JEUGD
VOOR DE
PAASCHVERHAAL
De vergif enis
door De R.
En als je me niet helpt, ben ik een verloren
man, met vijftienhonderd gulden red je me
Doe het, bedenk dat je mijn broer bent
Deze woorden lieten hem niet los, maakten
keel het verleden weer in hein wakker. Wel twin
tigmaal had bij den brief overgelezen, maar alleen
deze zin gaf telkens weer opnieuw een schok
Omdat je mijn broer bent
Jawel, omdat je mijn broer benWeer zag
bij zijn broer zilten, zooals vijftien jaar geleden
toen zij voorgoed u teen waren gegaan. Ze had
den hevig getwist, het was een twist als er nog
nooit een lu&sclien hen gewoed had, niettegen
staande het steeds gebotst had tusschen hen. Ze
verstonden elkaar in niets, hun denkbeelden
waren absolute tegenstellingenen beiden
waren koppige naturen. Maar terwij) hij self
idealist was en om stoffelijke dingen maar weineg
gaf was zijn broer steeds de berekende materia
list geweest, een stugge streven, dje nooit iets uit
liet en met wiskundige zekerheid de lijnen trok
naar djn verre doelHoé die lijnen liepen, or
ze de teekening van een anders toekoms tont werp
ook verknoeiden, daar bekommerde hij zich
met om.
Later, veel later nad hij het beseft, had hij ten
volle het karakter van zijn broer leeren doorzien.
En toon was de woede in hem hoog opgelaaid
omdat hij het zichzelf niet vergeven kon, dat hij
zich zoo had laten wegduwen. Samen waren ze
in de zaak huns vaders geweest, hij als de jongste
Maar toen hun vader gestorven was, had zijn
broer hem er langnamerhand uitgedrongen door
allerlei slinkschheden en trucs. Te laat had hij
het beseft, waartoe hij liet vanwege zijn gemak
zucht had laten koutener was toen niets
meer aan te doen, de verhouding liet het toen
niet meer toe, het terrein, dat hij zich had laten
ontnemen, terug te veroverenEn toen hij in
den laatstcn twist zich verleiden liet tot een scène,
waarin hij zich geheel liet gaan, terwijl zijn broer
zich meesterlijk bedwongen had, was de breuk
volkomen.
Achteraf betreurde hij het niet, dat het zóó was
gegaan. Zijn leven had er een groote verandering
door ondergaan een verandering, die hem in staat
stalde veel van de wereld te zien. Hij had verre
landen bereisd in dienst van een groote onder
neming. had veel beleefd en altijd een zorgenvrij
leven gehad. Neen, voor zichicelf had hij dezen
gang van zaken allerminst betreurd, al was er
bitterheid in hem tegen zijn broer gebleven.
Maar...... zijn moederotn hóór had hij ge-
léden.... Zij had beiden opgevoed, met haar
liefdevolle zorgen omgeven, den een zoo goed als
den ander, niettegenstaande de oudste haar stief
kind was. En die had haar nu zóó beloond
Want haar moederhart had geleden vanwege
het bedrog, dooi den oudsten aan den jongstcn
gepleegd, geleden niet om den cnaterieelen kant
ervan, maar vanwege de ontzaglijke teleurstel
ling, dat dit kón geschieden en dat zij zoo weinig
haar stiefkind had gekend
S ndsdicn had zij sinart gedragen ook om het
uiteengaan van het grain en om de stugheid goed
te maken, de gebroken verhouding te herstellen.
Omdat je mijn broer bentsomher staardo
hij op het papier met hot verfoeide handschrift...
nooit had hij verwacht het meer onder de oogen
te zullen krijgen, nu lag het vóór hem, jawel, nu
had hij hem nóódig. Nu moest hij zich weer her
inneren, dot hij zijn broer was
Al twee dagcij had hij den brief. Goeden Vrij
dagmorgen was hij gekomen van een reis. Hij
was «naar een paar dagen uit geweesit d'itmaal,
in dien tijd was de brief gekomenEerst had
hij gevloekt en gescholden op den „ellendeling",
die hem bedrogen had, had hij den brief wegge
smeten, ineeng®propt tot een bal. Maar na zijn
eerste woede-uitbarsting had hij het papier weer
uit de mand te voorschijn gehaald, voorzichtig
opengemaakt en glad gestreken. En wéér was hij
aan het lezen gegaan. Grimmig en somber, doch
uiterlijk rustig had hij wéér de smeekbede in
laten werken op zijn gemoed.
Zijn grimmigheid bleef. Maar naast die grim
migheid groeide een onrust in zijn hart. Hij dacht
aan wat vroeger geweest was. Het had lang ge
sluimerd, sommige herinneringen kwamen weer
op na jaren lang vergeten te zijn geweest, lang
zamerhand leefde weer heel het verleden. En dat
maakte hem onrustig, omdat hij nu ook nan r.ijn
ouders dacht, zijn vader, reeds lang gestorven,
zijn moeder, oen paar jaren geleden heengegaan...
Zij beiden rustten in het grafvermoeid van
de wereld, vermoeid van den arbeid, die eerlijk
was en zwaar. Met groote innigheid dacht hij aan
boiden, goede, nobele zielen waren ze geweest,
die geleefd hadden niet voor zichzelf, maar voor
hem en zijn broer, om kloeke brave menschen
van hen te maken, met een sterken wil om het
goede te doenEn in zijn innigheid mengde
zich zijn weemoed om wat zij nog hadden moeten
eien, van zijn loslaten van het geloof zijner ouders
dat zij hem van zijn vroegste jeugd als het heilig
ste van het leven hadden ingeprent, weemoed ook
omdat zij meermalen het besef hadden gekregen,
dat zijn broer, al hield hij zich nauwgezet aan
zijn godsdienstige plichten, er niet naar leefde in
zijn arbeid. Hun moede oogen hadden dat alles
nog gezien en hun krachten waren niet toereikond
geweest dit te verhinderende een was geeste
lijk vervreemd van den godsdienst zijner ouders,
de ander was wegen gaan bewandelen, die niet
die van een christen waren.
Die gedachte maakte hem onrustig. Telkens
drong ze :n hem omhoog tusschen zijn andere
gedachte in, welke heiligheid het ook was, waar
mede hij die twee dagen had gevuld. Afleiding
had hij gezocht bij de weinige vrienden, die hij
had, maar als hij dan weer alleen was, zag hij
hen weer vóór zich, de beide stille menschen, wiier
geestelijke zorgen )udst zwaar waren geworden,
naarmate ze minder hadden moeten zijn. En dóór
was hij zelf ook schuldig aan. Maar toch, hij had
besloten niets te doenhet moést niet weer
beginnen wat al zooveel jaar geleden was ge
ëindigd voor goed
Geloofde hij nogVreemd dat hij zich die
vraag stelde. Had hij niet ruim twintig jaar ge
leden zich oen overtuiging veroverd, die buiten
de sfeer van den godsdienst lag? Hij begreep zich
eelf niet meer, den laatsten tijdKwam het
doordat hij ouder werd, dat hij zoo moedeloos kon
wezen vaakSoms leed hij bijna lichamelijke
pijn als hij weg was in zijn denken over de din
gen van het leven en hij de wilskracht miste zijn
overtuiging in evenwicht te houdenDe no
belste denkbeelden van de oude en moderne wij
zen hadden hem toch niet gegeven wat hij ervan
verwachtte: stabiele zielsrust .waarin men niets
meer vraagt, zich over mets meer bedroeft of ver
wondertHij had vaak in die stille uren de
woorden gezegd van Van Eeden's mooie vers over
de waterleliezoo wilde hij wel zijn, maar hij
kón niet zoo zijn. En den laatsten tijd minder dan
ooit. Hij had cooveel gezien en beleefd in de
schoone, maar verschrikkelijke wereld, onder
zóóveel volken verkeerd, dat hij het gevoel had,
vermoeid de oogen te moeten sluiten om niets
meer te zien. Om niets meer te zien? Maar dat
was de dood. En le dood, dat wasja, dat
wist hij nietMaar zoo rustig als zijn ouders
den dood hadden tegemoet gezien, zou hij het niet
kunnen. Dat moest dan toch wat beters zijn dan
hij bezatdie rustige zekerheid der ziel had
hij met al zijn mooie ideeën toch maar niét ver
kregen.
Alles maakt moe, wat van de wereld is. Maar
wat geeft dan verfrisschlng? Is het soms de ge
dachte aan de vergankelijkheid? Hij nog alles
troosteloos, een opkomen, een vergaan, opkomea,
vergaan... het e-n leefde door het anderdaar
viel er één uit, de menschen om hem heen, deden
even verdrietigdaar sloot zich weer de stoet.
En Satan pijpt en pijpt en pijpt op t holle been...
en Adam gaat voorop..In zijn denken wiegel
den de woorden op den cadans zooals Musch, de
Adam-vertolker die in Laudij's Paradijsvloek
had gezegdEn Adam gaat vooropwaar
heen? En Kaïn, die zijn broeder sloeg? Waar
heen? Waarheen deze heele zieke wereld?...,..
Hij stond op uit zijn roerlooze houding, waarin
hij achter zijn schrijftafel gezeten had. Van den
wand blikten de vriendelijke oogen van zijn moe
der op hem neer. Die had hom, klein kereltje nog,
antwoord gegeven op dat „waarheen". Als hij
avonds in bed lag, kwam aijn moeder nog even
bij hem. H3b je gebeden, vent. En hij dan: ja
moe. Waarop zij dan weer tevreden ghimlach:
Zoo, dan is het goed, ga nu maar slapen
Sliep hij oo. later zoo rustig als in dien tijd?
Toen hij kind was? Bij moeder? Luisterde naar
haar raad? In jaren had hij niet meer gebeden.
Niet meer geboden? Was dat wel waar? Was
heel zijn leven niet een gebed, een kreet om uit
komst. Hij leefde voor zijn werk .maar toch al-
meer besefte hij juist de laatste jaren, dat het
niet waar kon zijn. Voor kunst dan, voor mooie
ideeën uit schoone boeken? Misschien, misschien,
toch ook niet geheelAls hij één ziel in nood
zag, een klein kind, schreiend, sloeg het hem op
de ziel: dót is het leed der wereld en alle denkers
bij elkaar nemen dit evene leed niet wegklein
leed of groot leed 't was alles hetzefde, het was
in strijd met zijn bestemming, die enkel vreugde
Weer keek hij, onwillekeurig, naar moeders
beeltenis. Zij had het wei geweten, wie het leed
wegneemt, maar hij had er in zijn denken altijd
om geglimlacht, toen hij zijn eigen weg was ge
gaan. Reeds lang had hij echter gehunkerd naar
eenzelfde zekerheid, «lic rustigmakende zeker>
beid, die innerlijke stilte gaf
Hij had goed geleefd, solicd, hier en daar wat
goeds gedaan, een ander het leven niet bedor
venToch waren er gedachten in hem geweest
die hem deden huiveren, onder zijn afbrokkelen
de zelfcultuur gaapte een afgrond, dat wist hij,
al had hij het zich niet willen bekennen
Maar door die ontkenning heen klonk zijn aller-
innertijkste weeklacht door om wat anders
moest zijn in zijn leven. Was het 'n opvocJings-
rest, die ni<* was weggewied, toen hij zijn eigen
levensbeschouwing bad geschapen? Hij wist het
niet, maar soms nog had hij hei kinckrgebed uit
zijn verre jeugd, ondanks zichzelf, maar onmid
dellijk daarna was er de zelfcorrectie, die met
stuggen haal het weer annuleerde
Een huivering voer hem door de leden. Hij be
greep ziohcelf niet meer ,liep als een vreemde
door zijn eigen gedachten-woning, zag er nu heel
pijnlijk de naargeestige leegte vanals in een
holle ruimte dreunden er zijn stopj^en, een leeg
gehaald hnis, waar niets eigens meer in was.
En tusschen dat alles door was er de geschil
denis met zijn broer. Hij zocht naar lichtplek
ken in diens leven, iets van innigheid voor hem.
Hij wilde vergeven, maar er was niets waarop hij
daarvoor zelf leunen konWas hij te zwak
om te vergeven? Hij begon hot te vermoeden, hij
had gedacht, dat het zijn sterkte was. zijn
krachtMaar wat zcide Epictetus ook weer,
die niet eens een christen was geweest, maar een
hcidcnsch wijsgeerEen ding heeft twee
handvastels, aan het een kan het worden gedra
gen, aan het andere niet. Als je broer iets mis
dreven heeft togen je, vat dat dan niet op van do
zijde: hij doet mij onrecht, want dit is het liand-
vatscl, waarmede niet kan worden gedragen.
Vat het liever van dien kant op: hij is mijn broe
der, die met mij opgegroeid is. Dan wordt de
caak gedragen waar het goede handvat zit.
Dat zei die heiden, die al door zijn denken tot
vergevensgezindheid kwoin. En hij, die nu zich
zelf bekende nog welecns te bidden, rhis: zelf
zwak te zijn en vol van gebrek, hij wist nog niet
eens wat vergeven was
Het hoofd bonsde hemBedenk dat je mija
broer benhij moést vergeven, en hij was er
te zwak voorzijn sterkte kwam nis* uit gene
zen zwakheid voort
Van buiten drongen de klanken van luiende
klokken tot Item doorvan ver over de groote
stad cwcefden zij aanHij wist ,dat het Pa-
echen was, het Opstandingsfecsthet feest dat
zijn ouders altijd zoo devoot gevierd haddea, zoo
in toegewijd.
Een verlangen kwam In hem op, dat hij weer
zoo mocht wezen als vroeger, toen hij een kind
was, thuis, bij zijn ouders, 1ie hem dan mee
namen naar het bedehuisAl die jaren las hij
olct meer in den Bijbel, had hij geen contact meer
inet menschen als zijn ouders warenhij leef
de het leven van den wijzen, ernstigen wereld-
Jing, die zich rustig een huis der schoonheid in
de eigen ziel tracht te houwenhij zag nu het
troostelooze van dien bouwgeknutsel, peuter-
werk. Revius' vers, dat hij dien morgen gelec.cn
114
De avonturen van
Ternao Maegelhaes
door
G. K. de Wilde
Vervolg.)
De slaaf kromde zich onder Olivers krachtige
greep. Hij negeerde de laatste opnterki";;.
Ik U helpenkermde hij.
Oliver begreep, dat hij geen vijand voor rich
had, maar een handlanger en wel een onbetaal
bare, waar hij groot voordeel van kon hebben. Hij
glimlachte triomfantelijk.
Luister! Hij boog zich voorover, zoo zacht
sprak hij.
Je hebt oiets anders te doen dan Louis en
dien Italiaanschcn ridder te bewaken. Je komt me
alles vertellen, wat ze doen o' praten. En venier
vertel je me alles, wat er in de hut van Magel
haes besproken wordt. Begrijp je me?
De slaaf knikte met overtuiging.
Sandrino graag helpen. S&ndrino haat...
Ja ai goedbromde Oliver. Hier, dit is
voor jou 31 aar pas op, dat je den Scnor geen
kwaad doet, zonder mijn bevel. Ik waarschuw je!
Hij reikte Sandrino een goudstuk uit de beurs
van Louis, hetwelk deze dankend accepteerde
Je krijgt meer, als ik je vertrouwen kan,
voegde hij er aan toe.
Weer boog de slaal zich en daarna verwijderde
hij zich onhoorbaar en verdween in bet half
duister.
Oliver kon die nacht do slaap niet vatten, zoo
zeer namen zijn booze gedachten hem ici beslag...
Louis vond Rodrigo op hem wachten op liet
achterdek.
Of n h'j Ridder Pigafetta wilt komen. Hij
wacht in «zijn hut, was zijn boodschap.
Louia zag wel de nieuw Tierige or -en van den
page, maar wildo hem natuurlijk niet inlichten.
Het liefst sprak hij ook niet met Pigu' tta over
deze zaak, maar hij begreep wel, dat daaraan niet
te ontkomen was.
Zoo was het ook.
Tortel maar eens op, ontving de Ridder hem.
Hoe ken je dien aartsbandiet, dien goddeloozen
schurk?
Eerst Uw eerewoord, dat alles tusschen ons
heiden zal blijven, drong Louis aan.
Pigafetta aarzelde even. Was het niet verkeerd,
deze zaak geheim te houden? Maar als hij zijn
eerewoord niet gaf, sprak Louis niet, zoover kende
hij hem wel En het was nondig, dat hij precies
op de hoogte was van hetgeen er woelde en giste
op de Trinidad. Vooral was het noodig, nu Oliver
een lid van de bemanning was geworden. Oliver,
dien hij zelf een aanwijeing had gegeven, zich op
Magelhaes' schepen te laten aanmonsteren
Pigafetta moest erkennen, dat hij een dwaze
atreek had uitgehaald. Enfin, maar eens luisteren
naar hetgeen Louis te verteilen had.
Eenigszins L -haanid vertelde Louis hem de
ware toedracht.
Dus je hebt gebruik willen maken van sluip
moord, zei Pigafetta wat minachtend.
Louis vloog het bloed naar het hoofd van
schaamte.
"'ertel dit aan Magelhaes, dreng Pigafetta
aan, die toch medelijden had met den jongen, die
in zulk een moeilij: geval verkeerde
Louis antwoordde niet
Nu? drong Pigafetta nog eens aan.
Dat durf ik niet, zei hij tenslotte bedremmeld.
Pigafetta begreep het. Wat heb je je In jo
jeugdige onbezonnenheid een zorg op de hals ge-
haaldl zei hij hoofdschuddend. We zullen nu
maar eens zien, hoe de zaken loopen. Of Oliver
veel praatjes krijgt. In ieder geval, dit kan ik je
wel «eggen: Oliver is spoedig Urn te maken. Als
hij te overmoedig wordt zal ik wel eens met hem
praten. Ik kan hem baas!
De beteekenis van deze woorden drong niet tot
Louis door op dit oogenblik, anders had hij allicht
gevraagd, hoe dit te verklaren was.
Nu piekerde hij alleen maar door over zijn eigen
zorg. Toch voelde hij zich, na dit gesprek niet
Pigafetta zeer verlicht Misschim was er ccn weg
op te vinden, dat Magelhaes niets te weten zou
komen. Misschien? Want dit wist door Magel
haes overwonnen te zijn, was geen schande, maar
door Magelhaes geminacht te worden, was on
dragelijk.
Weer stond Louis aan dek bij de verschansing,
slapen was hem onmogelijk. Daarom was hij, na
van Pigafetta afscheid genomen te hec.ien, weer
de Ingegaan.
De nacht was gekomen. Wat sterren tinkelden.
Het want kraakte zoo nu en dan ondex de
spanning, die de zeilen kregen door de gunstige
wind, het water kabbelde en ruischte onder hen...
Voort joegen de schepen, de donker" nacht in,
naar het onbekende doel'
Hoog in de mastkorf van de Trinidad brandden
twee lichten. Een sein aan de andere schepen, aan
de San Antonio, de Conception, de Victoria en de
Santiago: Alle zeilen bij!
Plots krijsehte een vogel
Was land dichtbij? vloog het door Louis' ge
dachten heen.
Als va '«elf werd zijn denken van wat verleden
was getrokken naar de toe komst.
Wat zou die toekomst brengen?
Wat wachtte l.cn daar allen in die verre landen
en in die ven-e zeeën? In die landen en zeeën,
die nog nimmer door een Europeaan waren ge-
Zou er wel ooit een van hen terugkeeren ooi te
vertellen van at bet nieuwe, dat zij ontdekt
hadden?
Stil. stund Louis te storen in bet donker.
Maar hij voelde i»u geen angst voor «leze on
zekere toekomst. Integendeel. Hij "erlangde er
naar, die toekomst te leeren kennen.
En wonderlijk genoeg, hij voelde blijdschap, dat
hij op Magelhaes' schip mocht deelnemen aan
deze avontuurlijke tocht
VII. Het Land van het Heilige Kruis.
Ruilhandel. Rodrigo doet een best
zaakie. Verraad? Muterij?
Op twaalf December van het jaar On zes
Heercn 1519 kwam dit landl) in zicht, schreef
Pigafetta in cijn getrouw bijgehouden dagboek.
En op dertien December vonden wij een bocht,
waarin verscheiden eilandjes lagen. Hier2) gin
gen wij voor anket.
De kust werd met luid gejuich door de beman
ning begroet. Nu immers kwam een tijd van rust
aan. Nu konden se weer eens vaste grond onder de
voeten voelen en versch vteesch en wellicht ook
Iriasche groenten eten. Dit laatste voorat was van
beteekenis, om dc gevreesde ziekte, de acheuitiuiik
te voorkomen.
Pater Fonseea diende een plechtige mis op om
God te danken voor «Ie behouden reis over de
Atlantische Oceaan. Maar veel aandacht was er
niet voor het plechtig c onaooiëe). De oogen van
allen gleden telkens naar de kust, naar die tal
rijke groenende eiandjes
De bemanning van de Trinidad stond aan de
verschansing uit te kijken naar de nabije kust
Deze bleef stil en verlaten.
Alleen heel ln de verte, diep in het land stegen
rookkolommen rechtstandig de hoogte in.
Lagen daar dorpen?
Waren bet seinen?
Vanaf de andere schepen klonk wat vroolijk ge
zang, dat verward en onduidelijk over de gradde
waterspiegel tot hen kwam.
De schepen waren niet te dicht bij elkander ten
anker gegaan om bij stormweer elkander niet te
rammen. Een sloep, uitgcconden door Magelhaes,
gleed van schip tot schip. De boodschap, die de
bevelhebber moest overbrengen luidde: Niet aan
wal gaan tot nader bevel? Vooral geen schoten
lossen. Geen inboorlingen op de schonen toelaten
In alle vcrctere gevallen eerst Magelhaes* bevelen
afwachten.
Was de.overhrenger van de boodschap een men-
schenkenner geweest zooals Pigafetta. dan har!
bij bemerkt dat deze bevelen door de verschil
lende kapiteins niet bepaald vriendelijk ontvan
gen werden. Het kostte dien Spanjaard.u groote
moeite, te gehoorzamen aan een Portugees. Een
kleinigheid zou er dan ook niaar noodig zijn om
hen in verzet te brengen. Niet alle vier de kapi
teins waren naijverig op Magelhaes, maar zouden
niet twee ontevredenen ter kwader tijd de anderen
meeslepen?
Magelhaes kon slechts weinig met hen in con
tact komen en kon dus moeilijk weten, waar hij
aan toe was en hoe het met hun gezindheid stond.
Door Magelhaes* hoofd vlogen wel dergelijke
overwegingen, toen hij eveneens staande aan de
verschansing, de sloep op haar weg volgde. Maar
te zwaar zag hij dit alles niet in zeer tot zijn
verdriet en schade. Dat «sou Je toekomst bewijzen!
Plots kwam er wat beweging onder het scheeps
volk, dat hunkerend naar de kust stond uit t
Kijk est Kijk est riep Rodrigo met zijn schel
le jongensstem. Booten! Booten met zwarte
kerels I
Uit de inhammen aan de kust kwam ©en twin
tigtal groote kano's te voorschijn, die met 6nelle
vaart op de schepen toeschoten. In, elke kano za
ten een twintig zwarte kerels, zooals Rodrigo ze
noemde, die verbluffend snel met hun pagaaien
werkten en aan de wankele booten een groote
snelhekl gaver».
't Zijn uitgeholde boomstammen, waar zo in
varen, zie je,.Louis? riep hij. Hoe kunnen zet 't,
Veel kleeren hebben ze niet aan! constat eerde
deze, als ze in *t water vallen is hot niet noo
erg.
Wat een ïeelijke zwarte tronies, riep Rodri
go, fel geïnteresseerd. Wat een dikke lippenl
Jonge vriend! spotte Pigafetta. Schreeuw
niet zoo hardt We hebben ook onze oogen en
schreeuw voorat geen onwaarheden uit.
Rodrigo trok een geërgerd gezicht over Pigafot-
ta*s schoolmeesterachtige toon, maar rtese ging on
verstoorbaar verder: Ze zijn niet zwart maar
bruin en hun lippen zijn niet dik, maar e» zitten
gaten in, waar ze steentjes door gestoken hebben.
*k Vertrouw ee niet erg! vond Oliver. Ze
■ten er mij te valsch uit.
Wie weet, wat ze op het oogenbfek van jouw
gezicht zeggen! meende Pigafetta op te moeten
merken.
varen, zio je, Louis? riep hij. Hoo kunnen ie 'L
werd paars van. woede. De bemanning keek evc»
verbaasd bij ueze scherpe opmerking naar Piga
fetta! Die durfde Oliver aanl
Maar de aandacht was gauw afgeleid, want de
kano's waren nu heel dicht bijgekomen eu de In
dianen zon had Columbus ze ai genoemd be
gonnen een inspectietocht rond de schepen. Ze wil
den eerst het terrein verkennen.
Hun verbazing was niet zoo erg groot, ze bnd-
den a! eens eerder kennis gemaakt met Spaanse he
of Portugeeache zeevaarders. Maar toch wce.cn ze
geintereeseerd naar de groote schepen en naar de
blanke gezichten, die over de verschansing keken.
Hun bedoelingen waren niet vijandig, ze lachten
tenminste buitengewoon vriendschappelijk als hun
iets werd toegeroepen, wat te komiseher werd om
dat, wat de bemanningen riepen, niet altijd even
gekuischte taal was.
(Wordt verrotgd)
Om na te kleuren
119