VOOR DE
JEUGDf^
ONDAGSBLAD
w
De Spoorzoekers
van Geitenbeek
(Vervolg.)
Wat heb je daar? informeerde Arie. Een
schootsvel let je?
Een slabbetje voor jou! beet Frank hem toe.
Er bleek helaas niets in verborgen te zitten.
Arie drentelde wat in de buurt rond, terwijl x'n
oogen langs de grond speurden.
Jongensriep hij opens.
Noü...?
Rijk 'es wat een voetstappen.en hier is ge
graven ookl
Nieuwsgierig kwamen ze nader benieuwd of
ze door een of andero aanwijzing een beter spoor
zouden krijgen naar de herkomst van hun eerste
vondst
Stroopers, hoor wat ik je zeg! besliste Frank,
hier heeft vast een lichtbak gestaan daar
komen de konijnen op af en dan heb je ze maar
voor "t grijpen!
De anderen knikten natuurlijk waren het
6troopersl
Ze stonden gedrieën gebukt over de sporen, die
even verder verloren gingen in de struiken.
Zullen we verder zoeken?
Dat 'b vastl zei Frank, maar we moeten op
tijd thuis zijn om eten te koken....-
Later we met een paar meer nog 'es terug gaan
en *t hcele dal doorzoeken, misschien is er wei een
verborgen keet of hut! stelde Arie voor,
Ja, maar niet te veel jongens meenemen, dat
wordt niks.
Mond dicht, jongens, denk er aan!
Paul kon, voor ze dit belangwekkend plekje ver
lieten toch niet nalaten, nog even op een andere
plaats door het struikgewas te dringen z'n
moeite werd ruimschoots beloond
Hij bracht een blauw „drinkesketeltje" mee er
zat nog thee in en onbedorven...
We leggen alles weer netjes op dezelfde plaats
besloot Frank, andere ruiken ze lont. Maar
hun schuilplaats weten we alvast en morgen gaan
we verder zoeken.
Waar Is Arie?
Arie was weer afgedwaald in de hoop, tenslotte
ook nog een vondst te doen.
Triomphantelijk kwam hij, danig gestoken door
brandnetels, te voorschijn met een stak courant in
z'n hand.
Wat zou je daar van denken? De krant van
gisteravond, jongens! Ze moéten hier vannacht wat
uitgespookt hebbenl
Laat eens zien, vroeg Paul.
Nauwkeurig bekeek hij de krant
Wat zouden jullie daar van denken?
Hij wees op een met blauw potlood aangestreept
bericht, dat halverwege was uitgescheurd. In span
ning lazen ze:
Smokkelaars langs dt kust?
„Onze Wassenaarsche correspondent meldt ons:
In de afgeloopen nacht werd door de politie een
man aangehouden in het bezit van een partij
levensmiddelen, waarvan hij de herkomst niet kon
opgeven. Hij was ij het bezit van een uitvoerige
plattegrond der omgeving. Het vermoeden bestaat
dat er langs de kust door een pleizierjacht ge
smokkeld wordt.
De politie stelt een nader onderzoek in."
O, zoo zei Frank. Als dit niet in verband staat
met die bark aan *t strand, vanmorgen!
Niemand iets zeggen besliste PauL
Nog even geheim houden jongens.
En die krant meenemen, Ariel
Vervuld met de meest fantastische gedachten en
plannen gereikte het drietal na een half uur klim
men en dalen, het kamp weer.
Ze hadden speciaal gelet op de weg en op allerlei
kleine an groote herkenningsteekenis...
't Laatste eind, toen ze op bekend terrein kwamen,
had Frank al uit z'n notitieboekje het menue
gerepeteerd: 15 pond boontjes: eerst kokend water
koken in drieën....-
bijna ónder water-
Hoe Iaat was 't al niet?
Komen jullie nog? begroette Wout de verken
ners, 't is al bij éénenl
Al, we waren leelijk verdwaald!
Mooie boel! pruttelde de voorzitter. Enfin,
de boontjes staan al op.
Afgehaald ook? vroeg Frank aan z'n
broer.
Dacht je soms, dat we ze met haar en al aten
in *t kamp?
Nee maar ik dacht zoo
Je bent ook een mooie.... lachte Wout z'n Jonge
ren broer uit, je wou ze zeker op je bord pas
afhalen....!
Nou dat was eeu geruststelling!!
Maar van die stoofperen komt niets terecht van
middag Die moeten dno uren kokenl
Die smaken vanavond ook wel— zei Paul, opge
lucht, dat alles zoo goed afliep.
ZESDE HOOFDSTUK.
Hoe Klaas in het kamp kwam
Klaas Roos had nooit geweten, dat een dag zóó
lang kon duren.
En het was niet alleen de dag, doch ook de nacht
die slechts omkróóp, want zijn verstuikte voet
hield hem wakker.
Machteloos voelde hij zich. Hij betrapte er zich
zelfs op, dat zijn bittere stemming hem hinderde
bij zijn avondgebed.
Waar had dit nu aan verdiend? Waarom moest
hèm dit nu juist overkomen?
De uren krópen. De Maandag werd een lange
marteling.
Zijn moeder kwam telkens even kijken hoe 't er
mee ging zij had diep medelijden met hem
met haar Klaèsje.
Dat nu alles gebeurde zonder hèm!
En hij had er zich zoo voorgespannen en er zoo'n
groot woord over gehad.
Wrevelig luisterde hij naar de gewone daggelui
den in hun stille straat ie. De bakker, dc melkboer
de olieman een paar spelende kinderen, dat
was al. £oms hoord- hij moeder aan de deur ma
ten natuu^'k over h<»m. Dan dwnn'den zijn
gedachten voor de zooveelste maal naar het kamp
poogde hij na te gaan wat de jongens nu wel
zouden doen.
Vanmiddag zou de dokter terugkomen.
Wie weet wie weet1
Hij dwong zich, rustig te blijven liggen in de
stellige hoop, dat de dokter tevreden over hem zou
zijn en hem verlof geven spoedig naar het kamp
te gaan.
Zijn hart bonsde, toen de motor van den dokter
voor de deur stilhield.
Zoo, Klaas.
Dag dokter, t Klonk wat benepen.
Laat me 'es zien.
Behoedzaam wikkelde moeder Roos het zwachtel
van Klaas' enkel.
'Als proef op de som kneep de dokter er niet heel
zachtzinnig in.
Klaas hield zich goed, kleurde alleen.
Het deed wel pijn, maar do dokter zou hèm niet
hebbenl
Lnop nou de kamer eens rond? vroeg de dokter.
Dat liet Klaas zich geen twee maal zeggen.
(Wordt vervolgd
Oplossingen
van de Rebus in het vorige nummer
Elk waarlijk groot en edelmoedig hart kenmerkt
zich door teederheid cn medelijden met mcnschen
en dieren.
van de puzzles in het vorige nummer
I. Bovenaan staat een omgekeerde 6. Kijk maar
naar de punten.
6 19 25 50!
II. Het getal 93L
Voor knutselaars
Met de figuurzaag
We maken wat meubeltjes voor de poppeukamer.
De teekening stelt een stoel voor, die zóó kan
worden overgetrokken. Wil je alles grooter maken
dan bedien je je van het bekende ezelsbruggetje
met al die ruitjes: kleine op de teekening in de
courant, grootere op je eigen papier.
Sigarenkistjes-bout is voor ons doei zeer geschikt
Beter is natuurlijk triplex, maar daar is niet zoo
gemakkelijk aan te komenl
A stelt rug en achterpooten voor; B de voorpooten
en C de zitting.
Wie doolt er mee?
Do weg in de doolhof begint bovenaan rechts.
Volgende week krijgen jullie een gids mee.
248
1 co
ZATERDAG 13 AUGUSTUS No. 33 JAARGANG 1932
behoorende bij
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
VERSTIKT
En die In de doornen bezaaid ia, deze ia
degene die het woord hoort; en de zorg
vuldigheid dezer wereld en de verleiding
des rUkdoma veratikt het woord cn het
wordt onvruchtbaar.
Mattheus 13 22
Is dat mogelijk? Dat het woord van God wordt
verstikt en dat het daardoor onvruchtbaar wordt?
Doet dit niet te kort aan de kracht van het woord
van God, ja van Godzei ven?
Toch, het staat er zoo. Jezus zelf heeft het be
tuigd. En ge doet dan ook beter met u niet te
verliezen in een beschouwing over de kracht van
Gods woord. Want daar gaat het in de gelijkenis
van den zaaier niet om.
Veeleer moet de gedachte u met ontzetting ver
vullen, dat het menschelijk hart van nature zoo
ontoegankelijk is voor het woord van God, dat
zelfs dit woord van zijn vrucht beroofd kan
worden.
De Heere laat ons ook niet in het onzekere,
welke de oorzaken zijn dat dit zaad des woords
onvruchtbaar wordt Het is de zorgvuldigheid
dezer wereld of de verleiding des rijkdoms, die
het gepredikte woord in het hart van menigeen
verstikken.
Het beeld, waarmede Jezus zulk een hoorder voor
stelt, is dat van een deel des akkers, waarin
doornen verborgen zijn. Verborgen, want in de
gelijkenis zelve heet het, dat de doornen opwiesen.
De voorstelling van dit beeld bezorgt ons geen
moeilijkheid. Voor doornen kunt go ook lezen
distels. Als het zaaitijd is, zijn ze nog niet opge
komen. De grond is omgeploegd. En zoo min als
het aan de zwarte aarde te zien is, hoe dun wel
licht hier of daar de goede aarde boven op den
rotsachtigen ondergrond ligt, zoo min is het er
ook aan te zien, of er ook in de zwarte aarde
zaad van onkruid is verborgen.
Dit komt pas uit, als het aan ontkiemen toe is.
Dan koestert dezelfde zon het goede zaad, maar
ook de kiemen van het onkruid. En dit laatste
groeit sneller dan het eerste.
De aarde op zichzelve is daar wel goed. Hier
is geen sprake van een hooren en niet verstaan
of van een oppervlakkig aannemen van het woord.
Neen, het zou hier zeker vrucht gedragen hebben,
als maar niet te voren in die vruchtbare aarde
ook de doornen, of wilt ge de distelen aanwezig
waren geweest
Zoo is het nu bij dien hoorder, in wiens hart de
zorgvuldigheid dezer wereld of de verleiding des
rijkdoms een verborgen macht is.
Hij hoort het woord des koninklijks. En het dringt
tot zijn binnenste door. Hij wordt met dat woord
werkzaam. Hij vat er iets van, dat het gaat om
zijn eeuwig heiL
Maar er zijn in zijn hart ook andere dingen aan
wezig. Hij heeft zijn zorgen, zorgen over zijn leven
in deze wereld. Immers, 'n mensch moet toch ook
leven en zien door de wereld te komen. Voor het
grooter deel der mcnschen is het leven nu een
maal niet gemakkelijk. Het is een strijd om het
bestaan.
.Welnu, de overleggingen omtrent deze dingen
hebben in zijn hart een plaats naast de overden
king van het woord des koninkrijks. Hij wil wel
aan dit laatste denken. Maar hij moet ook weer
denken aan de dingen van dit leven.
Nu gaan deze laatste dingen in zijn hart hoe lan
ger hoe broeder plaats innemen. Ze leggen beslag
op zijn overdenkingen, op zijn plannen. En ze
verdringen ten slotte alle bezigheid met het ko
ninkrijk dat hem is gepredikt
Go zoudt bijna gaan denken,, dat het niet anders
kan, zoo natuurlijk schijnt het verloop.
Maar nu plaatst Jezus daarnaast nog een ander
woord, waardoor uw kijk op dezen hoorder gewij
zigd wordt. De doornen (of distelen), die het
woord verstikken, zijn de zorgvuldigheid dezer
wereld, maar ook de verleiding des rijkdoms.
En nu is do hoorder, die den strijd om het be
staan heeft te voeren, nog wel niet zoo ver om
zich over te geven aan de verleiding des rijkdoms.
Maar zijn gedachten bewegen zich toch in dezelfde
richting.
De verleiding des rijksdoms ligt don rijken naar
dc wereld nader dan den armen, terwijl de rijken
niet zoo bezorgd behoeven te zijn als de armen.
Maar het is in den grond der zaak dezelfde ge
zindheid, die in het hart van den arme het woord
verstikt door de zorgvuldigheid dezer wereld en in
dat van den rijke door de verleiding des rijkdoms.
Beiden zien ze meer op dit dan op het eeuwige
leven, dat hun door de prediking des woords is
verkondigd. Do tijdelijke dingen hebben grooter
plaats in hun hart dan de eeuwige dingen. Totdat
er voor deze laatste geen plaats meer overblijft.
En dan is het ook volstrekt niet zoo, dat de rijke
de zorgvuldigheid des levens niet kent Och neen,
zo hebben zooveel in deze wereld waarvoor ze
hebben te zorgen. Al hun goed en hun geld ver-
eischt ook weer allerlei bezigheid.
Vooral dagen als die, waarin wij leven, toonen
dat. Wie er bulten staat denkt er soms licht over.
Maar inderdaad, het leven brengt ook voor hen
zijn zorgen mee. Wel niet direct zorgen hoe ze
hun levensonderhoud zullen verkrijgen, maar wel
hoe ze zullen behouden wat ze hebben. Zelfs bui
ten alle gedachte aan eigen behoud houdt de
economische toestand van dc wereld hen voort
durend in spanning.
En zoo moogt ge ook niet zeggen, dat de armen
dezer wereld ontoegankelijk zijn voor de verlei
ding des rijkdoms, omdat de rijkdom buiten hun
bereik ligt Er is niet veel kennis van het men
schelijk hart voor noodig om to begrijpen, dat de
rijkdom zijn bcdriegelijken en verleidendcn schijn
ook in hun oog en hart laat spiegelen.
In de gemeenschappelijke boosheid van het
mcnschenhart hoeft de een den ander in dit op
zicht niets te verwijten, noch zich tegen den
ander te beroemen.
Zoo worden de tijdelijke dingen, waarmede de
harten der menscncn vervuld zijn, oorzaak dat het
woord des koninkrijks in hun harten verstikt
wordt dat het geen vrucht draagt van geloof cn
bokeering, dat het hen niet zalig maakt
Dat is de geschiedenis van zoo menig leven. Onder
dc kinderen der wereld, zeker. Hoe talloos velen
zijn er zoo in dezo dagen gelijk in vorige tijden.
Ge behoeft hierbij nog niet te denken aan de
spotters, die schimpen van een wissel op de
eeuwigheid, en die het Evangelie als waardeloos
beschouwen, Indien maar niet als schadelijk haten.
Neen, er zijn onder de kinderen der wereld nog
velen, die wel eens een goed woord willen hoo
ren, die hun radio aanzetten als er een morgen
wijding of een ziekenuurtje te beluisteren valt
Maar ze hebben geen tijd om er zich diep in te
begeven. Hun werk, hun zaken, hun zorgen nemen
hen in beslag. En zoo wordt het woord bij hen
verdrongen.
Toch zijn het niet alleen wat we noemen wereld-
sche menschcn bij wie het zoo gaat. Neen, de ge
lijkenis zegt juist, dat het zoo gaat ook bij mcn
schen in de kerk, bij degenen die onder het woord
Gods verkeeren. Het was een en dezelfde akker,
waarop het zaad opwies en vrucht droeg, maar
ook hier en daar door de doornen verstikt werd.
Als ge het u goed indenkt is het om er bang-van
te worden. Want hoe groot gevaar loopt gij zelf
hier. Wat hebben de tijdelijke dingen een groots
plaats in uw leven Hoe kent ge niet zelf deze
bange strijd om niet door de zorgvuldigheid des
levens en de verleiding des rijkdoms te worden
afgetrokken!
Neen, ge wilt dan niet laatdunkend op anderen
neerzien. Want go weet bij eigen ervaring maar
al te goed, hoe ver ge meer dan eens van uw God
en zijn woord en zijn heil afzwerft.
Ge kunt daarvooi ook geen verontschuldiging in
brengen. En dit is het juist wat u kan bekom
meren en de bange vraag in uw ziel werpt: Is het
zaad des woords ook bij mij wellicht aan het
verstikken?
Maar hier ontmoet ge dan ook het oog van uwen
Heiland, die u met medelijden aanschouwt En
hij verblijdt er zich over, dat ge zijn waarschu
wing hebt vernomen. Hij is gereed om u te ver
lossen van die dingen, die het woord bij u zouden
verstikken en onvruchtbaar maken.
Zoo ge er maar oog voor krijgt da* in het ko
ninkrijk, dat hij verwierf, niet alleen voor de
eeuwige maar ook voor de tijdelijke dingen ge
zorgd wordt
Zoek eerst het Koninkrijk Gods cn zijn gerech
tigheid en alle deze dingen (die gij behoeft voor
uw aardsche leven) zullen u toegeworpen worden.
De goede Herder
Jan Luyken
Wie was het schaapje dat ging dwalen
En dolen, buiten spoor en palen^
Door 't woeste veld en 't wilde woud,
Zoo veer van huis in vreemde oorden,
In prjjkel van een wreed vermoorden,
Wijl zich de Eter daar onthoudt? s)
lk was het zelf en ging al verder
Maar Gij, mijn allergoedste Herder,
Hebt mij Zoo trouw'iijk opgezocht,
En eindelijk met vreugd gevonden,
Eer mij de wolf nog had verslonden,
En op Uw schouders thuis gebrocht.
J) Gevaar. a) Waar zich dc vcrslindcr (Satari) op
houdt.
245