HET GELD
HET SLOT BENTHEIM
Wetenschap.
WOENSDAG 31 AUGUSTUS 1932
TWEEDE BLAD PAG. 5
ECONOMISCHE WERELDPROBLEMEN
MIDDEL MAAR GEEN DOEL
Het geld hoort te zijn: •middel" om den
ruil mogelijk te maken en om het zeer ge
compliceerde economische raderwerk onzer
maatschappij geruischloos te doen marchee-
ren. Zoodra het geld echter in hoofdzaak
„doel" wordt schiet het in zijn functie te
kort en kunnen evemvichtsverstoringen niet
uitblijyen. Dit is o.i. de hoofdzaak, waarom
het geldprobleem op het moment draait en
waardoor een deel der crisis-verschijnselen
zoo scherp naar voren is gekomen. Is het
niet typeerend, dat verschillende landen hun
toevlucht hebben moeten nemen tot het
nieuwe systeem van compensatie, waarbij
goederen tegen goederen worden geruild,
juist omdat men gebrek heeft aan voldoende
buitenlandsche deviezen, zoodat men anders
de export-artikelen tegen ruïneuze prijzen
op de markt moet gaan werpen?
We zullen in enkele artikelen uitleggen
hoe het hulpmiddel „geld" en alles, wat
daarop gebaseerd is. zooals het geheele cre-
dietwezen, door de omstandigheden tot een
nevel is geworden, waarachter alles ver
sluierd ligt en waardoor men het geheel
niet meer goed kan overzien. De monetaire
situatie is ernstig ziek; men weet geen ge
neesmiddelen ervoor, want alles, wat men
aanwendt om het zieke organisme gezond te
maken, verergert de kwaal. Het eenige.wat
hulp zal kunnen bieden, is de natuur te
laten werken, zij 't dan ook langs een pijn
lijken weg. in de hoop, dat de toestand zich
zelf zal genezen.
Wij zullen geen geschiedenis van 't geld
schrijven; dit zou ons te ver voeren en de
problemen niet verduidelijken. De aandacht
zou dan van de hoofdzaak worden afgeleid.
Toch dienen wij even bij het wezen van 't
geld stil te staan, al zullen wij zeer popu
lair moeten blijven en daardoor den indruk
moeten wekken van niet wetenschappelijk
te zijn. Over het geld is echter zoo verbazend
veel geschreven en er bestaat zooveel mis
verstand over den aard en het wezen van
het geld, dat wij slechts een klein onder
deel kunnen belichten van het uitgestrekte
terrein, waarop het geld zijn invloed doet.
gelden.
In de meest eenvoudige samenleving, zoo
als in de grijze Oudheid bestond, had men
geld niet noodig. Men bracht voort, wat
men direct noodig had en verder dacht men
niet De behoeften waren beperkt tot 't eigen
„kunnen": had men dorst, dan dronk men
uit de bron; had men honger, welnu dan
ging men op jacht of men slachtte van de
kudde, die men bezat. Kleeren waren primi-
tier; dierenhuiden waven menigmaal vol
doende en men leefde van hetgeen de om
ringende natuur opbracht. Dit veranderde
geleidelijk, toen men met andere stammen
in aanraking kwam en behoeften leerde
kennen, waarvan men vroeger geen notie
had. In den beginne ruilde men de begeerde
Voorwerpen tegen elkander uit, doch toen
de horizon nog meer werd verbreed, bleek
dit menigmaal onmogelijk. Men vond een
ruil-object zeldzame schelpen, graan, vee
of wat dan ook en men wisselde gaarne
de overtollige goederen tegen dit ruil-object
uit, omdat men wist hiervoor t.z.t. de be
geerde artikelen te kunnen verkrijgen. Dit
is het begin van het geld. Hoe grooter op
pervlakte het ruilverkeer verkreeg, hoe snel
ler stegen de behoeften en er kwam een tijd,
dat men met meer ging voortbrengen voor
het eigen verbruik, maar zich ging instel
len op het vervaardigen van die goederen,
waarvan men veronderstelde in een bestaan
de behoefte van anderen te voorzien, om op
die manier in het bezit te komen van dat
gene, wat men begeerde en zelf niet op de
meest practische wijze kon aanmaken. Men
begon zich te specialiseeren en dit werd
mogelijk, juist door het scheppen van een
bepaald ruilmiddel, dat eerst in kleinen
kring en later over een groot gebied in be
taling werd aangenomen. Het geld begon
burgerrecht te verkrijgen, toen men het alge
meen begon te aanvaarden. In den beginne
behield men het ruilmiddel slechts voor een
beperkt tijdperk. Geleidelijk echter bewaarde
men het geld, want men wist, dat men ten
q^len tijde ervoor kon krijgen, wat men
wenschte, tenminste, wanneer men er ge
noeg van bezat. Het sparen ontstond; ook
hier had men. in allen geval in den aan
vang, slechts het oog op korte perioden,
want men zorgde nog niet voor de toekomst
en allerminst voor den ouderdom. Desal
niettemin werden toch speciale eischen aan
het geld gesteld, toen de verhoudingen tus
schen de verschillende stammen later
tusschen de verschillende landstreken, don
pen, steden en landen ingewikkelder en
veelvuldïger werden. Men eischte waarde
vastheid, m.a.w., dat men voor het geld ten
allen tijde hetzelfde kon krijgen als op het
moment, dat men het had geaccepteerd;
men wilde in een klein volume de grootst
mogelijke koopkracht bezitten om den last
van het meedragen van groote gewichten te
ontgaan; men verlangde onslijtbaarheid en
de eeuwenlange praktijk heeft uitgemaakt,
dat de zoogenaamde edele metalen daarvoor
het beste dienden, zooals goud en zilver.
Toen men nog verder ging op den weg der
ontwikkeling nam men geen genoegen meer
met het ruwe metaal, want men had het
dan steeds te wegen en op zijn gehalte te
onderzoeken. Vandaar, dat men in sommjge
streken munten begon te slaan van een
bepaalden vorm, een bepaald gewicht en een
bepaald gehalte, terwijl men in goed ver
trouwen dae munten had aan te nemen. Wij
zullen de verschillende fasen verder over
slaan en slechts vermelden, dat het munt
wezen door den loop der tijden steeds meer
geperfectionneerd werd. Vroeger knoeiden
de vorsten menigmaal met de munten, vooral
in de tijden, dat zij het monopolie van den
muntslag hadden en door ,het aanmunten
ervan konden voorzien in hun dringenode
geldbehoeften. Hoe het ook zij geleidelijk is
het moderne muntwezen ontstaan, waarbij
de hoofdzaak is een middel voor den inter
nationalen ruil te hebben, dat zoo betrouw
baar mogelijk was. Immers men moet de
zekerheid hebben, dat men ten allen tijde
een gelijke koopkracht erdoor bezit; dat
men er ten allen tijde mee kan betalen en
zich er de artikelen voor kan aanschaffen,
die men wenscht
In normale tijden functionneert het inter
nationale muntwezen behoorlijk. Het geld
kan als basis dienen, niet alleen voor het
ruilverkeer, maar ook voor het crediet;
voor het sparen. Goederen immers zijn aan
bederf onderhevig; men kan ze niet lang
bewaren. Wil men dus in het heden
deel van zijn inkomsten op zijde leggen
het te gebruiken in de toekomst, welnu dan
kunnen goederen daarvoor niet dienen,
maar dan legt men het -.geld" op zijde, om
dat men nu eenmaal voor zichzelf de zeker
heid heeft, dat men voor~dit bespaarde geld
ten allen tijde de benoodigde goederen kan
koopen.
De beschaafde mensch zorgt voor de toe
komst; niet alleen voor zijn eigen toekomst,
maar ook voor die van zijn nageslacht. Hij
EENIGE KERKHISTORISCHE HERINNERINGEN
Dooir Ds. A. H. HILBERS
III. (Slot
De ontvluchting der Gravin.
Wat geschiedde nu verder met gravin
Geertruida, die men met geweld naar Mun
ster voerde? Aldaar moest zij haar intrek
nemen bij den burgemeester Reiner, maar
haar man kreeg zij niet te zien. Integendeel.
Men zei haar, dat zij den graaf niet eer ont
moeten zou, of zij moest naar de Staten van
Holland sohrijven, dat zij haar kinderen te
rugverlangde.
Maar de moedige gravin weigerde dit zeer
beslist. Hierop bedreigde de bisschop haar
met het volgende. Haar jongste kind zou
met de minne aan haar ontnomen worden,
zelf werd ze naar een klooster gevoerd en
eindelijk, bij volharding in haar weigering,
zou zij gedood worden. Doch deze bedreiging
veranderde de gravin niet Toen liet men
haar met ruw geweld een stuk teekenen,
rin zij zoogenaamd verklaarde met haar
verzoend te zijn en daarom van de
Staten van Holland haar kinderen tierug-
eischte. Doch wat geschiedde hierop?
Nauwelijks was de bode met dit schrijven
vertrokken, of het gelukte haar waarlijk in
het donkere van den avond met het kleine
kind en zijn verzorgster Munster te ont
vluchten.
Buiten de stad vond zij in een herberg
een boer uit Ohne, Scholte Wissrnk gehee-
ten, die terstond bereid was de gravin over
de Hollandsche grens te brengen. Beveiligd
door Gods machtige hand in het nachtelijk
duister bereikte zij veilig de eerste herberg
aan den straatweg van Hamburg naar Am
sterdam, „de Poppe" geheeten. (Nog is dié
naam aldaar bekend). Daar huurde zij een
rijtuig, waarmede zij tot Delden werd ge
bracht en de rechter van Delden, die de gra
vin van Bentheim kende, liet haar in de
koets van den Drost van Twente naar De
venter brengen, vanwaar zij spoedig Den
Haag bereikte.
Zij was dus aan het wreed geweld van
Bernard van Galen, bissohop van Munster
ontkomen, al was het ook met gevaar van
haar leven.
Wat toch een toestand voor een moeder,
met een zuigeling van enkele weken.
Maar niet alleen had zij zelf niet gebo
gen voor het Roomsche geweld, doch ook
haar kinderen had zij er voor bewaard.
spaart, vormt kapitaal en hoe zuiverder het
geld in breeden kring functionneert, hoe
grooter zekerheid hij heeft, dat 't bespaarde
t.z.t. tot zijn recht zal komen. In tijden van
groote financieele en politieke beroering
komt het sparen onmiddellijk in 't gedrang,
hetgeen wij onlangs gezien hebben tijdens
de inflatie-periode in Oostenrijk en daarna
in Duitschland, toen men al het geld, dat
men had, maar opmaakte omdat men meen
de, en achteraf terecht dat het later
geen waarde meer zou hebben.
Is men overtuigd, dat de wereld zijn toe
nemende bevolking slechts kan blijven voe
den, wanneer voldoende kapitaal-vorming
plaats vindt- dan moet men in de eerste'
plaats zorgen voor een waardevaste munt
J en hooge rechtsnormen.
De zwakke graaf, die een speelbal was in
de hand van den 6luwen bisschop, smartte
dit alles diep, maar was in elk opzicht
machteloos. De gravin schreef hem uit Den
Haag, dat zij met haar kinderen terstond
wilde terugkeeren, wanneer vooraf genoeg
zame zekerheid gegeven werd, dat zij, noch
haar kinderen weer weggevoerd zouden wor
den en da,t de kinderen tot hun meerder
jarigheid bij den Gereformeerden godsdienst
zouden blijven.
Zij ontving hierop geen ander antwoord,
dan dat zij iii naam des keizers werd ge
dagvaard om zich over haar gedrag te ko
men verantwoorden. Kort daarna werd door
den bisschop het huwelijk tusschen graaf
Ernst Willem en Geertruida van Zeist voor
onwettig verklaard en den graaf vrijheid
gegeven een ander huwelijk aan te gaan.
Zoo zag gravin Geertruida nimmer het
slot Bentheim weer.
Lange jaren nadien werd er nog getwist
over het wettige bezit van het slot Bentheim
en het graafschap.
Maar God maakte het echter zoo, dat de
Gereformeerde Godsdienst zich bij het volk
krachtig wist te handhaven tegen den sluwe
list van Rome.
De negentiende eenw.
In het begin der negentiende eeuw door
leefde Christus' kerk weer moeilijke tijden.
Alom heerschte er een diep verval. De be
lijdenis der waarheid werd krachteloos ge
maakt Leervrijheid werd overal ingevoerd.
Wij weten dit uit de geschiedenis van onze
vaderlandsche kerk. De Nederlandsche Gere
formeerde Kerk werd omgezet in een syno
daal kerkgenootschap zonder leertucht Tot
op heden doorlooft ze daarvan de meest
droeve gevolgen.
Maar God verwekte nieuw leven. IJl rums
predikant Ds. de Cock, bond den strijd aan.
Door afscheiding bracht bij de kerk tot
reformatie. Wat kostte dat strijd, moeite en
lijden. Maar de vrucht was rijk gezegend.
Niet alleen voor ons land. Ook voor het
De mooie hof van 't slot Bentheim,
Dit gesohiedde den 8sten Juni 1678 en den
5den Augustus van hetzelfde jaar trad ook
reeds de graaf in het huwelijk met Anna
Isabella, dochter van Adolf, graaf van Lim
burg. Het spreekt vanzelf, dat nu aan al de
kinderen van gravin Geertruida alle recht
van opvolging en nalatenschap ontnomen
werd. Wel protesteerde de gravin tegen het
gruwelijk onrecht, dat haar werd aange
daan, maar tevergeefs.
Echter hebben de doorgestane moeiten en
het gedragen leed zoodanig haar gezondheid
ondermijnd, dat zij den 29sten Maart van
het volgend jaar (1679) in Den Haag reeds
overleed.
Zij had haar viertal lieve kinderen aan
Rome's wreed geweld ontrukt, zij had een
onwankelbaren geloofsmoed betoond. Haar
man en haar goederen had zij daarom ver
loren. Zij was krachtig in haar geloof. Bij
haar sterven in den vreemde gaf zij haar
kinderen biddend over aan de genadige
hoede van haar God en vertrouwde zij haar
kinderen toe aan de zorg van Prins Stad
houder Willem IH en de Staten van Hol
land.
Graafschap Bentheim'.
Hoe men ook over de Afscheiding oor-
deele, allen, die de Geref. belijdenis lief
hebben, zullen het erover eens zijn, dat
door haar de kennis der Geref. belijdenis is
verbreed en verdiept. Ook in het graaf
schap Bentheim strekte de invloed der Af
scheiding zich uit.
Het slot Bentheim draagt mede {laarvan
zijn herinneringen. Onder de eenvoudige
bevolking van het graafschap waren zeer
velen met trouwe liefde gehecht aan de al
oude Gereformeerde leer. Doch omdat deze
leer van de kansels meer bestreden dan
geleerd werd, kon men het in de z.g.n.
Staatskerk niet meer vinden. Er kwam ook
een afscheidingebeweging. Daarin stonden
een paar eenvoudige godvruchtige mannen
vooraan ,n.l. de welbekende Schoemakers
en Sundag. In onderlinge samenkomsten
zocht men elkander te stichten en deze
beide mannen deden als oefenaar dienst
Maar van overheidswege werd én het ver
gaderen èn het spreken van een stichtelijk
woord verboden. Zoo was het dus ook hier
in Bentheim, dat voor alles vrijheid was,
behalve om God te dienen naar de leer der
vaderen.
Ook hier werden de afgescheidenen be
boet en tot gevangenisstraf veroordeeld.
Zoo zat oefenaar Schoemakers driemaal
i de gevangenis te Neuenhaus en drieanaal
op het slot Bentheim.
De bekende prediker Sundag.
Zijn medebroeder Sundag. in zijn omge
ving algemeen bekend om z'n godzaligen
wandel, zat er niet minder dan acht en
twintigmaal gevangen.
Wel niet in de eeuwenoude vunzige ge
vangeniskelders, maar in de oude slotkapel,
die in een gevangenhuis veranderd was.
Hier werd de kerk een kerker. Hier bracht
de \Tome Sundag dagen en weken door,
omdat hij Gode meer gehoorzaam wilde
zijn dan de mensohen. Wat hij dan al dien
tijd deed in dat afgetimmerde kamertje in
de kapel?
Hij las er dagelijks een gedeelte in Gods
Woord.
Hij bad er vurig en ernstig tot zijn God,
de nooden van zichzelf en van Gods Kerk
den Heere opdragende.
Hij zong er de psalmen Davids ter eere
zijns Gods. Hij zong zoo luide, dat het bui
ten het slot te hooren was.
Toen eens de ambtman Bening hem weer
losliet,- zeide hij: „Och Sundag I doe het toch
niet weer (nl. pieeken), want ge komt toch
altijd weer in mijn handen terecht''; waarop
Sundag antwooidde: „Ja, mijnheer ambt
man, dan kunt ge mij wel dadelijk houden,
want ik doe het toch aanstonds weer".
Preeken moest hij. Getuigen moest hij.
Zijn hemelsche Koning dienen was zijn
hoogste lust
Toen Sundag weer eere op het slot ge
vangen zat, kreeg hij bericht, dat zijn zus
ter overleden was. Hij vroeg eenige dagen
verlof om haar mede te mogen begraven.
Hij verkreeg 't op voorwaarde terstond na
de begrafenis terug te keeren. Sundag hield
zich stipt aan dit woord. Toen hij zich aan
meldde, zeide de ambtman: „Zie, zulke ge
vangenen moeten wij hebben, bij wie men
geen politieagent noodig heeft tot opzicht".
Getrouw in alles.
Maar ook deze verdrukking om Gods wille
gedragen, is niet tevergeefsch gweeest
Tot op heden staat in de schaduw van
het slot Bentheim een vrije Gereformeerde
Kerk.
Als gij dus het genoegen moogt hebben,
eens een bezoek te brengen aan het Benthei
mer slot, dan hebt ge tevens bij het oud ver
leden, dat u voor den geest komt te staan,
te gedenken, dat ook hier voor Gods Kerk
bijzondere herinneringen bewaard blijven.
ZOOGENDE GROOTMOEDER
In het S. Afr. Tydskrif vlr Geneeskunde
van 9 Juli deelt Dr J. Evans mede, dat een
patiënte van hem, een vrouw van 54 jaar,
sedeirt zeven maanden, haar kleinkind, dat
nu reeds twee jaar oud was, zoogde, omdat
haar dochter elders moest gaan werken. Om
-dat het kind zoo schreeuwde, had zij gepro
beerd of zij zeventien jaar na de geboorte
van haar jongste krnd nog zog had, en
de uitkomst oveirtrof de verwachtingen.
Evens herinnert eraan dat Alexander
von Humboldt op de Canarieche eilanden
een soortgelijk geval had waargenomen.
(Ned. Tijdsch. v.' Geneesk}.
Aan de stakende zeelieden te Amsterdam
manifesten uitgereikt
Te Franeker wordt een tentoonstelling gehouden, de
,fFroonackergenaamd, welke veel bekijks trekt
De bijeenkomst der Westfaalsche Boerenwereenigingen te Münster, alwaar Von Papen zijn
programmeer ede uitsprak
Hoe de arbeiders aan den bouw der. nieuwe electrische centrale te Battersea LondenX de stad bezien
Hst Fransche opleidingsschip ,^noref' dat een bezoek brengt aan de hoofdstad