11 -o 'E Xi Js «o 5 o S» 'Sa i Uilen en Valken (Een babbelt e over onderwijs en opvoeding) door J. C. Wirtz Czn. II. Een ander tafereeltje. Arie, een jongen van 11 jaar komt thuis; niet blij. niet opgewekt en moeder be merkt dit dadelik: daar is ze moeder voor. „Wel jongen, wat scheelt eraan? Is er weer wat met het rapport?" Op de school, waar Arie gaat, een voorbereidings school voor HBS. en Gym., worden om de drie maanden rapporten uitgereikt, doch telkens na twee maanden komt er al een voorlopig rapport „Ja. moeder! 'k Heb mijn voorlopig rapport bij me en dat is niet best". „Laat maar zien". „Wel Jongen, al weer drie on voldoend'^, wat zal vader daarvan wel zeggen". „Kan U het niet tekenen, moeder, dan hoeft vader het niet te zien". „Neen, jongen! dat gaat niet; ik doe niets achter vaders rug; hij moet het zien en tekenen. Maar vader komt van avond pas tegen 9 uur thuis; maak dan maar dat jij in bed ligt, dan kan ik eerst met vader er over praten". Arie heeft die avond geen aansporing nodig om naar boven te gaan; om half negen ligt hij al op één oor. Vader komt thuis en moeder zoekt al naar een gelegenheid om over het rapport te be ginnen. Zij kent haar man, een beste man, maar heel driftig. Daarom i6 ze blij, dat Arie er niet bij is; nu kan zij de eerste stormvlaag opvangen en morgen is vader wel wat gekalmeerd. Ja, nu moet ze maar beginnen. „Arie heeft zijn voorlopig rapport meegebracht". „Zo, zeker weer niet veel zaaks en waar is de jongen?" ,41 ij ligt al in bed, t was zijn tijd. Hier is het rapport". ,,'t Is wat moois: urie onvoldoendes. Zal die jon gen dan nooit beter zijn best doen?" „Ach man! hij doet zijn best, maar hij kan nu eenmaal niet zo vlug leren; we hadden hem nooit op die school moeten doen; 't was voor hem beter op een gewone volksschool, waar ze meer rustig kunnen werken!" „Ja, natuurlik, jij spreekt altijd de jongen voor. Maar hij moet toch met zijn 12e jaar naar de H.B.S. en dat kan niet, als hij niet op een voorbereidings school is. Maar 'k zal hem morgenochtend wel eens flink onder handen nemen!" „Maar, man! je hebt hem al een paar keer een pak slaag gegeven als hij een slecht rapport had; 't heeft niet geholpen. Ik heb hem een mooi boek beloofd, als hij met een rapport zonder onvoldoende thuis kwam; maar het boek is nog in de winkel, omdat zo'n rapport niet thuis kwam. 't Is drie aar jaar later. Moeder heeft na veel strijd de over winning behaald. Arie is, toen hij dertien jaar was niet naar de h.B S., maar naar de Ambacht school gegaan. Het hele jaar door waren do rap porten goed, soms zelfs best. De leraars zijn te vreden over hem en in huis is de atmosfeer, die vroeger altijd geladen was, nu heerlik, gezellig, rustig. Vader erkent nu ook, dat Arie zeer zeker van God talenten gekregen heeft, maar niet voor de abstracte studie en hij hoopt eens te zien, dat zijn zoon op technics gobiod flink vooruit zal ko men. Als er visite is en er wordt over de kinderen gesproken, dan zegt Aric's vader wel eens: „Ja, goed beschouwd zijn wc allemaal kapitalisten: aan de een heeft God een kapitaal geschonken be staande uit een goed stel hersens, ic allerlei kun nen doordenken, dat zijn de hoofdarbeiders; an deren hebben een kapitaal in geld en land en moe ten dat beheren; weer anderen hebben een kapitaal in hun organisatietalent en nog weer anderen hebben een groot kapitaal in arbeidskracht Als ieder nu maar 2orgt, dat zijn kapitaal goed ren deert, zal het de maatschappij wel goed gaan." Van alle ouders mogen we verwachten, dat ze verstandig zullen letten op de aanleg van hun kinderen, maar van hen, die de Bijbel als Gods Woord erkennen, geldt dit in dubbele mate. Ook in dit opzicht denken we aan de bedreiging: „En die dienstknecht, die geweten heeft de wil zijns Horen en zich niet bereid, noch naar die wil ge daan heeft, die zal met vele slagen geslagen ge worden". (Lukas 1247). En wij allen kunnen weten, wat hier de weg des Heren is. Wie bet niet precies weet, moet in Paulus' brief aan de Co- rinthiërs, het 12e hoofdstuk maar eens overlezen. In die gemeente wilde ^lijkbaar ook velen iets doen, waarvoor ze niet bekwaam waren en dus ook niet geroepen waren. En daar komt Paulus tegen op, waarbij hij het beeld van het lichaam gebruikt. Wat hij hier van de gemeente zegt, geldt ongetwijfeld van heel de maatschappij Ook daar zijn er, die als het hoofd beschouwd moeten wor den en die dus moeten studeren om te kunnen be sturen en regelen. Een moeilik werk, dat lang niet ieder doen kar. en dat veel zorg meebrengt Zulke mensen kunnen met Paulus zeggen: „En daarbij overvalt mij dageliks dan nog de zorg voor al de gemeenten". Als de handarbeider rus tig slaapt, hij hebbe dan veel of weinig gegeten, wijkt de slaap var. hem, die te zorgen heeft voor velen; van hem, die met het hoofd werkt. Daar zijn er ook, die vergeleken kunnen worden met oog of oor. Dat zijn de mensen, die steeds moeten toezien en goed toeluisteren. De opriohters, de voorwerkers, de ploegbazen, de meéstcrkncchts, de chefs de bureau of hoe ze ook moge heten. Ze hebben niet de zorg voor het geheel, maar wel voor een onderdeel, moeten daarop goed toezien en zijn verantwoording schuldig aan het hoofd Zij zitten altijd als tusschen twee vuren: aan de ene zijde hun hoofd, hun patroon, en aan de andere kant degenen, die onder hen gesteld zijn. Dat geeft ook zorg en moeite en het gaat hem vaak als de middenman, waarvan De Genestct zegt: Men krijgt soms als een kwade jongen Tans klop van d' een en andre kant, En wordt geduwd en plat gedrongen. Toch kunnen we die ogen en oren niet missen, ze doen uitstekend werk evenals als de handen en voeten. Dat zijn de uitvoerders, de mensen, die in Rusland als de eigcnlike werkers beschouwd wor den en die daar dan ook heel rantsoen krijgen, een meisje van negen jaar, altijd ziek was geweest, en al zwakker begon te worden Ik kon 't niet aan- hooren, zonder dat m'n oogen vochtig werden. En dan moet je zelf een paar gezonde boy's hebben, die klauteren en springen als eekhoorntjes, en je bij de dag te slim af worden. De moeder liet me 'haar zorgenkind zien. Ze lag in een kamertje beneden, en daar stond ook een gereedgemaakt wiegje om het nieuwe kindje U ontvangen. Ik kon wel schreien, toon Nelleke, met o zoo'n kortademig stemmetje wist uit te brengen mooi hé. Stakkertje, dacht ik, en waagde het wat dichter bij te komen. De moeder liet ons alleen. Daar was ik dankbaar voor. Ik zou zoo meer aan Nelleke hebben, en 't was ook niet goed geweest als we ©ver haar gepraat hadden waar ze bij was. Ik bleef eerst lang op die witte, uitgeteerde handjes kij-# ken, en liet m'n blik af en toe over haar spits ge zichtje gaan. Een lief kopje is het, met blauwe oogjes. Zo keken mij aan, met een glans die ver wondering wekte. En ik wist dat ze pijn had, dat iedere behandeling haar zwakker maakte- Maar het gaat over, zei ze dapper. Als ik maar eerst dédr ben. En ze stak haar vingertje op, en volgde dat, met een niet weer te geven blik. En toen ik daar voorzichtig op inging, vertelde ze in nig ontroerend „daai woont de Ileere Jezus, en ik wil er ook graag wonen. Dat mag. Dot staat in het boek. Hebt u ook zoo'n boek, waar 't in staat?" Bij dat praten kwamen er vreemd roode blosjes op haar wange* 372 Heel kort gaf ik 't antwoord, om heen te kunnen gaan. Ze vroeg flauwtjes nog 'k was al bij de deur komt u terug? En toen 'k ja geknikt had, hoorde ik nog: Als 't kindje er is? De moeder zei me later, we verlangen allemaal. Maar ik beluisterde door haar woorden heen, een diep zuchten. Clnar, begrijp je au wat ik met een moeilijk geval bedoel? En m'n ernstig plan? Ik heb lang nage dacht, hoe ik het je schrijven zou. Wil jij in dat gezin een poosje gaan helpen? Je houdt nog al van zooiets, en daar je plan had naar ons toe te komen, om de kerstdagen over te blijven, dacht ik het je wel te kunnen vragen. Onnoodige reiskosten maak je er dus niet voor, en moeder wil je voor dit doel wel afstaan, denk ik. Iets anders hob je immers niet in uitzicht 'k Zou 't zoo heerlijk vinden, als je 't deed. Het moedertje heeft 't werkelijk hard noodig dat ze eens een paar weken flink terzijde wordt gestaan. Met een enkel woord heb ik daar al op gezinspeeld togen haar, en ze stemde na tuurlijk dadelijk toe: ,.Dat is een waar gezegde mevrouw, maar dat gaat zoo gemakkelijk niet". Ik heb jouw naam nog niet genoemd Claar, wel even laton doorschemeren, dat 'k misschien iemand wist die genegen was, haar voor onbepaalden tijd te helpen. Jij kunt zoo goed met kinderen omgaan, en zieke Nelleke steelt vast en zeker je hart. Schrijf je me zoodra je besloten bent? Ik ga uit zien naar verblijdend bericht Je Loek. (Wordt vervolgd). lerwijl de ogen en de oren het vaak met half rantsoen moeten doen. Dat vindt Paulus ook niet goed, want hij wijst er uitdrukkelik op, dat hoofd, oog, oor, hand en voet samen het hele lichaam vormen en dat geen enkel deel kan gemist worden. De maatschappij, ook onze tegenwoordige maat-, schappij heeft aan die allen behoefte en allen doen nuttig werk. Dit laatste wordt door ons ook wel eens vergeten en toch zegt Paulus: „Ja, veeleer, de leden, die ons dunken de zwakste des lichaam* te zijn, die zijn nodig; en die ons dunken dc minst ecrlike leden des lichaams docr. wij overvloediger eer aan; en onze onsierlike leden hebben over vloediger versiering". Wordt daaraan wel eens gedacht? Stellig niet vol doende, want dan zou Jan Boezeroen zo niet slo ven om zijn zoons een baantje te bezorgen, waar die een boordje kunnen dragen; dan zou de onder wijzer niet alles op 't spel zetten om var zijn zoon een dominé te maken, dan zou de jacht op baan- tejs, waarin men geëerd wordt, niet zo groot zijn. *k Hob er niets op tegen, dat men de leider van. een politieke partij telkens als hij optreedt 's Ho ren zegen toezingt; maar waarom doet men dit dan ook niet de man, die dag en nacht gesjouwd heeft om de organisatie zo volmaakt mogelik te ma ken? 'k Gun de predikanten gaarne hun jubilea, als ze niet te vaak komen, mits men ook de kos ters die eer bewijst als ze een bepaalde tijd h<un nederig, doch zeer noodzakelik werk hebben ver richt. 'k Wil graag meejuichen, als de burgemees ter jubileert, maar gaan we dan ook eens naar de putjesschepper als deze 25 jaar dat buitenge woon nuttig cn noodzakelik werk verricht heeft? Dan alleen zijn we Paulinics, dan alleen zijn we echte Bijbclmensen, daders des woords en niet alleen hoorders. Ten slotte nog één vraag: ouders, die uw kinderen stuurt naar H.B.S., Gym of Kweekschool, hebt go daarbij uitsluitend het belang, het welzijn van uw kinderen op het oog, of is er ook nog een beet je eerzucht bij om later te kunnen zeggen: „Kijk die dominé, die odvokaat, die dat en dat" is m ij n zoon? 't Zou geen wonder zijn, als het zo was. In de berijming van het gebed des Heren staat zo nadrukkelik: „Hier komt nog vlees en wereld bij", welnu, bid dan ook de regel, die er op volgt: Ai, sterk ons dan en maak ons vrij". Ja, vrijgemaakt moeten we worden van alle zelf zucht, van al het mensenbehagen om te komen tot de waaraolitige vreze Gods. Dan zullen we ook onze kinderen liefhebben, niet met kalverliefde, maar met goddelike opvoedkundige liefde. En dan zijn we tevreden, als ze opgroeien: hetzij als zeer nut tige uilen of als minder nuttige, maar dan toch soherpziende valken, al naar God het wil. Fridtjof Nansen Jan letswaart Deze sterke Noorderling, één der allergrootste Noorschc geesten die er ooit geweest zijn, is wel op wonderlijke wijze geleid op al zijn wegen, tot hij plotseling voelde dat de dood kwam, toen zijn hart zacht en pijnloos ophield met kloppen, toen hij buiten zat in de zon, op de veranda, genietend van zijn bloeiende tuin. Wat weten wij over het algemeen van de men- schen? Voordat ik dit boek las, wist ik dat Nansen JVa de expeditie. Fridtjof en Eva op Codthaab. oen poolreiziger was geweest, en dat hij gestorven was zooals alle mcnschcn. En nu ik dit bock heb gelezen, is er iets veranderd in me. Het leven van Nansen heeft plotseling mijn blik verwijd. Nansen was één van die onrustigen, die overal heengeroepen worden. Hij was een geleerde en tegelijkertijd een practisch mensch. Hij was een kind en een heel sterk man. Zijn loven is zoo rijk geweest. Hij is na zijn schoolopleiding gaan stu- dccren in de zoölogie; hierna werd "hij geroepen door de natuur. Hij wordt onderzoeker; het begint met een kleine tocht; dan gaat hij met een schip naar de Noordpool; als poolonderzoekcr is hij de baanbreker cn grootste aller tijden geweest. Ont dekkingen zijn altijd, door alle eeuwen heen, van groot belang voor de heele wereld geweest. Nansen was ook geen plezierreiziger. Doelbewust zocht hij het onbekende, omdat hij wist dat het veel belang rijke dingen over bodemgesteldheid, dierenleven, temperatuur en nog veel andere dingen meer, zou openbaren. Elke ontdekkingstocht heeft de wereld rijker gemaakt. En dit vooral moeten we in Nan sen zien, dat hij zijn roeping ten opzichte van do mcnschheid heeft begrepen en gevolgd. Na zijn pooltocht helpt hij een tijd lang zijn volk, zijn land Noorwegen, dat in groote moeilijkheden verkeede. Ook hier heeft hij voor honderdduizenden gezorgd. Ook hier was hem niets te veel. En ten slotte werd hij voor de wereldpolitiek de barm hartige Samaritaan in den wereldoorlog. Nansen was niet wat wij noemen een Christen; maar hij was één van die wercldlingen, die God uitkiest om hen veel goeds te laten doen. Nansen is naast Albert Schweitzer één van die grooten, die God riep, om als barmhartige Sama ritanen door de wereld te gaan. I-Iij is ons, Christe nen, een voorbeeld cn een heel groot. Want het Christendom legt ons een zware roeping op in deze wereld: Onzen naaste lief te hebben als onszelvcn. Nansen heeft misschien nooit geweten, dat God dit altijd van hem gewild heeft. Fridtjof Nansen was een stille getuige van naas tenliefde. Fridtojfs vader was een krachtig en .goed mensch. Jong al heeft Fridtjof de kracht en wil van zijn karakter moeten voelen. Maar deze vader was in wezen een zacht mensch. Als Fridtjof op reis is, schrijft de vader aan zijn zoon: „Ik schrijf je deze regels, om je iets mede te deelen, waar ie zeker geen idee van hebt. Ik verlang verschrik kelijk naar je en het gemis wordt met den dag grooter". En de 22-jarige Fridtjof schrijft zijn vader deze kinderlijke woorden in een Kerstbrief: „Eindelijk kwam dan het oogenblik, dat vader de kaarsjes aan ging steken. Je hart begon te klop pen en te bonzen, totda' plotseling dc deuren geopend werden en al de kaarsjes ons verwel komden. Dan hijgden we van louter vreugde. Ik zal deze Kerstavonden nooit vergeten!" En deze jongen, die toen al op de IJszee zwierf, dit kind, dat al zeeleeuwen ging vangen, had thuis een sterke en goede moeder zooals alle moeders van groote mannen sterk en goed zijn geweest. Zij heeft haar jongen, die in October 1861 geboren werd, een heel sobere cn eenvoudige jeugd gegeven. Zelf deed ze al het werk. Deze Adelaide Wedel heeft haar kind sterk gemaakt. We moeten ons Nansen vooral niet als een geleerde voorstellen. Hij was buitengewoon lang (zes voet), slank en lenig, was soepel en veerkrachtig in zijn bewegingen. Liefst liep hij in sportkleeren; een nauw sluitend pak; een jas gebruikte hij nooit Hij was een zuiver Gormaansch type, met zijn blond haar en lichte huid. Zijn oogen waren blauwgrijs; nu eens staal hard, dan weer helder cn stralend of gesluierd en droomerig; soms zacht cn vriendelijk, als hij met kinderen sprak. Hij zocht nooit vrienden; maar ieder die hem ont moette hield van hem. Iri zijn jeugd leefde hij op een prachtige boerderij. Hier heeft hij de natuur leeren liefhebben en de roep verstaan, die hem later naar de eenzaamheid van de pool riep. Hier leerde hij de natuur kennen als het object voor zijn studie, 't welk heel zijn leven de bron is gobloven, waaruit hij nieuwe levenskracht putte. Hij leerde al jong schaatsenrijden, skiloopcn, vis- schcn en jagen. Geen Kanaal-zwemmer heeft mooier gezwommen dan Nansen in de IJszee achter de wegdrijvende Kajaks1) aan. In deze sportuitingen heeft hij al jong het begrip: „de hoogste vorm van naastenliefde", uitgedragen, 't welk hem later, als vredevorst van den Volken bond, zoo groote wereldnaam heeft gegeven. Hij studeerde, na zijn eerste opleiding, zoölogie aan de univensiteit. Kennis omtrent de dieren had hij al veel opgedaan. Als student ging hij mee op de zeehondenvangst Heel interessante dingen hierover worden in dit boek uitgebreid verteld. Ook ijsbeeren heeft hij al heel jong nagezeten op deze tochten. Hierna heeft dc IJszee voor goed met heel de lokkende macht van haar kracht en wildheid, van haar raadselen cn opgaven, zich van zijn geest en verlangen meester gemaakt. Profes sor Collctt had veel vertrouwen in den jongen, 20-jarigcn zoöloog. Nansen werd op een laborato rium geplaatst, waar zijn onderzoekingen zoo in het oog liepen, dat groote mannen met zorg zagen, dat hij zijn laboratorium verliet om poolonderzoe- ker te worden. Dit wetenschappelijk werk heeft hij in Bergen ge presteerd; van 1S85 af heeft hij gepubliceerd; voor al veel over weekdieren, schaaldieren en visschen. Ook te Napels, waarheen hij reisde in het voorjaar van 1880, heeft hij gewerkt op een biologisch sta tion. Na dit leven kwam de voorbereiding voor zijn pooltochten. Vooral nu ondervond Nansen de waar de van zijn geoefendheid in sporttakken als ski loopcn, jagen en visschcn. Zijn voorgangers op het gebied van de pooltochten waren alle tekort ge schoten. Hij slaagde met zijn kennis en ijzere vol harding; na veel tegenwerking zette hij zijn plan door, een ski-tocht dwans door Groenland, over het landijs van Oost naar West, te maken. En hij was de eerste die dit land betrad en het geheel doorzocht in 1888. Een klein aantal helpers meldde zich om deze tocht mee te maken. Prachtige hcschrijvingen over den toch zijn te vinden in dit boek. Toen hij terug kwam in Kopenhagen was hij een gevierd man. Zijn helpers hadden hem lief gekregen. Een heel inte ressant hoofdstu.t is in dit boek „De Ijstijd". De inhoud ervan bevat de wetenschappelijke gege vens die Nansen door deze tocht kon verzame len. Kort daarop verlooft Nansen zich met Eva Sare, een kunstenares, een vrouw die heerlijk kon zingen. Dan trouwt hij. H«el geestige passages volgen nu over hun eerste huwelijkstijd; dit boek is toch vol van interessante cn goede dingen. Het gttft naast allerlei wetenschappelijke belangrijk heden een zuiverheid van leven en humor die ons steeds meer met een soort warme voldoe ning vervullen. Het is goed zulk een boek in je handen te hcB- ben. Het te bekijken cn dan weer door te lezen, met al z'n geheimzinnigheden en Noorsche kracht Nu wordt de voorbereiding voor de groote tocht gemaakt. Het schip „De Fram loopt van stapel, 26 October 1892. Het is vol liefde cn toewijding gebouwd. Nansen spreekt d6 duizenden toe. Op St Jan vertrekt het schip in 't jaar 1893. Nansen snikt het uit als ze hem voor 't laatst z'n kleine dochtertje Lio in zijn ar men «even. Haastig paai hij aan boord, groet niemand, en ijlt naar de commandobrug om he» bevel tot vertrek te geven. Een kleine groep inenschcn gaat op weg naar den Noordpool, een onbekend gebied, dat al vele mcnschcnlevens beeft vastgehouden. Wat verbergt de toekomst voor hen? Naar aanleiding van het bock „Fridtjor Nansen Sage", door Jon Sö.-cnscn; vertaling van Agnes Röntgen. D. A. Daamcn, den Ilaag. Een soort kano. (Wordt vervolgd). De eerste „dierentuinen" Wat het zien van dieren uit andere werelddeelen enkele eeuwen geleden voor de Europeanen moet beteekend hebben, is voor ons moeilijk meer na te gaan. Een uitheemsch dier was voor hen duizend maal verrassender cn belangwekkender dan voor ons, die immers onze Artis en diergaarden heb ben. Het valt dan uok niet te verwonderen, da* b.v. de wilde dieren, die Luyken graveerde, vaak een allerzonderlingst voorkomen hebben im mers, hij had ze nimmer gczienl Toch haalden Vondel en andere dichters de wilde dieren gaarne als voorbeeld, of alleen maar als beeld, aan. Natuurlijk sloegen ze gewoonlijk de plank mi«> of overdreven ontzettend. Men bedenke, dat de leeuw, de tijger of de olifant hen even vreemd waren als de Grieksche en Romeinschc goden, die ze overal, waar het maar eenigszins kon of ook niet kon, te pas brachten! De olifant, die Karei do Groote als een kostbaar geschenk van Haroen al Rashid ontving, was sort Hannibal's dagen niet meer in Europa gezien. Paus Leo X had er een van den koning van Por tugal gekregen, en in 1443 werd een Indische oli fant als een ongehoord wonder in Frankfort op de kennis rondgeleid. Vijftien jaar later vereerde de stad Neurenberg den Aartsbisschop van Mainz als een kostelijk geschenk een papegaai. Tegen 't eind der 15c eeuw werden in Amsterdam voor de eerste maal leeuwen openlijk ten toon gesteld. Dinna van Poitiïers, een dame uit de omgeving van Hendrik II, kreeg van de stad Lion een tamme leeuw cadeau, die bij haar mythologische herders- en hcrderinnespelen tusschen herten en reeën aan een zijden streng werd rondgevoerd! In hel jaar 1513 ontving de koning van Portugal een Indische neushoorn ten geschenke! Niemand minder dan Albrecht Dürer heeft deze dikhuid in een teekening voor ons vastgelegd. Hij zag hem echter niet zelf. Een schets van het dier werd hem uit Lissabon toegezonden. Eerst 200 jaar later werd deze eerste rhinoceros die in Europa voet aan wal zette door een tweede gevolgd, en toen in 1750 in Parijs het derde exemplaar vertoond werd, baarde het zooveel opzien, dat het in een gedicht van tien gezangen verheerlijkt werd en een mode er naar vernoemd werd. Ook^.de Giraf werd, toen ze in 1827 na eeuwen weer eens in Europa kwam, een modedier: de dames staken, „k la girafe", het haar in lange toeten boven op den schedel op. Ze hebben er met deze „voelhorens" bespottelijk uitgezien. Uit dc kijklust, welke deze enkele „wonderdieren" verwekten, ontstonden langzamerhand de mena gerieën waarmee kermisreizigers het land afreis den. Uit deze menagerieën zijn ten slotte onzd prachtige dierentuinen gegroeid. Nansens studeerkamer. 373

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 12