PROTOS N V. CENTRALE SUIKERMAATSCHAPPIJ AMSTERDAM VEEVOEDING DE VOEDING VAN ONS VEE Hollandsche Suikerpulp 99 99 gegarandeerd Suikergehalte 30 tot 35 °/o „PROTOS" geeft hoogere meikopbrengst „PROTOS" het Veevoeder bij Uitnemendheid" Zuivere grondstoffen zonder eenige bijmenging Steunt de Nederlandsche Industrie Brochures en Inlichtingen worden gaarne door onze agenten verstrekt, de heeren: G. Groeneboom, Pulp-agent Ridderkerk L. M. Amans Jr., Lomanstr. 97 A'dam W. R. Feenstra, Molkwerum S. Schaap, Akkrum en de „C.A.F.", Postb.1, Leeuwarden (Zuid) _ëilf££BA2 la g ff Ssr?S La DINSDAG 22 NOVEMBER 1932 BIJLAGE VAN DE-NIEUWE LE1DSCHE COURANT Ons veevoeder bedoelt geven om te nemen Dit moet met oordeel geschieden Naast organische stottert, spelen ook de mineralen een rol, evenals de vitaminen Wij voederen ons vee om hetj voeder, wat het dan ook mag zijn, in een anjdeiren, voor ons meer waardevollen, vorm terug te- verkrijgen. Zoo geven we het vee grasj en de daarvan bereide producten (hooi en kuilvoedei,') alsmede krachtvoe der, om deze voerartikelen terug te krijgen als melk en melkproducten, vleesch, wol, eieren enz., welke door ons weer omgezet worden in geld, om daarvan een gedeelte voor eigen gebruik aan te wenden en een ander gedeelte om nieuwe aankoo- pen voor ons bedrijf tc kunnen doen. Een gedeelte van het veevoeder kan uit eigen be drijf verkregen worden we denken hierbij na tuurlijk in de eerste plaats aan gras een ander gedeelte komt uit het bouwbedrijf, dat we zelf als nevenbedrijf, of dat anderen als hoofdbedrijf uit oefenen. Nog een gedeelte komt uit andere landen der wereld. Veevoeder is dus een geven om te nemen, waarbij de vrn#." hoe ma air ik het voor mij nuttig verschil tusschen mijn geven aan het vee en het nemen van mijn vee, zoo groot mogelijk? Men zal licht inzien, dat het een heel ingewikkelde zaak ie. Niet alleen maar een zeggen: ik geef zoo weinig als ik maar kan; doch wel een vragen: kan ik met voor één gulden meer t'» geven daardoor met 99 zekerheid een gulden vijf en twintig meer terug ontvangen? Veevocden is dus een wetenschap geworden, waar bij studeeren en experimenteeren, leeren en proe ven nemen beoefend moeten worden. Het laatste, bet experimenteeren, behoeft men nog niet zelf te doen: proef- en bedrijfsboerderijen zijn daar de aangewezen plaatsen voor, waarvan de resultaten voor don practischen boer in verschillenden vorm te weten zijn te komen, nl. door verslagen, refera ten, lezingen, artikelen enz. Opgemerkt mag hier wel, dat ons land wat het nemen van voederproeven aaflgaat, achterstaat oij andere landen, zooals Denemarken, Zweden, Duitschland en Amerika. Dit is voor een zoo veerijk land als Nederland wel te betreuren, temeer omdat we nu ten deele af moeten gaan op proefnemingen met andere vee rassen dan het onze, wat invloed kan hebben op de resultaten. Evenals de planten, hebben ook de dieren verschil lende stoffen noodig voor levensonderhoud, groei en productie. Deze stoffen worden in het van nature voor hen bestemde voeder gevonden. Doch het vee is in de loop der eeuwen een cultuurproduct geworden, dat hoogere eischen stelt aan de voeding dan het na tuurproduct, al blijven dan nog gras en hooi de voornaamste voedermiddelen van ons rundvee,. Zoo is het verstrekken van krachtvoedor hoe lan ger hoe meer tot een noodzakelijkheid geworden en vooral in dc laatste 25 a 30 jaren zeer toegeno men. Als we vergelijken wat in onze jonge jaren aan het vee aan krachtvoeder gegeven werd, bij wat thans wordt venstrekt, dan ziep wc een gewel dige toename. Het voeder moet verschillende noodzakelijke stof fen bevatten. In de eerste plaats wel het water. Maar daarnaast heeft het dierlijk lichaam noodig drie voorname organische stoffen nl. eiwitten, vetten cu iet meelachtige stoffen. De eiwitten zijn stikstofhoudejid en bevatten daar naast meermalen een of meer der volgende stof fen: zwavel, fosfor en ijzer. Behalve de werkelijke eiwitten zijn er ook nog z.g. amiden in de voederstaffen aanwezig. Deze zijn wel stikstofhoudend, doch onderscheiden zich van de eiwitten. Het zijn zoowel bouwstoffen voor eiwit als ontledingsproducten er van en ze komen veel voor in jonge groeiende plantdcelen. Naast de eiwitten moeten in het voeder vetten voorkomen. Deze zijn geheel vrij van stikstof en bestaan uit koolstof, waterstof en zuurstof, even als de zetmcelachtigc stoffen, echter in andere ver houding en groepecring. De zetmcelachtige stoffen worden nog weer onderverdeeld in ruwvczcl (een stof, die 'dient voor opbouw der cclwanden en moeilijk door het dierlijk lichaam te verteren is, waardoor ze remmend werkten bij de vertering) cn stikstofvrije extratiefstoffen waarvan de belang rijkste zijn zetmeel en suikers. Behalve organische soffen spelen in het voeder ook de mineralen, de asch bes tan ddeeldn een zéér voorname rol. Nog niet zoo heel lang geleden werd met deze mine rale stoffen zoo goed als niet prekend. Men gaf ze wel met het voeder omdat ze daar nu eenmaal ccn bestanddeel van vormden, doch bijzondere aandacht omtrent vorm cn beteekenis werd er niet aan besteed. Thans is dit anders geworden. Wanneer de dieren geen minerale stoffen krijgen, gaan ze spoedig dood. Ze sterven nog eerder door algeheele onthouding van deze stoffen, dan door algeheele onthouding van voedsel. In de cellen waaruit liet dierlijk lichaam is op gebouwd komt o.a. veel fosfor, veel kalle, soms ook veel magnesium voor. Deze stoffen moeten dus ver^ strekt \yorden. Wanneer men normale hoeveel heden gras of hooi geeft, bevatten deze in de regel wel voldoende mineralen voor een volwassen dier. Doch jonge, drachtige, veel melkgevende koeien hebben hier meermalen niet genoeg aan. En wanneer krachtvoeder do overhand heeft, zul len spoedig de nadeelige gevolgen van gebrek aan mineralen blijken, tenzij op andere wijze daarin voorzien wordt. Naast de bovengenoemde drio komen in het dier lijk lichaam ook nog: kalium, natrium en chloor voor, waaraan mede een te kort kan ontstaan door eenzijdige voeding, zoodat toediening noodig kaa zijn. Zoo kan het geven van keukenzout (likstcenen)' meermalen zeer goed zijn. Ook Jodium en ijzer zij a noodzakelijke mineralen, waarvan liet laatste meestal voldoende aanwezig is, terwijl men over het jodium nog .ang niet alles schijnt tc weten. In den regel bevat het drinkwater in ons land nog wel een voldoende hoeveelheid van deze stof doch het is wel goed ook goede aandacht te bestedon aan het jouiumgehalte van het voeder en do jodium-behoefte van de dieren. Een bijzondere plaats bij de veevoeding wordt in genomen door do vitaminen. Ook een aangelegenheid waar we vroeger niets van afwisten. (Vervolg op pag. 6) Het volgen van vaste lijnen bij de veefokkerij en de berekening van voederrantsoenen door Ir. P. VERHOEVEN Onze melkveehouderij in betere banen In het weidegebied van Zuid-Holland ontbreekt nog zeer veel aan het volgen van vaste lijnen op het gebied der rundveefokkerij, terwijl ook op de veevoeding over het algemeen zeer veel valt aan te merken. Veevoeding en veeverbetering zijn twee zeer be langrijke factoren in dc economie van een boeren bedrijf en hangen nauw met clkuar samen, zoo dat ik ze niet afzonderlijk, doch in één geheel zal behandelen. Wat de veovoeding betreft, kunnen wij hierbij het voeder onderscheiden in onderhouds- en pro ductievoeder. Hierbij moeten wij ernaar streven, het onderhoudsvoer tot oen minimum te beper ken en het productie voor zooveel mogelijk uit te buiten. Immers wij weten allen, dat het heel wat voordeeliger is één koe te hebben, die 6000 Liter melk alleen geeft, dan twee koeien, die het samen geven, aangezien wij in het laatste geval voor 500 K.G. levend gewicht meer onderhoudsvoer moeten zorgen. Hieruit blijkt tevens, dat in het eerste geval de productiekosten van de Liter melk minder zijn, dan in het tweede, oangzien in het laatste geval het onderhoudsvoer van één koe meer de productiekosten van de 6000 Liter melk bezwaren, zoodat hier do Liter melk den boer het meest kosten. Om o.a. te bewijzen, dat de productiekosten van de Liter melk het laagst zijn l-i; de meest produc tieve koeien, bob ik een rantsoen'opgesteld voor koeien, die achtereenvolgens 5, 10, 15 20, 25 en 30 Liter molk zouden geven bij oen normale wijze van voeren. Hiervoor ben ik uitgegaan van het feit, «lat zij allen hetzelfde voer uit het eigon he- Rijksveeteeltconsulent te 's-Gravenhage drijf kregen cn daarnaast krachtvoer. Voor koeien van 500—550 K.G. levend gewicht, die 5 Liter melk geven, zou het volgende rantsoen kunnen dienen: 10 K.G. hooi en 1 K.G. mais en Y\ K.G. grondnoten met in totaal 0.516 V.E.Z., 1.097 Z.W. en 55,77 V. Eonh. wat plnv. 32 cent zal kosten, terwijl noodig is 0.53—0.58 V.E.Z., 1.0—1.3 Z.W en 5,2-55,6 V Eenheden. Om het den boer mogelijk te maken mijn advie zen toe te passen, ga ik altijd uit van het stand punt, dat al zijn koeien 5 Liter melk geven of droog staan. Voor iedere volgende 5 Liter melk hereken ik dan .oen mengsel, waarbij ik rekening houd met hetgicn v<xrradig is. Een dergelijk mengsel, waarvan b.v. 1 y2 K.G. noo dig is voor iedere volgende 5 Liter molk hoven do corste 5 Liter, is: 7 K.G. zemelen, 7 K.G. palmpit, 8 K.G. 90ja, 12 K.G. iijnmeel, 16 KG. grondnoten, 20 K.G. gerst, 30 K.G. mais, samen 100 K.G. met totaal 17,787 VZE., 73,108 ZW, en 107.960 V. Eenh. De kosten hiervoor bedragen plm. 705 cent, zoodat l»/2 K.G. met 0.265 VZL, 1.101 ZW en 1.82 V Eenh. plm. 10 cent .rost. Voor 5 Lite»- melk is noodig: 0.260 VZE 1.20 ZW 1.70 V Eonh. De kosten van l1/^ K.G. van zuo'n mengsel bedra gen dus ongeveer K cent, terwijl dc vooderkosten van een koe, die 5 Liter melk geeft ongeveer 32 cent bedragen. Hierop voortbouwende, komt men (gerekend voor melkvee om 500 K.G. levend gewicht) dat bij een productie van respect. 5, 10, 15, 20, 25 en 30 Liter hot voederen reep. 7 ent. schade, 8, 23, 38, 53 en 68 cent voordeel geeft. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9