■Èv VOOR VROUWEN flMfxSillbfi. i isgü^fl illgSJ Kleinigheden van groote mannen! Waardoor sommige beroemd heden zich onderscheidden Dat wij hier eens een opsomming geven van de kleine dingen, waar door beroemde mannen zich van hun soortgenooten onderscheidden, ge schiedt natuurlijk niet, omdat wij voor hun grootheid geen oog zouden hebben. De aneci-Oten, welke wij hier doen vol gen, vertellen wij louter als curiosa, en tevens om eens te laten zien, welk een wonderlijk wezen de mensch toch eigenlijk isl De zoo befaamde professorale ver strooidheid bijvoorbeeld, proffen en schoonmoeders moeten het in moppen altijd maar „kunnen", schijnt niet louter op grappen te berusten. Er moet wel iets van waar zijn. Zoo wordt van den grooten theoloog August Neander, die in 1850 te Berlijn overleed, ojn. verteld, dat hij zich eens verbeeldde mank te zijn, toen hij, op straat loo- pende, zonder h-rt te bemerken, met den eenen voet in de goot voortging! Toen hij eens een woning, waarin hij jarenlang gewerkt had, verliet, daar zij te ver van de universiteit was ge legen. en een andere, die dichter in de buurt was, had betrokken, ging hij de eerste dagen steeds de nieuwe wo ning voorbij, en bemerkte zijn vergis sing eerst dan, als hij voor zijn leege oude huis stond. Lafontaine, de beroemde Fransche fa beldichter, maak«e het nog veel bon- terl Men kon ervan verzekerd zijn, dat hij steeds een kleedingstuk verkeerd had aangetrokken, of vergeten. Men verhaalt dat hij eens met zijn zoon, die zijn opvoeding buitenshuis ontving, een ontmoeting had afgesproken. Op de dfgesprokeh plaats gekomen, had hij de afspraak echter zoo glad ver geten, dat hij zijn zoon niet eens her kende. Toen hij zich eenigen tijd met hem had onderhouden, gaf hij aan iemand anders in het gezelschap te kennen, dat hij van meening was, dat dit jongemensch een bijzonder sympa thiek voorkomen had. Toen men hem zeide, dat bet zijn eigen zoon was, antwoordde hij vriendelijk: „Dat doet mij waarlijk pleziert" Des dichters vrouw leefde van hem gescheiden in Chéteau Thierry. Lafon taine besloot, zich weder met haar te verzoenen, en vertrok daartoe met den postwagen. Ter plaatse aangekomen ging hij naar haar huis, maar hoorde daar, dat mevrouw naar de kerk was. Lafontaine ging onderwijl naar een vriend, bij wien hij twee dagen bleef, zonder verder aan het doel van zijn reis te denken. Daarop keerde hij naar Parijs terug. Toen men hem vroeg, of de verzoening tot stand was gekomen, antwoordde hij, alsof hij uit een droom ontwaakte: „Mijn vrouw was niet thuis, zij was naar de kerk". Een tijd genoot zeide dan ook van dezen zon derling: „In den omgang met dieren was hij meer don mensch, in den om gang met andere menschen minder dan een mensch". Sully, de beroemde minister van Ko ning Hendrik IV van Frankrijk, was somtijds, als zijn geest vervuld was met nieuwe hervormingsplannen, eveneens aan „sterke" verstrooidheden onderhe- vigl Toen hij op zekeren dag naar de kerk ging, klaagde hij tegen een vriend, die naast hem wandelde, over de buiten gewone kouda „Niets kouder dan de laatste dagen", antwoordde deze, „maar misschien hebt u zich te dun gekleed?** Het bleek nu, dat Sully niets aanhad dan zijn bovenkleercn. Alle onderklee- ren had hij vergetenI De Fransche schrijver Diderot ken merkte zich door een tot het uiterste gedreven veronachtzaming van zijn toilet Hij reisde eens van Petersburg naar Parijs in een slaaprok en een slaapmuts. In een dergelijk costuum vertoonde hil zirh zonder schroom op 4 straat! Een vriend, die hem eens be zocht, vond hem in tranen. „Wat is U overkomen?" vroeg hij ver schrikt. „Ik ween om een gedicht, dat ik zoo even heb afgemaakt", antwoordde Di derot. De Duitsche dichter Jean Paul had er ook een handje van, zich zelf toe te takelen. Met ontbloote borst, zonder hoed of das, in een versleten rok en met ongepoetste laarzen doorkruiste hij de omstreken van Bayreuth. Eens werd hij zelfs, tengevolge van dit onhebbelijk voorkomen, door een veldwachter ge arresteerd, daar deze hem eenvoudig voor een landlooper hield. Bij Lesage, den auteur van „Gil Bias", hing het van den stand der zon af, of hij schrijven kon of niet Hij stond op als de dag aanbrak, en hoe hoo- ger de zon rees, des te vlotter vloeide zijn inspiratie. Maar daalde do zon, dan nam ook de kracht van zijn geest af. Een tegenhanger van Les ago was de geschiedschrijver Mezerey. Deze kon bij dag niet werken. Zelfs op klaar lichten dag schreef hij bij kaarslicht In zijn kamers heerschte voortdurend de diepste duisternis, en als zijn vrien den hem opzochten, liet hij ze zelfs op den vollen middag met een kaars uit! Charles Etienne snelde, als hij zich geïnspireerd gevoelde, naar huis, zond vrouw en kinderen en bedienden weg, sloot deuren en vensters, kroop in bed, en maakte in de diepste duisternis ver zen. Het moet een verschrikkelijk on aangenaam ding geweest zijn, hem tot huisgenoot te hebben! Van de romanschrijfster Mrs. Radcliff vertelt men, dat zij haar romans schreef aan tafel, terwijl zij met smaak half rauwe, rijkelijk met uien toebe reide biefstuk at. Den componist GKick moet het veel minder zwaar zijn ge vallen, zijn arbeid te verrichten, want hij dronk steeds champagne, als hij componeerde. Bisschop Hall, die in zijn tijd een be roemd kanselredenaar was, rookte zoo sterk, dat zijn vrienden zich bezorgd begonnen te maken over zijn gezond heid. Een hunner vond hem eens op een morgen alweer stug aan het roo- ken. „Vind ik U weer met Uw vriendin bezig?", zoo vroeg hij. „Ja, ik ben Juist bezig haar te verbranden", ant woordde Hall bedaard. Ofschoon Milton niet overmatig rookte, kon hij niet slapen, eer hij zijn pijp tabak gerookt had. Tycho de Brahe, een der beroemdste sterrenkundigen, hekelde iedereen, dio aan voorspellingen met behulp van de sterren geloofde, waaraan hij niet zoo geheel ongelijk had. Hijzelf echter was zóó bijgeloovig, dat als hij 's morgens een oude vrouw ontmoette, hij weer naar huis terugkeerde, uit vrees, dat zij hem ongeluk aanbren gen zou. De filosoof Montaigne zou zich voor niets ter wereld met dertien personen aan tafel begeven, en hij was zeer ontstemd als hij onderweg op do wan deling een haas ontmoette. Voltaire, de groote spotter, hield het notabene zelf voor een slecht voor- teeken, als er aan zijn linkerhand kraaien opvlogen. Toen koning Lodewijk XIV tijdens zijn laatste ziekte in de bezorgde houding van de geneesheeren zijn doodvonnis las, verbood hij hun het verschrikke lijke woord uit te spreken. „Als ik sterven moet", zeide hij, „zeg mij dan maar, dat het slecht weer wordt, dan heb ik U begrepen!" Eenige der grootste mannen hadden vrees voor onweer. Julius Caesar werd bij onweer door kramp overvallen, en Thomas van Aquino zog opkomende donderbuien met angst en schrik te gemoet. Roger Bacon, de uitvinder van het var grootglas, viel bij maansverduisterin gen ln onmacht Madame de Staal had, als zij sprak, steods een stokje, een bloem of een rolletje papier in de hand, dat zij tus- schcn de vingers draaide. Ontbrak een dergelijk voorwe.p, dan verloor zij den draad van het gesprek, en de anders zoo rijke bron van vernuft hield op te vloeden. De sterrenkundige Laplace speelde on der zijn werkzaamheden altijd met een kluwen garen, dat zijn knecht hem weer in de hand gaf, als hij het liet vallen. Ook professor Neander moest, om goed te kunnen doceeren, een stukje speel goed in de hand hebben. Bij hem was het een penneschacht, die hij tusschen de vingers draaide en stuk brak, ter wijl hij den lessenaar, waarvoor hij stond, en waarop hij met beide armen leunde, gedurig heen en weer schom melde, zoodat deze van achteren op den spreker, en van voren op de toehoor ders dreigde te vallen. Emanuel Kant had de gewoonte om bij zijn universiteitslezingen zijn blik op een bepaald voorwerp te richten, en een tijdlang was dit op den rok van een van zijn toehoorders, waaraan een knoop ontbrak. Op zekeren dag echter had de student den knoop eraan laten zetten. Kant begon zijn voordracht en vestigde zijn blik op de gewone plaats, waar hij eensklaps den knoop ontdekte. Dit bracht hem geheel van zijn stuk en het kostte hem op dezen dag moeite, zijn voordracht ten einde te brengen. Koning Willem III van Pruisen had zich aan het knarsen van een pomp gewend, dat hij van den vroegen mor gen tot den laten avond in zijn ver trekken hoorde. Op zekeren dag werd de pomp gemaakt De koning miste ter stond zijn gewone muziek en was daar door zoo ontstemd, dat hij niet kon ar beiden. Alles moest in het werk ge steld worden om het bekende geknars dat den koning, om zijn gedachten bij elkaar te houden, onmisbaar was, we der te doen ontstaan. Toen Voltaire zijn „Catilina" schreef, hulde hij zich in een sluier, wandelde daarin rond op zijn landgoed en de clameerde luidop zijn verzen. Zijn tuin man kon zich oons, toen hij hem zoo toegetakeld en al gebarende zag rond- loopen, niet mee»* bedwingen, en scha terde het uit van het lachen. Terstond werd hij daarop ontslagen! De Fransche componist Lully was ook een zeer wonderlijk mensch! Hoorde hij, tijdens de opvoering van een zijner werken, maar één valschen toon, dan kende zijn drift geen grenzen. Meer dan eens gebeurde het, dat hij den ongelukkigen musicus hei instrument uit de handen rukte, en op zijn rug aan stukken sloeg. Op deze woede volg de echter spoedig berouw. Gewoonlijk nam Lully den mishandelde na af loop der repetities mee naar huis, ont haalde hem aan zijn tafel, en vergoed de hem het gebroken instrument zoo ruimschoots, dat een arme slokker zoo nu en dan mia-hlen wel eens in de verzoeking is gekomen, Lully tot zulk een gewelddadigheid zelf aanleiding te geven! Handige maniertjes Ketelsteen Om ketelsteen uit een ketel te verwijde ren, waardoor men het water weer spoediger aan den kook krijgt en dus op zijn gas bespaart, moet men den ketel bijna geheel met water vullen, en daaraan twee theelepels borax toe voegen. Vervolgens een half uur lang laten koken, dan leeggieten en goed uitspoelen. Voor men den ketel ge bruikt doet men goed hem nog eens geheel gevuld te laten koken, en op nieuw uit te spoelen. Schroeiplekken Schroeivlekken in stoffen, uitgezon derd zijde, kunnen worden verwijderd md'en men ze dade/ijk met ruw v>ui inwrijft. Beschadigd behang Wanneer het behang hier en daar be schadigd is, kan men het onzichtbaar overplakken, mits men zorgt, dat het op te plakken stuk met onregelmatige, dus uitloopende randen wordt uitge scheurd, terwijl het nauwkeurig bij het patroon moet rans!uiten! Onkreukbaar katoen In de „Evening Standard" lezen wij, dat een Engelsche firma erin is ge slaagd, onkreukbaar katoen te ver vaardigen. Tot dusver hebben katoe nen en kunstzijden dameskleercn het groote bezwaai, dat zij zoo licht kreu kelen. Na veertien jaar zoekens heeft de firma eindelijk een middel gevon den om aan het kreuken een einde te maken. Men heeft ontdekt, dat het aanbrengen van een „synthetisch con- densatieproduct" in de katoendraad of in de kunstzijdedraad aan die draden eigenschappen geeft, die met die van wol overeenstemmen. Het condensa- tieproduct verhoogt het gewicht van de stoffen, doch is goedkooper dan do stoffen zelf en gemakkelijk aan te brengen. Er zijn al onkreukbare „ka toentjes" en „kunstzij dj es'' in den handel. Het procédé is in Engeland en een 20-tal andere landen gepaten teerd. Wasschen en bewaren van handschoenen Glacé handschoenen kan men reini gen in tetra of benzine, maar bij ben- zinegobruik moet men uiterst voorzich tig wezen, omdat het brandgevaar hierbij niet gering is. Tetra is on brandbaar, waarom veel menschen dit liever gebruiken. Dit heeft echter we der een ander nadeel, daar het een beetje verdoovend werkt. Als men met tetra aan het werk is, doet men daar om goed het raam wijd open to hou den. Benzine en tetra tasten de kleuren niet aan, doch wel lossen zij rubber op, daarom moet men oppassen met sousbras, regenjassen, rubbertaschjes, rubberhandschoenen en dergelijke. Glacé, peau de suède en andere hand schoenen moeten eerst een minuut of tien in tetra of benzine worden ge weekt, liefst buiten of in* een open raam. Het bakje met de weekende handschoenen moet men daarbij toe dekken, daar anders de vloeistof snel verdampt. Na het weeken wascht men ze tusschen de handen in dezelfde vloeistof, waarbij vooral, aan de na den en de vingertoppen bijzondere aandacht moet worden besteed. Vervol gens spoelt men in tetra of benzine de handschoenen na, en droogt ze door ze plat neer te leggen en er met een zachten, gladden doek over te wrij ven. De natte handschoen moet snel worden gewreven, want alleen als hij nat is lost het vuil op en kan het er met de vloeistof worden afgewreven. Is de vloeistof reeds verdampt, dan krijgt men de vuile plekken niet meer schoon. Men kan ook den handschoen eerst aantrekken en dan droog wrij ven. In dit geval moet er goed op wor den gelet dat er geen plooitjes in zit ten, want daar komen strepen van. Handschoenen moeten niet in een ge sloten doos worden bewaard, door do uitwaseming van de handen krijgen ze dan een onaangename lucht. Beter bergplaats is een lade, die dikwijls ge opend wordt. Er is nog een handschoenkwaaltje waar velen het slachtoffer van worden: nl. als er „het weer" in komt U kunt dat voorkomen, door de handschoenen ln zijdepapier gewikkeld op te bergen en op een absoluut droge plaats te bewaren, bijv. in een goed sluitende cacaobus of een biscuitblik, als het maar goed afgesloten kan worden; doe dan een paar stukjes zout van herts hoorn bij de handschoenen en zelfs, Indien zij reeds gevlekt zijn, cult u op doze manier de weervlekjes kwijt ra ken; maar natuurlijk Is voorkomen beter dan genezenl Er is nog een middeltje om de wecr- vlekken weg te maken: giet een kopje geest van salmiak (ammonia) ln een diepe kom en leg ln deze laatste de handschoenen. Bedek nu de groote kom met een goed sluitend deksel en bLndt er ten slotte een stevig papior overheen. Na een paar dagen zijn don door de inwerking van de ammonia- dampen alle vlekken verdwenen. [ifüEB l lü fiMiliMlILM» l srsEiH?m.g ggBiBilBaBeKiiBi5§glIiri?a^iiK^ i VRIJDAG 19 AUGUSTUS 1932 SjSf Bijblad van de Nieuwe Leidsche Courant Verschijnt des Vrijdags Bureau Breestraat 123 Leiden Tel. 2710 Postbox 20 Postgiro 58936 B.Conrads Co. Rotterdam Groote Markt 8 Filiaal 's-Gravendijkwal 13 0 Dames Handwerken Hoe leeft men elders? Verloving en Huwelijksgebruiken Bij een vorige gelegenheid gaven wij onder den titel „Hoe leeft men elders?" een kijkje op het leven in Portugal, ditmaal willen we wat ver der van huis gaan, naar onzen Indi- schen archipel, om aan de hand van het mooie boek van Adriani over het Toradja-volk in Midden-Celebes, wat mede te deelen over de aldaar in zwang zijnde vcrlovings- en huwelijks gebruiken. Misschien zal dit voor som mige lezeressen aanleiding kunnen zijn, om nog weer eens opnieuw zich in onze mooie zendingslectuur te ver diepen, en behalve dat zij daardoor zich een paar uurtjes vrij maken van alle mogelijke kleine en groote dage- lijksche bezigheden en zorgen, zuilen zij ook allicht den arbeid ginds in de yerte met weer meer liefde en vin dingrijkheid blijven steunen. Onder de Toradja's is de omgang met jonge mannen en meisjes vrij en ongedwongen. Toch zullen jonge men schen van verschillend geslacht, die elkaar genegen zijn, er wel voor op passen, dat zij dit niet in het open baar laten merken. Zij zouden er oin worden bespot, en spot is iets waar tegen de Toradja niet bestand is. Wor- den jonge mannen met meisjes ge plaagd, of omgekeerd, clan verlooche nen zij het voorwerp van hun liefde zeer beslist Ook als de verloving een feit is geworden, vermijden de ver loofden elkanders gezelschap, en wij ken ver voor elkaar uit den weg met een afgewend gezicht als ze elkaar eens op den weg mochten tegenkomen, ln dit opzicht schijnt er dus tusschen de Toradja's en do plattelanders Van menige streek van ons dierbaar vader land een zeer sterke overeenkomst te bestaan, dat ze namelijk doen alsof ze van den prins geen kwaad weten. In- tusschen, of in Nederland deze hou ding ook nog wordt aangenomen als de verloving officieel bekend is, dut gelooven we niet Heeft een jonge man liefde opgevat voor een meisje, dan deelt hij aan zijn ouders mee, dat hij haar wil trouwen. Moeder, of een van de tantes, gaat dan naar de ouders van het meisje en biedt sirih-vruchten en pinangnoten aan, dikwijls in een koperen sirih doos. In vaststaande beeldspraak doet dan deze vrouw haar boodschap. „Is het bosch bij U nog toegankelijk, of is het ondoordringbaar?" vraagt zij dan. Met andere woorden: „Is Uw dochter nog vrij, of is zij al verloofd?" Of zij vraagt: „Is de pinangpalm op Uw erf al voorzien van een verbods- teeken, of staat het nog vrij er in te klimmen?" Het antwoord luidt dan, ln denzelfden stijl: „Het bosch Is bij ons nog wel toegankelijk, maar of U er in wilt doordringen moet Uzelf weten", of: „De pinangpalm op ons erf draagt nog geen verbodstceken, maar hij zit vol mieren en andere hindernissen." Het zou niet behoorlijk zijn om te ant woorden, dat het bosch best te door dringen was, of de pinangpalm ge makkelijk te beklimmen. Al zijn de ouders van het meisje met het aanzoek nog zoo ingenomen, ze rullen daarvan niets laten blijken. Ten opzichte van de sirih en de pi nang antwoorden zij: „Leg Uw sirih en pinang maar neer. We zullen wel eens zien, of we ze zullen pruimen, of niet". De zaak wordt nu besproken in een familieraad, waarbij de vrouwen zich terdege doen gelden. Is men het niet eens omtrent de wenschelijkheid van den aangeboden schoonzoon, dan wordt het aanzoek afgewezen in be leefde termen, bijv.: „We kunnen geen familie van U worden, gij zijt hooger in stand dan wij". Dan worden do sirih en pinang teruggezonden. Maar als de vader en de moeder weten, dat hun dochter gaarne den man zou trou wen, dan kunnen zij er veel toe bij dragen, dat de familieraad gunstig over het huwelijk oordeelt. Zijn de sirih en de pinang opgepruimd, dan is het aanzoek aangenomen en de verloving een feit geworden. De dag voor het huwelijk wordt dan zoo spoe dig mogelijk bepaald. Het komt hier bij vooral aan op het kiezen van een gunstigen dag, zooals die door de wichelpractijken wordt bepaald. De voorspoed in het huwelijk is n.l. o. m. afhankelijk van de keuze van den huwelijksdag. De huwelijksplechtigheid bestaat hier in, dat de man in optocht wordt be geleid door zijn familieleden naar het huis van het ge/.in waartoe de bruid behoort. De vrouw verlaat ook bij haar huwelijk het ouderlijk huis niet, de man komt Lij zijn vrouw inwonen. Zij wacht dus haar bruidegom, zijn oudera en verdero familieleden thuis af, en maakt het zich druk met koken, waai- duor ze zich aan de algemecne aan dacht kan onttrekken. Wel moet zij baar schoonouders komen begioeten, hetgeen zo doet door hun zwijgend sirih en pinang aan te bieden, maar daarna trekt zij zich verlegen weer terig. Bij do onderhandelingen over den bruidschat behoort ook dit: wanneer de bruid een oudere zuster heeft die nog niet getrouwd is, komt deze haar aanstaanden zwager beboeten, omdat hij haar is voorbijgegaan. De gewoonte eischt n.l„ dat de dochters naar volg orde van haar leeftijd trouwen, en om verlof te krijgen, om met deze gewoon te te breken, moet de bruidegom aan zijn oudere schoonzuster een geschenk geven. Meestal vraagt zij een klee dingstuk. De eigenlijke huwelijkssluiting ge schiedt hierdoor, dat het zwaard en de sirih-zak van den bruidegom opgehan gen worden in het slaapvertrekje van de bruid, waardoor dus wordt aange duid, dat hij nu ook daar thuis is. Zijn de gasten in huis gekomen en begroet, dan heeft er een gemeen schappelijke maaltijd plaats. Bij som mige stammen zitten dan bruid en bruidegom tegenover elkaar en steken elkander de rijst in den mond. Om hen daarbij niet verlegen te maken, zitten aan weerszijden van de bruid drie jonge meisjes en aan eiken kant van den bruidegom drie jonge mannen, die elkaar eveneens rijst in den mond steken. Aan het eind van den maaltijd wordt sirih en pinang rondgediend, waarbij een oom van den bruidegom een tante van de bruid vermaant om tegenover de aangetrouwde familie vooral be leefd en voorkomend te zijn, opdat zij spoedig de genegenheid van de nieuwe verwanten mogen verwerven. Deze raad geldt eigenlijk in het bijzonder den jongeman, die in het begin van zijn huwelijk nog min of meer gast is in het huis van zijn schoonouders, ter wijl de vrouw geheel in de omgeving van haar naaste verwanten blijft, en dus tegenóver haar man een sterke positie heeft. Voor een wettig huwelijk is vereischt, dat de familie van den man een bruid schat betaalt aan de familie van de vrouw. Dat die bruidschat geen koop prijs is, blijkt al terstond hieruit, dat de vrouw op geenerlei wijze het eigen dom wordt van den man. Hij mag haar niet eens metterwoon naar zijn ouderlijk huis, zijn eigen dorp, of waar ook heenbrengen. Voor de vrouw is de bruidschat dan ook in het minst geeu vernedering. En het bedrag dat be taald moet worden is niet zoo hoog, dat het een belemmering zou zijn voor het huwelijk. De bruidschat werkt als een waarborgsom voor een goede ver houding tusschen man en vrouw, en gaat ook de veelwijverij tegen. Want al staat het gewoonterecht den man toe om zooveel vrouwen te trouwen als hij wil, hij moet voor Iedere vrouw afzonderlijk een bruidschat betalen, waartoe zijn familie niet altoos even gewillig is natuurlijk. Ook voorkomt de bruidschat het al te lichtvaardig scheiden. Echtscheiding is lang niet ongewoon onder de Toradja's, maar gemakkelijk is ze niet. Al zijn man en vrouw wei nig met elkaar ingenomen, als de fa milie om allerlei redenen het beter vindt, dat het huwelijk in stand blijft, doet zij alles om scheiding te voorko men. Maar hechten de familieleden weinig aan het instandhouden van een huwelijk, dat man en vrouw willen ontbinden, dan geeft men hun vrij spoedig hun zin. De onderhandelingen over het terugbetalen of verbeuren van den bruidschat, de mogelijk ook nog door een van de beide partijen te be talen boete, de verdeeling van de kin deren, en wat er nog meer valt uit te maken, gaat dan tamelijk vlot Het zee-geruisch Het gebeurt ook wel, dat aanhoudende kindersterfte of ziekelijkheid van een der echtgcnooten als een teeken wordt opgevat van het mishagen, dat de voorouders in het huwelijk hebben, zoodat men het dan maar beter vindt, om het te ontbinden. De Toradja-vrouwen zijn over het al gemeen goed bij de hand, en laten zich lang niet alles van haar echtge- nooton welgevallen. Tegen een tweede huwelijk van haar man verzetten zij zich doorgaans met kracht, en als de man er dan in slaagt om zijn zin door te zetten, moet hij toch eerst aan zijn vrouw een verzoeningsgeschenk geven, wat dan voor haar den smaad weer afwischt. De ring als Huwelijkssymbool De ring, die sinds onheugelijke tijden door den mensch als een sieraad en een symbool gedragen is, heeft natuur lijk meer beteekenis dan alleen als zinnebeeld van het huwelijk. Bij de oude Joden was hij bijvoorbeeld een teeken van gezag. Immers Pharao 6tak Jozef zijn eigen ring aan den vinger, en ook koning Ahasverus gaf aan Haman een ring, tegelijk met een amb telijk bevel. Maar als symbool'van het huwelijk ls hij toch wel het meest po pulair, en ln deze hoedanigheid wordt hij onder de Zweedsche jongemeisjes gebruikt voor de volgende speelsche „waarzeggerij". Zij nemen drie kopjes, die omgekeerd op tafel worden gezet, met onder het eene een ring, onder het andere een geldstuk en onder het derde een zwart stuk lint. Een meisje, dat niet weet wat zich onder de kopjes bevindt, moet er vervolgens een optil len. Wordt het kopje, waaronder de ring ligt, het eerst opgetild, dan trouwt het meisje binnen een jaar. Komt echter het geldstuk te voor schijn, dan zal zij een rijk huwelijk doen. Met het zwarte lint is het treu rig gesteld. Wie dat onder een kopje aantreft, is bestemd een „oude vrijster" te worden, zooals ze eertijds zeiden. Ook in Rusland kenden de meisjes een soortgelijk spelletje. Of het er thans nog in zwang is, nu de toestan den ook op huwelijksgebied zoo geheel anders geworden zijn? De Russische boerenmeisjes verstopten haar ringen onder kleine, op den grond gestrooide hoopjes graankorrels. Dan werd een kip gehaald, en deze begon natuurlijk dadelijk ijverig te pikken. Zij, wier ring het eerst werd blootgewoeld zou het eerst trouwen. Hei zee-geruisch zal ik nog dén gedenken als diep in zand mijn hoorloos oor vergaat, als lichten mild mijn oogen niet meer drenken, als zondei woon mijn ijle wezen staat Naar 't zee-geruisch zal ik nog dén verlangen als naar het liefst wat mij de wereld deA, zij zingt den kroonzang aller wereld-zangen, d'op zandig zand neerdonderende zee. Verheugt u toch, gij die dit rijmken lezen en nog in gloed der zonne wand'len meugt de stranden langs, wen mijn verstorven wezen reeds lang ontbeert wat 't zóózeer heeft verheugd. Zegent dan uwe zinne' en uwen dag! Ik die dit schreef ging met een hart vol wonden, handen vol euvel, ooren vol geklag, en heb het leven toch zóó schoon gevonden. FREDERIK VAN EEDEN l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9