DE DINGEN DIE
OM ONS ZIJN
door
G. Sevensma-Themmen
Als de winter komt
Er wordt veel geklaagd over onzen tijd. Er wordt
ook veel geklaagd over de menschen van onzen
tijd. Vooral bij ietwat rhcjorische ontboezemingen
komt men er zoo licht toe te generaliseeren en
dat is altijd gevaarlijk. Kortgeleden schilderde een
predikant voor zijn hoorders den modernen
mensch, den „cultuurmensch", als een middel-
eeuwschen struikroover, alleen in dit geval dan
met een revolver op zak. En als je dan na zoo'n
tirade 's avonds eens door een buitenwijk van een
rustige Hollandsche 'stad wandelt en je ziet over
al de keurige, genoeglijke, een ietsje pralerige
inkijkjes, waar de menschen lezend of werkend
zitten in het licht van een staande lamp liefst,
dan kun je deze werkelijkheid toch moeilijk in
overeenstemming brengen met de zooeven ge
noemde typeering. En nu is het waar, dat het niet
aangaat eik afzonderlijk geval aan de typeering
te toetsen. Ook is het waar, dat het bijna ondoen
lijk is een typeering voor den modernen mensch
te geven. Dr. B. Wielenga schreef in zijn opstel
over Louis Couperus in 1917 al:
„Wat venstaan wij onder den modernen mensch?
Is er zoo iets als een moderne mensch, en wat
is zijn karakter, zijn" kenmerk?
Is het type van den modernen mensch de gepoe
derde, neurasthenische modefat, die 30 verschil
lende soorten van American drinks weet te
onderscheiden, of is het de spierbundelige sport
man, die telkens zijn eigen record verbetert?
Is het de Nietzscheaansche volksverachter, of do
op alle machthebbers vloekende anarchist?
Is het de melancholicus, die lid wordt van een
club tot beoefening van den zelfmoord, of is het
de levensproever, die het lieve, gloeiende heden
kust?
Wat is het type van den modernen mensch?
Natuurlijk is er niemand van wien men kan zeg
gen: deze is het type van den modernen mensch.
Do levensstroomingen, ook van een bepaald ge
slacht, zijn zóóvele en zóó verschillende, dat men
hoogstens kan spreken van „een" type van den
modernen mensch."
Tot zoover Dr. Wielenga. En na 1917 is de beant
woording van die vraag: wat is het type van den
modernen mensch? er heusch niet gemakkelijker
op geworden. Toch gaat het niet aan haar af te
doen met een struikroover-qualificatie. Zeker, er
zijn uitingen van een opstand tegen het wettig
gezag, die de bange vraag in ons oproepen: waar
leven we heen? Er zijn eiken dag gevallen van
moord en berooving en wat dies meer zij te over.
Er is heusch geen reden een loflied te zingen op
een cultuur, die ons tot dit wankelen aller waar
den heeft gebracht. Maar we hebben ook geen
recht de goede dingen voorbij te zien. Het gezag
wordt ondermijnd, het huisgezin uit elkaar gerukt,
maar er zijn toch ook altijd nog huizen, Waar
in deze donkere wintermaanden de vlam der liefde
brandt, waar men de veilige beslotenheid van liet
eigen iiuine ais cvn gciun ueieeiu or zijn nog umju
vaders, die bij hun misschien drukke werk toch
tijd en aandacht overhouden voor de vreugden
en de moeiten van hun kinderen, er zijn nog altijd
moeders, die het belangrijker vinden om vier uur
thuis ^e zijn, wanneer de kinderen uit school ko
men, dan op visite te gaan of vergaderingen to
bezoeken, van hoe groot gewicht die dan ook op
zich zelf mogen zijn. Er is werkelijk veel belang
rijks in dezen moeilijken tijd, er wordt ook wel
eens iets belangrijk gemaakt. Maar 't belangrijk
ste voor een vrouw en moeder blijft toch altijd
haar eigen huis, haar eigen gezin, daarin bouwt zij
het meest aan de toekomst van een wereld, dio
nooit genezing zal vinden bij conferenties en ver
gaderingen, maar alleen door de liefde. Kan zij
zonder schade voor die taak nog tijd en gelegen
heid vinden zich te geven aan maatschappelijk
werk, het is slechts te prijzen, maar de taak in
haar gezin blijft toch het voornaamste.
En die taak kan zwaar genoeg zijn, vooral in den
winter. De tijdsomstandigheden nog buiten be
schouwing gelaten, waardoor een winter, zooals
wc nu ingaan, voor velo huismoeders dubbel
moeilijk wordt, brengen bovendien de wintermaan
den hun eigenaardige bezwaren mee. Hun bezwa
ren voor de sfeer en de stemming in huis. Die
sfeer kan zoo innig zijn, als moeder in den sche
mer zit te wachten naast het vriendclijk-lokkende
theelichtje. Maar we schemeren helaas tegen
woordig zoo weinig en het theelichtje heeft zoo
weinig gelegenheid te lokken. Want het leven is
druk, er moet gewerkt worden, ook door de kin
deren. Ze komen thuis met een berg huiswerk,
verdrietig misschien om een som, die niet uit wou
komen of een dictee, waarin de d's en t's'échenen
stuivertje te wisselen. Verkleumd, nat en bemod-
derd. Het licht moet op dadelijk. De natte
schoenen moeten uit, zegt moeder. Hè, dat gezeur
altijd! En nu moet er wellicht aan de huiskamer^
tafel een plaatsje voor hen worden ingeruimd,
waar ze hun huiswerk kunnen maken, terwijl
moeder alle mogelijke moeite doet om de jolijt
van de kleintjes, die toch ook hun rechten heb
ben, wat te temperen en met een stillen zucht
overlegt, dat ze vanavond dan maar wat later
op zal blijven om die broek af te maken, want
het geratel van de naaimachine hier nog bij,
nee dat gaat niet
Moeder moet wel eens meer werkjes uitstellen
tot de late rust van den avond. Want haar dagen
zijn vol en de ruimte is klein en het is een moei
lijke taak om langs al de boozc, loerende klippen
van ontstemming en drift heen te zeilen met een
sussend woord, een rustig-makend gebaar. In den
zomer is het allemaal zooveel gemakkelijker. Dan.
•pelen de kleintjes buiten, dan kunnen de groote
ren hun werk op hun eigen kamertje maken.
Maar dan zwerven de kinderen ook van ljaar
weg, ze gaan er op uit met een vriendje of vrien
dinnetje. Nu trekt zij ze allemaal binnen haar
kleine wereld, nu zoeken ze allen een warm,
veilig plaatsje bij haar zooals de kiekens bij do
kloek.
En als in de eindelijke rust van den avond zich
haar vermoeienis ontspant, dan zal er een vreugde
in haar naglanzen om al do kleine tecderheden
Van den dag, dan weet ze zich klein en beschaamd
om het Vèlc, dat ze bedierf, maar ook dankbaar-
ootmoedig voor het grootc, dat God haar in de
stilte gaf tot haar taak: te bouwen aan den geest
van Zijn wereld.
Hand en karakter
door
K.
i.
Is er overeenkomst tusschen lichaam en karakter?
Zeker weten we dat volgens de oude psychologische
onderscheiding de mensch bestaat uit geest èn
stof, uit lichaam èn ziel. Deze twee factoren zijn
wel te onderscheiden, niet te scheiden. Wij kunnen
ons een geest, een ziel, zonder lichaam niet voor
stellen. En evenmin is een stoffelijk menschen-
lichaam voor ons een mensch, als er geen geest,
geen ziel in woont.
Maar als deze twee samenstellende dcelen van ons
begrip „mensch" dan zoo innig samenhangen, zou
er dan .geen waarschijnlijkheid zijn, dat geest en
lichaam op elkander inwerken, elkander weder
zijds beïnvloeden?
In den gewonen alledaagschen zin Is dit onge
twijfeld het geval. Heb maar eens goed kiespijn,
cn vraag dan eens hoe het op dat moment gesteld
is met uw geest. Wees maar eens èrg gelukkig,
door een heerlijke uitkomst, een verrassende blijd
schap, die u wordt geboden, cn ge voelt u immers
licht als een veder, en zoudt wel willen huppelen
en springen als koning David vóór de ark.
Maar ook in dieperen zin hebben geest en lichaam
innig contact met elkander.
„Mens sana in corporc sano", zeiden de Romeinen.
Wat zooveel zeggen wil als: „een gezonde geest
in een gezond lichaam", met de uitgesproken be
doeling: zorg voor uw lichaam dat het gezond zij
en krachtig; en uw feest zal ook in goede con
ditie zijn.
Andersom zegt de hcdendaagscho medische weten
schap, dat bij een zieke allereerst vertrouwen moet
worden gewekt, dat hij beier zal worden; geloof
dat de toegepaste kuur en de voorgeschreven ge
neesmiddelen succes zullen hebben; straks de ver
wachting dat hij weer fiksch wordt als van ouds;
eindelijk de zekerheid: ik ben beter, het is weer
in orde. Is er een nerveuse depressie, een begin
nende zielsziekte: gelukkig de psychiater, die do
oorzaak van die geestelijke afwijking uit de diepte
van hot zieleleven aan den dag kan brengen, en
daarna kan helpen overwinnen. Want als met
toovcrslag herstelt het zieke lichaam zich, als de
geest weer normaal functioneert.
Het allerdiepste contact tusschen geest en lichaam
is echter zoo nog niet genoemd. Daartoe hebben
Mooie handen zonder diepte.
wij vérder af te dalen in de geheimzinnige wereld
van de mcnschelijke persoonlijkheid en haar eigen
schappen, en moeten wij nog dieper graven in des
menschen eigenlijke wézen.
Zie naar het oog van een mensoh, die ge goed
kent, die ge liefhebt wellicht. Is dat oog niet een
•tukje van dien mensch zelf? Spreekt uit dat oog
niet tot u zijn eigenlijke karakter?
Let op het gelaat van uw vriend, uw vrouw, uw
kind. Is dat gelaat niet onverbrekelijk verbonden
aan uw voorstelling van hun persoonlijkheid, zoo
dat gij uit de trekken van dat beminde aangezicht
Alles meent te kunnen afl.ezen; wat zij voor u zijn,
en wat gij. voor hen voelt?
Hun houding, hun bewegen, hun gebaren': 'liet
zijn immers juist de uitingen die gij van hun ziels-
bestaan kunt verwachten? En hun stem: de stem
klank van den mensch dien ge liefhebt legt zijn
geheele hart voor u open!
En nu de handen.
Zijn ook de handen van een mensch niet een uit
drukkingsmiddel van zijn innerlijke wezen?
Gij kunt u niet denken dat die handen zouden
kunnen verwisseld worden van uw diverse ken
nissen, die samen bij u ter maaltijd zijn .genoodigd.
Stel je voor: het zouden immers dezelfde menschen
niet meer zijnl
Nee, elk handenpaar hoort bij één bepaald mensch.
En bij geen ander. Gelijk er geen twee zelfde men
schen op de wereld zijn voor zoover wij weten,
zoo zijn er ook geen twee gelijke handenparen.
Doch nu klemt de vraag:
Is uit de hoedanigheid van eens menschen handen
ook iets af te leiden omtrent zijn vermoedelijk
karakter?
Ziehier de puzzle waarvoor het leven ons plaatst.
En waarop ik u in een tweede artikeltje aan do
hand van een juist verschenen wetenschappelijk
geschrift het begin van een antwoord hoop to
geven.
„No. 18"
(Een Slnterk aas-historie)
door
Gré van Ast
I.
I& heb een meisje. Ja Hein, wat zeg je daarvan.
Dat heb ik je afgewonnen, mannetje.
Ik leerde haar kennen in 't sigarenwinkeltje, een
nieuwe zaak, die hier onlangs geopend is, en waar
ik voordien met dc baas schilderwerk had. Zo
zette heerlijke koffie, 'k Heil) vaak een extra bakje
van haar gekregen.
Met haar Oom woont ze daar. Hij is een degelijk
heertje. Alleen een beetje zwaar op de hand. Zelf
nooit getrouwd geweest, gunt hij z'n nichtje amper
een praatje met me. Wc moeten vaak uitvluchten
zooken om bij elkaar te komen. Ik heb haar al
348
een vriciiuiu umuigu, tua uuuuw wu ucu vujo
avond te krijgen.
Zelf moet 'k er ook heel wat voor over hebben.
Gisteren liep ik een standje van de baas op. 'k Had
een karweitje aan de andere kant van 't dorp.
En m'n sigaretten waren op. Ik reed even om,
wilde ze bij haar gaan koopen. De eerste tegen
valler was, dat hij hielp. Daarna kwam ik de
baas tftgen. Dat zal ik Zaterdag aan m'n weekloon
kunnen merken. Hij wil iedere minuutbenut
weten, anders
Ik wil er Miëneko toch niet voor missen. Ik houd
van dat lieve kind, en zij van mij.
*k Ga wat moois voor haar maken. Een Sint Nico-
laasverrassing moot het \vördcn. Ik heb een lampe-
kap zelf ontworpen, en ben nu bezig die te be
schilderen. Nu kan ik echter in 't heelé gehucht
hier, geen schemerlamp krijgen die werkelijk mooi
ie. Ik dacht dat jij, man van 't vak, in de stad eens
rond moest kijken, daar slaag je zeker. En dan
vind ik het ook beter, dat dit cadeau vandaar uit
haar wordt toegestuurd.
Er moet natuurlijk ook een rijmpje bij, dat hoort
nu eenmaal zoo.
.Wat denk je van dit:
Die schildersgezellen zijn aardige lui,
Maar ze krijgen van 't vrije leven de brui.
En daarom zoeken zij een vrouw,
Beloven haar oprechte trouw.
Doch vrijen in 't donker mag zoo nfet,
't Is goed dat je elkaar in de oogen ziet.
Daarom heeft St. Nicolaas zich bedacht,
Een deez lamp uit Spanje meegebracht.
Want al is die Sint een geestelijk man,
Toch weet hij daar wel alles van.
En dan het adres. Daar moesten we maar iets
bizonders van maken, anders is het zoo... nou
ja... we snappen elkaar wel.
Ik heb dit bedacht:
Dit reuze pakket hoort ln Huchten thuis.
Maar waar, zoo zal de haastige besteller vragen,
Naar welke straat, naar welk huis,
Moet ik het henen dragen.
Op 't Boven-enk daar moet ge wezen.
En rechts de tiende straat,
Waar ergens moet ge heel goed lezen,
Het nummer 18 staat.
En afzender, dat is ln deze dagen zoo ongeveer
hetzelfde. Je zult die grapjes ook wel eens bij dc
hand hebben gehad.
II.
het werd heel laat, voor we van onze wandeling
terug kwamen. Oom had de deur gesloten, was
naar bed gegaan, en ingeslapen. Dirk heeft toen
in de bijkeuken een ruitje ingedrukt, om zoo de
grendel weg te schuiven. Dat maakte leven ge
noeg om Oom met schrik van onder de dekens
uit te halen. Hij dacht minstens aan inbrekers en
dieven.
En hij is zoo gauw bang. Boven aan de trap stond
hij hard te schreeuwen: Wie daar... wie daar...
Ik hield me stil, cn daar kwam hij me werkelijk
naar beneden met eenpantoffel. Of hij daar
wat mee beginnen kon als er eens onraad was
geweest. Ik heb hem hartelijk uitgelachen. Maar
daarop bromde hij boos: jij had er mee moeten
hebben.
Vanmorgen dacht ik: had hij 't maar gedaan. Die
straf was me misschien liever geweest dan dit
huisarrest.
Maar ik krijg Oom wel. Ik zal een stel juffertjes
voor hem maken, dan kan hij uitzoeken wie hij
de liefste vindt. Ik weet een paar namen van
meisjes, die hij vroeger heeft gehad. Of, als jij
soms wat anders weet waar we hem mee plagen
kunnen.
Voor Dirk weet ik zoo wat grappigs. Ik heb Ie
immers verteld van dat „Olie en Verf"-blad. Nou
daar staat een moppig vervolgverhaaltje in, dat
schrijft hij. 't Gaat over een nikkertje, dat een
wereldreis maakt en wonderlijke ontmoetingen
heeft.
Daaruit ga ik dingen weergeven van rauwe aard
appelen gemaakt. En van zwart sajet toover ik
het beroemde mannetje. De noodige verzen moeten
het geheel natuurlijk goed maken. Ging Oom
maar wat vaker de deur uit Dan kon ik wat meer
doen. Maar hij vertrouwt mij de winkel niet graag
toe, alleen omdat hij bang is dat Dirk daar te veel
van profiteeren zal.
Zeuren ze bij jou thuis jok zoo, als Je met Piet
mee wil?
En weet je al of hij met St. Nicolaas dienst heeft?
Als het zoo loopt, dat hij vrij kan krijgen, en die
avond bij jelui Sint viert, zouden Dirk en ik dan
ook mogen komen? Wat heb ik alleen mét Oom,
zeg zelf. Jij weet nu een beetje hoe hij is. Maar
als ik je vertel van verleden jaar, foei, wat was
5 December toen een nare saaie dag voor me.
'k Waagde het niet om 't een of ander op touw
te zetten, en hij maakte er niets van.
Maar nu heb Ik erg veel zin iets uit te spoken,
er komt dan van wat het wil. 'k Heb er alles
voor over.- Dat komt vast door Dirk. Denk jij dat
ook?
(Wordt vervolgd)
Zeg Coba, ik zou vanavond immens bij je komen.
En nu mag ik van Oom niet weg. Ik heb je
juist een massa te vertellen. En ik wil ook met
je afspreken wat we voor Oom* en Dirk zullen
kiezen. We moeten wat moppige surprises maken.
Er is de laatste tijd genoeg voorgevallen, om Oom
er tusschen te nemen.
Van de week zou ik even een boodschap doen.
Wat gaan halen voor de boterham, 't Was even
na zessen, 't Eerste wat Oom zei was: is dat
wel noodig? Stel Je voor, ik zou op die manier
geen straat meer op komen. Maar 't mooiste was:
ik wilde net dc winkel ingaan, en daar kwam
Dirk aan. Dat was me nu een boffer!
Hij .fietste om mij do straat door en vroeg toen
meteen, of ik 's avonds nog even kwam. Oom
weigerde absoluut. Hij zegt aldoor, dat het enkel
bezorgdheid voor mij is, dat hij zoo streng op me
let Geloof jij het? Het is niets andere dan dat
hij bang is, mij kwijt te raken. Hij kan Dirk ge-
.woon niet zien.
Meubelen, die niet ieder
kan betalen
Sommige Indische vorsten waren vroeger zóó rijk
dat hun rijkdom met geen pen te beschrijven is.
Zij zouden zelf ook niet hebben kunnen zeggen,
hoeveel zij wel bezaten, als iemand 't hen eens
gevraagd had. Ze kochten kleeden en tapijten,
waarover hun onderdanen een geheel leven ge-
weefd hadden. Godurcnde het weven van dezo
prachtige tapijten zongen de Indiërs liederen, die
ze voor een deel zelf maakten. Die liederen waren
even mooi als hun kostbaar weefwerk en zoo valt
het te begrijpen hoe het komt dat de Indiërs zoo'n
ongeëvenaarde licderenscliat bezitten.
De tijden zijn sinds vroeger erg veranderd, de toe
standen in Indië zijn niet meer als ze vroeger wa
ren. Toch zijn er nog vele vorsten die zoo rijk
Manden van den musictu Ferruccio Busoni,
Slapend kind.
Foto van Gilbert Cousland, Londen,
Zoo zacht kan alleen een kindje klein
een kindje-mijn slapend zyn.
Zóó alleen kan mjjn meisje-mijn, j
kleine meisje-mijn droomend zijn. j
Slapen is diep in je bedje zijn, j
poppen en mammie vergeten zijn,
goede nacht droomenmeisje klein
goede nacht met je haartjes fijn. '1
JAN IETSWAART
zijn, dat zo aan de meest kostbare grillen kunnen
toegeven. Zoo heeft er eens een van hen aan een
Londcnsche firma opdracht gegeven, een massief
zilveren ameublement voor hem te vervaardigen.
Het ameublement werd na een jaar tijds geleverd
en bestond uit: een ledikant, twaalf cctkamerstoe-
len, twee rustbedden, vier tafels, een kast en een
toilettafel. Het totale gewicht der meubelen be
droeg niet minder dan 4000 kilo, elko stoel woog
ongeveer 150 kilo, en het bed 1000 kilo. Ze zullen
dus niet zoo gemakkelijk te verplaatsen zijn ge
weest. Doch degelijk waren ze zekerl De koopsom
bedroog 180.000.
Of het ameublement ook mooi was? Dat staat zeer
te bezien!
Maak de voren niet dieper
Misschien beginnen de oogen van uw vader of moo-
der te verzwakken en hunne haren te vergrijzen.
Maak do voren in hun gelaat niet dieper, dc r.m
pels hunner zorgen niet grootcrl Tracht met liefde
volle hand ze veeleer weg te strijken.
Wecst toch vriendelijk jegens uw ouders, ook als
zij wellicht tegenover u in 't een of ander te kort
zijn gekomen. Wecst bereid tot verzoening, bo
proeft eens opnieuw een bloemetje op hun levens
pad te strooien.
De dag nadert dat zij dezo wereld gaan verlaten
en niets zal de smart der scheiding u méér ver
•achten, dan de eerlijke gewisheid dat gij allei
gedaan hebt wat in uw vermogen was om dc voren
in hun aangezicht niet dieper te maken.
Wat ik nu van onze oudere zeg, geldt van aller,
die dc Heere op onzen weg heeft gebracht. Alleen
tegenover niemand geldt hei nadrukkelijker dan
ten opzichte van onze ouders, cn onze tijd, d»j
alles aantast en betwijfelt, wat voor vroegere ge
slachten rotsvast stond, slaagt er ook in zelfs bij
Christenen het ouderlijk gezag en den eerbied voor
de ouders te verzwakken. Telkens ontmoet ik men
schen ,die van hun vader of moeder op een ver-
achtelijkcn of hooghartig-medelijdenden toon spre
ken, die iemand door de ziel kan snijden.
Weest gewaarschuwd, vrienden, want geen aard-
sche smart is drukkender en onuitroeibaarder drn
de wetenschap: ik ben voor mijn ouders een slecht
en ondankbaar een trouweloos kind geweset.
O maak de voren op iemands aangezicht niet die
per en strijk de rimpels glad door een liefdevolle
hand, die bestuurd wordt door een hart, dat Gods
liefde heeft ervaren.
Dr. J. II. GUNNING J.Hzn.
349