■ar -l voor
VROUWEN
B.CONRADS&Co.
GEBR HEUS' KOLENHANDEL
„Dan is U wel de eenige mensch, die
dat van zichzelf zegt."
„Dat hoop ik niet Maar waarom zou
het mij niet goed gaan?"
„Nu ik kan me zoo indenken, dat het
geluk U niet al te rijk gezegend
heeft".
„Neen, maar daarom kan het mij
tocli heel goed gaan. Ik ben maar een
stenotypistetje met een klein salaris.
Ik heb dus een beroep, ik heb plich
ten, ik kan mijn krachten ten nutte
maken. Mijn vader is ook niet werk
loos. En verdient hij ook weinig, wat
wij samen verdienen is toch genoeg
om zuinigjes, maar zonder zorgen rond
te kunnen komen. We hebben een dak
boven ons hoofd en doen alles, om het
ons prettig en gezellig te maken. Dan
gaat het ons toch heel goedl?"
„Zeker, als U het coo beschouwt",
gaf ik toe .„Maar ik reken
„Rekent U liever niet", werd ik on
derbroken. „Want als U rekent, vindt
U namelijk dat ook bij ons schraal
hans keukenmeester is, want wat wij
samen verdienen reikt net voor het
rllernoodigste. Maar er zijn er zoove-
len, die dit allernoodigste nauwelijks
hebben, en die door verschillende om
standigheden ontevreden zijn gewor
den met hun bestaan. Tegenover hen
gaat het ons nog heel goed. Dolle spron
gen kunnen we natuurlijk niet maken,
maar w i e kan dat, nu?"
„Ik benijd U en Uw ouders om deze
bescheidenheid en om het groote
„O, ik geef het recept heel graag
gratis", was het leutige antwoord.
„Dank U, ik zal er aan denken als
ik weer eens ontevreden ben".
En ik moet beschaamd erkennen, dat
dit heel gauw gebeurde, en dat het
jonge meisje mij een les had gegeven,
die ik eigenlijk, met heel veel ande
ren, die het ook zoo „slecht" gaat, zelf
had kunnen vinden
Gebruik
Nederlandscb Fabrikaat
Maar dan ook inderdaad...
Nederlandsch I
De heer W. M. Hartman, lid van de
Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat,
schrijft ons:
Dank zij de volhardende propagan
da van de Vereeniging „Nederlandsch
Fabrikaat" neemt de belangstelling
yoor de voortbrengselen van ons eigen
land merkbaar toe!
De vreugde over dit gelukkige ver
schijnsel wordt echter fieer getemperd
door het misbruik, dat gmaakt wordt
van de aanduiding „Nederlandsch Fa
brikaat".
Het blijkt dat een groot aantal, op
extra winst beluste landgenooten, de
juiste betiteling blijve in de pen!, zich
niet ontziet om verschillende buiten-
landsche producten in Nederlandsche
verpakkingen te verkoopen, soms zelfs
voorzien van opschriften als: „Steunt
de Nederlandsohe Industrie!", en daar
door de koopers in den waan brengén,
dat zij Nederlandsch Fabrikaat koo-
Zoo adverteerde zelfs een winkelier
in Deventer deze week voor Haver
mout, met de bijvoeging: Nederlandsch
Fabrikaat Bij onderzoek bleek dat
echter buitenlandsche havermout te
zijn, door een firma in Amsterdam in
een Nederlandsche verpakking in den
handel gebracht! Er zijn, helaas! nog
meer van daze voorbeelden!
Hiertegen past een ernstig woord
van waarschuwing. Het Nederland
sche volk, eindelijk zijn onverschillig
heid of onwetendheid afschuddend,
heeft recht erop, Nederlandsch Fabri-
gaat vragend, ook Nederlandsch Fa
brikaat te ontvangen!
Tot op het tijdstip dat in deze zaak
op wettelijke wijze zal zijn voorzien,
do Vereeniging Nederlandscb Fabri
kaat en de belanghebbende fabrikan
ten moeten daarop aansturen, moet
het koopend publick zich wapenen te
gen de hier aangeduide beunhazerij.
En dat kan alleen als de kooper altijd
cn uitsluitend naar artikelen vraagt,
voorzien van (het merk „V.N.F.", het
controlemerk van de Vereeniging Ne
derlandsch Fabrikaat. Alleen artike
len van dit merk vooniien, zijn ook in
gevallen van twijfel als Nederlandsch
Fabrikaat te aanvaarden.
De Nederlandsche Pers, die al op ve
lerlei zeer te waardeeren wijze de pro
paganda voor „Nederlandsch Fabri
kaat" steunde, zal goed doen op den
hierboven aangeduiden misstand de
aandaoht te vestigen.
Hygieia
Voor jonge moeders
Heel vaak hooren we, dat jonge moe-
_ders klagen over baby's eenkennigheid;
dat het kind bang is voor nieuwe ge
zichten en bitter huilt, als er een
vreemde in de buurt komt.
En toch is het meest eigen schuld.
Vraag aan uw beuoekers, zoo min mo
gelijk notitie van baby te nemen; neem
het kind niet uit zijn slaap op, om hem
aan de visite te laten zien. Een baby
is geen pronkstuk, dat aan iedereen
getoond moet worden. Het is een klein
menschje, dat net zoo goed reaht heeft
op een behoorlijken slaap als ieder
volwassene.
Is het een zenuwachtig kind, laat
dan niet iedereen het „even dragen".
Een vreemd gezicht boven de wieg kan
een plotselingen schrik tengevolge heb
ben, en wie zegt ons, dat het niet, veel
later misschien, daarvan de schade
lijke gevolgen zal ondervinden?
Bedenk, dat een kind slechts lang
zamerhand zijn omgeving leert ver
kennen, en dat forceeren alleen nadee-
lig kan zijn!
Preeken
buiten de Kerk
De zonde der zelfverloochening
Een Engelsche schrijfster gaf eens
een boek uit dat zij „Sermons out of
Church", „Preeken buiten de Kerk"
noemde, en waarin zij onder meer een
zeker soort van zelfopoffering aanroert,
die naar twee kanten schadelijken in
vloed uitoefent. Vooral vrouwen loopen
hier gevaar. De mannen zijn, naar het
gevoelen der schrijfster, wanhopig en
ongeneeslijk zelfzuchtig. Maar zij is
vriendelijk genoeg om er aan toe te
voegen: Aan wie de schuld? Aan do
vrouwen, antwoordt zij; door overdre
ven goedheid, door de ,/ionde der zelf
verloochening te plegen, makén zij de
mannen zoo ontzettend egoïst. Vrou
wen, zegt zij verder, zouden zelfs een
engel bederven. Zij maken zich tot sla
vinnen, en daardoor haar hecren en
meesters tot tyrannen.
In den aanvang is het heerlijk, sla
vin te zijn: heerlijk voor haar die lief
heeft, omdat de liefde dienen wil,
heerlijk voor haar die zwak is, omdat
te dienen en te weten dat men niets
anders doet, van alle verantwoordelijk
heid ontslaat Hij was haar God, en
voor dezen God leefde zij slechts. Van
menige vrouw kan dit verklaard wor
den maar tot haar ongeluk! Het is
geer vleiend voor den man, en zeer
gemakkelijk voor de vrouw, maar in
dien zij samen voor hooger leef
den, in plaats Van de een voor den
ander, ware het wel zoo goed.
Het is mooi en goed, te beweren, dat
de vrouwen de aangebedene en do
mannen de aanbidders zijn; jawel,
voor een paar jaren, maar aan het
begin en aan het einde van het leven,
ja het gansche leven door, met uitzon
dering van den korten verlovingstijd,
is het de taak van moeders, zusters,
vrouwen, hen te aanbidden, hen te
dienen, h u n te gehoorzamen. In zijn
binnenste geeft iedere man dit toe en
verkreukelt zich in de overtuiging, dat
dit zoo blijven moet.
Moet het dat werkelijk? Is de man
de gehcele plicht van de vrouw? Laat
het zoo zijn, dan is het dubbel belang
rijk te weten hoe dié plicht vervuld
moet worden. Indien door haar alge-
heele maar blinde toewijding de vrouw
van den man, de moeder van den
knaap, de zuster van den broeder een
egoïst maakt, kan cij toch niet zeggen,
dat zijn geluk door haar werd bevor-
De vrouwen delven, volgens deze
schrijfster, veelal zei ven het graf van
haar huiselijk geluk, en wel door te
dulden hetgeen zij niet moesten dul
den. De beste echtgenooten heeft zij
zien voortkomen uit een familie, waar
de moeder dezen regel had vastgesteld:
de meisjes 't eerst Niet het eerst, wat
de uitoefening van autoriteit, maar wat
het ontvangen van égards betreft, die
vruchten van een teederheid, die on
eindig meer waard is dan de meest
hartstochtelijke liefde. Daar werden de
jongens opgevoed in de gewoonte, om
hun zusters een ridderlijke oplettend
heid te bewijzen, die zich dan vanzelf
tot andere vrouwen uitstrekte. Zij
groeiden op tot ware gentlemen, die
juist daarom gentlemen waren. Zij had
den de beschermende kracht van man
nen, die het veracht, ooit anders dan
tot bescherming kracht te zijn: de fiere
gelijkheid van mannen, die open veniet
in beminnelijke vormen liever heeft
dan langs een zoet lijntje geleid te
worden naar het punt dat de schijn
baar onderworpene bereiken wil.
Nu, wanneer vrouwen vaak mannen
bederven door blinde toewijding en
zelfopoffering, ook het omgekeerde
grijpt plaats. Mannen offeren zich noo
deloos op voor zenuwachtige, luimige,
zelfzuchtige vrouwen, wier oppermach
tig ja of neen vaak over. al hun han
delingen beslist. Indien deze mannen
wisten hoe men achter hun rug over
hen spreekt. Arme man, wat heeft hij
voor een vrouw! zoo heet het dan.
Maar, in dit medelijden ligt minach
ting. En deze minachting is niet ge
heel onverdiend. Waarom was hij
dwaas genoeg zijn eigen oordeel prijs
te geven? Waarom heeft hij aan de
nukken van een vrouw toegestaan het
beslissende woord te spreken in aan
gelegenheden, die zij niet beoorde'elen
kon? Waarom heeft hij haar toegela
ten, hem in den weg te staan?
Tijdig verzet is dikwijls een voor
waarde van levensgeluk!
Arme Elviere
Schels uit de Evangelisatie
kinderklas te Mechelen
De heer B. ter Haar, Evangelist
der Geref. Kerken te Antwerpen en
Mechelen schrijft ons:
Blauwe rookwolken.
't Staminé is vol volk.
't Lawaai kon niet grooter.
De vreugde was door 't bier nog ver-
Toen was 't moeders tijd.
Vader kreeg een wenk: „Allé toe
nou" en zijn beverige halfdronken
stem riep door de kroeg: „Allé El
viere, ga-de ga-es zingen"; toen lui
der „Elviere zal zingen, allé stil zulle!"
't Slaat in, 't wordt werkelijk stiller.
De halfdronken mannen en vrouwen
ze kijken. Waar is Elviere?
'n Paar kinderen door de ouders al
dadelijk „zat" gevoerd, dan heb
ben ze er zoo geen last meer van
schrikken wakker, beduusd, draaien
zich om en zakken weer in slaap.
Maar wie is Elviere? Waar zit ge?
en wat doet ze toch?
Klein, ineengedoken, onooglijk ding
had ze zitten drinken met kleine slok
jes genietend uit haar bierpot, in af
wachting van het oogenblik, ze wist
dddrom kreeg ze zooveel pintcke's om
vroolijk te worden, dan durfde ze
beter zingen.
De roode werkmansgezichten ver-
toonen een grijns. Ja zingen, een
schoén lieke zulle! De merkwaardige,
keurig gekapte vrouwenhoofden knik
ken goedkeurend of naijverig, achter
hun bierpotten.
„Allé Elviere", klinkt het ,/iing eens,
toe allé, vooruit meiskc!"
Ze staat, kleiner lijkend nu, schraal
twaalfjarige ding, met haar grauw
bleeke kleur en loenschende oogen.
„Allé stil" gebiedt vader, in span
ning over haar succes.
Dan (o bittere ironie) klinkt het
schril:
„k Ben hier een vreedeling
Op reis naar hui... uis
Deez' aard is een woestijn
Hie... er ben *k niet thuis.
Vrees is aan alle kant,
'k Word daaglijks aangerand,
Boven is 't vaderland
Da... ar ben ik thuis.
Bravo, da's goe zulle, pog één, nog
't Rumoer klinkt weer op.
Bier, nog één, doe z' eens vol.
De glazen worden gevuld.
„Allé Elviere, nog één!"
„Schoén partang, schoén1* prevelt
een halfdronken oude vrouw.
„Nog ien, nog ien!"
Elviere (sluw): „Ik kan niet meer,
mijne keel is veel te droog!"
'n Bierpot wordt toegestoken.
„Allé, drinkt ne keer."
Ze drinkt, drinkt nog meer, één,
twee pinten. Ze wordt vroolijk en
spraakzaam.
,,'k Leer 't in de kinderklas in T
kerkske op de vest", verklaart ze. „Don
derdagsnamiddags. En elke week lee-
ren we-een nieuwe", pocht ze verder,
blij om zooveel belangstelling,
„Allé maske, zing dan nog maar
eens ien!"
Voldaan over 't onverwachte succes
bepeinst ze... Ach, ja nu was ze er.
,,'k Weet er nog een schoén, luistert
De stemming wordt nog vroolijker,
„nog een een lieke" blijft men vragen.
„Ja, dat pingen", da's een goei. Wekt
het wellicht oude, halfvergeten herin
neringen op? Och, wel nee, oude her
inneringen moeten liever niet opge
wekt worden.
Ze roepen om bier, meer bier.
En als Elviere dan haar loenschende
oogen draaiend, om toch maar reaht
te kunnen zien, begint:
„Waarheen pelgrim,
Waarheen gaat gij?..."
dan prevelt daar een stem aan den
anderen kant: 't Is sjuust 'n mis."
Moeder gaat met een buske rond,
telt na; knikt voldaan.
Elviere krijgt haar deel, met de be
lofte: Zondag naar de cinema.
En Donderdagmiddag zit ze daar
weer, met haar koud-onverschillig ge
zicht, te luisteren naar het „Laa.t de
kinderen tot mij komen, want voor
dezulke is het koninkrijk der Heme
len".
Och, Elviere, kleine arme sukkelaar
Is dit het resultaat van ons werk?
Som misschien. Maar vaak zien we 't
ook anders, doch daarover later eens.
Handige maniertjes
Meermalen wordt ons de vraag ge
steld, hoe het toch komt, dat wild- of
zeemlederen handschoenen, indien zij
gewasschen en droog zijn, zóó hard
aanvoelen, dat men ze gewoonweg niet
aan kan krijgen.
De behandeling, op de goede behan
deling, daar komt het slechts aan.
We maken een lauw sopje van zeep
vlokken met een paad ruppels slaolie
en laten de handschoenen hierin een
uurtje weeken, daarna wordt *n nieuw
sopje eveneens met een paar druppels
slaolie gemaakt en au trekken wij de
handschoenen aan en maken dezelfde
beweging als bij handen wassdhen,
waardoor de handschoenen geheel
schoon worden; een schuiertje mogen
we er echter niet bij gebruiken,
Zijn de handschoenen schoon, dan
nemen wij een badhanddoek en vegen
hieraan onze „bchandsohoende" han
den af, zoodat het overtollige water er
wat uitgaat, spoelen niet na, blazen ze
op en leggen ze op een doek te drogen.
Indien zij bijna droog zijn, trekken
wij de handschoenen aan, hetgeen dan
heel gemakkelijk gaat en laten ze
daarna geheel drogen,
4
VRIJDAG 17 MAART 1933
Bijblad van de
Nieuwe Leidsche Courant
Verschijnt des Vrijdags
Bureau Breeslraat 123 Leiden
Tel. 2710 Postbox 20 Postgiro 58936
Rotterdam
-Groote Markt -
Filiaal
's-Gravendijkwal 13 0
DAMES
HANDWERKEN
GETEEKENDE
KLEEDEN
ONTBIJTLAKENS
VINGERDOEKJES
Tusschen avond
en morgen
't.
zeven uur, de wekker ratelt
nijdig. Heeft een wekker wel óóit een
vriendelijke stem? Wreed en meedoo-
genloos slaat hij in het donkere leven,
dat ons omvangen houdt, verscheurt
droomen, die fijn als een spinneweb
zijn, en van welks laatste draden wij
ons ontwakend nauwelijks kunnen
bevrijden.
Door het venster kijkt een nieuwe,
totaal onbekende dag naar buiten,
waarmede wij ons niet zoo vlug be
vriend maken kunnen
Wat, nu al weer dagen we zijn
zooeven toch pas ingeslapen! Als een
zwarte ruimte, als een onpeilbale af
grond grijnst de nacht tusschen het
gisteren en het heden, ons tegen. En
we weten niet over welke brug we
zijn gekomen, om aan den anderen
kant te geraken.
Er is een deel van de wereld, een
deel van ons leven, dat we niet ken
nen, en dat zijn de nachtenWaar
om zouden we dan niet eens probee-
ren, om straks, als het Voorjaar is,
ook dat deel te leeren kennen?
Wat gebeurt er buiten, in de natuur,
als de laatste menschen cijn ingesla
pen en de eerste dagdieren nog niet
zijn ontwaakt? Kent de natuur een
heel diepen, rustigen slaap? Eén
nachtje moesten wij er eens aan op
offeren, om als de dag met alle leven
en beweging verzonken is, ook eens
een nachtelijk wezen te wórden.
Halftwee in den nacht is het
misschien zitten we ergens stil op een
terras, misschien ook gaan we lang
zaam door de geurende, koele nacht
lucht. Rondom ons schijnt alles te
Slapen. Er branden nog maar weinig
liohtjes in do stad, en in de natuur
beweegt zich niets, is alles bladstil.
Alleen een paar katten en een slape
rige uil maken zich bemerkbaar.
Plotseling hooren we in de kruin
van een boom een heel zacht getjilp.
Droomt daar hoog boven ons een vo
geltje en spreekt het, in zijn slaap?
Het schijnt niet zoo, want langzamer
hand worden meer van die teere ge
luidjes hoorbaar. Het worden er hoe
langer hoe meer. Het geluid wordt
sterker. Ze schijnen elkaar te wek
ken! Het zijn de vinken, de heel vroeg
opstaanders onder de vogels.
Het wordt twee uur, halfdrie en ein
delijk vier uur.
De oostelijke 'horigon is al iets lich
ter geworden, en overgiet den hemel
met een sprookjesachtig, haast onwer
kelijk licht, waarvan we de bron meer
kunnen vermoeden dan zien. Het vo
gelkoor is sterker geworden, ja alle
soorten zijn nu wakker, en ze maken
een leven van je welste!
Een zacht windje veegt door
struiken en boomen cn schudt
zoo'n beetje aan de takjes, op
een manier alsof het ze wek
ken wiL De westelijke hemel ziet
er nog steeds blauw-donkcr uit, maar
in het oosten verbleeken de sterren
al in het overwinnende 'Jicht. Er
heerscht nu schemeringeen too-
verachtig licht, en in niets lijkt deze
toestand op de avondschemering. Ligt
bet misschien daaraan, dat we het
zoo zelden zien? Ze schijnt on3 veel
indrukwekkender en van oneindig
grooter bekoring dan haar avondzus-
ter. Ze schijnt de geboorte van het
licht eelf te zijn.
Reeds gaat het naar vijf uur en in
de boomen, in het riet en zelfs in de
tuinen, wordt het steeds levendiger.
Van den eenen boomtop naar den
anderen roepen de vogels elkaar toe,
altijd hetzelfde lied, als verheugden
zij zich op den nieuwen dag, die in
aantocht is. De tortelduiven murmelen
nog wat bij het ontwaken, koeren nog
slaperig elkaar toe; het klinkt als een
laatste liefkozing.
Dan plotseling, als het laatste
stukje donker aan den westelijken
hemel is weggesmolten en de boom
toppen in een zee van zonnegoud wor
den gezet, klinkt uit het kippenhok
de strijdlustige roep van den haan!
Heeft de zon slechts op dit sein ge
wacht? Daar begint ze al den horizon
te beklimmen en alles wat ge op haar
weg ontmoet hult ze in een gulden
warmte.
Maar de natuur is zoo goed als
alleen met haar. De menschen liggen
nog in hun bed, en slechts de heel
enkelen, die met den nacht zijn ver
trouwd geworden, door beroep of door
ziekte, zijn mede-getuige van de ge
boorte van den nieuwen dag.
Een uur later ,als de musschen op
de daken al de grootste herrie maken,
loopen in de slaapkamers de eerste
wekkers af. Als de menschen toch
maar wat betere ooren hadden, dan
zouden ze die ruwe, fantasielooze
alarmklokken niet meer noodig iheb
ben, om wakker te worden. Want dan
zouden zij zich, tusschen twee en ces
uur, op elk gewenscht oogenblik kun
nen laten wekken door de vogels.
Zouden die dat niet veel beter en
mooier doen?
Kinderen en Zorgen
Moeten zij er in deelen?
Als de kinderjaren voorbij zijn, dan
leert men eerst inzien welk een ge
lukkige tijd de jeugd geweest is, ook
ai heeft elke leeftijd zijn eigen scha
duwen, en is de „onbezorgde" jeugd
eertijds wel eens wat te veel geïdeali
seerd. Maar een zorgelooze jeugd is
een heerlijkheid, mits die zorge
loosheid niet te ver gedreven wordt.
En dat is vaak de fout van ouders, die
allen levensdrulc van hun kinderen
wenschen verwijderd te houden. Want
dan groeit het kind zoo gemakkelijk
op tot een mensch, die niet op de woe
lingen en moeiten van het volwassen
menschen leven is voorbereid, en die
daarom aan deze niet zelfstandig het
hoofd zal kunnen bieden.
Wie zich de vraag stellen, of zij hun
kinderen wel of niet onkundig moe
ten laten van de zorgen, die er in het
huishouden omgaan, moeten begrij
pen, dat men deze kwestie van twee
kanten kan belichten. Zoowel het on
kundig als het kundig houden hebben,
als men daarin overdrijft, hun nadee-
ie»,
Oud<?rs, die vóór alles doordrongen
zijn van den wensch om aan hun kin
deren een gelukkige jeugd te geven,
zullen trachten aan deze zooveel mo
gelijk het ware en goede te laten zien.
De levenszorgen houden vader en
moeder voor zichzelf. De kinderen be
hoeven het bestaan daarvan niet te
beseffen.
In theorie zit daarin zeker veel
goeds. Het is beter de kinderen te
wijzen op het goede, dan op het kwade
van deze wereld. Doch in de practijk
zal het zeer ten nadeele van de toe
komst der kinderen zelf komen. Als
cij niet van nature begiftigd zijn met
een ruimte dosis practischen zin, zul
len ze later vrijwel hulpeloos aan de
moeilijkheden der maatschappij wor
den overgeleverd. Deze beschouwing
is niet overdreven. Ieder kent wel van
zulke gevallen dat kinderen, doordat
hun ouders alle zorgen van hen verre
hielden, totaal onpractisch tegenover
het leven kwamen te staan. Zij heb
ben er dan geen besef van, wat er in
de wereld te koop is, en als zij dit dan
te weten komen is het meestal op de
minder gewenschte manier van „door
schade en schande". Als de omstan
digheden hen plotseling in een ongun
stige positie brengen weten zij niet
energiek op te treden en moedig den
tegenslag te dragen. Zij hebben niet
geleerd tegen den stroom op te roeien,
eerst bittere ervaringen zullen hen
dit bijbrengen. Zij kennen de waarde
van het geld niet omdat hun ouders
hen nooit van geldkwesties, die zoo
hinderlijk kunnen zijn, op de hoogte
brachten, en tenslotte zullen ne door
dit alles zoowel zichzelf als bun fa
milie benadeelen.
Een mensch, die als kind niets heeft
geleerd van de ijzeren noodzaak van
het leven, bezit mogelijk de heerlijke
herinnering aan een zonnige jeugd,
doch voor hem zal de toekomst des te
moeilijker blijken!
Daartegenover staat dan het tweede
geval, waarbij de kinderen wèl door
hun ouders op de hoogte gebracht wor-
DE MAANDAGSCHE SCHRIK
der huisvrouw kan vermeden worden
door aanvrage onzer speciale tarieven
voor de GEZINSWASCH.
N.V, Stoom Wasch- en Strijkinrichling
vh. J. J. DE LANGE, Overschie Tel. 42880
SPECIAAL'
Dames geeft Uw liefste toch liever een
BETERE SIGAAR voor Uw geld. Uw
meest gesorteerd adres daarvoor is
Sigarenmagazijn A. BERTRAM
St. Andriesstr. 58, ROTTERDAM
TELEF. 53257
Gez. AALDERS
PROVENIERSSTRAAT 54
ROTTERDAM
RUIME SORTEERING
BREI-, HAAK- en WEEFWOL
Katoen, Frotté Zijde, Frotté Wol,
en indanthren geverfde Katoen
DAMES! Laat Uw wasch door ons vak
kundig behandelen. Helderder wasch-
goed en minder slijtage.Vraapt speciaal
onze K G.-tarieven. Aanbevelend,
J. WESSELING
Stoom Wasch- en Strijkinrichting
„ZONNEROGS" Linkerrottekade 24
Hiilegersberq. VoorL Telefoon 53592
Ook het adres voor Uw Fijn Goed
Alléén ANTHRACIET van:
Sedert 1897 JOH. HEUS
R. Rottekade 135, Telef. 42002
ROTTERDAM
KOOS LUIJKENAAR
GEEFT LES in:
Orgel- en Pianospel
Billijke '•ondities - Prima refer.
Burgemeester Meineszplein 11
Telefoon 36440 ROTTERDAM
Wringmachines
met 5 jaar garantie!
BICIJCLE 15.75 en 16.80
VICTORY, tevens mangel 17.50
ACME, idem idem 25.00
Reclame: Wringers op kogels 11.50
Reclame: Wringerbokken zware 1.90
Reclame: Gegalv. Teil, 65 c.m. 1.08
bij J. VAN DER TOORN Co.
R'dam, Mathenesserweg 77/79, tel 33628
1