VERVOLGVERHAAL De gezegende rit uoor S. Williams VervolgJf Lena greep naar haar hoofd, wees op de naai machine, een geschenk van moeder en zei: „dan gaat deze miaechien eerst weg". Banga uitte pen heel leelijk woord, en schudde zijn portemon- naie leeg op tafel. Samen telden ze. Ruim zestien gulden! „Morgen krijg je de rest," verzekerde hij. „Hoe zul je weer inkoopen?" vroeg ze. „Dat zullen we zien. Ais die kerels maar hun geld hebben." De kaart met de dreigende mededeeling lag mid den op tafel toen het echtpaar Brouwer kwam. Banga daoht direct aan de mogelijkheid, dat Brouwer door Jansen was ingelicht, en nu zijn theorieën zou laten hooren. Enfin, hij was net in een stemming om zich met hand en tand te ver dedigen. Boukje had wat kleertjes meegenomen: haar jongen was er uitgegroeid. Brouwer praatte over verschillende dingen, en deed of er niets bijzonders was. 't Zou wel komen, meende Banga. En, terwijl de vrouwen naar zijn 'jongen gingen kijken, wapende hij zich tot ver- w cr. Brouwer bleef heel gewoon doen. Banga was teleurgesteld: hij had werkelijk lust te kampen. De ouderling kon zeker geen begin vinden. Nou, hij was bereid een handje te helpen. Banga begon te spreken over juffrouw Jansen. Die was, naar ze vertelden, weer eens bij den dokter geweest om dat ze niet slapen en niet eten kon. Dat zoo'n mcnsch toch zoo tobde! Ziek was ze eigenlijk niet. En, ongeveer r'les wat je wenechen kon, had ze. Een beste man, goede loondagen, en een huis vol mooie dingen. Brouwer vertelde, dat een mensoh nog wat anders noodig heeft dan geld en meubeltjes. Banga waagde nog meer. Hij liet de „waarschu- wing" lezen, en gebruikte een massa woorden om duidelijk te maken dat je zonder geld toch maar in de ellende zat, dat menschen die nooit iets te kort kwamen, gemakkelijk konden praten. Nu zou hij toch wel Iets moeten hooren van dure borrels. *t Gebeurde niet Brouwer reageerde alleen met: „als we Je kunnen helpen, zeg ]e 't maar. Later geef je 't wel terug". Toen de vrouwen weer beneden kwamen werd Banga's stemming niet milder. Hij zag duidelijk, 'lat Leen gehuild had. Boukje keek ook alsof min stens de halve wereld vergaan zou. Waarom zeien ze niets? Hij verdiende wel een standjel 'Op weg naar huls vertelde juffrouw Brouwer haar man hoe moeilijk Lena het had. Ze voelde zich' zoo ziek en tobde er over of het wel goed zou gaan. De hoofdpijn was zoo erg, en eten kon ze niet. Ze sprak over haar ouders. Als moeder een poosje kwam, zou ze veel rustiger zijn. Vader wou niet met haar man onder hetzelfde dak zijn, maar mceder was anders. Ze spraken af dat Boukje schrijven zou. Een week later zag men in Banga's huis een andere vrouw met bijzondere klecding. En, toen oen zusje geboren werd, was zij het die als moo ter de zwaarlijdende Lena troostte. Dokter vond het noodzakelijk, dat de jonge moe der minstens twee maanden volledig rust genoot Zoo alleen was het mogelijk groote zwakte te over- Htt kindje was twee weken oud, toen een comfor table luxe auto voor Banga's huis stil hield, en een blecke vrouw, gesteund door sterke moeder- arnien, naar buiten kwam. Juffrouw Brouwer droeg het zusje. Het „kereltje" stond met ongeduld ce wach'en tot hij ook in de mooie wagen mocht y—?ing met haar kinderen, zorgvuldig door moe Jer bewaakt, naar het ouderlijk huis. Tc n de auto weg reed, stond Banga te wuiven - "t vochtige oogen. Hij was vast besloten in zijn *>nzaamheid veel moois te doen. Jan van 't Goor Jan van 't Goor, Banga's schoonvader, liep, vol opstandige gedachten, hot erf rond. 's Middags was zijn eenigst kind thuisgekomen, en hij zou nooit kunnen vergeten hoe ellendig ze er uitzag. Zoo bleek en zwakHij en zijn vrouw kenden bijna geen ziekte. Ze hadden ook nooit tijd kunnen vinden om lang op bed te liggen. Altijd geploeterd om oen bootje vooruit te komen. En, toen ze meenden bijna het doel te hebben bë< reikt, was de ellende begonnen. Wat hadden ze lang moeten wroeten om dit boer- derijtje te kunnen huren. Toch was het een goede tijd, toen ze alle krachten inspanden om iets meer te bereiken dan een ge wone daggelder. De gedachte, een mooie toekomst voor zich te heb ben, vergoedde veel. Allereerst zagen ze -iets moois voor Lena. Die moest boerin worden. Kennissen gaven den raad het kind wat bijzonders te laten leeren. Ze wilden er niets van weten: wat zou zoo'n wicht anders noodig hebben dan de gewone school, en wat moeder haar leerde van huishou den? De wereld zat vol slechtigheid en hoogmoed. Je had kans, dat ze dan later van haar eenvoudige ouders niets meer leeren wou. Nergens veiliger dan thuis. Wat ging alles mooi! Lena bleef een lief kind. Net geschikt om bedorven te worden. Maar, ze hadden een goede opvoeding gegeven. Trouw naar kerk en catechisatie. Thuis: bijbellezen en bidden. Zoo moest alles goed gaan. Banga had hij uit medelijden in huis genomen. Die kende 't boerenwerk, en stond zoo alleen in de wereld. Hij, van 't Goor, had Banga's moeder heel goed gekend. Dikwijls was ie bij haar oudere ge weest, toen ze als kind nog zoo veel plezier had. i^ater kwam die kerel met z'n mooie praatjes, 't Was een knappe vent, en hij kon babbelen als de beste. Ze vertelden, dat ie in Zwolle op een nota riskantoor zat. Na de ellende hadden ze niets meer van 'm gehoord. Niemand kon vertellen waar ie nou was. Door die vent waren zij ook ongelukkig geworden. Nam je uit pure medelijden zoo'n jongen in huis... Waar was de dank? Hun eigen, hun eenigst kind kwam in 't verderf. De appel valt nooit ver van den stam. Zoo vader, zoo zoon. Dat zag je nu weer. Banga was nooit een gewone Geldersche jongen, maar werken wou ie wel, en handig was ie ook. Wie had kunnen denken, dat LenaNooit zou hij vergeten dien verschrikkelijken morgen; toen hij den brief las waar alles in stond. Toen had hij zijn eigen kind kunnen ranselen. Zoo'n field had ze vertrouwd...... Z'n mooie praatjes geloofd. Hun braaf, fatsoenlijk, godsdienstig kindHoe was 't mogelijk! Een volle week had hij Lena niet willen zien. Z'n Vrouw was anders. Die deed net alsof Banga niet' slecht was. Hij wou niet, dat ze gingen trouwen. Hij wou niet, dat cr brieven van die vent in zijn huis kwamen. Zijn vrouw had gezegd: „het huwelijk- mag je niet verhinderen. Dat hij schrijft, en alle schuld op zioh neemt, bewijst, dat ie beter is dan jij Ze hadden veel gekibbeld in die vreeselijke dagen. Soms was ie woest-nijdig weggeloopen: bij 't stom me vee kon je 't beter uithouden. Z'n vróuw had 't gewonnen: Lena trouwde met die sinjeur. Met een mijnwerker't Was om te Dat was nou het lot van een eenigst kind, waarvoor zoo geploeterd was. Bruiloft werd natuurlijk niet gehouden. Met han gend hoofd waren ze naar 't gemeentehuis geloo- pen. 't Was z'n zwaarste dagHij had zich altijd voorgesteld: als Lena groot is, en trouwen wil, komt er wel een nette jongen van 't dorp. Hij zag zichzelf zitten in de kerk, terwijl de dominee mooie woorden sprak over 1 samengaan van twee jonge menschen die de Waarheid kenden. Dan zou het echt feest zijn geweest. Dan zouden ze ook goed voor den dag zijn gekomen. Nu was alles heel goedkoop. Goedkoop, terwijl je het beste ver loor Banga vertelde, dat er in de mijnstreek honder den mooie huizen voor mijnwerkers waren ge bouwd. Meende die vent werkelijk, dat i? kinderen voor zich had? Al waren ze maar boerenmensohen, ze waren niet gekl Lena ging haar ongeluk tegemoet. Zoo had hij 't gezegd, en zoo was 't uitgekomen ook. Van z'n vrouw begreep ie niets meer. Ze was beter dan hij. Veel vromer. Hij zei nog wel eens van die rare woorden. Zij nooit. Maar, dat ze nou voor de drie zorgde, als vroeger voor de ééne, dat ging boven z'n begrip. Zwart bleef toch altijd zwart! Moest je Lena zienVroeger een gezon de, sterke meid, en nu Dat zijn vrouw zoovéél goeds vertelde van 't kolen- land! 't Was er heel vreemd, zei ze. Veel drukker dan hier. En overal stonden, soms midden in de velden, een hoop nieuwe huizen. Do protestanten hadden een houten kerk. Ze had in die houten kerk toch veel genoten. De dominee sprak andere dan ze hier gewend waren, maar mooi was 't, Was een knappe vent en 7i$ kon babbelen alt. de beste." Over hun lieve schoonzoon sprak ze ook vrienden lijk. Hoe T mogelijk was Hij wist toch heel goed, dat de vent dronk! En' dan: z'n mond was zoo groot Daarom moest ie van de mijn. Ja, Lena was niet meer de vrouw van een mijnwerker. Banga werd koopman, 't Zou een praohtzaakje zijn. Z'n vrouw zei: „we moeten blijven bidden; hij kan nog wel veranderen". En toen hij vertelde, dat een slecht mensch niet zoo gemakkelijk braaf wordt, had ze heel ernstig ge zegd: „je mag hem niet veroordeelen. Slecht is is niet Lena houdt van 'm". Dat laatste deed de deur dicht „Lcna houdt van *m". Vanmiddag zei ze: „als m'n man het nu maar goed heeft". Moest je nou een vrouw wezen om zoo iets te begrijpen? Als Banga het maar niet in z'n hoofd kreeg om Lena te bezoeken, 't Was net iets voor hem om een hoop geld voor de reis uit te geven. Hier kon ie leven up de zak van de ouweluL Als ie nou maar niet geloofde, dat Van 't Goor kindsch begon te worden! Het jongetje leek op Lena, maar, druk was ie. Enfin, hij had nu de ruimte, en moest maar rond- springe. Als ie maar een andere naam hadHij heette Klaas. Net als z'n vader. Ze hadden 'm Jan willen noemen. Jan BangaDat klonk heel anders dan Jan van 't Goor. Hij had niet gewild, dat een kind uit zoo'n huwelijk naar hem zou worden genoemd. Het kleine zusje kreeg grootmoeders naam: Marie. De kinderen waren nog ongedoopt Natuurlijk Kinderen van zulke oudersBanga was een spotter, en Lena kwam ook nooit in de kerk. Na zoo'n opvoedingDominee moest maar eens met Lena praten! Hij was een man met ervaring. En, heel geleerd. Als zijn vrouw de man van do houten kerk er naast zetteMaar eerst moest Lena wat sterker worden. Als ze maar melk en eieren bcliefdel In den boomgaard was een plekje, waar zij bij mooi weer heerlijk in een ruststoel kon liggen. Twee en twintig was zeZe zag er uit als oen mcnsch van veertig Hij wou wel eens weten welke kennissen ze daar hadden. Die Brouwer was ouderling, vertelde zijn yrouw. Als 't dan maar een goeie was. Hij werkto ook in do mijn. 't Zou heel moeilijk zijn, daar ambtsdragers te vinden. Ze konden geen hoogel cischcn stellen. Hij, Jan van 't Goor, bedacht zich' wel tienmaal eer hij zoo'n ambt aanvaardde. Daac mocht je niet luchtig over praten. Om de gemeente vóór tc gaan, moest je goed den weg weten, en, daarop wandelen ook. Die Brouwer scheen nogal een fatsoenlijk mcnsch te zijn. En z'n vrouw, die den brief voor Lena schreef, ook. De andere kennissen waren niet van de kerk. Aar dige menschen, zei zijn vrouw, maar niet gods dienstig. Zulke mcnsöhen moest Lena nooit in huia hebben: als ongeloovigen vriendelijk doen is er groot gevaar. Van 't Goor werd gestoord door kleine Klaas. Het ventje vond alles in de nieuwe omgeving vreemd. Hij hoorde varkens knorren achteV een hoog hou ten schot. Heel bang was Banga's kereltje wegge loopen. „Lcelijke beesten", zei hij tegen grootvader. „Klaas bang is. Grootvader doodschiete". (Wordt vcrvolgdl 294 HET VERHAAL VAN DEZE WEEK „Ontvangen - - óók zalig" door G. Mulder gullen we 't nu doen?" 't Was hun gelukteindelijk. Hij had een vaste betrekking die veel diploma's vereischte, weten te bemachtigenen zij: ze was klaarOp afbetaling had ze niet willen koopen. 't Had heel lang geduurd niet zoo ver af dreigde een koperen verlovingsfeest maar nuze voelden zich als vogeltjes die samen een nestje „af" weten, dat alleen van hun is. „Ja, laten we 't doen" Ze trouwden. Maar ach,na 'n jaar werd hij ontslagen En zijmoest wieg koopen en meer Toen was hij zonder vaste positie en zijniet zonder schuld. Zij schreidehij zuchtte. Toch te vroeg getrouwd? „Denk je dat ik om steun vraag?Nooitf Hoor je 't goed, vrouw? Nooit!" „Maar m'n lieve man, dat zeg ik toch niet" „Wat bedoel je dan met dat „hoe moet het?" Ik sjouw elke elke dag van vroeg tot laat om werk en „Dat weet ik wel manlieve, maarje moet tochi eten ook. En de huur, de „Is die vent al weer geweest?" „O man," schreide ze. „Vrouw niet schreien, hoor, laat het maar aan mij over. Ik zal maar alles wat van mij is ver- koopen." „Wat?" Doch hij was al opgestaan, doorzocht het geheelo huis en wat van hem was stapelde hij op z'n schrijfbureau: zijn hooge hoed, z'n inktstel, sigaren koker, gouden manchetknoopen, trouwpak, winter jas, 'n paar schoenen, 'n schilderij dat hij mooi vond, 'n radiotoestel enz. „Kun jij 't orgel missen, vrouw?" 't Was van hem, maar zij speelde. Er wérd gebeld; hij deed open. „Piet! Jij hier?" „Ja Komt 't uit?" „Wat zal *k zeggen, *k ben druk aan 't rommelen; kom maar boven." „Als 't anders niet gelegen komt? Is morgen beter? Ikik dacht dat je niss te doen had." „Dat is Ook zooKom maar" Met een: „anders kan 't morgen ook wel," komt z'n vriend, die diaken is, naar boven. „Ga zitten." „Dank je! Is je vrouw niet thuis?" „Jaweldie komt zool" Ze was even weggewipt wat had 'n ander aan haar tranen? De diaken schoof wat onrustig op z'n stoel 't Was toch moeilijk, zou hij 't nu maar vragen, misschien bleef zij wel even weg. „Henk, hoor es" zei hij zacht je bent nóg zonder werk, is 't niet?" „Ja, nóg wel, maar 'k zal wel gauw wat vinden joh'k Heb uitstekende referenties." „Dat weet ik,maar nu? Jc kunt toch niet zon derKunnen wij je niet wat helpen?" „Weet je 'n betrekking?" „Was 't maar zoo!Neen, ik bedoel (wat was 't toch moeilijk) je weetik ben diaken." Hënk sprong op van z'n stoel: „Ben je nou heele- maal", schreeuwde hij. .Toen kwam z'n vrouw de kamer binnen. „Piet, warempel!"Is 't thuis goed?" „Gelukkig welKatrien vraagt of je niet eens komt Ze ziet je nooit meer, zegt ze," stotterde hij. „Die Katrien tochZe denkt zeker dat ik niks te doen heb." Gedwongen opgewekt lachend knikte ze naar de wieg. De diaken kreeg 't benauwd bijna. Katrien had niets gezegd. Henk keek 't raam uit „Wat jammer dat "k nu geen koffie hebZal *k even zetten? Of heb je liever thee, man?" [(Henk had in drie weken geen koffie geproefd; alleen 's Zondagsmorgen.) „Neen, dank je wel, geen drukte voor mij, 'k heb' pas thuis koffie gedronken; straks drinken we nog theeHoe laat is 't al Henk?" Henk keek op z'n horlogeo ja, dat zou hij ook verkoopen„Even half tien," ziei hij. „En ik moet nog naar de Dsteeg, dan nog een vergadering't Zal laat worden vanavond." Henk liet hem uit. „Je neemt 't me todh niet kwalgfc, Henk?" „Wel neel" „Hoe kwam Piot hier zoo?" „Hij 's toch diaken?" mokte Henk. Z'n vrouw kleurde...... En zweeg. „Kom we gaan nu maar naar bed. Morgen heb" jij geldM'n horloge kan ook nog „Henk, doe toch niet zoo!" Zooveel smart klonk in haar stem, dat Henk schrok. .Misschien vind ik morgen wel werk, dan hoeft 't niet," kwam hij haar tegemoet. „O, 'k hoop het."Even later: „Maar als je 't niet krijgt, Henk? Doe je 't dan?" „Wat 'k heb verkoopen?Ja, wat andere?" „Je mag het niet doenVast niet, dat mag niet, dat kan niet," snikte ze. „Och komStil nu." „God wil het niet," kreet ze. Henk betrok. Wat bedoelde ze? Vast keek hij haar in de oogen. Had zij er vrede mee? „Henk, God wil het niet," zei ze kalmer. „Wat bedoel je," vroeg hij scherp en toch wei felend. „Jij leeft in opstandnet als ik. Dat mag niet Ik zie hetik weet het nuHij weet wat goed is voor ons. Vergeten doet Hij ons niet" Bedoel je soms dót?Ik niet. Heb ik daarvoor mijn heele jonge leven geploeterd, om nu te eten van de diaconie?Ik dank je!" „Henk stil toch." „Jou begrijp ik niet!" „Tc Begrijp me zelf ook niet maar ik weet het en'k ben blij. Zag jij het ook maar zoo. Bid toch Henk." „Ik ga naar bed." „Dan zal ik het voor je doen." Van rustig slapen kwam niets. Henk woelde maar om en om, sluimerde, droomde. Dón zat hij weer op z'n kantoor, dón verkocht hij z'n spullen voor 'n hoop geld; later had hij ruzie met Piet Veel te vroeg was hij 's morgens op. Z'n vrouw sliep nog. Stil wascht hij zich, kleedt zich aan, gaat naar de kameren ziet z'n eigendommen op 't bureau. Alles moet maar weg, 't bureau ook, hij kan evengoed z'n spullen in een kast bergen en op tafel schrijven, overlegde hij. Hoeveel zou hij er wel voor krijgen. Natuurlijk moest het voor minder weg. Hij ging optellen: 25 of 30 af nu zooveel. Net 'n uitverkoop, 'n Heel lijstje kreeg hij. Opgeteld was het ruim driehonderd pop. Daar Hoe zeere vallen ze af de zieke zomorbl&ren, hoe zinken ze altemaal, die eer zoo groene waren te grondewaart! Guldo Gezelle Foto van Dr Paul Wolff, Frankfort a. Af, zouden ze toch minstens drie vier maanden van kunnen leven. Eerst de achterstallige huur, Je wieg en...... misschien had z'n vrouw nog wat dat ook, totaal zooveel. Dat er af. Bleef over even tweehonderdtwintig gulden, dat was achttien weken van twaalf gulden. Zoo moest het. Eerst zou hij nog even in 't ochtendblad zien of er misschien iets in stond. Zoo nietdan ging z'n boeltje. Jammer ,de leeszaal was pas tien uur open. Tien uurnu bijna acht hij hoorde z'n vrouw ook al wacht, dan kon hij beter eerst 'n kooper zoeken. Mocht er dan toch nog wat in de krant staan, welnu, dan kreeg die vent 't niet. Gauw naar beneden voor z'n vrouw kwam. 't Viel hem niet mee zoo'n koopman te vinden. Eindelijk ja, vond hij er een, die zich voor het gevalletje interesseerde. Die beloofde te zullen ko men kijken. Henk liep 'n paar straten om, kwain thuis, wachtte even. Gelukkig daar kwam hij. „Vroege visite," riep Henk naar boven om z'n vrouw niet te doen schrikken, en liep de trap op, gevolgd door den koopman. Z'ri vrouw begreep en verdween. „Die schrijftafel? h'm, vijftien gulden." „Man, dat bureau heeft tachtig gekost." „Al had het meer dan honderd gekost, mijnheer, dan nog geen cent meer ik moet het misschien wel vijf jaar bewaren voor ik er een kooper voor vind. 't Is voor ons ook slecht mijnheer; de meesten koopen liever nieuw op afbetaling" „Dat radiotoestel dan?" „*n Tientje!Zijn de lampen nieuw?Twaalf gulden dan. 't Is allemaal distributie tegenwoordig. Misschien raak ik het wel nooit kwijt." „Mijnheer!" riep Henk verontwaardigd, „wilt n weggaan. Wilt u alstublieft weggaan. Weg, bedoel ik! Gaat u alstublieft wegl" »M'j goed," sprak de koopman boos, „u moet mo 's weer roepen." Toen (Je handelaar in „tweede handsch" maar even weg was, ging Henk ook. Z'n vrouw durfde hij niet ontmoeten. Driehonderd guldennog geen vijftig kon hij krijgen. Sahandalig was het De krant gaf ook geen hoop. Verkoopcr gevraagd, voor huishoudelijke artikelen aan particulieren; hij kende 't al. Verzekeringsagent; zeker om jo familie er in te helpen. Directeursplaats vacant, verplichte 6torting zooveel mille; als je maar met geld komt, dacht hij. Niks was het, allemaal niks. Hij ging maar weer de straat op, informeerde 'a 291

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9