11
-o 'E Xi Js «o 5 o S» 'Sa i
Uilen en Valken
(Een babbelt e over onderwijs
en opvoeding)
door
J. C. Wirtz Czn.
II.
Een ander tafereeltje. Arie, een jongen van 11 jaar
komt thuis; niet blij. niet opgewekt en moeder be
merkt dit dadelik: daar is ze moeder voor.
„Wel jongen, wat scheelt eraan? Is er weer wat
met het rapport?"
Op de school, waar Arie gaat, een voorbereidings
school voor HBS. en Gym., worden om de drie
maanden rapporten uitgereikt, doch telkens na
twee maanden komt er al een voorlopig rapport
„Ja. moeder! 'k Heb mijn voorlopig rapport bij me
en dat is niet best".
„Laat maar zien". „Wel Jongen, al weer drie on
voldoend'^, wat zal vader daarvan wel zeggen".
„Kan U het niet tekenen, moeder, dan hoeft vader
het niet te zien".
„Neen, jongen! dat gaat niet; ik doe niets achter
vaders rug; hij moet het zien en tekenen. Maar
vader komt van avond pas tegen 9 uur thuis;
maak dan maar dat jij in bed ligt, dan kan ik eerst
met vader er over praten".
Arie heeft die avond geen aansporing nodig om
naar boven te gaan; om half negen ligt hij al op
één oor. Vader komt thuis en moeder zoekt al
naar een gelegenheid om over het rapport te be
ginnen. Zij kent haar man, een beste man, maar
heel driftig. Daarom i6 ze blij, dat Arie er niet bij
is; nu kan zij de eerste stormvlaag opvangen en
morgen is vader wel wat gekalmeerd. Ja, nu moet
ze maar beginnen.
„Arie heeft zijn voorlopig rapport meegebracht".
„Zo, zeker weer niet veel zaaks en waar is de
jongen?"
,41 ij ligt al in bed, t was zijn tijd. Hier is het
rapport".
,,'t Is wat moois: urie onvoldoendes. Zal die jon
gen dan nooit beter zijn best doen?"
„Ach man! hij doet zijn best, maar hij kan nu
eenmaal niet zo vlug leren; we hadden hem nooit
op die school moeten doen; 't was voor hem beter
op een gewone volksschool, waar ze meer rustig
kunnen werken!"
„Ja, natuurlik, jij spreekt altijd de jongen voor.
Maar hij moet toch met zijn 12e jaar naar de H.B.S.
en dat kan niet, als hij niet op een voorbereidings
school is. Maar 'k zal hem morgenochtend wel
eens flink onder handen nemen!"
„Maar, man! je hebt hem al een paar keer een pak
slaag gegeven als hij een slecht rapport had; 't
heeft niet geholpen. Ik heb hem een mooi boek
beloofd, als hij met een rapport zonder onvoldoende
thuis kwam; maar het boek is nog in de winkel,
omdat zo'n rapport niet thuis kwam.
't Is drie aar jaar later.
Moeder heeft na veel strijd de over
winning behaald. Arie is, toen hij dertien jaar
was niet naar de h.B S., maar naar de Ambacht
school gegaan. Het hele jaar door waren do rap
porten goed, soms zelfs best. De leraars zijn te
vreden over hem en in huis is de atmosfeer, die
vroeger altijd geladen was, nu heerlik, gezellig,
rustig. Vader erkent nu ook, dat Arie zeer zeker
van God talenten gekregen heeft, maar niet voor
de abstracte studie en hij hoopt eens te zien, dat
zijn zoon op technics gobiod flink vooruit zal ko
men. Als er visite is en er wordt over de kinderen
gesproken, dan zegt Aric's vader wel eens: „Ja,
goed beschouwd zijn wc allemaal kapitalisten: aan
de een heeft God een kapitaal geschonken be
staande uit een goed stel hersens, ic allerlei kun
nen doordenken, dat zijn de hoofdarbeiders; an
deren hebben een kapitaal in geld en land en moe
ten dat beheren; weer anderen hebben een kapitaal
in hun organisatietalent en nog weer anderen
hebben een groot kapitaal in arbeidskracht Als
ieder nu maar 2orgt, dat zijn kapitaal goed ren
deert, zal het de maatschappij wel goed gaan."
Van alle ouders mogen we verwachten, dat ze
verstandig zullen letten op de aanleg van hun
kinderen, maar van hen, die de Bijbel als Gods
Woord erkennen, geldt dit in dubbele mate. Ook
in dit opzicht denken we aan de bedreiging: „En
die dienstknecht, die geweten heeft de wil zijns
Horen en zich niet bereid, noch naar die wil ge
daan heeft, die zal met vele slagen geslagen ge
worden". (Lukas 1247). En wij allen kunnen
weten, wat hier de weg des Heren is. Wie bet niet
precies weet, moet in Paulus' brief aan de Co-
rinthiërs, het 12e hoofdstuk maar eens overlezen.
In die gemeente wilde ^lijkbaar ook velen iets
doen, waarvoor ze niet bekwaam waren en dus
ook niet geroepen waren. En daar komt Paulus
tegen op, waarbij hij het beeld van het lichaam
gebruikt. Wat hij hier van de gemeente zegt, geldt
ongetwijfeld van heel de maatschappij Ook daar
zijn er, die als het hoofd beschouwd moeten wor
den en die dus moeten studeren om te kunnen be
sturen en regelen. Een moeilik werk, dat lang
niet ieder doen kar. en dat veel zorg meebrengt
Zulke mensen kunnen met Paulus zeggen: „En
daarbij overvalt mij dageliks dan nog de zorg
voor al de gemeenten". Als de handarbeider rus
tig slaapt, hij hebbe dan veel of weinig gegeten,
wijkt de slaap var. hem, die te zorgen heeft voor
velen; van hem, die met het hoofd werkt. Daar
zijn er ook, die vergeleken kunnen worden met
oog of oor. Dat zijn de mensen, die steeds moeten
toezien en goed toeluisteren. De opriohters, de
voorwerkers, de ploegbazen, de meéstcrkncchts, de
chefs de bureau of hoe ze ook moge heten. Ze
hebben niet de zorg voor het geheel, maar wel
voor een onderdeel, moeten daarop goed toezien
en zijn verantwoording schuldig aan het hoofd
Zij zitten altijd als tusschen twee vuren: aan de
ene zijde hun hoofd, hun patroon, en aan de andere
kant degenen, die onder hen gesteld zijn. Dat geeft
ook zorg en moeite en het gaat hem vaak als de
middenman, waarvan De Genestct zegt:
Men krijgt soms als een kwade jongen
Tans klop van d' een en andre kant,
En wordt geduwd en plat gedrongen.
Toch kunnen we die ogen en oren niet missen,
ze doen uitstekend werk evenals als de handen en
voeten. Dat zijn de uitvoerders, de mensen, die in
Rusland als de eigcnlike werkers beschouwd wor
den en die daar dan ook heel rantsoen krijgen,
een meisje van negen jaar, altijd ziek was geweest,
en al zwakker begon te worden Ik kon 't niet aan-
hooren, zonder dat m'n oogen vochtig werden. En
dan moet je zelf een paar gezonde boy's hebben,
die klauteren en springen als eekhoorntjes, en je
bij de dag te slim af worden.
De moeder liet me 'haar zorgenkind zien. Ze lag in
een kamertje beneden, en daar stond ook een
gereedgemaakt wiegje om het nieuwe kindje U
ontvangen. Ik kon wel schreien, toon Nelleke, met
o zoo'n kortademig stemmetje wist uit te brengen
mooi hé.
Stakkertje, dacht ik, en waagde het wat dichter
bij te komen. De moeder liet ons alleen. Daar was
ik dankbaar voor. Ik zou zoo meer aan Nelleke
hebben, en 't was ook niet goed geweest als we
©ver haar gepraat hadden waar ze bij was. Ik bleef
eerst lang op die witte, uitgeteerde handjes kij-#
ken, en liet m'n blik af en toe over haar spits ge
zichtje gaan. Een lief kopje is het, met blauwe
oogjes. Zo keken mij aan, met een glans die ver
wondering wekte. En ik wist dat ze pijn had, dat
iedere behandeling haar zwakker maakte-
Maar het gaat over, zei ze dapper. Als ik maar
eerst dédr ben. En ze stak haar vingertje op, en
volgde dat, met een niet weer te geven blik. En
toen ik daar voorzichtig op inging, vertelde ze in
nig ontroerend „daai woont de Ileere Jezus, en
ik wil er ook graag wonen. Dat mag. Dot staat in
het boek. Hebt u ook zoo'n boek, waar 't in staat?"
Bij dat praten kwamen er vreemd roode blosjes
op haar wange*
372
Heel kort gaf ik 't antwoord, om heen te kunnen
gaan. Ze vroeg flauwtjes nog 'k was al bij de
deur komt u terug? En toen 'k ja geknikt had,
hoorde ik nog: Als 't kindje er is?
De moeder zei me later, we verlangen allemaal.
Maar ik beluisterde door haar woorden heen, een
diep zuchten.
Clnar, begrijp je au wat ik met een moeilijk geval
bedoel? En m'n ernstig plan? Ik heb lang nage
dacht, hoe ik het je schrijven zou. Wil jij in dat
gezin een poosje gaan helpen? Je houdt nog al van
zooiets, en daar je plan had naar ons toe te komen,
om de kerstdagen over te blijven, dacht ik het je
wel te kunnen vragen. Onnoodige reiskosten maak
je er dus niet voor, en moeder wil je voor dit doel
wel afstaan, denk ik. Iets anders hob je immers
niet in uitzicht 'k Zou 't zoo heerlijk vinden, als
je 't deed. Het moedertje heeft 't werkelijk hard
noodig dat ze eens een paar weken flink terzijde
wordt gestaan. Met een enkel woord heb ik daar
al op gezinspeeld togen haar, en ze stemde na
tuurlijk dadelijk toe: ,.Dat is een waar gezegde
mevrouw, maar dat gaat zoo gemakkelijk niet".
Ik heb jouw naam nog niet genoemd Claar, wel
even laton doorschemeren, dat 'k misschien iemand
wist die genegen was, haar voor onbepaalden tijd
te helpen. Jij kunt zoo goed met kinderen omgaan,
en zieke Nelleke steelt vast en zeker je hart.
Schrijf je me zoodra je besloten bent? Ik ga uit
zien naar verblijdend bericht
Je Loek.
(Wordt vervolgd).
lerwijl de ogen en de oren het vaak met half
rantsoen moeten doen. Dat vindt Paulus ook niet
goed, want hij wijst er uitdrukkelik op, dat hoofd,
oog, oor, hand en voet samen het hele lichaam
vormen en dat geen enkel deel kan gemist worden.
De maatschappij, ook onze tegenwoordige maat-,
schappij heeft aan die allen behoefte en allen
doen nuttig werk. Dit laatste wordt door ons ook
wel eens vergeten en toch zegt Paulus: „Ja, veeleer,
de leden, die ons dunken de zwakste des lichaam*
te zijn, die zijn nodig; en die ons dunken dc minst
ecrlike leden des lichaams docr. wij overvloediger
eer aan; en onze onsierlike leden hebben over
vloediger versiering".
Wordt daaraan wel eens gedacht? Stellig niet vol
doende, want dan zou Jan Boezeroen zo niet slo
ven om zijn zoons een baantje te bezorgen, waar
die een boordje kunnen dragen; dan zou de onder
wijzer niet alles op 't spel zetten om var zijn zoon
een dominé te maken, dan zou de jacht op baan-
tejs, waarin men geëerd wordt, niet zo groot zijn.
*k Hob er niets op tegen, dat men de leider van.
een politieke partij telkens als hij optreedt 's Ho
ren zegen toezingt; maar waarom doet men dit dan
ook niet de man, die dag en nacht gesjouwd heeft
om de organisatie zo volmaakt mogelik te ma
ken? 'k Gun de predikanten gaarne hun jubilea,
als ze niet te vaak komen, mits men ook de kos
ters die eer bewijst als ze een bepaalde tijd h<un
nederig, doch zeer noodzakelik werk hebben ver
richt. 'k Wil graag meejuichen, als de burgemees
ter jubileert, maar gaan we dan ook eens naar
de putjesschepper als deze 25 jaar dat buitenge
woon nuttig cn noodzakelik werk verricht heeft?
Dan alleen zijn we Paulinics, dan alleen zijn we
echte Bijbclmensen, daders des woords en niet
alleen hoorders.
Ten slotte nog één vraag: ouders, die uw kinderen
stuurt naar H.B.S., Gym of Kweekschool, hebt go
daarbij uitsluitend het belang, het welzijn van
uw kinderen op het oog, of is er ook nog een beet
je eerzucht bij om later te kunnen zeggen: „Kijk
die dominé, die odvokaat, die dat en dat" is m ij n
zoon? 't Zou geen wonder zijn, als het zo was.
In de berijming van het gebed des Heren staat zo
nadrukkelik:
„Hier komt nog vlees en wereld bij",
welnu, bid dan ook de regel, die er op volgt:
Ai, sterk ons dan en maak ons vrij".
Ja, vrijgemaakt moeten we worden van alle zelf
zucht, van al het mensenbehagen om te komen tot
de waaraolitige vreze Gods. Dan zullen we ook onze
kinderen liefhebben, niet met kalverliefde, maar
met goddelike opvoedkundige liefde. En dan zijn
we tevreden, als ze opgroeien: hetzij als zeer nut
tige uilen of als minder nuttige, maar dan toch
soherpziende valken, al naar God het wil.
Fridtjof Nansen
Jan letswaart
Deze sterke Noorderling, één der allergrootste
Noorschc geesten die er ooit geweest zijn, is wel
op wonderlijke wijze geleid op al zijn wegen, tot
hij plotseling voelde dat de dood kwam, toen zijn
hart zacht en pijnloos ophield met kloppen, toen
hij buiten zat in de zon, op de veranda, genietend
van zijn bloeiende tuin.
Wat weten wij over het algemeen van de men-
schen? Voordat ik dit boek las, wist ik dat Nansen
JVa de expeditie.
Fridtjof en Eva op Codthaab.
oen poolreiziger was geweest, en dat hij gestorven
was zooals alle mcnschcn. En nu ik dit bock heb
gelezen, is er iets veranderd in me. Het leven
van Nansen heeft plotseling mijn blik verwijd.
Nansen was één van die onrustigen, die overal
heengeroepen worden. Hij was een geleerde en
tegelijkertijd een practisch mensch. Hij was een
kind en een heel sterk man. Zijn loven is zoo rijk
geweest. Hij is na zijn schoolopleiding gaan stu-
dccren in de zoölogie; hierna werd "hij geroepen
door de natuur. Hij wordt onderzoeker; het begint
met een kleine tocht; dan gaat hij met een schip
naar de Noordpool; als poolonderzoekcr is hij de
baanbreker cn grootste aller tijden geweest. Ont
dekkingen zijn altijd, door alle eeuwen heen, van
groot belang voor de heele wereld geweest. Nansen
was ook geen plezierreiziger. Doelbewust zocht hij
het onbekende, omdat hij wist dat het veel belang
rijke dingen over bodemgesteldheid, dierenleven,
temperatuur en nog veel andere dingen meer, zou
openbaren. Elke ontdekkingstocht heeft de wereld
rijker gemaakt. En dit vooral moeten we in Nan
sen zien, dat hij zijn roeping ten opzichte van do
mcnschheid heeft begrepen en gevolgd.
Na zijn pooltocht helpt hij een tijd lang zijn volk,
zijn land Noorwegen, dat in groote moeilijkheden
verkeede. Ook hier heeft hij voor honderdduizenden
gezorgd. Ook hier was hem niets te veel. En
ten slotte werd hij voor de wereldpolitiek de barm
hartige Samaritaan in den wereldoorlog.
Nansen was niet wat wij noemen een Christen;
maar hij was één van die wercldlingen, die God
uitkiest om hen veel goeds te laten doen.
Nansen is naast Albert Schweitzer één van die
grooten, die God riep, om als barmhartige Sama
ritanen door de wereld te gaan. I-Iij is ons, Christe
nen, een voorbeeld cn een heel groot. Want het
Christendom legt ons een zware roeping op in deze
wereld: Onzen naaste lief te hebben als onszelvcn.
Nansen heeft misschien nooit geweten, dat God dit
altijd van hem gewild heeft.
Fridtjof Nansen was een stille getuige van naas
tenliefde.
Fridtojfs vader was een krachtig en .goed mensch.
Jong al heeft Fridtjof de kracht en wil van zijn
karakter moeten voelen. Maar deze vader was in
wezen een zacht mensch. Als Fridtjof op reis is,
schrijft de vader aan zijn zoon: „Ik schrijf je
deze regels, om je iets mede te deelen, waar ie
zeker geen idee van hebt. Ik verlang verschrik
kelijk naar je en het gemis wordt met den dag
grooter". En de 22-jarige Fridtjof schrijft zijn
vader deze kinderlijke woorden in een Kerstbrief:
„Eindelijk kwam dan het oogenblik, dat vader de
kaarsjes aan ging steken. Je hart begon te klop
pen en te bonzen, totda' plotseling dc deuren
geopend werden en al de kaarsjes ons verwel
komden. Dan hijgden we van louter vreugde. Ik
zal deze Kerstavonden nooit vergeten!" En deze
jongen, die toen al op de IJszee zwierf, dit kind,
dat al zeeleeuwen ging vangen, had thuis een
sterke en goede moeder zooals alle moeders van
groote mannen sterk en goed zijn geweest. Zij heeft
haar jongen, die in October 1861 geboren werd,
een heel sobere cn eenvoudige jeugd gegeven. Zelf
deed ze al het werk. Deze Adelaide Wedel heeft
haar kind sterk gemaakt. We moeten ons Nansen
vooral niet als een geleerde voorstellen. Hij was
buitengewoon lang (zes voet), slank en lenig, was
soepel en veerkrachtig in zijn bewegingen. Liefst
liep hij in sportkleeren; een nauw sluitend pak;
een jas gebruikte hij nooit Hij was een zuiver
Gormaansch type, met zijn blond haar en lichte
huid. Zijn oogen waren blauwgrijs; nu eens staal
hard, dan weer helder cn stralend of gesluierd en
droomerig; soms zacht cn vriendelijk, als hij
met kinderen sprak.
Hij zocht nooit vrienden; maar ieder die hem ont
moette hield van hem.
Iri zijn jeugd leefde hij op een prachtige boerderij.
Hier heeft hij de natuur leeren liefhebben en de
roep verstaan, die hem later naar de eenzaamheid
van de pool riep.
Hier leerde hij de natuur kennen als het object
voor zijn studie, 't welk heel zijn leven de bron
is gobloven, waaruit hij nieuwe levenskracht putte.
Hij leerde al jong schaatsenrijden, skiloopcn, vis-
schcn en jagen. Geen Kanaal-zwemmer heeft
mooier gezwommen dan Nansen in de IJszee achter
de wegdrijvende Kajaks1) aan.
In deze sportuitingen heeft hij al jong het begrip:
„de hoogste vorm van naastenliefde", uitgedragen,
't welk hem later, als vredevorst van den Volken
bond, zoo groote wereldnaam heeft gegeven. Hij
studeerde, na zijn eerste opleiding, zoölogie aan
de univensiteit.
Kennis omtrent de dieren had hij al veel opgedaan.
Als student ging hij mee op de zeehondenvangst
Heel interessante dingen hierover worden in dit
boek uitgebreid verteld.
Ook ijsbeeren heeft hij al heel jong nagezeten
op deze tochten. Hierna heeft dc IJszee voor goed
met heel de lokkende macht van haar kracht en
wildheid, van haar raadselen cn opgaven, zich van
zijn geest en verlangen meester gemaakt. Profes
sor Collctt had veel vertrouwen in den jongen,
20-jarigcn zoöloog. Nansen werd op een laborato
rium geplaatst, waar zijn onderzoekingen zoo in
het oog liepen, dat groote mannen met zorg zagen,
dat hij zijn laboratorium verliet om poolonderzoe-
ker te worden.
Dit wetenschappelijk werk heeft hij in Bergen ge
presteerd; van 1S85 af heeft hij gepubliceerd; voor
al veel over weekdieren, schaaldieren en visschen.
Ook te Napels, waarheen hij reisde in het voorjaar
van 1880, heeft hij gewerkt op een biologisch sta
tion. Na dit leven kwam de voorbereiding voor zijn
pooltochten. Vooral nu ondervond Nansen de waar
de van zijn geoefendheid in sporttakken als ski
loopcn, jagen en visschcn. Zijn voorgangers op het
gebied van de pooltochten waren alle tekort ge
schoten. Hij slaagde met zijn kennis en ijzere vol
harding; na veel tegenwerking zette hij zijn plan
door, een ski-tocht dwans door Groenland, over
het landijs van Oost naar West, te maken. En
hij was de eerste die dit land betrad en het geheel
doorzocht in 1888.
Een klein aantal helpers meldde zich om deze
tocht mee te maken. Prachtige hcschrijvingen over
den toch zijn te vinden in dit boek. Toen hij terug
kwam in Kopenhagen was hij een gevierd man. Zijn
helpers hadden hem lief gekregen. Een heel inte
ressant hoofdstu.t is in dit boek „De Ijstijd". De
inhoud ervan bevat de wetenschappelijke gege
vens die Nansen door deze tocht kon verzame
len. Kort daarop verlooft Nansen zich met Eva
Sare, een kunstenares, een vrouw die heerlijk
kon zingen.
Dan trouwt hij. H«el geestige passages volgen
nu over hun eerste huwelijkstijd; dit boek is
toch vol van interessante cn goede dingen. Het
gttft naast allerlei wetenschappelijke belangrijk
heden een zuiverheid van leven en humor die
ons steeds meer met een soort warme voldoe
ning vervullen.
Het is goed zulk een boek in je handen te hcB-
ben. Het te bekijken cn dan weer door te lezen,
met al z'n geheimzinnigheden en Noorsche
kracht Nu wordt de voorbereiding voor de
groote tocht gemaakt. Het schip „De Fram
loopt van stapel, 26 October 1892. Het is vol
liefde cn toewijding gebouwd. Nansen spreekt
d6 duizenden toe. Op St Jan vertrekt het schip
in 't jaar 1893. Nansen snikt het uit als ze hem
voor 't laatst z'n kleine dochtertje Lio in zijn ar
men «even. Haastig paai hij aan boord, groet
niemand, en ijlt naar de commandobrug om he»
bevel tot vertrek te geven. Een kleine groep
inenschcn gaat op weg naar den Noordpool, een
onbekend gebied, dat al vele mcnschcnlevens
beeft vastgehouden. Wat verbergt de toekomst
voor hen?
Naar aanleiding van het bock „Fridtjor Nansen
Sage", door Jon Sö.-cnscn; vertaling van Agnes
Röntgen. D. A. Daamcn, den Ilaag.
Een soort kano.
(Wordt vervolgd).
De eerste „dierentuinen"
Wat het zien van dieren uit andere werelddeelen
enkele eeuwen geleden voor de Europeanen moet
beteekend hebben, is voor ons moeilijk meer na te
gaan. Een uitheemsch dier was voor hen duizend
maal verrassender cn belangwekkender dan voor
ons, die immers onze Artis en diergaarden heb
ben. Het valt dan uok niet te verwonderen, da*
b.v. de wilde dieren, die Luyken graveerde, vaak
een allerzonderlingst voorkomen hebben im
mers, hij had ze nimmer gczienl Toch haalden
Vondel en andere dichters de wilde dieren gaarne
als voorbeeld, of alleen maar als beeld, aan.
Natuurlijk sloegen ze gewoonlijk de plank mi«>
of overdreven ontzettend. Men bedenke, dat de
leeuw, de tijger of de olifant hen even vreemd
waren als de Grieksche en Romeinschc goden, die
ze overal, waar het maar eenigszins kon of ook
niet kon, te pas brachten!
De olifant, die Karei do Groote als een kostbaar
geschenk van Haroen al Rashid ontving, was
sort Hannibal's dagen niet meer in Europa gezien.
Paus Leo X had er een van den koning van Por
tugal gekregen, en in 1443 werd een Indische oli
fant als een ongehoord wonder in Frankfort op de
kennis rondgeleid. Vijftien jaar later vereerde de
stad Neurenberg den Aartsbisschop van Mainz
als een kostelijk geschenk een papegaai. Tegen 't
eind der 15c eeuw werden in Amsterdam voor de
eerste maal leeuwen openlijk ten toon gesteld.
Dinna van Poitiïers, een dame uit de omgeving van
Hendrik II, kreeg van de stad Lion een tamme
leeuw cadeau, die bij haar mythologische herders-
en hcrderinnespelen tusschen herten en reeën aan
een zijden streng werd rondgevoerd!
In hel jaar 1513 ontving de koning van Portugal
een Indische neushoorn ten geschenke! Niemand
minder dan Albrecht Dürer heeft deze dikhuid in
een teekening voor ons vastgelegd. Hij zag hem
echter niet zelf. Een schets van het dier werd
hem uit Lissabon toegezonden. Eerst 200 jaar later
werd deze eerste rhinoceros die in Europa voet
aan wal zette door een tweede gevolgd, en toen in
1750 in Parijs het derde exemplaar vertoond werd,
baarde het zooveel opzien, dat het in een gedicht
van tien gezangen verheerlijkt werd en een mode
er naar vernoemd werd. Ook^.de Giraf werd, toen
ze in 1827 na eeuwen weer eens in Europa kwam,
een modedier: de dames staken, „k la girafe", het
haar in lange toeten boven op den schedel op.
Ze hebben er met deze „voelhorens" bespottelijk
uitgezien.
Uit dc kijklust, welke deze enkele „wonderdieren"
verwekten, ontstonden langzamerhand de mena
gerieën waarmee kermisreizigers het land afreis
den. Uit deze menagerieën zijn ten slotte onzd
prachtige dierentuinen gegroeid.
Nansens studeerkamer.
373