HOLLANDSCHE KOLEN
„WILLEM-SOPHIA
DE HUISBRAND ANTHRACIET
NEDERLANDS NIJVERHEID
UNANIEM GUNSTIG
N.V. NEDERLANDSCHE STEENKOLENHANDEL
n.v. Algemeene Brandstoffenhandel „LEIDEN"
van de Mijn
bij uitnemendheid
Het oordeel ten opzichte
van deze anthraciet is
Agente voor LEIDEN en OMSTREKEN
Firma K. T. CARON, Haagweg 15, Telef. 105
99
Hoofd-agente van de Mijn W.-S.
Tevens verkrijgbaar bij:
C. BRANDSE, Hansenstraat, Telefoon 693
CREYHTON'S KOLENHANDEL, Hooigracht, Telefoon 114
J. GEERTSMA, St. Jacobsgracht 26a, Telefoon 1214
A. GEERTSMA, Lage Rijndijk 10b Telefoon 1728
A.J. v. HAASTEREN, Oude Rijn 91, Telefoon 633
C. OSINGA, Kraaierstraat 19, Telefoon 556
H. DE ROODE. Oude Singel 94, Telefoon 738
H. DE ROODE, Geverstraat8,Oegstgeest, Telefoon 1536
Fa. Wed. v. d. WILK, Kruisstraat 37, Telefoon
W. VINK Zn., Oegstgeest, Telefoon 2521
A. ZWAAN, Rijndijk 156,Voorschoten, Telefoon
DERDE NUMMER
WAARBIJ INBEGREPEN HET ZESDE MIJNENNUMMER
BIJLAGE VAN DE NIEUWE LEIDSCHE COURANT
0 WOENSDAG 2 NOVEMBER 1932 Bureau Breestraat 123 Leiden Tel. 2710 Postbus 20 Giro 58936
Ket Nederlandsche element
in de Nederlandsche
nijverheid
door
H. J. van der Munnik
In haar aard is onze nationale nijverheid niet
„van vreemde smetten vrij". Dat kan ook niet
anders in een land, dat in de voorziening der
grondstoffen in aanzienlijke mate afhankelijk is
van het buitenland. Dat deze mate, vooral na don
oorlog, bezig is af te nemen, zou in een geschie
denisboek van onze nijverheid de beschrijving van
het jongste tijdperk beheerschen. Ik behoef slechts
te wijzen op onze steenkolenvoorzicning, op onze
zout-industrie, op de stikstoffen-bereiding, c.d.,
om te doen zien, hoezeer onze industrie zich iu-
6pant met het versterken van het nationale ele-
ment in dc voorziening van eigen behoeften. Reeds
hioro'm alleen zou de waardeeriog van het Neder
landsche fabrikaat een hooger peil kunnen be
reiken, dan thans bereikt is.
Er zijn echter nog andere redenen, om onzo
nijverheid in haar nationale karakter te belichten.
Eén daarvan is de historische achtergrond van
haar bestaan. Nederland is een land met een
vruchtbaren bodem, die in harden strijd is ont
woekerd aan, en nog steeds beschermd moet wor
den tegen het water. Het water, dat ongeveer
gedeelte der landsoppervlakte beslaat, is echter
tevens een bron van welvaart geworden, zoowel
in het onderhouden van een omvangrijk visscherij-
bedrijf en in het dragen der schepen, als in het
aanvoeren van de klei als grondstof voor een
onzer groote bedrijfstakken.
Dc lijn, waarlangs onze nijverheid, in natuurlijke
samengroei met den handel, zich heeft ontwikkeld,
loopt dan ook van de eerste hoofdbronnen van
bestaan: jacht en visschcrij, later landbouw cn
veeteelt, naar scheepsbouw cn waterbouwkunde,
naar zuivelproductie en textielnijverheid, en naar
mate dc bedrijfstechniek vorderde, naar de ver
vaardiging van de werktuigen, op die terreinen
noodig.
Een derde reden, om dit onderwerp te behandelen,
is aanwezig in het uitgestrekte koloniale bezit van
Nederland. Zoo kan onze nijverheid uit eigen
Rijksgebied tal van tropische producten betrekken,
welke als grondstof of als gereed voedingsmiddel
aan het Nederlandsche product volle recht geven
op den Nederlandschen naam. Ook deze omstan
digheid mag, nu we nog in het onbetwist bezit
zijn van dien „gordel van smaragd", wel meetel
len in dc daadwerkelijke waardeering van het
nationale product.
Gelet op het zuiver nationale, het koloniale en
hot buitcnlandsche stempel, door historie, geogra
fische ligging cn economische omstandigheden op
onze nijverheid gezet, kan men haar in hoofdzaak
in drie groepen vcrdeelen:
Inhecmsclie nijverheid in den engeren zin van
het woord vindt men voornamelijk in de zuivel
bereiding, dc exportslachterijcn, de aardappelmeel-,
stroocarton- en beetwortelsuikcrfabrieken, de
steenbakkerijen en «In aardewerk-industrie, de jam-
cn conservénfabrickcn, de meelfabrieken e.d. Ge
heel of ten doelc van het koloniaal -bezit afhan
kelijk zijn dc cacao-, rietsuiker-, rubber- en siga
renfabrieken, dc rijstpellcrijon en olieslagerijen,
dc koffie- en tlicoverwcrking, de houtzagerijen,
de petroleum- cn benzincbed rijvon, enz. Een derde
groep bedrijfstakken vindt men gefundeerd op den
aanvoer van allerlei grondstoffen uit het buiten
land: de scheepsbouw- en machinenijverheid, do
textielnijverheid, de margarinefabrieken, de gloei
lampen- en radio-industrie, de kunstzijdefabrieken,
de papierfabrieken, de chemische nijverheid, de
diamantnijverheid, de distilleerderijen, de schoen
fabrieken, tapijtweverijen, glasnijverheid, bierbrou
werijen enz.
Met dit zeer globale beeld voor oogen kan men
zich ecnigermato bezinnen op de richting, waarin
de verdediging en handhaving der vaderlandsche
nijverheid moet gezocht worden, vooral nu de
crisis haar aanvalt van twee kanton: in den
land- en tuinbouw en do zuivelbereiding door de
buitenlandsche handelspolitiek; cn in de „schwer"-
industrie door gebrek aan opdrachten, welke uit
blijven of ons ontgaan, omdat de prijsberekenin
gen van het buitenland beneden de onze zijn.
En dan mag hier wel. eens de ernstige vraag ge
steld worden, of allen, die de verdediging onzer
nijverheid willen zoeken in bescherming, hetzij
in protectioneelen zin door verhooging van ons
invoertarief, hetzij door dirccten of indirecten
steun der overheid aan landbouw en industrie,
zich er wel voldoende rekenschap van geven, dat
dc eerste cn do beste bescherming gelegen is in
een lioogere waardcering van liet nationale pro
duct door eigen volk.
Over dit onderwerp is al heel veel geschreven en
wat er gedaan is, maakt daarbij een zeer beschei
den indruk. Dat er meer gedaan kan worden, is
buiten twijfel. Alleen reeds het bij inkoop vragen
naar de afkomst van het artikel, zou een grooten
invloed hebben op den winkelier, ook al zou deze
niet aanstonds het verlaïigdo kunnen geven. Men
denke slechts aan het enorme aantal gevallen, en
aan dp voortdurende, herhaling daarvan, die als
een gestadige regen op den winkelstand zouden
neerkomen.
Ook over het onmiskenbare verbund tusschen de
werkloosheid en de bevoordecling van het buiten
landsche product zijn pakkende cijfers cn leiten
vermeld. Wij zullen niet beweren, dat de 300.000
werkloozen, die thans don somberen zelfkant onzer
nijverheid als een zware nationale last doen wogen,
verdwijnen, zoodra wij allen louter Nederlandsche
producten koopen, maar dat dit getal ook door
persoonlijke belangstelling cn inspanning is te
verminderen, staat vast. In het jongste nummer
van het orgaan der Ver. Ned. Fabrikaat, die zeer
veel cn zeer veel doeltreffend werk verricht voor
do versterking der positie van het nationale pro
duct, vinden wij een eenvoudig voorbeeld:
„Verondersteld, dat vóór de mechanisatie Jn een
zeker tijdsverloop 1000 stuks van een bepaald
klccdingstuk in ons land werden vervaardigd, en
dat daarvoor 10 werkkrachten noodig waren. Nu
wordt een machine aangeschaft; deze wordt door
2 mcnschcn bediend cn maakt dan ook in denzei f-
den tijd 1000*stuks. Er Is weinig aan te doen: 8
werklieden moeten worden ontslagen. Maar bij
nadere beschouwing ontdekken wij, dat die 1000
klccdingstiikkcii niet beantwoordden aan de ge-
hcele behoefte, maar dat er tot nog toe ook nog
1000 stuks uit het buitenlund werden gehaald en
in ons land gebruikt. Gunn wij nu voortaan die
1000 stuks óók uit de eigen industrie betrekken,
dan kun nóg een machine worden gekocht, die
óók op haar beurt weer twee man werk ver
schaft. Van de 8 ontslagenei) hebben wij er dus li
gemaakt."
Ziedaar een weg gewezen. Er zijn meerdere to
noemen, leder vindt in zijn omgeving kansen der
toepassing. Laat hij dun niet alleen letten op den
ciscli van liet heden, maar ook op de rechten der
historie. Duizenden declcn in een wedvaart, doop
het voorgeslacht voor hen veroverd en dat geldt
ook op het gebied der nijverheid. ITct is niet meer
dan billijk, dat zij dien arbeid rechtvaardigen,
door de vaderlandsche industrie van het heden
te steunen zooveel het hun mogelijk is. En dat die
mogelijkheden al uitgeput zouden zijn, kan nie
mand beweren.
En overigens: do it now!
Het gereedschap van den
mijnwerker
Het gereedschap van den mijnwerker is in de
laatste 50 jaur zeer veranderd met het voortschrij
den der techniek. Waren vroeger „Schlagcl" cn
„Eisen" die nog steeds in het mijnwerkerswapen
gekruist prijken, de voornaamste werktuigoni,
waarmede de mijnwerker het door „Feuersctzen"
gesprongen gesteente verder loswerkte, thans be
schikt hij over boorwerktuigen, dikwijls door
luchtdruk of electriciteit gedreven, waarmede hij
gaten boort, waarvan de diepte, al naar het ge
steente en het doel waarmede het gat geboord is,
van Yz tot 3 M. wisselt.
Zelden zijn zij dieper cn dan alleen voor spccialo
doeleinden, b.v. het aanboren vun oude verlaten
mijnwerken, waarin men veel water of mijngaa
vermoedt. De boorgaten worden met ontplofbare
stof gevuld, waarvan tegenwoordig groote verschel-
denheid voor alle omstandigheden aan de markt
gebraolit wordt. Het is n.l. niet hetzelfde of men
wil schieten in kool of in harden steen of in taai
vast hout, of er mijngus aanwezig is dat door een
vonk kan ontploffen, of dc kool droog, fijn stol
geeft, dat eveneens zeer ontplofbuur is, of de kool
hard, nat of taui is; dat ulles heeft invloed op
dc keuze van liet ontploffingsiniddol. Zelfs kart
een zeker niijngasgchalte aan het Staatstoezicht
liet recht geven ontplofbare stoffen te verbieden.
Deze zijn soms niet anders tot ontploffing te bren
gen dan door slaghoedjes van knalkwik, welke
aan het einde van de lont bevestigd, iji de lading
geplaatst worden.
Door allerlei soorten van ontstekers, waarvan do
electrische vonk de grootste veiligheid en zeker
heid biedt, wordt die lont ontstoken en onder
„Vuur"
verwijdert dc mijnwerker zich van de werkplaats
om do uitwerking van het schot af te wachten.
Behalve luchthoorkamers worden nog verschillen
de boormarhincs met de hand, perswater, druk-
lucht of electriciteit gedreven, gebruikt De slag
boor komt hoe langer hoe meer in onbruik. Zij is
van boorstanl en aclitknntig en wordt na eiken
slag met den hamer een kwartslag om dc leng'e-
ns gedraald, zoodat zij hij het dieper gunn een
rond gat boort.
Het schot heeft de delfstof of het haur omgevende
gesteente uit elkander doen springen, losgemaukt
of. tenminste doen barsten. Dit wordt nu verder
mot het houweel bewerkt, met een schop in dc
wagens galaden en nu vervoerd.
Andere werktuigen zijn een bijl, om liet hout,
dut voor stutten dient, te kpppen; een zaag voor
hetzelfde doel en een moker om de stijlen onder
(l<-ii dorpel te drijven, Tezamen vormen deze een
betimmering. Gewoonlijk is deze van hout, soms
geheel of gedeeltelijk van ijzer, soms nog door
nmlere mntoriuien, zooals beton, versterkt
1!