Benito Mussolini
Met den zomer in 't zicht
Zoo telkens leest men hoe in Duitschland
in dit dorp en op dien toren en nu wel
overal de vlag met het Hakenkruis is ge-
heschen en men kan zich Hitier en zijn tra
wanten niet zonder Hakenkruisvlaggen den
ken. Het is dus begrijpelijk, dat menigeen
denkt „Wat is dat toch met die vlag en wat
beteekent die Swastika?"
Laten we daar enkele woorden van zeg
gen.
„De Swastika is een kruis met naar één
kant omgebogen vier armen en komt als
versiering op voor-historisch aardewerk voor
en is als geluksteeken over de heele wereld
bekend. In Duitschland is het thans het
teeken der Anti-Semieten (Hakenkreuz)"
Zoo heet het in een kleine encyclopedie.
Maar er is toch wel iets meer van dit merk
waardig geluksteeken te zeggen.
Reizigers vonden het op IJsland, in Noord
Amerika en in Klein-Azië, maar tevens op
Atjeh en Cyprus, op aardewerk en lijfsiera
den; de Roodhuiden versierden daarmee
ihun kalebassen en veldflesschen lang vóór
den tijd van Columbus; in de Katacomben
i(de onderaardse lie begraafplaatsen in Rome)
komt het honderden malen voor op de gra
ven der Christen-martelaren. In Noord-
Frankrijk, zoowel als aan don Donau ver
sierde hel de roode dakpannen en gevels
der boerenwoningen; te Namen en Pepin-
ster komt het herhaaldelijk voor op de vele
fondamenten van oud-Romeinsche muur
werken en in de badplaats Homburg wer
den Swastika-broches aan de badgasten eD
•touristen als souvenir nog tot voor kort
verkocht
Ja, met recht heet het in dat boekje:
„Overal verspreid". Want gelijk wij zei
den, zoowel op IJsland als op het eiland
Ceylon komt het veelvuldig voor en in heel
Voor-Indie geldt het als een Boeddistisch
godsdienst-symbool; de hedendaagsche theo
sofen gebruiken het als distinctief; maar
vooral in geheel Japan wordt de Swastika
aJs versiering, geluksteeken en godsdienstig
symbool op duizenderlei manier aangetrof
fen.
Er is een eigenaardig gevormd groot
Schiereiland in het westen van Voor-Indië
geworden. Dit maakt hem echter des te ge
vaarlijker. Met zijn hulp kunnen desge-
wenscht nog X andere crisissen uitgelokt
worden. Er zijn echter ook conducteurs, die
onmiddellijk afdoend weten te beslissen.
Bemerkt men, dat men er zoo een te pakken
heeft, dan werke men hem ten spoedigste de
coupé uit en vermij de het, hem nogmaals
te roepen, daar anders de berrie zou ver-
loopen en de reis verschrikkelijk vervelend
en langdurig gaat worden.
Zoo rollen wij verder. De reisgenooten
ijn langzamerhand zoo afgestompt, dat Rij
geen aandacht meer schenken aan tempera
tuur of kwaliteit van de lucht. Het beste, is
er uog de slaper aan toe, die ook de meest
onschuldige is van het gezelschap. Ja, hij
is zélfs zoo menschlievend, dat hij de heele
coupé op zijn kosten een variété-voorstelling
geeft. Hij zakt scheef in een hoek, de beenen
languit, zijn broekspijpen, door het lang
zaam onderuit schuiven 01 gehaald tot boven
zijn sokken, hetgeen een onbeschrijfelijk
elegant effect te weeg brengt. Zijn eene arm
hangt, slap als een vaatdoek, langs de
bank, de andere rust met de hand sierlijk
op zijn buik. Het is niet meer te zeggen, wat
voor das hij draagt, want daar hangt zijn kin
voor; hij heeft geen erg mooie tanden en
een paarse tong. Zijn hoofd hangt in een
hoek van 45 graden op zijn romp en slaat
zachtjes de maat van de wielen. Hij zakt
dieper en dieper en 't wachten is alleen nog
Bet bruine huis te München.
feest van Nieuwjaar op de eerste pagina
van zijn kasboek een fraaie Swastika.
We behoeven dus Hitler en de zijnen er
niet van te verdenken nieuwe snufjes in te
voeren; want zijn Hakenkreuz is a! 33
eeuwen oud; om zijn ouderdom al eerbied
waardig, om zoo te zeggen.
Oorspronkelijk moet dit kruis de (schijn)
beweging der lichtgevende en levenwek
kende zon om de aarde hebben voorgesteld;
vandaar, dat, zoo dit kruis als een goed'
voorteeken bedoeld is, de haken zoo gekeerd
zijn, dat daardoor de beweging van rechts
naai- links wordt aangeduid (omgekeerd
zou men een ongeluk voorspellend teeken
ermee aangeven).
Bij dichters is deze voorstelling nooit
vreemd geweest De kenner weet, dat onze
Huygens in zijn Batava Tempe spreekt van
de Kromme Krauwelpooten der zon waar
mee deze de aarde van de eene maand in
de andere doet voortdraaien.
De vier Krauwelpooten zijn dus de
zonnestralen, die in de vier aardstreken,
De „Führer" na een urenlange redevoering.
in den vorm van een menschenvoet, met
name DJoetsjarat. Daar worden de zeer
kleine kinderen geheel kaalgeschoren en op
den spiegelgladden schedel wordt met kun
stenaarshand het geluksteeken Swastika ge
schilderd en in geheel Voor-Indië is er
geen koopman of hij schildert op hetgroote
overal licht, blijdschap en voorspoed aan
brengen. Dit geluksteeken brengt dus blijd
schap voorspoed aan de dragers en wel tot
in eeuwigheid. Want in het Japansch
het woord Man-je; Man beteekent 10 000
jaren of de eeuwigheid en .je" is geluk
We merken op, dat dit teeken overal werd
gebruikt behalve om redenen van religieu-
aard in Perzië en bij de Semitische
volken en men behoeft geen grondig ken
ner van het Oude-Testament te wezen, om
te begrijpen, dat alle orthodoxe Semieten
de Swastika moesten haten en verafschu
wen. Het is dus geen wonder, dat menig
Hollander ,die de Joden als getrouwe pa
triotten en mede-Oranjemannen acht en
eert, niet zoo bijzonder met die heele Swas
tika-beweging opheeft.
Het is misschien ook daarom, dat als
randversiering de Swastika, die toch veel
mooier is dan de Grieksche rand het bij
ons niet zoo goed wil doen. Men heeft het
onlangs wel weer geprobeerd en onder Sas-
6enheim en wie weet op hoeveel plaatsen
meer staat de Swastika op den gevel van
een vriendelijke villa; op briefpapier heeft
men bet met heele randen van hakenkrui
zen wallen beproeven maar er schijnt iets
on-HolIandsch, denkelijk juist door dat
anti-Semitische, in te zijn, dat onzen volks
aard niet bijzonder aantrekt.
De heer van Kol, van wiens boeken over
Java en Japan wij hier een dankbaar ge
bruik hebben gemaakt, verhaalt, hoe
Chineesche priester, die hem de schatten
van een tempel zou toonen, aan hem vroeg
of hij ook met de geheimenissen van het
Boeddlsrne bekend was. Hij zag hem
voor een mede-ingewijde, oondat de heer v.
Kol een Swastika aan zijn horlogeketting
droeg.
En zoo eindigen wij, als we begonnen.
Op toilet-artikelen, knoopen, aanhangers
duizenden gebruiksvoorwerpen kan men de
merkwaardige figuur aantreffen. Het was
daartoe steeds uitnemend geschikt; als sie
raad heeft het iets levendigs en spreekt den
beschouwer meer toe dan een pijltje, kruisje
of ringetje, evenzeer van oudsher als ver»
sieringsmotieven bekend.
Dan was het van eeuwen her het meest-
geliefd als toovermiddei en voorbehoedmid
del: Wie nl. het geluk had, dat hem voor-
spoed en gezondheid was gegarandeerd, be
hoefde vanzelf de slechte streken van booze
menschen of kwade geesten niet te vreezen.
Het was daarbij een zeer te waardeeren
toovermiddei om vijanden tot vrienden te
maken; immers, dien het goed gaat heeft
geen gebrek aan vrienden en bezit midde
len om zijn vijanden te verzoenen, als dit
maar eenigszins mogelijk is.
En toch, en toch, schijnt het bij ons iaa
Holland niet meer te gaan. Wel ziet men op
geveltjes, balustraden enz. dit aloude deco-
ratiemotief aangebracht, maar het is of het
te onzent niet best meer wil en 't is te hopen
dat de Duitschers van dit embleem meer
genoegen zullen hebben dan de mannen in
het bouwvak bij ons.
Drie en-dertig eeuwen van trouwen dienst
't is welletjes en hoe groot de vereering
eenmaal was, het woord, dat tevens een
vonnis inhoudt, zal waarschijnlijk ook in
dit geval van toepassing zijn: „Wat oud is,
is nabij de verdwijning"......
maar op het moment, dat een van zijn voe-1
ten zal uitschieten.
Dan is er de krantenman. Hij houdt zich
zoo dicht mogelijk bij een van de raampjes
vijl hij daar het meeste licht heeft. Als
hij plaats moet maken voor een binnen
komenden of uitgaanden reisgenoot, dan is
hij wel niet regelrecht kwaad, maar min of
meer verontwaardigd, omdat men hem
stoort in zijn geestelijken ontwikkelings
gang. Zijn twee uitgespreide annen houden
:ijn krant vast, waarmee hij zoo mogelijk
zijn buurman in het oor kittelt, hetgeen al
weer aanleiding kan worden tot een crisis.
De krantenman heeft een onafscheidelij-
ken vleugel-adjudant in den mede lezer.
Deze sub abonné is een handig man. Uit be
ginsel koopt hij nooit couranten, maar wijl
hij toch op de hoogte moet blijven van bet
wereldgebeuren, gaat hij tegenover den kran
tenman zitten. Eerst rechtop; hij doet zoo
veel mogelijk moeite, om niet naar zijn over
buur te kijken. Dan draaien zijn oogen
langzaam cn een tikje schichtig in de rich
ting van het blad. Zoodra zijn oogen een
maal daarop gevestigd zijn, wordt hij voor
goed aangegrepen door zijn hartstocht en
vergeet hij zichzelf. Hij buigt langzaam,
automatisch voorover, duikt, draait en ver
draait zijn hals, wendt zijn hoofd, slingert
zich in een bocht en leest Soms riskeert hij
het zelfs, zich met één hand een beetje op
te trekken aan een armsteun, want zijn
weetgierigheid kent geen grenzen en hinder
palen. Hij maakt zich klein, berekent wat
de ander zit te lezen, en hoe hij straks het
blad zal omslaan. Hij begint met de tweede
helft van het hoofdartikel, aangcaien de
eerste helft aan den anderen kant van de
vouw staat Als hij daarmee klaar is, neemt
hij de pose aan van iemand, die ten on
rechte moet wachten en neemt uit verve
ling een beetje economie mee uit de andere
kolom. Dan oriënteert hij zich in de dalen
de prijzen van het slachtvee, hoewel hij niet
weet wat er met een kalf gebeurt tusschen
de wei en zijn bord. Hij heeft maar één
fout, namelijk dat hij altijd vlugger leest
dan de rechtmatige eigenaar van de cou
rant Daar hij dezen de courant tenslotte
niet uit de handen kan rukken, begint hij
den courantenman te verachten en hard te
twijfelen aan diens geestelijke bekwaam
heden. Hij loopt in zijn parasitaire bezigheid
één groot gevaar. Treft hij een breedgebari*
gen partner, die de kraait geheel uitvouwt
ze zijn gewoonlijk gemakkelijk te herkeur
nen, want alleen dikke krantenmannen doen
dat dan loopt hij de kans, dat zijn hoofd
tusschen de handen van zijn overbuurman
terecht komt, wanneer deze het blad over
den rug wil omslaan. Maar meestal is de
medelezer vergevorderd in de psychologie;
hij kent Rijn menschen op het eerste gezicht»
De nationaal-socialistische revolutie, die
zich de laatste weken in een versneld tempo
in Duitschland heeft voltrokken, onder lei
ding van den „Führer" Adolf Hitler,
den sterken man, die zoo vaak met den
„Duee" Benito Mussolini wordt ver
geleken, heeft veler belangstelling in den
laatstgenoemde weder verlevendigd.
Het stadium, waarin men thans bij onze
Oostelijke naburen verkeert, namelijk, dat
der coalitie Hitler—Von Papen—Hugenberg
vertoont een merkwaardige paralleliteit met
het beginmoment der fascistische revolutie.
Kan men niet elk oogenblik verwachten,
de heeren Von Papen en Hugenberg te zien
wegvallen, als overbodig geworden steiger-
werk?
In zijn befaamde gesprekken met Musso
lini stelde Emil Ludwig dezen de vraag:
Hoe zet men een nieuwe regeering op? En
deze vraag verduidelijkt de groote historie
schrijver met een voorbeeld; plaatst men
haar, als een standbeeld, op een ledige
ruimte, of bouwt men haar als een huis in
een bosch, waar men eerst tal van boomen
moet vellen, om ruimte te maken?
„De meeste revoluties", zoo antwoordde
hem de Duce, „beginnen met 100 pot. Dan
trekt de nieuwe geest zich meer terug, ver
mengt zich met den ouden, op vele punten
geeft men toe, en weldra is men op 50 pet.
of minder beland.
Wij hebben het omgekeerd gedaan! Ik
ben met 50 pet begonnen. Waarom? .Omdat
de geschiedenis mij getoond had, dat de
moed tier meeste revolutionairen na den
eersten stormloop vervliegt. Ik ben met
coalitie begonnen en heb pas
na zes maanden de Katholieken
eggestuurd. (Wij spatieeren. Red.).
In andere landen zijn de revolutionairen
gaandeweg inschikkelijker geworden, bij
ons jaar op jaar straffer en beslister
„Reisgenooten"
Nil het reisselzoen weer zoo langzamer
hand in het zicht komt, de tijd van nieuwe
ontmoetingen en nieuwe horizonnen, is het
miet onvermakelijk om te lezen wat een
scribent in „Spoor- en Tramwegen" over
„reisgenooten" in het midden brengt.
Zoodra iemand een treinportier achter
zijn rug heeft hooren dichtvallen, zegt hij, is
hij geen mensch meer, maar een reisgenoot
Neen, protesteer niet, een reisgenoot is geen
mensch, als wij daaronder een met rede be
gaafd wezen verstaan. Zoodra de mensch
«ich opgenomen weet in de zorgen van zijn
broeders, die de kunst verstaan met signaal-
inrichtingen, locomotieven en weet ik wat
al, om te springen, zonder ongelukken te
veroorzaken, schijnt hij zelf ieder verant
woordelijkheidsgevoel te verliezen. En hij
verandert in een exemplaar van de men-
schensoort ,die, ouiten spoorwegen, alleen
nog maar wordt aangetroffen in politieke
vergaderingen, een caricaturale, ziekelijke
ontaarding van den normalen mensch.
Een bedachtzaam en zuinig huisvader,
met zin voor orde en maat, wordt losgelaten
in een coupé. Deze man, die thuis „ssst"
doet, als een van zijn nakomelingen bij on
geluk, de deur dicht laat vallen, begin in
zijn nieuwe omgeving met de deuren te
smijten, alsof hij voor zijn kaartje het recht
heeft gekocht, definitief te breken met wat
in de wetboeken staat, omtrent het moed
willig beschadigen van andermans goed.
Vervolgens rammeit hij een ramen open. De
spoorwegen schijnen het onbreekbare glas
gekend te hebben, lang voordat het was
uitgevonden, want er breekt nooit een ruit,
ten spijt van de uiterste krachtsinspanning
van de reinigers. Eenmaal zoover, wordt de
man aangegrepen door de reiskoorts. Dit is
een ziekteverschijnsel, hetwelk den patiënt
er toe brengt, een soort moorddadig genoe
gen te scheppen in het beschadigen van
schoenwerk. De symptomen zijn niet altijd
dezelfde; sommige lijders kijken rond als
een leeuw, die veertien dagen niet te eten
heeft gehad, andere doen meer aan schapen
denken, weer andere gelijken nijlpaarden,
maar alle zijn even gevaarlijk.
De koorts zakt een beetje, als de heet-be-
geerde hoekplaats veroverd is of na een vol
slagen overwinning op de bekende oude
dame, die broodjes met kaas eet, zoo geen
sinaasappelen, en die, alsmaar etend, bij 85
en in de schaduw geen tocht verdragen
kan zoodat men genoodzaakt is, gedurende
den strijd nog drie of viermaal het raampje
op en neer te beuken. Met het dalen van
de koorts is de patiënt echter nog lang niet
genezen. Integendeel: de temperatuur kan
plotseling weer met sprongen omhoog loo-
pen, bij het naderen van de crisis. Deze zet
gewoonlijk in met de herrie. Dece term moge
medisch niet juist zijn, practisch is hij zeer
goed te gebruiken. Maar daarover later.
De trein rijdt inmiddels en de coupé zit
aardig vol. Er hangt een doordringend
naasappellucbtje en talrijke oranje-schillen
sieren den vloer. Zij zijn afkomstig van de
oude dame, die .thuis een kleine paleis
revolutie ontketent, als er een stofje op haar
mahoniehouten secrétaire, anno 1850, ligt Zij
zelf zit met korte, dikke handen op den
breeden schoot en kijkt, boven drie kinnen,
naar het landschap. De temperatuur klimt
onder de stovende zon. De man, die met haar
gevochten heeft om het raampje en die bij
het zich in beweging zetten van den trein,
zijn zege in een volslagen nederlaag heeft
Kien verkeeren, tracht zich te wreken, door
hardnekkige pogingen aan te wenden, om
op de tegenover hem liggende bank te klim
men en iets uit zijn koffer te peuteren, zon
der dezen uit het net te halen. Daarbij ziet
hij listig kans, achtereenvolgens een banaan,
een haarborstel en een zakmes in den wijd'
gespreiden schoot van zijn tegenstandster te
laten vallen. Met een huichelachtig „par
don" verontschuldigt hij zich en springt van
Ie bank. Bij deze manoeuvre rijdt de trein
over een wissel. De linkerarm van den man
daalt op den hoed van de dame en zijn rech
tervoet op de schoen van een anderen .reis-
enoot
Onmiddellijk ontstaat de herrie, die de cri
sis voorafgaat Verwijten over en weer, eindi
gend in de groote ontlading. Eenmaal over
dit punt heen, dreigt de crisis in te zinken.
Teneinde haar te doen voortduren, is nu het
oogenblik aangebroken om den conducteur
te roepen en diens ambtelijke beslissing te
vragen in alle problemen, die de reisgenoo
ten beroeren. De treingeieider is gewoonlijk
niet gemakkelijk te vinden. Hij komt ge
woonlijk juist op, als er een doodstille, maar
zwaar geladen spanning hangt tusschen de
beide fronten. De conducteur, die een be
roeps-reisgenoot is, toont Rich toegankelijk
voor de bezwaren van alle andere reisgenoo
ten. Bij hem is 'de crisistoestand permanent
Mussolini's echtgenoote.
Daar mij een volkomen vernieuwing der
natie voorzweefde, moest ik ze langzaam
aan wennen en haar sterke krachten ge
bruiken. De Russen konden het anders doen.
die vonden een ledige plaats ep koniden die
geheel vrij maken, om hun huis in het bosch
te bouwen. Waaraan zouden wij thans ech
ter toe zijn, als ik eerst alles had neerge
haald!"
,En hebt U," zoo vroeg Emi] Ludwig ver
der, „bij Uw revolutie in crescendo vroeger
of later meer goeden wil en talent aange
troffen?"
„Later. Nu is er toch geloof gekomen!"
„Hebt U dat vooruit geweten? Bent u ge
komen met het idéé tien of meer jaren aan
deze tafel te blijven zitten?"
Hij trok zijn ironische gezicht, waarbij hij
zijn oogappels draait, alsof hij u bang wou
maken, maar tegelijk lacht, om den angst
te verdrijven. Toen zei hij zachtjes, op iro-
nisch-geheimzinnige toon:
„Ik ben gekomen, om zoo lang mogelijk
te blijven".
Vermoedelijk zegt Adolf Hitler hetzelfde,
„under his breath".
Over den invloed, dien Mussolini in het
Italiaansche openbare leven uitoefent,
telt Gordon Sinclair ook interessante bijzon
derheden:
„Tegenwoordig kan men in Italië, wan
neer men in een restaurant of in een hotel
afgezet wordt, zich direct tot den burge-
meseter wenden, en deze zal u wel recht
verschaffen. Doet hij dat niet, dan gaat men
in tweede instantie naar den gouverneur
van de provincie, en als dat ook nog met
helpt, kunt gij U direct tot Mussolini zelf
wenden.
Waarschijnlijk zal Mussolini geen tijd
hebben, U zelf te ontvangen, maar in zijn
bureau !s er altijd iemand, die U geduldig
aanhoort en dan wordt de zaak terstond ge-
Jaar is geen sprake van: „Kom
morgen eens terug" of „De volgende week".
Gij krijgt recht, snel recht en volledig recht.
Om de zaak te vergemakkelijken hebben
de Fascisten een boek uitgegeven, waarin
de prijzen aangegeven staan van iedere
kamer in elk hotel in het geheele land.
Als de restaurateurs maar een halve kans
krijgen, pakken zij U toch. Zij vinden aller
lei soort extra's uit. Zoo is het mij gebeurd,
dat mijn servet mij extra berekend werd.
Maar de gerechtigheid waakt De Fascisten
hebben hotel-inspecteurs benoemd en wee!
als die inspecteurs wat niet in orde vinden.
Tien jaar geleden vertrok geen enkele
trein in Italië op tijd. Met den tijd van aan
komst was het evenzoo gesteld. Als de trei
nen vertrokken of aankwamen, waren zij
propvol en smerig. Mussolini riep de chefs
van de spoorwegen in zijn bureau samen en
hield de volgende kleine rede: „De spoor
wegen in Italië zijn de slechtste in heel
Europa. Als zij binnen het jaar niet de
beste zijn, zal ik de zaak ter hand nemen
u allen ontslaan".
Zij namen dit niet als ernst op. Maar hij
wel. Hij nam de spoorwegen over. Hij ont
sloeg 540 ambtenaren op één namiddag. Hij
liet de spoorwegen electrificeeren. Hij bezit
thans meer electrische spoorwegen, die
mijl in een minuut afleggen, dan twee lan
den van Europa, welke ook, tezamen. Hij
waakt ervoor, dat alle wagens en locomo
tieven in Italië zelf gebouwd worden. En
deze dragen alle het beeld van den pijlen
bundel, djen Mussolini op dien gewichtigen
dag in October 1921 gedragen heeft Die bun
del zelf bevindt zich in Mussolini's beschei
den bureau op de tweede verdieping van het
Chigi-paleis, waar Bertha Gibson, zijn blon
de secretaresse uit Engeland, voor hem
zorgt Miss Gibson denkt, dat Mussolini de
grootste man van Europa is en op dat punt
valt met haar niet te redeneeren. Zij zegt,
dat hij in den oorlog gewoon soldaat was,
dat hij ook metselaar geweest is, dat hij
uit drie landen verbannen werd wegens zijn
radicale in/richten, dat hij het geld voor
zijn studie opbracht door allerlei baantjes
aan te nemen, dat hij na zijn graad behaald
hebben, diezelfde baantjes bleef uitoefe
nen, tot hij genoeg geld had opgespaard
om een courant uit te geven te Milaan. Deze
courant heeft hij nog in Rijn bezit, en hij
deelde de winsten met zijn thans overleden
broer.
Misschien is het heel grappig om iemand
over een bananenschil te zien uitglijden.
Maar Mussolini dacht er anders over, toen
hij pardoes naar beneden viel van de stoep
van het paleis Chigi. Hij stond zelf op, met
het bekende norsche gezicht dat hij trekt,
als hij zich overwerkt heeft, en pakte het
kleine meisje beet, dat de bananenschil weg
gegooid had.
„Wat is dat voor een ding?" vroeg hij.
„Een bananenschil, mijnheer, en ik heb er
zoo'n spijt van mijnheer!"
„Het komt er niet op aan. Je hebt mij op
een idee gebracht"
Hij draaide zich snel om en ging het pa
leis weer binnen.
„Juffrouw Gibson, waar krijgen wij de
bananen vandaan?"
„Van Cuba, Mexico en Zuid-Amerika".
Zij keek de cijfers en de statistieken na.
Deze wezen aan dat Italië zelf maar weinig
bananen voortbracht, doch dat er ieder jaar
millioenen en millioenen geïmporteerd wer
den.
„Dat zullen wq verbieden", zeide Musso
lini. „Wij Rullen onze eigen bananen eten
of geen bananen. Wij moeten ons zelf voe
den".
Eens ging hij naar San Remo, om een dag
vacantie te nemen. San Remo is een winter-
De Duce in marschterme.
badplaats aan de Middellandsche Zee, on®
geveer op 22 mijl afstand van Monte Carlo,
Ln laatstgenoemde plaats betrad de Duce de
lange groene zaal van het beroemde Casino.
Er waren zeer veel Italianen. Hij zag, hoe
zijn landgenooten speelden, en heel wat geld
verloren. Dat maakte hem driftig. Iemand
moest al dat geld opstrijken. Het ging uit
Italië naar een ander land. Hij werd steeds
driftiger. Hij verliet het Casino en ging'te
rug naar San Remo.
Vanuit San Remo telegrafeerde hij, dat het
aan alle Italianen verboden moest worden
om zonder vergunning het land te verlaten.
En niemand kan vergunning krijgen, tenzij
voor zaken. Als het in hun bedoeling lag
zich in het buitenland te gaan amuseeren,
zou Mussolini er wel een >tokje voor steken.
Tegenwoordig zijn er geen Italianen meer
in Monte Carlo.
Gedurende mijn verblijf In Italië, aldus
Sinclair, trachtte ik den grooten Baas her
haalde malen te interviewen. Maar daar
kwam het niet toe. Niet omdat hij te hoog of
te machtig was om een verslaggever, waar
van hij nog nooit gehoord had, te ontvan
gen, maar omdat hij steeds niet op Rijn bu*
i was. Den eensten keer kwam ik hem
op de trap tegen, toen hij juist van plan
was, om een autotochtje te gaan maken met
een van zijn vrienden. Hij lachte luidkeels.
Hij heeft sterk flikkerende tanden, en al®
hij lacht krijgt zijn gezicht een onaangena
me uitdrukking.
Hij ziet er kleiner uit dan men hem denkt
en zijn oogen hebben een guitige uitdruk
king.
Den volgenden dag was het Zondag en In
specteerde hij 50.000 soldaten, die te voet of
te paard aan hem voorbij trokken. Uren
lang stond hij aandachtig te kijken, terwij!
het eene bataljon na het andere hem pas
seerde. Tweemaal bood men hem iets te
drinken aan. „Ik zal wel drinken, als de
mannen ook kunnen drinken", was het ant
woord.
Toen de parade was afgeloopen, ging hij
naar de Umberto-tuinen, waar half Rome
verzameld was om hem te hooren spreken.
Op zijn teenen staande, op een rose-kleurig
platform, sprak hij tot zijn volk over zelf.
beheersching:
„Zelfbeheersching, controle over U-zelf,
dat en niets anders hebt gij noodig. Met zelf
controle maakt gij U tot meesters. Wat Reg
ik, meesters? Neen, Heerschere, Comman
deerenden, Chefs. Zonder zelf-controle zijt
gij erbarmelijke slaven".
Op dat oogenblik was hij prachtig! Natuur
lijk was hij omrmgd door vele mannen, die
in alles geheel met hem instemden, maar
het geheele publiek, dat daar vergaderd was,
werd buiten zichzelf gebracht door het vi
sioen van een grooter Italië".
Aan het n
ringsbureau.