■Èv VOOR
VROUWEN
flMfxSillbfi. i isgü^fl illgSJ
Kleinigheden
van groote mannen!
Waardoor sommige beroemd
heden zich onderscheidden
Dat wij hier eens een opsomming
geven van de kleine dingen, waar
door beroemde mannen zich van hun
soortgenooten onderscheidden, ge
schiedt natuurlijk niet, omdat wij voor
hun grootheid geen oog zouden hebben.
De aneci-Oten, welke wij hier doen vol
gen, vertellen wij louter als curiosa, en
tevens om eens te laten zien, welk een
wonderlijk wezen de mensch toch
eigenlijk isl
De zoo befaamde professorale ver
strooidheid bijvoorbeeld, proffen en
schoonmoeders moeten het in moppen
altijd maar „kunnen", schijnt niet
louter op grappen te berusten. Er moet
wel iets van waar zijn. Zoo wordt van
den grooten theoloog August Neander,
die in 1850 te Berlijn overleed, ojn.
verteld, dat hij zich eens verbeeldde
mank te zijn, toen hij, op straat loo-
pende, zonder h-rt te bemerken, met
den eenen voet in de goot voortging!
Toen hij eens een woning, waarin hij
jarenlang gewerkt had, verliet, daar
zij te ver van de universiteit was ge
legen. en een andere, die dichter in
de buurt was, had betrokken, ging hij
de eerste dagen steeds de nieuwe wo
ning voorbij, en bemerkte zijn vergis
sing eerst dan, als hij voor zijn leege
oude huis stond.
Lafontaine, de beroemde Fransche fa
beldichter, maak«e het nog veel bon-
terl Men kon ervan verzekerd zijn, dat
hij steeds een kleedingstuk verkeerd
had aangetrokken, of vergeten. Men
verhaalt dat hij eens met zijn zoon,
die zijn opvoeding buitenshuis ontving,
een ontmoeting had afgesproken. Op
de dfgesprokeh plaats gekomen, had
hij de afspraak echter zoo glad ver
geten, dat hij zijn zoon niet eens her
kende. Toen hij zich eenigen tijd met
hem had onderhouden, gaf hij aan
iemand anders in het gezelschap te
kennen, dat hij van meening was, dat
dit jongemensch een bijzonder sympa
thiek voorkomen had. Toen men hem
zeide, dat bet zijn eigen zoon was,
antwoordde hij vriendelijk: „Dat doet
mij waarlijk pleziert"
Des dichters vrouw leefde van hem
gescheiden in Chéteau Thierry. Lafon
taine besloot, zich weder met haar te
verzoenen, en vertrok daartoe met den
postwagen. Ter plaatse aangekomen
ging hij naar haar huis, maar hoorde
daar, dat mevrouw naar de kerk was.
Lafontaine ging onderwijl naar een
vriend, bij wien hij twee dagen bleef,
zonder verder aan het doel van zijn
reis te denken. Daarop keerde hij naar
Parijs terug. Toen men hem vroeg, of
de verzoening tot stand was gekomen,
antwoordde hij, alsof hij uit een droom
ontwaakte: „Mijn vrouw was niet
thuis, zij was naar de kerk". Een tijd
genoot zeide dan ook van dezen zon
derling: „In den omgang met dieren
was hij meer don mensch, in den om
gang met andere menschen minder
dan een mensch".
Sully, de beroemde minister van Ko
ning Hendrik IV van Frankrijk, was
somtijds, als zijn geest vervuld was met
nieuwe hervormingsplannen, eveneens
aan „sterke" verstrooidheden onderhe-
vigl
Toen hij op zekeren dag naar de kerk
ging, klaagde hij tegen een vriend, die
naast hem wandelde, over de buiten
gewone kouda „Niets kouder dan de
laatste dagen", antwoordde deze, „maar
misschien hebt u zich te dun gekleed?**
Het bleek nu, dat Sully niets aanhad
dan zijn bovenkleercn. Alle onderklee-
ren had hij vergetenI
De Fransche schrijver Diderot ken
merkte zich door een tot het uiterste
gedreven veronachtzaming van zijn
toilet Hij reisde eens van Petersburg
naar Parijs in een slaaprok en een
slaapmuts. In een dergelijk costuum
vertoonde hil zirh zonder schroom op
4
straat! Een vriend, die hem eens be
zocht, vond hem in tranen.
„Wat is U overkomen?" vroeg hij ver
schrikt.
„Ik ween om een gedicht, dat ik zoo
even heb afgemaakt", antwoordde Di
derot.
De Duitsche dichter Jean Paul had er
ook een handje van, zich zelf toe te
takelen. Met ontbloote borst, zonder
hoed of das, in een versleten rok en
met ongepoetste laarzen doorkruiste hij
de omstreken van Bayreuth. Eens werd
hij zelfs, tengevolge van dit onhebbelijk
voorkomen, door een veldwachter ge
arresteerd, daar deze hem eenvoudig
voor een landlooper hield.
Bij Lesage, den auteur van „Gil Bias",
hing het van den stand der zon af,
of hij schrijven kon of niet Hij stond
op als de dag aanbrak, en hoe hoo-
ger de zon rees, des te vlotter vloeide
zijn inspiratie. Maar daalde do zon, dan
nam ook de kracht van zijn geest af.
Een tegenhanger van Les ago was de
geschiedschrijver Mezerey. Deze kon
bij dag niet werken. Zelfs op klaar
lichten dag schreef hij bij kaarslicht
In zijn kamers heerschte voortdurend
de diepste duisternis, en als zijn vrien
den hem opzochten, liet hij ze zelfs
op den vollen middag met een kaars
uit!
Charles Etienne snelde, als hij zich
geïnspireerd gevoelde, naar huis, zond
vrouw en kinderen en bedienden weg,
sloot deuren en vensters, kroop in bed,
en maakte in de diepste duisternis ver
zen. Het moet een verschrikkelijk on
aangenaam ding geweest zijn, hem tot
huisgenoot te hebben!
Van de romanschrijfster Mrs. Radcliff
vertelt men, dat zij haar romans
schreef aan tafel, terwijl zij met smaak
half rauwe, rijkelijk met uien toebe
reide biefstuk at. Den componist GKick
moet het veel minder zwaar zijn ge
vallen, zijn arbeid te verrichten, want
hij dronk steeds champagne, als hij
componeerde.
Bisschop Hall, die in zijn tijd een be
roemd kanselredenaar was, rookte zoo
sterk, dat zijn vrienden zich bezorgd
begonnen te maken over zijn gezond
heid. Een hunner vond hem eens op
een morgen alweer stug aan het roo-
ken. „Vind ik U weer met Uw vriendin
bezig?", zoo vroeg hij. „Ja, ik ben
Juist bezig haar te verbranden", ant
woordde Hall bedaard.
Ofschoon Milton niet overmatig rookte,
kon hij niet slapen, eer hij zijn pijp
tabak gerookt had.
Tycho de Brahe, een der beroemdste
sterrenkundigen, hekelde iedereen,
dio aan voorspellingen met behulp
van de sterren geloofde, waaraan hij
niet zoo geheel ongelijk had. Hijzelf
echter was zóó bijgeloovig, dat als hij
's morgens een oude vrouw ontmoette,
hij weer naar huis terugkeerde, uit
vrees, dat zij hem ongeluk aanbren
gen zou.
De filosoof Montaigne zou zich voor
niets ter wereld met dertien personen
aan tafel begeven, en hij was zeer
ontstemd als hij onderweg op do wan
deling een haas ontmoette.
Voltaire, de groote spotter, hield het
notabene zelf voor een slecht voor-
teeken, als er aan zijn linkerhand
kraaien opvlogen.
Toen koning Lodewijk XIV tijdens zijn
laatste ziekte in de bezorgde houding
van de geneesheeren zijn doodvonnis
las, verbood hij hun het verschrikke
lijke woord uit te spreken. „Als ik
sterven moet", zeide hij, „zeg mij dan
maar, dat het slecht weer wordt, dan
heb ik U begrepen!"
Eenige der grootste mannen hadden
vrees voor onweer. Julius Caesar werd
bij onweer door kramp overvallen, en
Thomas van Aquino zog opkomende
donderbuien met angst en schrik te
gemoet.
Roger Bacon, de uitvinder van het var
grootglas, viel bij maansverduisterin
gen ln onmacht
Madame de Staal had, als zij sprak,
steods een stokje, een bloem of een
rolletje papier in de hand, dat zij tus-
schcn de vingers draaide. Ontbrak een
dergelijk voorwe.p, dan verloor zij den
draad van het gesprek, en de anders
zoo rijke bron van vernuft hield op te
vloeden.
De sterrenkundige Laplace speelde on
der zijn werkzaamheden altijd met een
kluwen garen, dat zijn knecht hem
weer in de hand gaf, als hij het liet
vallen.
Ook professor Neander moest, om goed
te kunnen doceeren, een stukje speel
goed in de hand hebben. Bij hem was
het een penneschacht, die hij tusschen
de vingers draaide en stuk brak, ter
wijl hij den lessenaar, waarvoor hij
stond, en waarop hij met beide armen
leunde, gedurig heen en weer schom
melde, zoodat deze van achteren op den
spreker, en van voren op de toehoor
ders dreigde te vallen.
Emanuel Kant had de gewoonte om bij
zijn universiteitslezingen zijn blik op
een bepaald voorwerp te richten, en
een tijdlang was dit op den rok van een
van zijn toehoorders, waaraan een
knoop ontbrak. Op zekeren dag echter
had de student den knoop eraan laten
zetten. Kant begon zijn voordracht en
vestigde zijn blik op de gewone plaats,
waar hij eensklaps den knoop ontdekte.
Dit bracht hem geheel van zijn stuk en
het kostte hem op dezen dag moeite,
zijn voordracht ten einde te brengen.
Koning Willem III van Pruisen had
zich aan het knarsen van een pomp
gewend, dat hij van den vroegen mor
gen tot den laten avond in zijn ver
trekken hoorde. Op zekeren dag werd
de pomp gemaakt De koning miste ter
stond zijn gewone muziek en was daar
door zoo ontstemd, dat hij niet kon ar
beiden. Alles moest in het werk ge
steld worden om het bekende geknars
dat den koning, om zijn gedachten bij
elkaar te houden, onmisbaar was, we
der te doen ontstaan.
Toen Voltaire zijn „Catilina" schreef,
hulde hij zich in een sluier, wandelde
daarin rond op zijn landgoed en de
clameerde luidop zijn verzen. Zijn tuin
man kon zich oons, toen hij hem zoo
toegetakeld en al gebarende zag rond-
loopen, niet mee»* bedwingen, en scha
terde het uit van het lachen. Terstond
werd hij daarop ontslagen!
De Fransche componist Lully was ook
een zeer wonderlijk mensch! Hoorde
hij, tijdens de opvoering van een zijner
werken, maar één valschen toon, dan
kende zijn drift geen grenzen. Meer
dan eens gebeurde het, dat hij den
ongelukkigen musicus hei instrument
uit de handen rukte, en op zijn rug
aan stukken sloeg. Op deze woede volg
de echter spoedig berouw. Gewoonlijk
nam Lully den mishandelde na af
loop der repetities mee naar huis, ont
haalde hem aan zijn tafel, en vergoed
de hem het gebroken instrument zoo
ruimschoots, dat een arme slokker zoo
nu en dan mia-hlen wel eens in de
verzoeking is gekomen, Lully tot zulk
een gewelddadigheid zelf aanleiding te
geven!
Handige maniertjes
Ketelsteen
Om ketelsteen uit een ketel te verwijde
ren, waardoor men het water weer
spoediger aan den kook krijgt en dus
op zijn gas bespaart, moet men den
ketel bijna geheel met water vullen,
en daaraan twee theelepels borax toe
voegen. Vervolgens een half uur lang
laten koken, dan leeggieten en goed
uitspoelen. Voor men den ketel ge
bruikt doet men goed hem nog eens
geheel gevuld te laten koken, en op
nieuw uit te spoelen.
Schroeiplekken
Schroeivlekken in stoffen, uitgezon
derd zijde, kunnen worden verwijderd
md'en men ze dade/ijk met ruw v>ui
inwrijft.
Beschadigd behang
Wanneer het behang hier en daar be
schadigd is, kan men het onzichtbaar
overplakken, mits men zorgt, dat het
op te plakken stuk met onregelmatige,
dus uitloopende randen wordt uitge
scheurd, terwijl het nauwkeurig bij het
patroon moet rans!uiten!
Onkreukbaar katoen
In de „Evening Standard" lezen wij,
dat een Engelsche firma erin is ge
slaagd, onkreukbaar katoen te ver
vaardigen. Tot dusver hebben katoe
nen en kunstzijden dameskleercn het
groote bezwaai, dat zij zoo licht kreu
kelen. Na veertien jaar zoekens heeft
de firma eindelijk een middel gevon
den om aan het kreuken een einde te
maken. Men heeft ontdekt, dat het
aanbrengen van een „synthetisch con-
densatieproduct" in de katoendraad of
in de kunstzijdedraad aan die draden
eigenschappen geeft, die met die van
wol overeenstemmen. Het condensa-
tieproduct verhoogt het gewicht van
de stoffen, doch is goedkooper dan do
stoffen zelf en gemakkelijk aan te
brengen. Er zijn al onkreukbare „ka
toentjes" en „kunstzij dj es'' in den
handel. Het procédé is in Engeland
en een 20-tal andere landen gepaten
teerd.
Wasschen en bewaren
van handschoenen
Glacé handschoenen kan men reini
gen in tetra of benzine, maar bij ben-
zinegobruik moet men uiterst voorzich
tig wezen, omdat het brandgevaar
hierbij niet gering is. Tetra is on
brandbaar, waarom veel menschen dit
liever gebruiken. Dit heeft echter we
der een ander nadeel, daar het een
beetje verdoovend werkt. Als men met
tetra aan het werk is, doet men daar
om goed het raam wijd open to hou
den.
Benzine en tetra tasten de kleuren
niet aan, doch wel lossen zij rubber
op, daarom moet men oppassen met
sousbras, regenjassen, rubbertaschjes,
rubberhandschoenen en dergelijke.
Glacé, peau de suède en andere hand
schoenen moeten eerst een minuut of
tien in tetra of benzine worden ge
weekt, liefst buiten of in* een open
raam. Het bakje met de weekende
handschoenen moet men daarbij toe
dekken, daar anders de vloeistof snel
verdampt. Na het weeken wascht men
ze tusschen de handen in dezelfde
vloeistof, waarbij vooral, aan de na
den en de vingertoppen bijzondere
aandacht moet worden besteed. Vervol
gens spoelt men in tetra of benzine de
handschoenen na, en droogt ze door
ze plat neer te leggen en er met een
zachten, gladden doek over te wrij
ven. De natte handschoen moet snel
worden gewreven, want alleen als hij
nat is lost het vuil op en kan het er
met de vloeistof worden afgewreven. Is
de vloeistof reeds verdampt, dan krijgt
men de vuile plekken niet meer
schoon. Men kan ook den handschoen
eerst aantrekken en dan droog wrij
ven. In dit geval moet er goed op wor
den gelet dat er geen plooitjes in zit
ten, want daar komen strepen van.
Handschoenen moeten niet in een ge
sloten doos worden bewaard, door do
uitwaseming van de handen krijgen ze
dan een onaangename lucht. Beter
bergplaats is een lade, die dikwijls ge
opend wordt.
Er is nog een handschoenkwaaltje
waar velen het slachtoffer van worden:
nl. als er „het weer" in komt U kunt
dat voorkomen, door de handschoenen
ln zijdepapier gewikkeld op te bergen
en op een absoluut droge plaats te
bewaren, bijv. in een goed sluitende
cacaobus of een biscuitblik, als het
maar goed afgesloten kan worden; doe
dan een paar stukjes zout van herts
hoorn bij de handschoenen en zelfs,
Indien zij reeds gevlekt zijn, cult u op
doze manier de weervlekjes kwijt ra
ken; maar natuurlijk Is voorkomen
beter dan genezenl
Er is nog een middeltje om de wecr-
vlekken weg te maken: giet een kopje
geest van salmiak (ammonia) ln een
diepe kom en leg ln deze laatste de
handschoenen. Bedek nu de groote
kom met een goed sluitend deksel en
bLndt er ten slotte een stevig papior
overheen. Na een paar dagen zijn don
door de inwerking van de ammonia-
dampen alle vlekken verdwenen.
[ifüEB l lü fiMiliMlILM» l srsEiH?m.g ggBiBilBaBeKiiBi5§glIiri?a^iiK^ i
VRIJDAG 19 AUGUSTUS 1932
SjSf
Bijblad van de
Nieuwe Leidsche Courant
Verschijnt des Vrijdags
Bureau Breestraat 123 Leiden
Tel. 2710 Postbox 20 Postgiro 58936
B.Conrads Co.
Rotterdam
Groote Markt 8
Filiaal
's-Gravendijkwal 13 0
Dames
Handwerken
Hoe leeft men elders?
Verloving en
Huwelijksgebruiken
Bij een vorige gelegenheid gaven
wij onder den titel „Hoe leeft men
elders?" een kijkje op het leven in
Portugal, ditmaal willen we wat ver
der van huis gaan, naar onzen Indi-
schen archipel, om aan de hand van
het mooie boek van Adriani over het
Toradja-volk in Midden-Celebes, wat
mede te deelen over de aldaar in
zwang zijnde vcrlovings- en huwelijks
gebruiken. Misschien zal dit voor som
mige lezeressen aanleiding kunnen
zijn, om nog weer eens opnieuw zich
in onze mooie zendingslectuur te ver
diepen, en behalve dat zij daardoor
zich een paar uurtjes vrij maken van
alle mogelijke kleine en groote dage-
lijksche bezigheden en zorgen, zuilen
zij ook allicht den arbeid ginds in de
yerte met weer meer liefde en vin
dingrijkheid blijven steunen.
Onder de Toradja's is de omgang
met jonge mannen en meisjes vrij en
ongedwongen. Toch zullen jonge men
schen van verschillend geslacht, die
elkaar genegen zijn, er wel voor op
passen, dat zij dit niet in het open
baar laten merken. Zij zouden er oin
worden bespot, en spot is iets waar
tegen de Toradja niet bestand is. Wor-
den jonge mannen met meisjes ge
plaagd, of omgekeerd, clan verlooche
nen zij het voorwerp van hun liefde
zeer beslist Ook als de verloving een
feit is geworden, vermijden de ver
loofden elkanders gezelschap, en wij
ken ver voor elkaar uit den weg met
een afgewend gezicht als ze elkaar
eens op den weg mochten tegenkomen,
ln dit opzicht schijnt er dus tusschen
de Toradja's en do plattelanders Van
menige streek van ons dierbaar vader
land een zeer sterke overeenkomst te
bestaan, dat ze namelijk doen alsof ze
van den prins geen kwaad weten. In-
tusschen, of in Nederland deze hou
ding ook nog wordt aangenomen als
de verloving officieel bekend is, dut
gelooven we niet
Heeft een jonge man liefde opgevat
voor een meisje, dan deelt hij aan zijn
ouders mee, dat hij haar wil trouwen.
Moeder, of een van de tantes, gaat
dan naar de ouders van het meisje en
biedt sirih-vruchten en pinangnoten
aan, dikwijls in een koperen sirih
doos.
In vaststaande beeldspraak doet dan
deze vrouw haar boodschap.
„Is het bosch bij U nog toegankelijk,
of is het ondoordringbaar?" vraagt zij
dan. Met andere woorden: „Is Uw
dochter nog vrij, of is zij al verloofd?"
Of zij vraagt: „Is de pinangpalm op
Uw erf al voorzien van een verbods-
teeken, of staat het nog vrij er in te
klimmen?"
Het antwoord luidt dan, ln denzelfden
stijl: „Het bosch Is bij ons nog wel
toegankelijk, maar of U er in wilt
doordringen moet Uzelf weten", of:
„De pinangpalm op ons erf draagt
nog geen verbodstceken, maar hij zit
vol mieren en andere hindernissen."
Het zou niet behoorlijk zijn om te ant
woorden, dat het bosch best te door
dringen was, of de pinangpalm ge
makkelijk te beklimmen.
Al zijn de ouders van het meisje met
het aanzoek nog zoo ingenomen, ze
rullen daarvan niets laten blijken.
Ten opzichte van de sirih en de pi
nang antwoorden zij: „Leg Uw sirih
en pinang maar neer. We zullen wel
eens zien, of we ze zullen pruimen,
of niet".
De zaak wordt nu besproken in een
familieraad, waarbij de vrouwen zich
terdege doen gelden. Is men het niet
eens omtrent de wenschelijkheid van
den aangeboden schoonzoon, dan
wordt het aanzoek afgewezen in be
leefde termen, bijv.: „We kunnen geen
familie van U worden, gij zijt hooger
in stand dan wij". Dan worden do
sirih en pinang teruggezonden. Maar
als de vader en de moeder weten, dat
hun dochter gaarne den man zou trou
wen, dan kunnen zij er veel toe bij
dragen, dat de familieraad gunstig
over het huwelijk oordeelt.
Zijn de sirih en de pinang opgepruimd,
dan is het aanzoek aangenomen en de
verloving een feit geworden. De dag
voor het huwelijk wordt dan zoo spoe
dig mogelijk bepaald. Het komt hier
bij vooral aan op het kiezen van een
gunstigen dag, zooals die door de
wichelpractijken wordt bepaald. De
voorspoed in het huwelijk is n.l. o. m.
afhankelijk van de keuze van den
huwelijksdag.
De huwelijksplechtigheid bestaat hier
in, dat de man in optocht wordt be
geleid door zijn familieleden naar het
huis van het ge/.in waartoe de bruid
behoort. De vrouw verlaat ook bij haar
huwelijk het ouderlijk huis niet, de
man komt Lij zijn vrouw inwonen. Zij
wacht dus haar bruidegom, zijn oudera
en verdero familieleden thuis af, en
maakt het zich druk met koken, waai-
duor ze zich aan de algemecne aan
dacht kan onttrekken. Wel moet zij
baar schoonouders komen begioeten,
hetgeen zo doet door hun zwijgend
sirih en pinang aan te bieden, maar
daarna trekt zij zich verlegen weer
terig.
Bij do onderhandelingen over den
bruidschat behoort ook dit: wanneer
de bruid een oudere zuster heeft die
nog niet getrouwd is, komt deze haar
aanstaanden zwager beboeten, omdat
hij haar is voorbijgegaan. De gewoonte
eischt n.l„ dat de dochters naar volg
orde van haar leeftijd trouwen, en om
verlof te krijgen, om met deze gewoon
te te breken, moet de bruidegom aan
zijn oudere schoonzuster een geschenk
geven. Meestal vraagt zij een klee
dingstuk.
De eigenlijke huwelijkssluiting ge
schiedt hierdoor, dat het zwaard en de
sirih-zak van den bruidegom opgehan
gen worden in het slaapvertrekje van
de bruid, waardoor dus wordt aange
duid, dat hij nu ook daar thuis is.
Zijn de gasten in huis gekomen en
begroet, dan heeft er een gemeen
schappelijke maaltijd plaats. Bij som
mige stammen zitten dan bruid en
bruidegom tegenover elkaar en steken
elkander de rijst in den mond. Om hen
daarbij niet verlegen te maken, zitten
aan weerszijden van de bruid drie
jonge meisjes en aan eiken kant van
den bruidegom drie jonge mannen,
die elkaar eveneens rijst in den mond
steken.
Aan het eind van den maaltijd wordt
sirih en pinang rondgediend, waarbij
een oom van den bruidegom een tante
van de bruid vermaant om tegenover
de aangetrouwde familie vooral be
leefd en voorkomend te zijn, opdat zij
spoedig de genegenheid van de nieuwe
verwanten mogen verwerven. Deze
raad geldt eigenlijk in het bijzonder
den jongeman, die in het begin van
zijn huwelijk nog min of meer gast is
in het huis van zijn schoonouders, ter
wijl de vrouw geheel in de omgeving
van haar naaste verwanten blijft, en
dus tegenóver haar man een sterke
positie heeft.
Voor een wettig huwelijk is vereischt,
dat de familie van den man een bruid
schat betaalt aan de familie van de
vrouw. Dat die bruidschat geen koop
prijs is, blijkt al terstond hieruit, dat
de vrouw op geenerlei wijze het eigen
dom wordt van den man. Hij mag
haar niet eens metterwoon naar zijn
ouderlijk huis, zijn eigen dorp, of waar
ook heenbrengen. Voor de vrouw is de
bruidschat dan ook in het minst geeu
vernedering. En het bedrag dat be
taald moet worden is niet zoo hoog,
dat het een belemmering zou zijn voor
het huwelijk. De bruidschat werkt als
een waarborgsom voor een goede ver
houding tusschen man en vrouw, en
gaat ook de veelwijverij tegen. Want
al staat het gewoonterecht den man
toe om zooveel vrouwen te trouwen
als hij wil, hij moet voor Iedere vrouw
afzonderlijk een bruidschat betalen,
waartoe zijn familie niet altoos even
gewillig is natuurlijk. Ook voorkomt
de bruidschat het al te lichtvaardig
scheiden.
Echtscheiding is lang niet ongewoon
onder de Toradja's, maar gemakkelijk
is ze niet. Al zijn man en vrouw wei
nig met elkaar ingenomen, als de fa
milie om allerlei redenen het beter
vindt, dat het huwelijk in stand blijft,
doet zij alles om scheiding te voorko
men. Maar hechten de familieleden
weinig aan het instandhouden van een
huwelijk, dat man en vrouw willen
ontbinden, dan geeft men hun vrij
spoedig hun zin. De onderhandelingen
over het terugbetalen of verbeuren van
den bruidschat, de mogelijk ook nog
door een van de beide partijen te be
talen boete, de verdeeling van de kin
deren, en wat er nog meer valt uit te
maken, gaat dan tamelijk vlot
Het
zee-geruisch
Het gebeurt ook wel, dat aanhoudende
kindersterfte of ziekelijkheid van een
der echtgcnooten als een teeken wordt
opgevat van het mishagen, dat de
voorouders in het huwelijk hebben,
zoodat men het dan maar beter vindt,
om het te ontbinden.
De Toradja-vrouwen zijn over het al
gemeen goed bij de hand, en laten
zich lang niet alles van haar echtge-
nooton welgevallen. Tegen een tweede
huwelijk van haar man verzetten zij
zich doorgaans met kracht, en als de
man er dan in slaagt om zijn zin door
te zetten, moet hij toch eerst aan zijn
vrouw een verzoeningsgeschenk geven,
wat dan voor haar den smaad weer
afwischt.
De ring als Huwelijkssymbool
De ring, die sinds onheugelijke tijden
door den mensch als een sieraad en
een symbool gedragen is, heeft natuur
lijk meer beteekenis dan alleen als
zinnebeeld van het huwelijk. Bij de
oude Joden was hij bijvoorbeeld een
teeken van gezag. Immers Pharao 6tak
Jozef zijn eigen ring aan den vinger,
en ook koning Ahasverus gaf aan
Haman een ring, tegelijk met een amb
telijk bevel. Maar als symbool'van het
huwelijk ls hij toch wel het meest po
pulair, en ln deze hoedanigheid wordt
hij onder de Zweedsche jongemeisjes
gebruikt voor de volgende speelsche
„waarzeggerij". Zij nemen drie kopjes,
die omgekeerd op tafel worden gezet,
met onder het eene een ring, onder het
andere een geldstuk en onder het derde
een zwart stuk lint. Een meisje, dat
niet weet wat zich onder de kopjes
bevindt, moet er vervolgens een optil
len. Wordt het kopje, waaronder de
ring ligt, het eerst opgetild, dan
trouwt het meisje binnen een jaar.
Komt echter het geldstuk te voor
schijn, dan zal zij een rijk huwelijk
doen. Met het zwarte lint is het treu
rig gesteld. Wie dat onder een kopje
aantreft, is bestemd een „oude vrijster"
te worden, zooals ze eertijds zeiden.
Ook in Rusland kenden de meisjes
een soortgelijk spelletje. Of het er
thans nog in zwang is, nu de toestan
den ook op huwelijksgebied zoo geheel
anders geworden zijn? De Russische
boerenmeisjes verstopten haar ringen
onder kleine, op den grond gestrooide
hoopjes graankorrels. Dan werd een
kip gehaald, en deze begon natuurlijk
dadelijk ijverig te pikken. Zij, wier
ring het eerst werd blootgewoeld zou
het eerst trouwen.
Hei zee-geruisch zal ik nog dén gedenken
als diep in zand mijn hoorloos oor vergaat,
als lichten mild mijn oogen niet meer drenken,
als zondei woon mijn ijle wezen staat
Naar 't zee-geruisch zal ik nog dén verlangen
als naar het liefst wat mij de wereld deA,
zij zingt den kroonzang aller wereld-zangen,
d'op zandig zand neerdonderende zee.
Verheugt u toch, gij die dit rijmken lezen
en nog in gloed der zonne wand'len meugt
de stranden langs, wen mijn verstorven wezen
reeds lang ontbeert wat 't zóózeer heeft verheugd.
Zegent dan uwe zinne' en uwen dag!
Ik die dit schreef ging met een hart vol wonden,
handen vol euvel, ooren vol geklag,
en heb het leven toch zóó schoon gevonden.
FREDERIK VAN EEDEN
l