verbluffend snel met hun pagaaien werkten en aan de wankele booten een groote snelhekl gaver». 't Zijn uitgeholde boomstammen, waar zo in varen, zie je,.Louis? riep hij. Hoe kunnen zet 't, Veel kleeren hebben ze niet aan! constat eerde deze, als ze in *t water vallen is hot niet noo erg. Wat een ïeelijke zwarte tronies, riep Rodri go, fel geïnteresseerd. Wat een dikke lippenl Jonge vriend! spotte Pigafetta. Schreeuw niet zoo hardt We hebben ook onze oogen en schreeuw voorat geen onwaarheden uit. Rodrigo trok een geërgerd gezicht over Pigafot- ta*s schoolmeesterachtige toon, maar rtese ging on verstoorbaar verder: Ze zijn niet zwart maar bruin en hun lippen zijn niet dik, maar e» zitten gaten in, waar ze steentjes door gestoken hebben. *k Vertrouw ee niet erg! vond Oliver. Ze ■ten er mij te valsch uit. Wie weet, wat ze op het oogenbfek van jouw gezicht zeggen! meende Pigafetta op te moeten merken. varen, zio je, Louis? riep hij. Hoo kunnen ie 'L werd paars van. woede. De bemanning keek evc» verbaasd bij ueze scherpe opmerking naar Piga fetta! Die durfde Oliver aanl Maar de aandacht was gauw afgeleid, want de kano's waren nu heel dicht bijgekomen eu de In dianen zon had Columbus ze ai genoemd be gonnen een inspectietocht rond de schepen. Ze wil den eerst het terrein verkennen. Hun verbazing was niet zoo erg groot, ze bnd- den a! eens eerder kennis gemaakt met Spaanse he of Portugeeache zeevaarders. Maar toch wce.cn ze geintereeseerd naar de groote schepen en naar de blanke gezichten, die over de verschansing keken. Hun bedoelingen waren niet vijandig, ze lachten tenminste buitengewoon vriendschappelijk als hun iets werd toegeroepen, wat te komiseher werd om dat, wat de bemanningen riepen, niet altijd even gekuischte taal was. (Wordt verrotgd) Om na te kleuren 119

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 10