kleu-fer-kranlje SfjLaL ll l y NIEUWE LEIDSCHE COURANT Voor knutselaars 'n Theeschermpje Zoo'n thocschcrmpje maken we van stevig kar ton. De mat-en staan alle aangegeven en tot bij zondere hoofdbrckerij geeft dit werkje dan ook geen aanleiding. Je maakt driemaal de bovenste icekening. Onder zie je, hoe je de drie deelen ver bindt. 'n Strook linnen, inknippen zooals de tce- l'.ening laat zien en omvouwen. en -a 29 4» J. We kunnen dit theeschermpje op twee manieren maken. Het makkelijkste is wel, alleen do dikke lijnen te teekenen en daarlangs te snijden. Je krijgt dan een eenvoudig modelletje. Ben je al wat meer wegwijs, tceken dan ook de dunne lij nen en snijd de gestreepte vakjes uit Het geheel kun je omranden en met sierpapier beplakken. Aan den binnenkant komt natuurlijk doorschijnend papier. Oplossing van de Rebus in het vorige nummer Geluk is de stemming des gemoeds, welke alleen 'erkregen wordt indien men het leven opvat als e.n heilige taak. Wie loopt er mee? Oplossing De dikke lijn geeft den weg aan van 1 naar 2 met de zwarte halfrondjes steeds aan den rech terhand. Van Jan en Zus door Th. André „Zie-zoo, ga nu maar in de tuin spe-len. Ik kom straks kij-ken, of je zoet bent. Geen ru zie ma-ken, hoor." „Nee An-na," zegt Jan. „Nee An-na," zegt Zus. En dan gaan ze sa-men de tuin in. Ze moe-ten zoet zyn. Heel stil en lief moe-ten ze sa-men spe-len. Dat heb-ben ze aan Pa en Moe be-loofd. Pa is niet thuis. Hy is naar het kan-toor. Maar Moe is wel thuis. Je ziet haar niet, hè? Neen, dat kan ook niet. Ze is bo-ven. Ze ligt te bed. En by haar bed-je staat een wieg-je. En in dat wieg-je ligt een lief, klein zus-je. Wat wa-ren ze bly, die Jan en Zus, toen ze van-mor-gen dat klei-ne zus-je moch-ten zien. Maar nu moe-ten ze stil zijn. Heel stil. Moe moet sla-pen en 't zus-je ook. In de tuin kun-nen ze pret-tig spe-len. Ze heb-ben daar bei-den een huis-je. Het huis-je van Jan is on-der de vlier-struik, en dat van Zus ach-ter de bes-sen-strui-ken. Jan komt bij Zus en Zus komt bij Jan op vi-si-te. Dat is leuk. Als de zon schynt, zit-ten ze lek-ker in de scha-duw. En als het re-gent blij-ven ze wel een poos-je droog. ,,'t Is toch geen echt huis," zegt Jan. „Jij hebt niet eens een dak op je huis. En er is ook geen deur in on-ze huizen." „Dat geeft niet," zegt Zus. „We kun-nen toch wel pret-tig spe-len." Maar Jan heeft een an-der plan-ne-tje. Op de straat-weg, vóór het huis van de dok ter, staat al de liee-le mid-dag een groo-te wa-gen. „Zul-len we in de wa-gen klim-men?" vraagt Jan. Maar Zus durft niet. „We mo-gen dp tuin niet uit," zegt ze. Maar Jan meent, dat ze het nu wel kun-nen doen. Pa is naar het kan-toor. Die ziet het niet. Moe ligt te bed. Die ziet het ook niet. De zus-ter is by Moe. Die ziet het ook niet. En An-na is in de keu-ken. Die kan het ook al niet zien. „Ik ga hoor," zegt Jan. (Vol-gen-de week ver-der.) Stil - wat hoor ik? door N. Voerman Stil wat hoor ik in den schoor-steen? 'k Schrok er haast een beet-je van! Sin-ter-klaas rydt over 't dak heen O, die lie-ve ou-de man! 'k Roep al beeft myn stem ook e-ven: Lie-ve, goei-e, bes-te Sint, 'k Zal uw paard-je ha-ver ge-ven, Ha-ver, die 't zoo lek-ker vindt I 'k Zal voor hooi en wa-ter zor-gen; 'k Zet mijn schoen-tjes óók er by Sin-ter-klaas-je doet u mor-gen Daar wat lek-kers in voor my? Nieuwe Raadsels Kunstjes en spelletjes 1. Wij zijn een familie, die uit veel broeders be staat; in onze jeugd zijn wij groen, in onze ouder dom geel; als wij van ouderdom het hoofd bui gen, dan is dit zeker een bewijs, dat er spoedig oen groote slag zal geleverd worden. 2. Wat was was, voor was was was? 3- Ik blijf donker, wanneer 't licht is, en ben het warmst, als 't het koudst is, en het koudst wan neer 't het warmst is. (Volgende week do oplossingen). Een grapje Zet een drinkglas onderstboven op tafel, leg er oen cent op en bedek alles met een hoed. Na een paar minuten licht je don hoed op en zegt heel stellig tot de aanwezigen, dat de cent er nog ligt Ten .aatste vraag je aan een der vriendjes of vriendinnetjes, of de cent nog bovei. op 't glas ligt. Misschien zijn ze langzamerhand een beetje aan je verstand gaan twijfelen, zoodat zo zich zullen haasten, te roepen: „Natuurlijkl" „Zoo?" zeg je dan doodleuk, „ligt de cent boven op 't glas? Ik dacht, dat hij cr on dor op lag!" 368 zrso ZATERDAG 3 DECEMBER No. 49 JAARGANG 1932 ONDAGSBLAD behoorende bij Het zaad van Abraham Gonosls 22 18 Toen Eva haren eersten zoon baarde, zeide zij: Ik heb eenen man van den Heerc verkregen. Hoopte zij in hem reeds de vervulling te zullen zien van het woord, door den Heere God gesproken tot de slang, van haar zaad dat de slang den kop zou vermorzelen? Het is niet onmogelijk. Het zou een blijk zijn van haar geloovig aanvaardien van het woord des Heeren. Maar ten aanzien van de vervulling van dit woord heeft zij dan zooals achterna is ge bleken wel zeer misgetast. Toen zij na den dood van Abel weder een zoon baarde, heeft zij deze dwaling dan wel ingezien en herroepen. Zij noemde zijn naam Seth, want God heeft mij sprak zij een ander zaad gezet voor Habel, want Kaïn heeft hem doodgeslagen. En wel was Seth niet het beloofde zaad, maar in zijn linie mocht het toch worden tegemoet gezien. Daarover zouden echter nog vele ecuwen verloopcn. Uit Seth was Noach. En Noach is geworden erf genaam van de rechtvaardigheid die naar het ge loof is (Hebr. 11 7). Maar van het beloofde zaad hooren wij bij hem niets meer. Slechts hel woord: Gezegend zij de Heere, de God van Sem, is een profetie dat de Heere zijn verbond met Sem zal voortzetten. Toch niet met al Sems nakomelingen. Integendeel, onder die alle is er een, dien de Heere roept om hem uit te leiden naar een land, dat bewoond werd niet door nakomelingen van Sem, maar van Ka- naün, den ge vloekten zoon van Cham. Hier moet hij als vreemdeling verkecren. Maar eer dat hij daarheen gaat heeft hij van den Heere ontvangen de belofte: Ik zal u tot een groot volk maken en u zegenen en uw naam groot maken, en wees een zegen. Dan begint het lange, bange wachten op de ge boorte van een zoon. Want zonder dien zoon kan zelfs de eerste belofte Gods niet vervuld worden. Het zaad van Abraham! ....Maar schijnt dit niet een spotten met allo menschelijke mogelijkheden? Bij een man van 75 jaar en zijn vrouw van 65 te spreken van een zaa l! Toch blijft hij op Gods belofte s'aat maken. En de Heere herhaalt de belofte telkens weer. En als Abram aan Saraï gehoor geeft en in een eigen gekozen weg de vervulling der belofte zoekt, dan brengt de Heere hem daarvan terug in een moei lijken weg. En als dan eindelijk, eindelijk de zoon der bclofto geboren is en de zoon der dienstmaagd met zijn moeder is weggezonden, dan komt na enkeie jaren het allerzwaarste in de zijn geloof schier vernietigende beproeving: Neem nu uwen zoon, uwen ecnigc, dien gij liefhebt, Izak en ga heen naar het land Moria en offer hem aldaar tot een brandoffer op eenen van de bergen dien Ik u zeggen zal Zal dan de Heere zelf alles wegnemen en van zijn eigen belofte de vervulling afsnijden? Maar neen, dat kan niet. En het Nieuwo Testament gunt ons een blik in Abrahams binnensto met lo zeggen, dat hij dit offer bracht „overleggende dat God machtig was hem ook uit de dooden te verwekken" (Hobr. 11 18). En nu komt opeens weer met l'racht naar voren het aloude Godswoord van het zaad der belofte. Het woord dat gesproken had van dien Eenc, die het doet, die de j.lang den kop zal vermorzelen, dat woord wordt hier door den Heere zelf ver nieuwd. Maar nu is het In overeenstemming met den tijd, waarin Abraham leeft: in uwen zado zullen ge zegend worden alle volken der aarde. Er zijn ook andere beloften aan verbonden: de Heere zal zijn zaad zeer vermenigvuldigen als >io sterren des hemels en als het zand da* aan den oever der zee :s; en Abrahams zaad zal de poor ten zijner vijanden erfelijk bezitten. Beloften die meer zien op do veelheid der nakomelingschap. Dit alles loopt echter uit in het woord, dat op het ééne groote zaad der belofte het oog vestigt: In uwen zade zullen gezegend worden alle volken der aarde. Want dit is niet in Abrahams nakomeling schap vervuld, maar alleen in den Zaligmaker der wereld. Nu schijnt ook hier de belofte nader aan haar vervulling too dan inderdaad het geval is. Toen de Heere Abraham in Ur der Chaldeeën riep beloofde Hij hem: in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden (Gen. 12 3). Hier is het: In uw zaad. Mocht ge nu hierbij denken aan Izak, dan ziet ge nogmaals dat de vervulling verschoven wordt. Izak is in de patriarchale geschiedenis een bijna wegschuilende persoonlijkheid. En in Gen. 26 4 wordt tot Izak met dezelfde woorden als tot Abra ham gezegd: In uwen zade zullen gezegend worden alle volken der aarde. Wie nu op grond hiervan zijn verwachting op Izaks zonen mocht vestigen, ziet zich nogmaals terecht gewezen, want in Gen. 28 14 breidt do Heere zelf bij zijn spreken tot Jakob in den droom te Bethel deze belofte nogmaals uit, nu tot Jakob en zijn zaad. Maar noch in Jakob noch in zijn zonen is dit woord vervuld. En zeker nog minder in het volk waarvan zij de stamvaders zijn geworden. Zoo wordt in de heilige linio de verwachting gaandeweg sterker gespannen. Maar dit is geen spel dat gedreven wordt met het geduld van Gods geloovigen. Het is niet als van een mensch, die iets belooft en het doen van den eenen dag in den anderen uitstelt. Menschen han delen zoo omdat zij, als het aan de inwisseling van hun beloften toe is, blijken daartoe onmachtig to zijn. Ook wel omdat ze na het doen van hun beloften er niet meer aan donken. Maar geen van beide is denkbaar bij Hem, wiens naam is Heere, Ik-zal-zijn-die-Ik-zijn-zal. Neen, hierin is zijn wijs beleid. Indien toch de ge loovigen van den ouden dag vooraf geweten had den, dat de vervulling van Gods beloften eerst na eeuwen zou olaats hebben, dan zouden ze óf moedeloos geworden zijn óf deze als zonder bete kenis voor hen zeiven ter zijde hebbpn gelegd. Nu wordt de veer van hun gcloofsverwachtlng telkens krachtiger gespannen om zoo do volle energie cr van in werking to stellen Opmerkelijk is hierbij, dat de vervulling der belofte bij deze gelegenheid wordt verbonden aan Abra- Banden Zondagsblad Vanaf heden zijn banden voor het Zondagsblad te bestellen. Prijs voor jaargang 1 932 - 65 cents Op te geven aan de Administratie hams geloofsgehoorzaamheid. „Daarom dat gij deze zaak gedaan hebt en uwen zoon, uwen eenige, niet onthouden hebt, voorzeker zal Ik u grootelijks zegenen", en daarna nog eens weer: „in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde naardien gij mijne stem gehoorzaam geweest zijt." Niet, dit spreekt wel vanzelf, alsof Abraham door zijn gehoorzaamheid of zijn geloof dit verdiend had. Dit kan trouwens niet, omdat de Heere eerst beloofd heeft en Abraham juist door het geloof ;n deze onwankelbare en onbedricgolijke belofte Gods gewillig en bereid heeft kunnen zijn om te doen wat God hem beval. Maar waar het geloof zich dan zoo ten volle op de belofte Gods verlaat, vindt het zijn bekroning ook in de vervulling der belofte. Het blijkt dAn dat gelooven niet ijdel is, want het heeft zijn grond in Gods onveranderlijkheid. De geschiedenis van die gcloofsspanning, die door heel het oude verbond heengeweven is, heeft haar beteekenis ook voor ons die onder de nieuwe oo- deeling leven. De ontspanning is gekomen toen het zaad der be lofte gezien werd in Bethlehem, het kindeke in doeken gewonden en liggende in de kribbe. Maar hier begint de spanning opnieuw. Want is dit au degene, die de slang den kop zal vermorzelen? En ja, straks aan den opstandingsmorgen overwint hij. Het heil is verkregen. Maar het is nog niet verwezenlijkt. Dit is de geloofsspanning voor ons. Maar ook deze spanning zal eens voorbij zijn, Als hij ten tweede male komt in heerlijkheid. „Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den Hoer". De dag is meest van geluiden vol door Willem Hessels Dc dag is meest van geluiden vol, doch Gij zijt in dot alles niet Dit leven is een dnnksre drift die pos verstilt tot een lied als zijn trotsche pracht vorbroken is in lijden on in vordrict dan in eon leeg, verloren uur, als wij, van al ontdaan, moe van onszelf en Ion ge rig, naakt in het leven staan, zien wij opeens de diepte van Uw oogen opengaan. 361

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9