TWFFDF BLAD PAG
BINNENLAND.
Kunt Ge niet slapen?
AKKER.CACHETS
Radio Nieuws.
DE GOD VAI
SI HET GOUD
MAANDAG 30 JANUARI 1933
BRIEVEN UIT DE HOOFDSTAD
UIT DE BRAND MAAR IN DE KOU
Vrijdagmiddag besloot de Raad opnieuw
to' het aangaan van eer geldleening van
10 millioen gulden. Er is geen gevaar, dunkt
ons, dat deze leening cr niet zal ingaan. In
betrekkelijk korten tijd is er weer veel ver
anderd.
Nog maar enkele maanden terug moest
het Rijk ons helpen omdat niemand anders
om zoo te zeggen geld kon krijgen. Nu lee-
nen wij weer tegen redelijke voorwaarden,
elke nieuwe leening vertoonde gunstiger
beeld dan de vorige, en we hebben onze loo-
pende schulden voor een belangrijk deel
kunnen consolideeren. Onze lastige schuld-
eischers hebben wij allen kunnen afdoen.
Als er geen bijzondere dingen gebeuren,
kunnen wij het tot Mei of Juni met onze
gewone inkomsten wel financieren.
Dat is voor het Gemeentebestuur, voor den
Wethouder van Financiën allereerst wel een
gelukwensch waard. Al is een tijd van
schaarschte voor sommige wethouders mis
schien wel eens goed. Maar het is voor heel
de burgerij van beteekenis, dat het crediet
van de stad vlot loopt Al is ontegenzegge
lijk de groote aandrang naan Staats- en
stedelijke leeningen niet enkel een gelukkig
versohijnsol.
We zijn dus wat de ergste geldnood be
tref' uit den brand. Helaas schijnt in een
andere beteekenis de stad nog al „bran
derig". Verschillende malen moest de brand
weer voor een tamelijk hevige brand uit
rukken. De droogte, de felle wind, de sterke
verhitting maken te samen het brandgevaar
grooter. De blussching levert natuurlijk meer
moeilijkheden op dan anders, wijl het voor
naamste blusschingsmateriaaJ niet steeds
vlug te bereiken is.
Want ook onze grachten zitten stijf toege-
vroren. Men heeft nu de ijsbaan niet noodig.
Op de bui ten vaarten, od de singels, zelfs op
het gedeeltelijk ten ondergang gedoemde
Rokin, treft men de krabbelende, klauwende,
glijdende en zwierende Amsterdammers aan.
Hoeveel middagen men al z.g. ijsvacanlie
heeft gegeven weet ik niet, maar het deed
mijn schaatsenrijders hart goed, dat mijn
jongens telkens eens even profiteeren moch
ten van de ijsgelegenheid, die in den regel
zoo kort duurt en zooveel jolijt kan brengen.
Wij ontkennen niet, dat er ook een ande
ren kant aan is. Dat de tamelijk scherpe
koude menigeen al heel ongelegen komt. Als
er niet wordt gewerkt, als de inkomsten ge
ring zijn, het voedsel schraal, de dekking
sober en de kachel maar mondjesmaat kan
worden voorzien, dan is de winter een on
gemakkelijk en gevreesd heer.
Uiteraard zijn er zoo in een groote stad
altoos velen. Maar inzonderheid nu is hun
getal al zeer groot. Voor hen die via crisis
commissie of Maatschappelijke Steun, een
uitkeering ontvangen, geldt wel, dat zij per
week 1 extra krijgen voor brandstoffen,
maar men heeft zeker in dezen tijd iets
meer noodig.'Nu hebben wij wel heel ge
makkelijke weken vooraf gehad, maar ieder
verstaat., dat ook in die weken, de brandstof-
fentoeslag noodig was, zelfs al werd er niet
gestookt-
De Gemeente of liever het Gemeentebe
stuur heeft getracht een beetje te helpen.
Reeds een paar winters wordt tegen ƒ0.05
per portie warm voedsel beschikbaar gesteld
in verschillende schoollokalen. Men be
hoeft niet werkloos te zijn om hiervan ge
bruik te maken, men moet alleen de moeite
doen zich van te voren op te geven. In de
barre koude van 1928/29 is hiervan tamelijk
druk gebruik gemaakt. Volgende winters,
toen het minder koud was, maar matig. En
ook nu is het bezoek niet bepaald groot, al
zal het gelet op de koude de laatste dagen
iets zijn gestegen.
Er lig nu voor den Raad een reclame-
voorstel van de communisten, om ieder, die
dat verlangt in de gelegenheid te stellen, dit
warm voedsel te bekomen. Dit voorstel komt
deze week Jn behandeling. Het sahijnt den
heeren ontgaan te zijn, dat wij reeds drie
jaren lang dezen maatregel toepassen. Maar
met die kleinigheden kunnen ze zich waar
schijnlijk niet ophouden.
Burgemeester »en Wethouders hebben nu
nog een anderen maatregel genomen, nJ, zij
hebben op enkele pleinen en in de nabijheid
van markten, groote vuurpotten geplaatst
Het nut van deze inrichtingen lijkt ons ta
melijk problematiek.
't Gaat er mee als met de oude haarden,
als men er dicht bij zit wordt men van vo
ren geroosterd, terwijl het deel, dat van het
vuur afgewend is, gevaar loopt te bevriezen.
Toch schijnen sommige menscihen er ge
lukkig mee, en marktkooplieden en straat
venters komen graag zich eens even war
men. We zullen dus tegen dezen maatregel
geen bezwaar maken, al meenen wij dat het
nut maar zeer gering is.
Maar er is meer gebeurd. De tweede stem-
peling voor de gesteun den van B. A. is tij
delijk opgeschort- Men heeft van communis
tische zijde daar reeds lang tegen gefulmi
neerd. Waarom is niet zoo heel duidelijk.
Controle moet er zijn. En de werkloozcn
van verschillende kassen, die om zoo te zeg
gen hun eigen geld komen halen, zijn ook
verplicht tweemaal per dag te stempelen.
Eigenaardig is, dat terwijl de vorige week
reeds de maatregel is toegepast en de com:
munisten dit ook hadden kunnen lezen, zij
een voorstel hebben gedaan dat deze week
aan de orde komt, waarin het opheffen van
de tweede stempeling wordt gevraagd. De
reclame scheen dit overbodige voorstel nog
noodig te maken.
Ten slotte hebben B. en W. met den mi
nister telegrafisch onderhandeld over ver
hooging van den brandstoffentoeslag. En met
die zaak wordt nog al reclame gemaakt,
ons kan dit het minst van al bekoren.
De zaak zelf verstaan wij wel. Ze lijkt
ons verdedigbaar Maar de reclame-achtige
wijze waarop blijkbaar van soc.-democrati-
sciie zijde, deze kwesties worden behandeld,
lijken ons toch voor het Gemeentebestuur
van de Hoofdstad, op zijn beurt en terrein
ook Overheid, niet aanbevelenswaardig en
niet verdedigbaar.
AREND VAN AMSTEL
AFLOSSING NEDERL. INDISCHE
STERLING LEENINGEN
Ingediend bij de Tweede Kamer is een
wetsontwerp tot aflossing van de Ned. In
dische sterling-leeningen.
Bij de bekende contracten met de Neder
landsche bank en do Javasche bank heeft
de minister van koloniën ten behoeve van
den aflossingsdienst der beide bovengenoem
de leeningen van die banken ponden ster
ling overgenomen tot een bedrag van ten
hoogste 10.764.000 tegen een prijs, welke
niet hooger zou zijn dan f9,45 en niet lager
dan f9,25 per pond sterling
Bij de wet van 25 Juli 1932 is daarop de
minister van financiën gemachtigd om kan
den minister van koloniën een afzonderlijk
crediet te openen, ten einde in 1933 of
daarna de betaling van de aldus ver
kregen ponden sterling mogelijk te maken.
Bovendien werd bij die wet machtiging ver
leend om voor de financiering van bedoeld
crediet schatkistpapier ten laste van het rijk
uit te geven of te beleenen.
De thans 'ingediende wetsvoordracht
heeft ten doel, de wet van 25 Juli 1932 in
dien zin te wijzigen, dat do minister van
financien mede schatkistpapier ten laste van
het rijk zal kunnen afgeven om tot onder
pand te strekken van een door den minis
ter van koloniën bij de Nederlandsche bank
en de Javasche bank te sluiten beleening in
verband met de aflossing van genoemde lee
ningen. Daarenboven zal deze wetswijziging
het mogelijk maken, het in het eprste lid
van art. 1 der wet van 25 Juli 1932 bedoeld
crediet mede te doen dienstbaar zijn aan de
aflossing van de schuld van Nederlandsch-
Indië bij de circulatiekosten.
De minister van koloniën is. onder voorbe
houd van bekrachtiging van het wetsvoor
stel, met de circulatiebanken overeengeko
men, dat deze Nederlandsch-Indië in staat
zullen stellen, de van de- banken gekochte
ponden sterling af te nemen tegen den
laagst overeengekomen koers van f9.25, ten
einde daarmede reeds in 1933 het eerste jaar
waarin ditmogelijk zal zijn tot algeheele
aflossing van de Nederlandsch-Indische pon-
denlecningen te kunnen overgaan.
De hiervoor benoouigde gelden zullen
door de banken, ieder voor haar aandeel in
de vorige transactie, aan Nederlandsch-
Indië in leen worden verstrekt op onder
pand van schatkist.papier van het rijk tegen
een rente van 3Y2 pet 's jaars, terwijl deze
schuld in ten hoogste 29 jaar zal worden
afgelost
In wezen komt deze transactie derhalve
neer op een conversie van de 5 pet en 6 pet
rente dragende pondensohuld van hot land
in een guldensleening van een rentetype
van 3x/-> pet Ten einde het land voor een
met verdere daling van den pondenkoers
verband houdend risico te vrijwaren, bevat
ten de overeenkomsten de bepaling, dat
nimmer meer rente zal behoeven te worden
betaald, dan verschuldigd zou zijn geweest,
indien de beide Indische ponden-leeningen
niet waren afgelost
BOND ..HEEMSCHUT'*
EEN TENTOONSTELLING TE
AMSTERDAM.
Het Alg. Bestuur van den Bond Heem
schut heeft besloten, om in Sept.-Oct. a.s,
te Amsterdam een tentoonstelling te hou
den. Op deze tentoonsteling zal „Heemschut"
in velerlei vorm demonstreeren wat reeds
verloren ging, wat bedreigd wordt en boven
al wat voor ondergang behoed werd van de
gebouwen, grachten, molens, landschappen
en stedeschoon, waaraan ons land zoo over-
rijk is, wat het Adviesbureau van „Heem
schut" heeft gedaan, de tegenstelling tus-
fichen goede en slechte restauratie van ge
bouwen, van goede en slechte ontginnin
gen, verfraaiing van het landschap door
goede wegenaanleg en beplanting enz.
„Heemschut" verwacht voor de tentoon
stelling de medewerking van België, Zuid-
Af rika. Zweden, Noorwegen, Denemarken
en Finland.
Bovendien zal in aansluiting met het Ko
loniaal Museum getoond worden wat er ui
Ned.-Indië op dit gebied geschiedt.
Een commissie, waarvan de heer J. R.
Koning. Middenweg 72, Amsterdam, gedele
geerd lid is. zal de leiding van de tentoon
stelling op zich nemen.
DE MAASTRICHTSCHE NOODBRUG IN GEVAAR
NIEUWS VAN DE R.A.I.
TIJDELIJKE INVOER
BEPERKINGEN
Gedurende het tijdvak van 1 Februari '33
tot 1 Februari 1934 is de invoer uit ieder
land verboden van bovenkleeding en onder-
kleeding. gebreid of uit tricotstof vervaar
digd, zonder rubber, andere dan kousen of
sokken, voor zoover deze meer bedraagt dan
75 ten honderd van de waarde van hetgeen
gemiddeld in de jaren 1929, 1930 en 1931 van
die goederen uit dat land is ingevoerd.
Voorts wordt de tijdelijke beperking van
den invoer van bovenkleeding voortgezet
Bepaald is:
Gedurende het tijdvak van 1 Februari 1933
tot 1 Februari 1934 is de invoer uit ieder
land verboden van:
a bovenkleeding voor mannen en jongens,
geen gebreide en tricotgoederen en niet van
weefsels met rubber, voor zoover deze meer
bedraagt dan 62.5 ten honderd van de
waarde van hetgeen gemiddeld in de jaren
1929, 1930 en 1931 van dde goederen uit dat
land is ingevoerd;
b. bovenkleeding voor vrouwen, meisjes
en kleine kinderen, geen gebreide of tricot
goederen en niet van weefsels met ru/bber,
voor zoover deze meer bedraagt dan 70 ten
honderd van de waarde van hetgeen gemid
deld in de jaren 1929, 1930 en 1931 van die
goederen uit dat land is ingevoerd;
c bovenkleeding voor mannen en jongens,
vrouwen meisjes en kleine kinderen, ver
vaardigd van weefsels met rubber, voor
zoover deze meer bedraagt dan 75 ten hon
derd van de Waarde van hetgeen gemiddeld
in de jaren 1930 en 1931 van die goederen
uit dat land is ingevoerd.
Tenslotte wordt de tijdelijke beperking
van den invoer van wollen en halfwollen
stoffen verlengd:
Gedurende het tijdvak van 1 Februari 1933
tot 1 Februari 1934 is de invoer uit ieder
land verboden van manufacturen, stoffen
en weefsels van wol of hatfwol, voor zoo
ver deze meer bedraagt dan 65 ten honderd
van de waarde van hetgeen gemiddeld in
de jaren 1929, 1930 en 1931 van die goede
ren uit dat land is ingevoerd.
INVOERVERGUNNINGEN
VERLENGDE GELDIGHEID.
In verband met de moeilijkheden, welke
het goederenverkeer per scheepsgelegenheid
tengevolge van de vorst ondervindt, is be
paald, dat de invoervergunningen, welke op
1 Februari vervallen, aslnog gebruikt kun
nen worden voor die goederen, waarvan on-
omstootelijk vast staat, dat zij op 31 Januari
1933 de Nederlandsche grens per" scheeps
gelegenheid zijn gepasseerd.
STAATK. GEREF. PARTIJ
STATENXHING DEN HAAG.
Te 's-Gravenhage is uit de kiesvereeni-
ging te 's-Gravenhage, Loosduinen en Sche-
veningen van de Staatk. Geref. Partij een
Statenkring Den Haag van deze partij op
gericht. Tot leden van het bestuur van den
Statenkring werden gekozen de heeren J.
P. v. d. Haagen, voorzitter; M. Weststrate
te Loosduinen, secretaris; J. Pronk te Sche-
veningen, penningmeester; N. C. Nieuwland
In Den Haag en M. H. v. d. Meulen te Sche-
veningen.
Neem dan voor 'l naar bed gaan,
eens xoo'n "AKKERTJE" en slaap
heerlijk rustig en fijn door die
VERDRAAIING DER FEITEN
Onder dezen titel geeft het Stk. Geref.
Dagblad „De Banier" een uitvoerige tegen
spraak op ons bericht inzake de houding van
den Stk. Geref. wethouder te Arnemui-
den.
Volgens De Banier had deze wethouder in
een vorige Raadsvergadering een voorstel
ingediend om de politie verordening zóóda
nig te wijzigen, dat de café's op Zondag
zouden gesloten worden. Dit voorstel werd
verworpen. Ertegen stemde ook een A R-
raadslid. Deswege wordt hij door De Banier
beschuldigd van voorstander te zijn van
„een halve heiliging"
Met zujk een houding kon de Stk. Geref.
wethouder niet meegaan en daarom stem
de hij ia de volgende vergadering tegen
het A. R.-voorstel om op Zondag muziek in
de café's te verbieden.
De lezers zoo eindigt minzaam het
Banier-artikel zullen dus goed doen om
al dergelijke berichten in A. R. bladen niet
klakkeloos aan te nemen.
Dezelfde vrijheid permitteeren wij ons ten
aanzien van het geschrijf in „De Banier".
Want wat is ons na informatie ter plaatse
gebleken?
In October 1931 is aan de orde geweest
een voorstel om de café's op Zondag te slui
ten. En daar hebben de beide A. R.
raadsleden vóór gestemd.
Het voorstel van den S. G. P. wethouder in
de voorlaatste vergadering hield wel dege
lijk in zooals wij in ons eerste bericht
meldden een verbod van muziek in de
café's op alle dagen (Zon- en werkdagen).
Ddér hebben de A. R.-leden om verschillen
de redenen tegen gestemd.
Daarop is gevolgd een A. R. voorstel om
de muziek in de café's op Zon- en feest
dagen te verbieden. Ieder, die ter plaatse
bekend is, weet, dat het juist de dansmu
ziek op Zon- en feestdagen is, die zulk een
herrie en janboel in de gemeente veroor
zaakt Voor dit voorstel had toch zeker een
S.G.P-er dienen te stemmen. Maar niet al-
zoo. Hij stemde tegen!
Deze houding .heeft De Banier pogen goed
te praten. Maar op zulk een manier, dat wij
het kopje boven haar artikel ook boven het
onze meenen te mogen plaatsen.
Staatk. Geref beginsel en practijk schij
nen elkaar niet overal te dekken. Men doet
beter dit te erkennen dan de waarheid ge
weld aan te doen.
GEORGANISEERD OVERLEG
BIJ DEFENSIE.
De heer J. J. Beyerman is, op diens
verzoek eervol ontheven van het ondervoor
zitterschap der Bijzondere Commissie voor
Georganiseerd Overleg bij Defensie. In zijn
plaats is benoemd de heer Mr. A. IL Ka-
merlingh Onnes.
DIASDAG 31 JANUARI.
Huizen. (296 M.) K.R.O. 8 00 Morgenconceret
10.00 Gramofoon. 12 15 Het K.R.O. Sextet
2.00 Mlddeni
Gramofoon. 8.00 Gramofoon.
8.30 Landbouwcrisis en crlslssteun. ..De ciisla
xulvelwet". 9.00 Het KRO-orkest. 9.20
Vaz Dias 9.30 Cello-recital 9.50 Solisten-
concert 14.15 Gramofoon
Hilversum. (1875 M.) A.V.R.O. 8.01 Gramo
foon. 10.01 Morgenwijding. 10 15 Gramo
foon. 12.01 Orkest. 2.15 Gramofoon.
S.00 Knipcursus. 4.00 Viool-recital. 4.30
Radio Kinderkoorzang. 6.00 Verhalen voor
kleinere kinderen. 6.00 Gramofoon. 6.30
Radio Volks-Universiteit. Dr. Chr. W. F. Wln-
ckel. „Welke baten heeft de bevolking van
Kcrt. Indlë aan onze geneeskunde te danken?"
7.00 Cello-recital. 7.30 Engelsche les. 8.<H
Vaz 1 laa 8.08 Concert. 9 00 Voordracht
In Wentiri,sch dialect door Maartje Biernnn.
9.20 Omroeporkest. 9.45 Accordeonmu<i. k.
10HO Oimoepuikest. 10.15 AccordeonmuzMk
10.30 Onii'. eporkest - 31.00 Vaz Dlas. U.US
Omroeporkest 11.30 G-.-*;:?ofoon.
Iruiael (337.8 M.) (Vlaamsch.) 12.20 Gra
mofoon. 1.30 Concert door klein orkest.
5.20 Concert door Radlo-orke-st. 6.50 Gra
mofoon. 8.20 Concert. 10.30 Gramofoon,
1.30 Gramofoon. 2.05 Gr 1
5.20 Concert door Itadio-orkest. 6.35 Gra
mofoon. 8.20 Concert door Radio-orkest.
9.50 Conceit door Radio-orkest. 10.30 Gra
mofoon. 11.00 Gramofoon.
Könlgswusteihausen (1634.9 M.) 5.50
Weerbericht en Ochtendconcert 1.20 Gramo
foonmuzlek i.60 Concert 4.50 Zang 6 20
Prof. Grosche: Katholicisme en Protestantis
me 6.55 Politiek overzicht 7.20 „GÖU
von Berlichlngen" van Goehte
Langenberg (472.4 M.) 11.20 Populair con
cert. 12 20 Concert o.l.v. Wolf. 4.20 Ves
perconcert.
Daventry (1554.4 M.) 12.20 Orgelconcert.—
1.05 Concert. 4.46 Concert. 6.50 De grond
slagen der muziek. 7.40 Concert, 9 40
Concert
Lon den (Reg.) )356 3 M.) 12.20 Concert
2.20 Concert 4.45 Concert. 6.65 Concert,
7.60 Concert 9.20 Concert
P a r s (Radio) (1724 M.) 8.05 Gramofoon.
12.20 Populair concert 7.40 Concert 8.20
UIT DE ANTI-REV. PARTIJ
A.R.J.A.
Bij het secretariraat der A R J A, Johan
Willem Frisostraat 30 Utrecht is bericht in
gekomen van de oprichting van Antirevolu
tionaire Jongerenstudieclubs te Ylst, secre
taris P Woudstra en te Grootegast, secreta
ris M P00L
Van den heer P. van Nes Cz.. Nijkerk, Eind
redacteur van het Geref. Jongelingsblad, en
adviseur der A. R. J. A. ontving het bestuur
der A. R. J. A. het volgende:
Grijp de kans
Voor onze opgroeiende jeugd zijn de mo
derne ideeën in veel opzichten gevaarlijk.
Vooral ten opzichte van het staatkundige
leven worden leeringen verspreid, die de
jeugd heel gemakkelijk op een dwaalspoor
brengen.
Inzonderheid de fascistische meening. dat
de parlementaire periode ziohzelf overieefd
heeft, en daarom de ouderen, die muurvast
zijn vastgeklonken aan het oude systeem,
hoognoodig moeten worden vervangen door
een aantal jonge frissche krachten, die veel
vrijer tegenover het leven „taan, omdat zij
zich niet naar alle kanten gebonden hebben
maakt heel wat jonge geesten van streek.
Het heeft immers zijn bekoring wanneer
de jeugd geroepen wordt tot redding van
den staat.
Evenwel deze zelfoverschatting van de
jeugd is grootendeels een gevolg van gebrek
aan kennis, omdat men niet inziet, wat noo
dig is om aan het staatkundig leven stuur
en leiding te geven.
Een goede wil is daarvoor lang niet vol
doende. Vooral niet, wanneer men ook in het
staatsbeleid rekening wil houden met da
eeuwige beginselen van Gods Woord.
Daarom is voor onze jonge menschen een
werkgemeenschap noodzakelijk, waar men
zich toelegt op de principieele belichting van
het staatsbeleid.
De A.R.J.A. biedt daartoe een goede gele
genheid en de arbeid daar verricht, zal in
de toekomst zeker rijke vruchten dragen,
wanneer men zich altijd weer goed reken
schap geeft van de principieele basis, waar
op onze levensbeschouwing rust. en die ons
ook op het staatkundig terrein niet in het
onzekere laat, maar ons altijd weer de
goede richting wijst.
Grijpt dan de kans U in de A.R.J.A. ge
boden.
Laat uw jeugd, ook op het staatkundig ter
rein, de tijd van uw principieele vorming
zijn, zoodat ge straks welbewust en met
volle overtuiging u schaart achter de vaan
van de Antirevolutionaire Partij
Nijkerk. p. VAN NES Cz.
EEN VERHAAL UIT WEST-AFRIKA
Door A. E. SOUTHON
Kaar het Engelsch bewerkt door
L J. P. B.-V.
(23
Snel en met terneergeslagen blikken,
maakten de mannen, dat te uit het boseh
weg kwamen, dankbaar, dat ze er zóó wa
ren afgekomen Hadden ze slechts vijf mi
nuten kalm nagedacht dan zou er reeds twiJ'
fel gerezen zijn bij hen, over de verdachte
dingen die ze beleefd hadden. Maar zoo
ver kwamen ze niet Kinderlijk, ongeloof
waardig als het hcele geval was, was het
tegelijk volmaakt in overeenstemming met
de folklore van het oerwoud. Naijver- ja-
louzie en misdaad van de goden vormden
een hoofdbestanddeel van de verhalen, die
verteld werden bij de brandende vuren in
den nacht. Dat de eene god goud ontvreem
de van den ander, was iets heel gewoons.
Een diepgaande studie, die Janson gemaakt
had van het volk had hem het juiste woord
laten zeggen. De alleronmogelijkste verha
Hen werden grif geloofd door de inboorlin
gen: het eenvoudige onopgesmukte verhaal
van een god die goed was, vond geen geloof
Eeuwenlange geestelijke duisternis vond
Janson een prachtig middel om zijn doel te
berefken. Kwangu was daarmee erfelijk be
last en hij gehoorzaamde dus onvoorwaar
del ijk.
Toen de laatste man weggegaan was.
leunde Janson tegen een boom en slaak
een zucht van oprechte dankbaarheid. In
derdaad, hij had gehoopt op succes, maar
de uitkomst had hem niet toleurgesteld. On
ophoudelijk had hij het doel dat hij najaag
de, voor oogen gezien. Had hij gefaald dan
■sou dat voor hem een levensmislukking be
teekend hebben. En juist dat had zijn zenu
wen tot het uiterste geprikkeld.
Nu Kwangu verdwenen was- kwam de
reactie. Al zijn zelfvertrouwen en zijn supe
rioriteitsgevoel hadden hem in den steek ge
laten nu. Hij voelde zich verslapt
Onwillekeurig voer er een huivering door
zijn leden. Door zijn brein speelden de wild
ste fantasieën en hij waande zich door
Kwangu ontdekt; hij stelde zich voor, dal
hij tegenover zich vond een vorst die go-
krenkt en beleedigd was, een inboorling
dien hij bedot had in zijn heiligste gevoe
lens Janson meende, dat hij de wreedste
dood zou sterven En toen weer zag hij Stret-
ton voor zich met hebzuchtige kromme vin
gers, die hij om zijn keel dichtkneep. De
wraak van den handelaar vreesde hij nog
meer dan dien van den inboorling. Hij was
op en zijn eenige toevlucht scheen hem ie
whiskyflesch. Eerst nog even aan Koko
denken en dan drinken
Hij liep op de zwarte kist toe, waarop
de maan haar zilveren glanzen uitgoot Leeg
scheen de kist, maar de verloopen Engelsch-
man lichtte een tweede gordijn op en daar
achter vandaan kwam Koko te voorschijn;
met een grijnslaoh op zijn gelaat De truc
was vrij eenvoudig; maar Janson had
haar honderden malen vertoond voor een
verlichte zaal. en het was altijd gelukt. Een
veel listiger persoon dan Kwangu zou er
wel ingeloopen zijn. Hij beduidde zijn hel
per. dat hij nu moest teruggaan naar het
paleis en dat hij niets mooht vertellen, hoe
de zaak zich had toegedragen als hij ten
minste prijs stelde op zelfbehoud. Daarna
ging Janson over tot de whisky, waar hij
zoo naar snakte.
Nu had hij geen haast Het was schitte
rend gelukt, en hij mooht best een voor
schot nemen op zijn succes. Koko's ver
schijning in het paleis zou een nieuwe
schrik teweeg brengen, en zou den vorst
versterken in zijn overtuiging dat de nieu
we god macht had over leven en dood.
Kalmpjes en met langzame teugen liet
Janson de whisky door zijn keef glijden,
tot het uiterst genietend van het geestrijke
vocht. Hij dronk en dronk, tot de flesch
leeg was. En toen tuimelde hij op zij; hij
was alles vergeten; het goud, en de vorst en
de fetisch; hij sliep een dronkemansroes
Op de plank boven zijn hoofd scheen de
huiveringwekkende godheid nog te grijn
zen niet tegen Kwangu, die op dat. mo
ment zijn slaven bevel gaf met zonsopgang
te gaan delven, zoo hard als nimmer te vo
ren, maar tegen dat verloopen sujet daar
aan zijn voeten, die slechts één begeerte
had, de dorst naar het gele goud, waarmee
hij nog meer vloeibaar goud kon kopen, dat
gebotteld was in flessohen met een langen
hals.
HOOFDSTUK IX
Moshala's besluit
Kwangu's palels leek veel op een ver
sterkt kasteel. Vanboven gezien, zou men
zeggen, dat het een kloin dorp was met een
wal er omheen, met een groot open plein
en een paar kleinere er omheen, omgeven
van een rechthoekige wal, te midden waar
van hutten waren gebouwd, die van een
bladerdak voorzien waren. Het had inder
daad veel van een dorp en was, met het
toenemen van Kwangu's rijkdom, geleide
lijk vergroot. Toen hij aan de regeering
kwam, waren er maar één groot en twee
kleinere erven geweest, maar Kwangu hield
er veel vrouwen op na en om daaronder de
vrede te bewaren, had hij het verstandig
geoordeeld voor de later aangekomen apar
te verblijven te bouwen, waarvoor het noo
dig was gefeest, de oorspronkelijke wal-
muur uat te leggen.
Moshala, de oudste zoon en vermoedelijk
troonopvolger, had zijn eigen verblijven irr
het paleis, waar hij huisde met zijn vrouw
Denubi en zijn zoontje Famoyan. In den
nacht, waarop Koko den vorst vergezelde
naar den nieuwen fetisoh, zat Moshala daar
alleen, ten prooi aan ernstige gedachten.
Hij was in ongenade gevallen. Toen hij
teruggekeerd was van zijn eenzame wan
deling na het gesprek, dat hij met Noordaa
gehad had, had hij de boodschap ontvan
gen, dat Kwangu hem beval om in zijn
apartementen te blijven tot hij een beslis
sing genomen zou hebben omtrent de ztraf
dde zou worden toegepast op een konings
zoon, die zijn vader ten aanhooren van "de
opperhoofden, had beleedigd. De prins had
zichzelf al wel gerealiseerd, dat er zoo iets
komen moest, bewust als hij zichzelf was,
schromelijk te hebben gezondigd tegen de
gebruiken en de zeden van zijn land. Doch
nu het bevel afgekomen was, was zijn geest
tot het uiterste gespannen om zich alles
opnieuw in te denken.
Tijdens het gesprek met den zendeling,
had hij zijn halfbroer Twala uit zijn ge
dachten gebannen, maar zoo langzamerhand
kwam hij weer terecht bij den man, die de
eigenlijke oorzaak was geweest van het
heele incident, dat Moshala diep betreur
de. Hij bracht zich in de herinnering meni
ge onaangenaamheid, die hij van Twala in
den loop der jaren had te verduren gehad,
en Moshala kon het niet verkroppen, dat
iemand, dde hij in den grond van zijn hart
minachtte, hem had laten vergeten, wat
zijn plicht was tegenover den vorst Menig
maal had hij dien dag al zijn vuisten ge
bald. belust als hij wlb om wraak te ne
men. Had hij geweten, wat Twala later al
lemaal gelogen had over hem en Denubi,
hij zou voorwaar niet geaarzeld hebben,
andermaal te zondigen tegen de zeden van
zijn volk en hij zou ir. Kwangu's tegen
woordigheid Twala van het leven beroofd
hebben.
Den heelen dag had hij zitten wachten
op een boodschap van den koning om hem
mee te deelen, welke straf hij zou onder
gaan vermoedelijk een verbanning ge
durende een aantal maanden naar een van
dc ver-verwijderde stammen die aan
Kwangu schatplichtig waren. Maar wat er
kwem geen boodschap. In plaats daarvan
hoorde hij een gerucht, wat hem verbaasde.
Het scheen op den adem -van den wind naar
hem toe te komen, want noch hij noch
Denubi hebben ooit kunnen vertellen, van
wien zij het gehoord hadden dat kwan
gu dien nacht het paleis had verlaten.
Het gebeurde slechts bij zeldzame gelegen
heden, dat de vorst uitging, voor zoover
Moshala zich herinneren kon. Bij de komst
van een vorst uit de buurt, of als de gezag
hebber in de stad kwam om te onderhande
len over de vredesvoorwaarden, of zoo iets.
Later had de blanke meester zelf naar het
paleis moeten komen, omdat Kwangu niet
van plan was hem tegemoet te komen. Eu
dat kon het dus ook niet zijn, hoewel Mos
hala wist, dat het halfjaarlijksche bezoek
lang weer uit zou blijven.
Het kon ook niet zijn de komst van een
anderen koning. Want daaraan gingen
vooraf de menigvuldige bezoeken van afge
zanten Daarom zou hij stellig niet onkun
dig gebleven zijn. Om dus achter de waar
heid te komen, stuurde hij Denübi erop af,
om een praatje te maken met een van
Kwangu s meestgeliefde vrouwen; maar die
kwam terug zonder eonig nieuws. De Vrou
wen, die het meest bij den vorst in de pas
stonden, wisten ook van niets, evenmin als
de prins.
(Wordt vervolgd.)'