Benito Mussolini Met den zomer in 't zicht Zoo telkens leest men hoe in Duitschland in dit dorp en op dien toren en nu wel overal de vlag met het Hakenkruis is ge- heschen en men kan zich Hitier en zijn tra wanten niet zonder Hakenkruisvlaggen den ken. Het is dus begrijpelijk, dat menigeen denkt „Wat is dat toch met die vlag en wat beteekent die Swastika?" Laten we daar enkele woorden van zeg gen. „De Swastika is een kruis met naar één kant omgebogen vier armen en komt als versiering op voor-historisch aardewerk voor en is als geluksteeken over de heele wereld bekend. In Duitschland is het thans het teeken der Anti-Semieten (Hakenkreuz)" Zoo heet het in een kleine encyclopedie. Maar er is toch wel iets meer van dit merk waardig geluksteeken te zeggen. Reizigers vonden het op IJsland, in Noord Amerika en in Klein-Azië, maar tevens op Atjeh en Cyprus, op aardewerk en lijfsiera den; de Roodhuiden versierden daarmee ihun kalebassen en veldflesschen lang vóór den tijd van Columbus; in de Katacomben i(de onderaardse lie begraafplaatsen in Rome) komt het honderden malen voor op de gra ven der Christen-martelaren. In Noord- Frankrijk, zoowel als aan don Donau ver sierde hel de roode dakpannen en gevels der boerenwoningen; te Namen en Pepin- ster komt het herhaaldelijk voor op de vele fondamenten van oud-Romeinsche muur werken en in de badplaats Homburg wer den Swastika-broches aan de badgasten eD •touristen als souvenir nog tot voor kort verkocht Ja, met recht heet het in dat boekje: „Overal verspreid". Want gelijk wij zei den, zoowel op IJsland als op het eiland Ceylon komt het veelvuldig voor en in heel Voor-Indie geldt het als een Boeddistisch godsdienst-symbool; de hedendaagsche theo sofen gebruiken het als distinctief; maar vooral in geheel Japan wordt de Swastika aJs versiering, geluksteeken en godsdienstig symbool op duizenderlei manier aangetrof fen. Er is een eigenaardig gevormd groot Schiereiland in het westen van Voor-Indië geworden. Dit maakt hem echter des te ge vaarlijker. Met zijn hulp kunnen desge- wenscht nog X andere crisissen uitgelokt worden. Er zijn echter ook conducteurs, die onmiddellijk afdoend weten te beslissen. Bemerkt men, dat men er zoo een te pakken heeft, dan werke men hem ten spoedigste de coupé uit en vermij de het, hem nogmaals te roepen, daar anders de berrie zou ver- loopen en de reis verschrikkelijk vervelend en langdurig gaat worden. Zoo rollen wij verder. De reisgenooten ijn langzamerhand zoo afgestompt, dat Rij geen aandacht meer schenken aan tempera tuur of kwaliteit van de lucht. Het beste, is er uog de slaper aan toe, die ook de meest onschuldige is van het gezelschap. Ja, hij is zélfs zoo menschlievend, dat hij de heele coupé op zijn kosten een variété-voorstelling geeft. Hij zakt scheef in een hoek, de beenen languit, zijn broekspijpen, door het lang zaam onderuit schuiven 01 gehaald tot boven zijn sokken, hetgeen een onbeschrijfelijk elegant effect te weeg brengt. Zijn eene arm hangt, slap als een vaatdoek, langs de bank, de andere rust met de hand sierlijk op zijn buik. Het is niet meer te zeggen, wat voor das hij draagt, want daar hangt zijn kin voor; hij heeft geen erg mooie tanden en een paarse tong. Zijn hoofd hangt in een hoek van 45 graden op zijn romp en slaat zachtjes de maat van de wielen. Hij zakt dieper en dieper en 't wachten is alleen nog Bet bruine huis te München. feest van Nieuwjaar op de eerste pagina van zijn kasboek een fraaie Swastika. We behoeven dus Hitler en de zijnen er niet van te verdenken nieuwe snufjes in te voeren; want zijn Hakenkreuz is a! 33 eeuwen oud; om zijn ouderdom al eerbied waardig, om zoo te zeggen. Oorspronkelijk moet dit kruis de (schijn) beweging der lichtgevende en levenwek kende zon om de aarde hebben voorgesteld; vandaar, dat, zoo dit kruis als een goed' voorteeken bedoeld is, de haken zoo gekeerd zijn, dat daardoor de beweging van rechts naai- links wordt aangeduid (omgekeerd zou men een ongeluk voorspellend teeken ermee aangeven). Bij dichters is deze voorstelling nooit vreemd geweest De kenner weet, dat onze Huygens in zijn Batava Tempe spreekt van de Kromme Krauwelpooten der zon waar mee deze de aarde van de eene maand in de andere doet voortdraaien. De vier Krauwelpooten zijn dus de zonnestralen, die in de vier aardstreken, De „Führer" na een urenlange redevoering. in den vorm van een menschenvoet, met name DJoetsjarat. Daar worden de zeer kleine kinderen geheel kaalgeschoren en op den spiegelgladden schedel wordt met kun stenaarshand het geluksteeken Swastika ge schilderd en in geheel Voor-Indië is er geen koopman of hij schildert op hetgroote overal licht, blijdschap en voorspoed aan brengen. Dit geluksteeken brengt dus blijd schap voorspoed aan de dragers en wel tot in eeuwigheid. Want in het Japansch het woord Man-je; Man beteekent 10 000 jaren of de eeuwigheid en .je" is geluk We merken op, dat dit teeken overal werd gebruikt behalve om redenen van religieu- aard in Perzië en bij de Semitische volken en men behoeft geen grondig ken ner van het Oude-Testament te wezen, om te begrijpen, dat alle orthodoxe Semieten de Swastika moesten haten en verafschu wen. Het is dus geen wonder, dat menig Hollander ,die de Joden als getrouwe pa triotten en mede-Oranjemannen acht en eert, niet zoo bijzonder met die heele Swas tika-beweging opheeft. Het is misschien ook daarom, dat als randversiering de Swastika, die toch veel mooier is dan de Grieksche rand het bij ons niet zoo goed wil doen. Men heeft het onlangs wel weer geprobeerd en onder Sas- 6enheim en wie weet op hoeveel plaatsen meer staat de Swastika op den gevel van een vriendelijke villa; op briefpapier heeft men bet met heele randen van hakenkrui zen wallen beproeven maar er schijnt iets on-HolIandsch, denkelijk juist door dat anti-Semitische, in te zijn, dat onzen volks aard niet bijzonder aantrekt. De heer van Kol, van wiens boeken over Java en Japan wij hier een dankbaar ge bruik hebben gemaakt, verhaalt, hoe Chineesche priester, die hem de schatten van een tempel zou toonen, aan hem vroeg of hij ook met de geheimenissen van het Boeddlsrne bekend was. Hij zag hem voor een mede-ingewijde, oondat de heer v. Kol een Swastika aan zijn horlogeketting droeg. En zoo eindigen wij, als we begonnen. Op toilet-artikelen, knoopen, aanhangers duizenden gebruiksvoorwerpen kan men de merkwaardige figuur aantreffen. Het was daartoe steeds uitnemend geschikt; als sie raad heeft het iets levendigs en spreekt den beschouwer meer toe dan een pijltje, kruisje of ringetje, evenzeer van oudsher als ver» sieringsmotieven bekend. Dan was het van eeuwen her het meest- geliefd als toovermiddei en voorbehoedmid del: Wie nl. het geluk had, dat hem voor- spoed en gezondheid was gegarandeerd, be hoefde vanzelf de slechte streken van booze menschen of kwade geesten niet te vreezen. Het was daarbij een zeer te waardeeren toovermiddei om vijanden tot vrienden te maken; immers, dien het goed gaat heeft geen gebrek aan vrienden en bezit midde len om zijn vijanden te verzoenen, als dit maar eenigszins mogelijk is. En toch, en toch, schijnt het bij ons iaa Holland niet meer te gaan. Wel ziet men op geveltjes, balustraden enz. dit aloude deco- ratiemotief aangebracht, maar het is of het te onzent niet best meer wil en 't is te hopen dat de Duitschers van dit embleem meer genoegen zullen hebben dan de mannen in het bouwvak bij ons. Drie en-dertig eeuwen van trouwen dienst 't is welletjes en hoe groot de vereering eenmaal was, het woord, dat tevens een vonnis inhoudt, zal waarschijnlijk ook in dit geval van toepassing zijn: „Wat oud is, is nabij de verdwijning"...... maar op het moment, dat een van zijn voe-1 ten zal uitschieten. Dan is er de krantenman. Hij houdt zich zoo dicht mogelijk bij een van de raampjes vijl hij daar het meeste licht heeft. Als hij plaats moet maken voor een binnen komenden of uitgaanden reisgenoot, dan is hij wel niet regelrecht kwaad, maar min of meer verontwaardigd, omdat men hem stoort in zijn geestelijken ontwikkelings gang. Zijn twee uitgespreide annen houden :ijn krant vast, waarmee hij zoo mogelijk zijn buurman in het oor kittelt, hetgeen al weer aanleiding kan worden tot een crisis. De krantenman heeft een onafscheidelij- ken vleugel-adjudant in den mede lezer. Deze sub abonné is een handig man. Uit be ginsel koopt hij nooit couranten, maar wijl hij toch op de hoogte moet blijven van bet wereldgebeuren, gaat hij tegenover den kran tenman zitten. Eerst rechtop; hij doet zoo veel mogelijk moeite, om niet naar zijn over buur te kijken. Dan draaien zijn oogen langzaam cn een tikje schichtig in de rich ting van het blad. Zoodra zijn oogen een maal daarop gevestigd zijn, wordt hij voor goed aangegrepen door zijn hartstocht en vergeet hij zichzelf. Hij buigt langzaam, automatisch voorover, duikt, draait en ver draait zijn hals, wendt zijn hoofd, slingert zich in een bocht en leest Soms riskeert hij het zelfs, zich met één hand een beetje op te trekken aan een armsteun, want zijn weetgierigheid kent geen grenzen en hinder palen. Hij maakt zich klein, berekent wat de ander zit te lezen, en hoe hij straks het blad zal omslaan. Hij begint met de tweede helft van het hoofdartikel, aangcaien de eerste helft aan den anderen kant van de vouw staat Als hij daarmee klaar is, neemt hij de pose aan van iemand, die ten on rechte moet wachten en neemt uit verve ling een beetje economie mee uit de andere kolom. Dan oriënteert hij zich in de dalen de prijzen van het slachtvee, hoewel hij niet weet wat er met een kalf gebeurt tusschen de wei en zijn bord. Hij heeft maar één fout, namelijk dat hij altijd vlugger leest dan de rechtmatige eigenaar van de cou rant Daar hij dezen de courant tenslotte niet uit de handen kan rukken, begint hij den courantenman te verachten en hard te twijfelen aan diens geestelijke bekwaam heden. Hij loopt in zijn parasitaire bezigheid één groot gevaar. Treft hij een breedgebari* gen partner, die de kraait geheel uitvouwt ze zijn gewoonlijk gemakkelijk te herkeur nen, want alleen dikke krantenmannen doen dat dan loopt hij de kans, dat zijn hoofd tusschen de handen van zijn overbuurman terecht komt, wanneer deze het blad over den rug wil omslaan. Maar meestal is de medelezer vergevorderd in de psychologie; hij kent Rijn menschen op het eerste gezicht» De nationaal-socialistische revolutie, die zich de laatste weken in een versneld tempo in Duitschland heeft voltrokken, onder lei ding van den „Führer" Adolf Hitler, den sterken man, die zoo vaak met den „Duee" Benito Mussolini wordt ver geleken, heeft veler belangstelling in den laatstgenoemde weder verlevendigd. Het stadium, waarin men thans bij onze Oostelijke naburen verkeert, namelijk, dat der coalitie Hitler—Von Papen—Hugenberg vertoont een merkwaardige paralleliteit met het beginmoment der fascistische revolutie. Kan men niet elk oogenblik verwachten, de heeren Von Papen en Hugenberg te zien wegvallen, als overbodig geworden steiger- werk? In zijn befaamde gesprekken met Musso lini stelde Emil Ludwig dezen de vraag: Hoe zet men een nieuwe regeering op? En deze vraag verduidelijkt de groote historie schrijver met een voorbeeld; plaatst men haar, als een standbeeld, op een ledige ruimte, of bouwt men haar als een huis in een bosch, waar men eerst tal van boomen moet vellen, om ruimte te maken? „De meeste revoluties", zoo antwoordde hem de Duce, „beginnen met 100 pot. Dan trekt de nieuwe geest zich meer terug, ver mengt zich met den ouden, op vele punten geeft men toe, en weldra is men op 50 pet. of minder beland. Wij hebben het omgekeerd gedaan! Ik ben met 50 pet begonnen. Waarom? .Omdat de geschiedenis mij getoond had, dat de moed tier meeste revolutionairen na den eersten stormloop vervliegt. Ik ben met coalitie begonnen en heb pas na zes maanden de Katholieken eggestuurd. (Wij spatieeren. Red.). In andere landen zijn de revolutionairen gaandeweg inschikkelijker geworden, bij ons jaar op jaar straffer en beslister „Reisgenooten" Nil het reisselzoen weer zoo langzamer hand in het zicht komt, de tijd van nieuwe ontmoetingen en nieuwe horizonnen, is het miet onvermakelijk om te lezen wat een scribent in „Spoor- en Tramwegen" over „reisgenooten" in het midden brengt. Zoodra iemand een treinportier achter zijn rug heeft hooren dichtvallen, zegt hij, is hij geen mensch meer, maar een reisgenoot Neen, protesteer niet, een reisgenoot is geen mensch, als wij daaronder een met rede be gaafd wezen verstaan. Zoodra de mensch «ich opgenomen weet in de zorgen van zijn broeders, die de kunst verstaan met signaal- inrichtingen, locomotieven en weet ik wat al, om te springen, zonder ongelukken te veroorzaken, schijnt hij zelf ieder verant woordelijkheidsgevoel te verliezen. En hij verandert in een exemplaar van de men- schensoort ,die, ouiten spoorwegen, alleen nog maar wordt aangetroffen in politieke vergaderingen, een caricaturale, ziekelijke ontaarding van den normalen mensch. Een bedachtzaam en zuinig huisvader, met zin voor orde en maat, wordt losgelaten in een coupé. Deze man, die thuis „ssst" doet, als een van zijn nakomelingen bij on geluk, de deur dicht laat vallen, begin in zijn nieuwe omgeving met de deuren te smijten, alsof hij voor zijn kaartje het recht heeft gekocht, definitief te breken met wat in de wetboeken staat, omtrent het moed willig beschadigen van andermans goed. Vervolgens rammeit hij een ramen open. De spoorwegen schijnen het onbreekbare glas gekend te hebben, lang voordat het was uitgevonden, want er breekt nooit een ruit, ten spijt van de uiterste krachtsinspanning van de reinigers. Eenmaal zoover, wordt de man aangegrepen door de reiskoorts. Dit is een ziekteverschijnsel, hetwelk den patiënt er toe brengt, een soort moorddadig genoe gen te scheppen in het beschadigen van schoenwerk. De symptomen zijn niet altijd dezelfde; sommige lijders kijken rond als een leeuw, die veertien dagen niet te eten heeft gehad, andere doen meer aan schapen denken, weer andere gelijken nijlpaarden, maar alle zijn even gevaarlijk. De koorts zakt een beetje, als de heet-be- geerde hoekplaats veroverd is of na een vol slagen overwinning op de bekende oude dame, die broodjes met kaas eet, zoo geen sinaasappelen, en die, alsmaar etend, bij 85 en in de schaduw geen tocht verdragen kan zoodat men genoodzaakt is, gedurende den strijd nog drie of viermaal het raampje op en neer te beuken. Met het dalen van de koorts is de patiënt echter nog lang niet genezen. Integendeel: de temperatuur kan plotseling weer met sprongen omhoog loo- pen, bij het naderen van de crisis. Deze zet gewoonlijk in met de herrie. Dece term moge medisch niet juist zijn, practisch is hij zeer goed te gebruiken. Maar daarover later. De trein rijdt inmiddels en de coupé zit aardig vol. Er hangt een doordringend naasappellucbtje en talrijke oranje-schillen sieren den vloer. Zij zijn afkomstig van de oude dame, die .thuis een kleine paleis revolutie ontketent, als er een stofje op haar mahoniehouten secrétaire, anno 1850, ligt Zij zelf zit met korte, dikke handen op den breeden schoot en kijkt, boven drie kinnen, naar het landschap. De temperatuur klimt onder de stovende zon. De man, die met haar gevochten heeft om het raampje en die bij het zich in beweging zetten van den trein, zijn zege in een volslagen nederlaag heeft Kien verkeeren, tracht zich te wreken, door hardnekkige pogingen aan te wenden, om op de tegenover hem liggende bank te klim men en iets uit zijn koffer te peuteren, zon der dezen uit het net te halen. Daarbij ziet hij listig kans, achtereenvolgens een banaan, een haarborstel en een zakmes in den wijd' gespreiden schoot van zijn tegenstandster te laten vallen. Met een huichelachtig „par don" verontschuldigt hij zich en springt van Ie bank. Bij deze manoeuvre rijdt de trein over een wissel. De linkerarm van den man daalt op den hoed van de dame en zijn rech tervoet op de schoen van een anderen .reis- enoot Onmiddellijk ontstaat de herrie, die de cri sis voorafgaat Verwijten over en weer, eindi gend in de groote ontlading. Eenmaal over dit punt heen, dreigt de crisis in te zinken. Teneinde haar te doen voortduren, is nu het oogenblik aangebroken om den conducteur te roepen en diens ambtelijke beslissing te vragen in alle problemen, die de reisgenoo ten beroeren. De treingeieider is gewoonlijk niet gemakkelijk te vinden. Hij komt ge woonlijk juist op, als er een doodstille, maar zwaar geladen spanning hangt tusschen de beide fronten. De conducteur, die een be roeps-reisgenoot is, toont Rich toegankelijk voor de bezwaren van alle andere reisgenoo ten. Bij hem is 'de crisistoestand permanent Mussolini's echtgenoote. Daar mij een volkomen vernieuwing der natie voorzweefde, moest ik ze langzaam aan wennen en haar sterke krachten ge bruiken. De Russen konden het anders doen. die vonden een ledige plaats ep koniden die geheel vrij maken, om hun huis in het bosch te bouwen. Waaraan zouden wij thans ech ter toe zijn, als ik eerst alles had neerge haald!" ,En hebt U," zoo vroeg Emi] Ludwig ver der, „bij Uw revolutie in crescendo vroeger of later meer goeden wil en talent aange troffen?" „Later. Nu is er toch geloof gekomen!" „Hebt U dat vooruit geweten? Bent u ge komen met het idéé tien of meer jaren aan deze tafel te blijven zitten?" Hij trok zijn ironische gezicht, waarbij hij zijn oogappels draait, alsof hij u bang wou maken, maar tegelijk lacht, om den angst te verdrijven. Toen zei hij zachtjes, op iro- nisch-geheimzinnige toon: „Ik ben gekomen, om zoo lang mogelijk te blijven". Vermoedelijk zegt Adolf Hitler hetzelfde, „under his breath". Over den invloed, dien Mussolini in het Italiaansche openbare leven uitoefent, telt Gordon Sinclair ook interessante bijzon derheden: „Tegenwoordig kan men in Italië, wan neer men in een restaurant of in een hotel afgezet wordt, zich direct tot den burge- meseter wenden, en deze zal u wel recht verschaffen. Doet hij dat niet, dan gaat men in tweede instantie naar den gouverneur van de provincie, en als dat ook nog met helpt, kunt gij U direct tot Mussolini zelf wenden. Waarschijnlijk zal Mussolini geen tijd hebben, U zelf te ontvangen, maar in zijn bureau !s er altijd iemand, die U geduldig aanhoort en dan wordt de zaak terstond ge- Jaar is geen sprake van: „Kom morgen eens terug" of „De volgende week". Gij krijgt recht, snel recht en volledig recht. Om de zaak te vergemakkelijken hebben de Fascisten een boek uitgegeven, waarin de prijzen aangegeven staan van iedere kamer in elk hotel in het geheele land. Als de restaurateurs maar een halve kans krijgen, pakken zij U toch. Zij vinden aller lei soort extra's uit. Zoo is het mij gebeurd, dat mijn servet mij extra berekend werd. Maar de gerechtigheid waakt De Fascisten hebben hotel-inspecteurs benoemd en wee! als die inspecteurs wat niet in orde vinden. Tien jaar geleden vertrok geen enkele trein in Italië op tijd. Met den tijd van aan komst was het evenzoo gesteld. Als de trei nen vertrokken of aankwamen, waren zij propvol en smerig. Mussolini riep de chefs van de spoorwegen in zijn bureau samen en hield de volgende kleine rede: „De spoor wegen in Italië zijn de slechtste in heel Europa. Als zij binnen het jaar niet de beste zijn, zal ik de zaak ter hand nemen u allen ontslaan". Zij namen dit niet als ernst op. Maar hij wel. Hij nam de spoorwegen over. Hij ont sloeg 540 ambtenaren op één namiddag. Hij liet de spoorwegen electrificeeren. Hij bezit thans meer electrische spoorwegen, die mijl in een minuut afleggen, dan twee lan den van Europa, welke ook, tezamen. Hij waakt ervoor, dat alle wagens en locomo tieven in Italië zelf gebouwd worden. En deze dragen alle het beeld van den pijlen bundel, djen Mussolini op dien gewichtigen dag in October 1921 gedragen heeft Die bun del zelf bevindt zich in Mussolini's beschei den bureau op de tweede verdieping van het Chigi-paleis, waar Bertha Gibson, zijn blon de secretaresse uit Engeland, voor hem zorgt Miss Gibson denkt, dat Mussolini de grootste man van Europa is en op dat punt valt met haar niet te redeneeren. Zij zegt, dat hij in den oorlog gewoon soldaat was, dat hij ook metselaar geweest is, dat hij uit drie landen verbannen werd wegens zijn radicale in/richten, dat hij het geld voor zijn studie opbracht door allerlei baantjes aan te nemen, dat hij na zijn graad behaald hebben, diezelfde baantjes bleef uitoefe nen, tot hij genoeg geld had opgespaard om een courant uit te geven te Milaan. Deze courant heeft hij nog in Rijn bezit, en hij deelde de winsten met zijn thans overleden broer. Misschien is het heel grappig om iemand over een bananenschil te zien uitglijden. Maar Mussolini dacht er anders over, toen hij pardoes naar beneden viel van de stoep van het paleis Chigi. Hij stond zelf op, met het bekende norsche gezicht dat hij trekt, als hij zich overwerkt heeft, en pakte het kleine meisje beet, dat de bananenschil weg gegooid had. „Wat is dat voor een ding?" vroeg hij. „Een bananenschil, mijnheer, en ik heb er zoo'n spijt van mijnheer!" „Het komt er niet op aan. Je hebt mij op een idee gebracht" Hij draaide zich snel om en ging het pa leis weer binnen. „Juffrouw Gibson, waar krijgen wij de bananen vandaan?" „Van Cuba, Mexico en Zuid-Amerika". Zij keek de cijfers en de statistieken na. Deze wezen aan dat Italië zelf maar weinig bananen voortbracht, doch dat er ieder jaar millioenen en millioenen geïmporteerd wer den. „Dat zullen wq verbieden", zeide Musso lini. „Wij Rullen onze eigen bananen eten of geen bananen. Wij moeten ons zelf voe den". Eens ging hij naar San Remo, om een dag vacantie te nemen. San Remo is een winter- De Duce in marschterme. badplaats aan de Middellandsche Zee, on® geveer op 22 mijl afstand van Monte Carlo, Ln laatstgenoemde plaats betrad de Duce de lange groene zaal van het beroemde Casino. Er waren zeer veel Italianen. Hij zag, hoe zijn landgenooten speelden, en heel wat geld verloren. Dat maakte hem driftig. Iemand moest al dat geld opstrijken. Het ging uit Italië naar een ander land. Hij werd steeds driftiger. Hij verliet het Casino en ging'te rug naar San Remo. Vanuit San Remo telegrafeerde hij, dat het aan alle Italianen verboden moest worden om zonder vergunning het land te verlaten. En niemand kan vergunning krijgen, tenzij voor zaken. Als het in hun bedoeling lag zich in het buitenland te gaan amuseeren, zou Mussolini er wel een >tokje voor steken. Tegenwoordig zijn er geen Italianen meer in Monte Carlo. Gedurende mijn verblijf In Italië, aldus Sinclair, trachtte ik den grooten Baas her haalde malen te interviewen. Maar daar kwam het niet toe. Niet omdat hij te hoog of te machtig was om een verslaggever, waar van hij nog nooit gehoord had, te ontvan gen, maar omdat hij steeds niet op Rijn bu* i was. Den eensten keer kwam ik hem op de trap tegen, toen hij juist van plan was, om een autotochtje te gaan maken met een van zijn vrienden. Hij lachte luidkeels. Hij heeft sterk flikkerende tanden, en al® hij lacht krijgt zijn gezicht een onaangena me uitdrukking. Hij ziet er kleiner uit dan men hem denkt en zijn oogen hebben een guitige uitdruk king. Den volgenden dag was het Zondag en In specteerde hij 50.000 soldaten, die te voet of te paard aan hem voorbij trokken. Uren lang stond hij aandachtig te kijken, terwij! het eene bataljon na het andere hem pas seerde. Tweemaal bood men hem iets te drinken aan. „Ik zal wel drinken, als de mannen ook kunnen drinken", was het ant woord. Toen de parade was afgeloopen, ging hij naar de Umberto-tuinen, waar half Rome verzameld was om hem te hooren spreken. Op zijn teenen staande, op een rose-kleurig platform, sprak hij tot zijn volk over zelf. beheersching: „Zelfbeheersching, controle over U-zelf, dat en niets anders hebt gij noodig. Met zelf controle maakt gij U tot meesters. Wat Reg ik, meesters? Neen, Heerschere, Comman deerenden, Chefs. Zonder zelf-controle zijt gij erbarmelijke slaven". Op dat oogenblik was hij prachtig! Natuur lijk was hij omrmgd door vele mannen, die in alles geheel met hem instemden, maar het geheele publiek, dat daar vergaderd was, werd buiten zichzelf gebracht door het vi sioen van een grooter Italië". Aan het n ringsbureau.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 10