BLUE BAND
7 van de 10 moeders
konden Blue Band niet van
natuurboter onderscheiden
WOENSDAG 27 JULI 1932
EERSTE BLAD PAG. 3
Schoolnieuws.
CHR. ONDERWIJS IN 1NDIE
D s. E. d e J o n g. Gerei, predikant te
Pematang Siantar (Sumatra) schrijft
Onder groote belangstelling, zoo van de
Europeesche als Inlandsche bevolking, had
op 1 Juli de opening plaats van het Scho
lencomplex, uitgaande van de op 1 Januari
1932 opgerichte Schoolvereeniging tot uit
bouw van het werk der Rijnsche Zending
in Simeloengoen.
Nadat de kinderen onder leiding van
Goeroe Peter het „Wilhelmus" hadden ge
zongen, heette de voorzitter, de heer J. C.
Groenenberg, de aanwezigen hartelijk wei-
kom. Het „Wilhelmus", eooeven gezongen,
aldus Spr., is een symbool van de schodïie
samenwerking van Indië en Nederland,
waarvan deze dag getuigt De Batakkers
toonen van hun kinderen ie houden en zij
getroosten zich offers voor hun onderwijs.
Door den zendeling-leeraar, den heer L.
Bregenstroth, is voor ongeveer een Jaar dit
denkbeeld geopperd. Reeds Luther besefto
de betsekenis van het onderwijs. De Rijn
sche Zending, voor eenige generaties door
Nommensen begonnen, heeft het onderwijs
noodig om den godsdienst te bevestigen.
Juist in dezen tijd is dit dringende eisen.
Moeilijkheden liggen voor ons, maar wvj
hopen ze, evenals de vroegere, te overwin
nen. Zonder de steun van het Gouverne
ment is het een zware taak finantieel uit
te komen. Spr. deed een beroep op de steun
der aanwezigen en eindigde met dewensch
uit te spreken, dat de deze scholen bezoe
kende kinderen eens mogen nazeggen, wat
David zeide in Psalm 22: Op U hebben on
ze vaders vertrouwd; zij hebben vertrouwd,
en Gij hebt hen uitgeholpen.
Na de«ze opening riepen de kinderen drie
werf: Hoera!
Thans voerde de heer Nieboer, assistent
resident van Simeloengoen en de Karolan-
den, het woord. Reeds vroeger had spreker
het voorrecht met de Rijnsche Zending ken
nis te maken. Deze onderwijsvoorziening,
gedragen door particulier initiatief, is geen
daad van zelfoverschatting, maar hiervoor
was noodig innerlijke kracht van Boven.
Dat God ook in de toekomst kracht geve
en u leide!
Nadat de kinderen eenige liederen gezon
gen hadden, sprak Pandita Israël Tamboe-
man. Hij dankte namens de Batakkers het
Bestuur voor hun werk, het Gouvernement
en de Radja's voor hun belangstelling en
eindigde met hét uitspreken van een zegen
bede.
Hièrna werd het gebouw bezichtigd.
Het door den heer J. Hufner gebouwde
complex beantwoordt geheel aan de eischen
des tijds. Het bevat zeven lokalen en biedt
huisvesting aan de Hollandsch-Inlandsche
school, de M.U.L.O.-voorklas en de Schakel-
school. Als Hoofd fungeert de heer R. Puik,
vroeger aan de school te Naroemonda (hoofd
de heer A. v. d. Bijl). De anderè leerkrachten
zijn Martin Siagian, Fridolin Silaen, Hen
drik Marpoeng en Bonifacius Sinaga.
Tesamen zijn er ongeveer 230 leerlingen.
Onder de aanwezigen werden opgemerkt
de heer Haar, controleur, de heer Soodt,
gem.-secretaris en de Radja's van Siantar,
Tana Djawa, Seriboe Dolok, Lima Koeta,
Pane en Raja.
De oprichting van deze scholen Is 'een
Vrucht van de samenwerking tusschen Rijn
sche Zending en Christen-Europeanen, waar-
tooe indertijd Ds. A. Blanson Henkemans,
toen Ind. Predikant te Siantar, thans Ned.
Herv. predikant te Nisse, het initiatief nam.
UNIEBLAADJE Ï932
De Unie „Een School met den Bijbel"
ditmaal' ter aankondiging van de 54ste jaar-
colleote'voor de Scholen met den Bijbel het
volgende Unieblaadjë uitgegeven:
Wees sterk...want ik ben meitl U,
spreekt de Heere der heirschareo.
Haggai 2 5.
Is het thans wel de tijd de Unie-collecte
te houden en van ons volk opnieuw een
gave te vragen .voor de school met den
Bijbel?
Schijnbaar niet, want de economische cri
sis verscherpt zioh en de malaise neemt bij
den dag toe.
De zorgen vermeerderen, de nood nijpt
steeds feller, en alles pleit er voor onder
deze omstandigheden de traditioneele Augus
tus-inzameling achterwege te doen blijven.
En toah... hebben wij, ondanks alle scha
duwen, die zioh over ons leven strekken,
den moed om ook nu bij u aan te kloppen
om uw dankoffer voor de zaak van het
Christelijk onderwijs.
Zelfs mogen wij niet weeiblijven, en zou
het voor God, den Heere, niet te verant-
woorden zijn, indien wij om stoffelijkcn
druk en tijdelijke nooden de historische lijn
loslieten en op deze wijze den band met
het verleden braken. Want de Unie-oollecte
is elk' jaar weer de vernieuwing van onze
gebondenheid aan den strijd, die achter ons
ligt, en tevens de uiting van onze dank
baarheid voor alles wat de Heere ons in
dien strijd en niet minder in de overwin
ning heeft geschonken. Zij is de krachtige
herinnering aan een verleden vol toewijding
en overgegevenheid, vol worsteling en ge
bed voor het Christelijk onderwijs, en te
vens de verzekering in het heden, dat wij
die worsteling in Gods kracht willen voort
zetten en het pand', ons toevertrouwd, met
liefde zullen bewaren. j
Daarom reeds kan de Unie-collecte niet
worden stopgezet.
Is er niet, ondanks alle moeilijkheden,
overvloedige reden om onze dankbaarheid
Gode te bewijzen voor den rijken zegen,
dien Hij schonk endien we, dat wilt
ge toch wel erkennen, niet verdiend heb
ben?
Maar... dan al die zorgen en moeiten,
De werkloosheid en achteruitgang in za-
Die gevaren, die van alle kanten drei
gen
Mogen we op die vragen antwoorden door
u te wijzen op bet Godswoord, dat aan het
hoofd van dit Unie-blaadije is afgedrukt?
Dit woord heeft de Heere gesproken tot
Zerubbabel en Jozua, de leidslieden van het
uit Babel weergekeerde volk, dat bezig is
den tempel op Sion te herbouwen: Dan
zijn het ook bange tijden. De vijandige Sa
maritanen trachten telkens den bouw te
verstoren. Het land wordt geslagen door
droogte en onvruchtbaarheid en in den
wijnbouw en in den akkerbouw heersclit
malaise. Het loon van den mensch „ging
te niet en heit loon van het vee was geen",
en ja, dan is het geen wonder, dat de
handen slap worden, dat de moed inzinkt,
dat de geestkracht verflauwt, en de tempel-
bouwers 'het werk, dat reeds gestaakt was,
niet durven voort te zetten. Het is nu geen
tijd om te bouwen, zeggen ze; de tijd is
niet gekomen, de tijd, dat des Heeren huis
gebouwd worde (Haggaï 1:2).
Maar God is het met die conclusie niet
Hij neemt met de slappe handen geen ge
noegen.
Hij vindt in de slechte tijden geen ver
ontschuldiging.
Want die benauwing der tijden is juist
Zijn oordeel, niet alleen over de wereld,
maar tevens over de geestelijk inzinking
van Zijn volk, en zal er op stoffelijk ge
bied opleving komen, dan moet een gees
telijke reformatie vooraf gaan.
Tot die reformatie wekt Hij Zerubbabel
en Jozua op.
En Hij wijst deze mannen van de ellen
de op Zijn onwankelbare trouw.
Weest sterk, zoo roept Hij, want Ik ben
met ,u.
En dan opent Hij voor hen de historie
van de uitleiding uit het diensthuis van
Egenipteals gij uit Egypte uittrokt
Diezelfde God is Hij nog, Die niet laat
varen het werk Zijner handen en al Zijn
beloften zal vervullen.
De machtige God, Die spreken kan: Mijn
is het zilver en Mijn is het goud, spreekt
de Heere der heirscharen (vs. 9).
Ook wij mogen van allen druk, die ons
thans benauwt, en van alle economische
ellende zien cup Hem, Die ons niet verlaat,
en in Zijn kracht den bouw van Zijn huis,
den arbeid in Zijn rijk, waartoe ook de
school met den Bijbel behoort, voortzetten.
Hij is met ons, met bet woord, in hetwelk
Hij met ons Zijn verbond bevestigde, toen
Hij ons uitleidde uit he,t diensthuis van
het liberalisme en ons ook op het terrein
van het Christelijk onderwijs tot de vrijheid
voerde. Waren in die verleden tijden de
omstandigheden gunstig? Straalde toen de
hemel in blanke zonneschijn, zonder dat er
een wolk dpnkerde? Wij weten wel beter,
maar ons Christen/volk is gaan bouw
ziende op Hem, Die met hen was en 3
te beschikken heeft over het zilver en het
goud.
In Zijn kracht blijven wij bouwen.
Bouwen aan onze scholen met den Bijbel.
Ook door deze Unie-collecte.
Met vrijmoedigheid bevelen wij haar bij
u aan en wekken u op om voor de zaak
van het Christelijk onderwijs in liefde
offervaardigheid niet te verslappen.
Wij zouden van uw trouw te gering den-
kien en uw overgegevenheid aan des Hee
ren zaak onrecht aandoen, wanneer wij ons
door de tegenwoordige moeilijkheden lieten
meevoeren en de Unie-collecte niet hielden,
Gij stemt ons toe, dat dit niet geoor
loofd is.
Want de God van Elia leeft nog, Ja Die.
Weest dan sterk.
Ik hen met u, spreekt de Heere der heir
scharen.
En Mijn is het zilver en Mijn is het goud.
VOOR HET REISSEIZOEN
De nieuwe Cito-plattegTonden.
Wan de Uitgevers-Mij. „Cartographia" te
Den Haag ontvingen wij de nieuwste uitgave
de bekende „Cito"-plattegronden van
Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.
De straten)ij sten omvatten alle bestaande,
nieuwe en in aanleg zijnde straten en een
register van Rijks- en Gemeente-Instellingen.
Openbare gebouwen, Musea, Theaters, Bios
copen, Scholen, Ziekenhuizen, Politiebureaux,
Postkantoren, Hotels, Banken, Stations, Ker
ken, Sportterreinen. Parken enz. met volle
dige adressen.
Stations en Openbare gebouwen zijn bijzon
der in het oog loopend aangeteekend, waar
tegen, waar zulks de ruimte niet toeliet,
andere Openbare gebouwen met cijfers voor
zien zijn, welke met dezelfde cijfers in de
stratenljjst correspondeeren.
De straten, pleinen en gebouwen op al deze
uitgaven kunnen gevonden worden volgens
het alom bekende „Cito"-systeem in één
oogenblik, door omvouwen van een der ran
den.
Bij de samenstelling der kaarten was de
CYRIEL BUYSSEt
21 SEPT. 1859 25 JULI 1932
DE VLAAMSCHE VERTELLER
BIJ UITNEMENDHEID
„De broer van al wie levenskracht in
zich voelt bruisen"
Cyriel Buysse, de Vlaamsche schrijver, die
een paar weken geleden door eèn beroerte is
getroffen en sedert dien het bed moest hou
den, is Maandagavond op zijn buiten te
Afsnee bij Gent overleden.
Cyriel Gustaaf Emiel Buysse is van
Hij werd geboren te Nevele in Oost-Vlaan-
deren als zoon van een fabrikant. Aanvanke
lijk lag het in de bedoeling, dat Cyriel zijn
vader op zou volgen als industrieel. Met het
oog op de hiervoor noodige vorming werd
hij op 24-jarige leeftijd naar Amerika ga
stuurd. Buysse kon het er niet harden. Het
heimwee, daarbij de overtuiging, dat zaken
doen voor hem toch eigenlijk geen aanlok
kelijke toekomst was, dreef hem terug.
Buysse is toen gaan schrijven „een dingetje
voor eigen pleizier, iets van niemendal'',
maar dat toch de goedkeuring wegdroeg
an zijn tante, de door Busken Huet
genoemde Nevelsche nachtegaal Virginio
Loveling en werd gepubliceerd in Het
Nederlandseh Museum, dat toen in
Gent verscheen. Van nu af ging het schrijven
geregeld door. Het eerste werk van beteeke-
nis was de novelle De Biezenstekker
en de roman Het Recht van den
Sterkste.
Door dit werk vestigde de Auteur reeds
dadelijk zijn naam, vooral ook boven de
Moerdijk. Het had tot gevolg, dat Buysse
opgenomen werd in de kring der jongere
kunstenaars in Vlaanderen. Dat waren de
mannen van Van Nu en Straks, het
tijdschrift, dat de laatste jaren der vorige
eeuw zooveel heeft bijgedragen tot de vor
ming van een eigen Vlaamsche cultuur
Terloops merken wij op, dat Buysse, in
tegenstelling met zijn mederedacteuren
Emmanuel de Bom, August Vermeylen en
ooral Prosper van Langendonck, aan de
Vlaamsche Beweging niet werkelijk deel
genomen heeft. De flaminganten, zoo ver
klaarde hij aan Mej. Kuyper, zijn te zeer
anti-Fransch. Ze gaan te ver. De Vlaamsch-
gezindheid moet een beweging van liefde
worden en niet van haat
Was Buysse vooral georiënteerd naar het
Noorden: zijn vrouw een Nederlandsche, ge
durende de oorlog alhier verbleef, mede
oprichter en tot het laatste medewerker
aan „Groot Nederl and" en andere
Nederlandsche bladen, als persoonlijk
heid en schrijver is hij vooral gevormd
door de Fransche romanliteratuur, met
name door het realistische genre. De geest
daarvan was ook die van Buysse. Duidelijk
erkende de overledene dat in zijn interview
met d'Oliveira:
,Een bedoeling heb ik met mijn werken
nooit gehad. U moet mijn werk nemen zoo
als het is, zonder bijbedoeling. Wel getrok
ken uit dingen, die om mij heen gebeurd
zijn maar zonder de bedoeling om met
het schrijven iets te bereiken. Ik geloof, dat
op mij wel toepasselijk is de formule „l'art
pour l'art"."
Deze romancier schreef en schreef altijd
door, voor zijn plezier, direct, spontaan, in
tuïtief, door de onweerstamelijke drang te
moeten schrijven: „Ik kan het niet laten.
Men zal mij op de vingers moeten kloppen".
Emmanuel de Bom karakteriseerde de
vanzelfschheid van Buysse's werkzaamheid
heel juist aldus: „Al wat Buysse doet is
medewerking verzekerd van de verschillende
Gemeentebesturen, van het Ministerie van
Waterstaat, de Nederlandsche Spoorwegen,
alsmede van de Kon. Ned. Automobielclub.
De resultaten van deze arbeid zyn dan ook
zoodanig, dat wij elke belanghebbende het ge
bruik van deze plattegrond met vertrouwen
kunnen aanbevelen.
„boom zijn" en „vruchten dragen"."
Aangevangen als schrijver van naturalis
tische en realistische kunst in zijn stuiten
de vormen, is Buysse toch deze decadentie
wel te boven gekomen. Al heeft hij nimmer
de realiteit in zijn werk prijsgegeven.
Dat kon niet, dat behoefde niet, dat mocht
zelfs niet Voor een auteur als Buysse, die
zoo eenvoudig en gezond staat te midden
der natuur, is do bezielingtoevoerende
stroom door contact met zijn onderwerpen
noodzakelijk.
Dat nu heeft bij Buysse in sterke mate
bestaan: „Ik ben heelemaal om nogmaals
het genoemde interview te citeeren wat
men kan noemen „un terrien", een man van
den grond. Wat buiten gebeurt interesseert
mij doorgaans meer dan wat in de stad ge
beurt Ik ben heelemaal geen stadsmensch.
Ik voel mij absoluut als uit den grond
groeid."
Buysses kunst is dan ook sterk regionaal,
is gebonden aan de stréek, waaruit ze ge
boren en gegroeid is. 'Het Vlaamsche platte
land, daarvan heeft Buysse heel zijn leven
lang verteld. Omdat hij land en lieden van
de Vlaamsche vlakte het beste kende en
het innigste liefhad.
Het Vlaamsche land heeft Buysse bezon
gen met „een innig doordringen tot het lan
delijke leven in détails". Buysse leefde en
.werkte te midden van de rust en de een
zaamheid op zijn „berg" te Deurle bij Dein-
ze, vlak bij die karakteristieke molen met
rondom de „warreling van wegeltjes, be-
zoomd door kreupelhout zoo innig stil" en
daar omheen, gelijk het heet in zijn Een
leeuw v am Vlaanderen „de groote
vrijheid in de wijde ruimte, de zenuw-stil
lende rust der verre, kalme horizonnen".
Daar heeft Buysse de ongeveer vijftig boe
ken geschreven, die zijn levensgeschiedenis
uitmaken. Daar heeft hij de volledigste be
schrijving gegeven van wat in Vlaanderen
leeft en roert. In dit opzicht is er overeen
komst tusschen Buysse en Réné de Clercq.
Bij beiden de geestdriftige liefde tot het le
ven en de mooie, weelderige natuur, het
open oog voor het schilderachtige van elke
kleurnuanceering en -schakeering, de vreug
de en verrukking ook om de arbeid in elk
ambacht en bedrijf, van elk die in
Vlaamsche land „met nederigen arbeid zijn
bete broods verdient".
„De meest verschillende typen", zegt Ver
meylen, „uit de meest verschillende standen
wandelen door zijn boeken, alle soorten van
boeren, de baas en de knecht, de winkelier,
de kroeghouder, de onderwijzer, de fabrieks
werkman, de vagebond, de notaris, de kleine
rentenier, de kasteelheer, de pastoor, wat
weet ik al, mannen en vrouwen en meisjes
en kinderen, en tot de dieren zelf, elk met
zijn eigen karakter."
In Buysse's zeer omvangrijk oeuvre vin
den -wij a. h. w. een „openlucht-museum
van echte Vlaamsche menschen".
Van Vermeylen is de karakteristiek die
wij boven dit herdenkingsartikel schreven.
„Buysse de broer van al wat levenskracht
in zich voelt bruisen." Geen wonder, dat
zijn bizondere belangstelling en sympathie
vooral uitging ook als romancier naar
wat en wie in levenskracht wordt geknot
Voor de verdrukten nam hij het op. „Aange
zien de mindere klasse menschen zijn die
veel onrecht wordt gedaan in de maat
schappij, voel ik mij daartoe meer aange
trokken", erkende hij aan d'Oliveira. „Maar
denk u er om dat ik heelemaal buiten de
politiek sta en dat ik geen actief deel neem
in geen enkele partij
Gelijk met meerdere belangrijke auteurs
in Vlaanderen het geval was en is, gingen
Öok Buysse's sympathieën in socialistische
richting.
In juistaangehaalde woorden vindt men
daarvoor ten deele een verklaring. Het
Vlaamsche volk staat niet hoog in bescha
ving en welvaart. Er is veel onkunde, ar
moede, ontaarding, verdierlijking, blinde
drift en verstomping als gevolg yan een
ïuw lang verdrukking.
Als realist heeft Buysse van dat alles in
zijn werk verteld. Het Vlaanderen dat
Buysse kende en beeldde, was „Arm Vlaan
deren", in de volle beteekenis, welke dat
gevleugelde woord van Pater Stracke bezit
Dat houdt in, dat wij in Buysse's realisti
sche romans soms ruwe en verworden ka
rakters zien geschilderd. De bruut; de ster
ke, die aller recht verkracht; de bandiet; de
beestmensch vindt men bij Buysse met helle
kleuren ten voeten uit geteekend. Dat fel
realistisch karakter is oorzaak, dat een deel
Buysse's werk van „clericale zijde" in
Vlaanderen scherp afgekeurd is, ja, dat hij
„voor zijn globale werken in den ban ge
slagen werd".
Daartegenover staat, dat deze Vlaamsche
artiest ook veel geheel zuivere en voor ieder
geschikte kunst heeft voortgebracht. Als in
de meeste Vlaamsche romans is ook in de
zijne een overvloed van kostelijke Vlaam-
sche% kunst, die verheldert en verfrischt.
Aleer dap elders, moet van deze Vlaamsche
erteller het werk als volkslectuur worden
geschift Wij referearen ons in ons eindoor-
over deze begaafde, stoere en als
mensch zoo sympathieke stambroeder aan
Dr. Tazelaars oordeel hij Buysse's zeven
tigste jaardag:
„We erkennen gaarne en dankbaar Buys
se's groote verdiensten, zijn bijzondere eigen
schappen, de algemeene waardij ook vaD
zijn kunst, maar we kunnen in den geest en
de strekking van vele zijner boeken ons
niet vinden. En dan, de hoogere werkelijk
heid, die uitreikt boven de verhoudingen
van allen dag, wordt in zijn werk geheel
gemist".
In deze tijden van bezuiniging
- nu de boterprijzen stijgen - is
Blue Band een ware uitkomst.
Waarom zoudt U dus geen
Blue Band koopen?
Blue Band wordt gemengd mei'
25% allerfijnste Roomboter
onder Rijkscontrole. Koopt Hol
lands beste Standaardmerkf
VERSCH GEKARND
EcoftOMi* ca
P. T. T.
Sterk verminderde ontvangsten.
De opbrengsten van het StaasbedrUf der P.T.T
over de maanden Januari tot en met Juni 1932
zijn sterk teruggeloopen. vergeleken met het
vorige jaar. In totaal werd over deze maanden
ontvangen f 35.747.610. zünde f 1.509.727 minder
dan verleden jaar en blijvende t 2.329.270 onder
de begrooting voor deze maanden v&n 1932.
SCHULDBEKENTENISSEN STAATS-
LEENING 1916
De gister op het departement van financiën
ultgeloote schuldbekentenissen 1916 zijn aflos
baar op 1 October a.s.
NED. IND. ESCOMPTO
Nadeelig saldo 754.897,— v. J.
winst 2.343.860,—). Afschrijving
op effecten 2.523.555,—. Het
reservefonds met 6.500.000,—
verminderd.
Jaarverslag van de Ned. Ind. E-scompto
UiJ- over 1931 deelt het volgende mede:
Ofschoon de resultaten van het eigenlijke
bedrijf, in aanmerking genomen de algemeene
belangenlnkirlmplng van zaken op zichzelf niet
onbevredigend waren, overtroffen de crisls-
verllezen over 1931 en do verder noodige af
schrijvingen de behaalde bedrijfswinst, zoodat
dividend-uitkeering over 1931 uchterwege moet
blijven, terwijl wU mede genoodzaakt zlln voor
*- -*-illen het reservefonds aan te spreken.
Wü zullen er op bedacht r
groote onzekerheid weer-
omtrent den gang van zaken
?en stellige verwachting uit te
banken en schatkistbiljet
band met de onttrekking der middelen van
derden. Cultuurinstellingen moesten haar tegoed
btj banken verwerken tot instandhouding harer
ondernemingen, terwtil als een verdere oorzaak
dat belangrijke ealdl bU ons werden weggetrok-
gevoegd moet worden het beroep van da
"ng op gemeenter—ag
middelen te hare
ln den
De onkosl...
ln 1930 pl.m. f 2.876.000. In 1931 f 2.785.000
VMnJ ,r00' VoorS6steld wordt de noodig gea^„».
afschrijvingen uit hoofda van het crlslsv*.rlie«
opeffecten ad 2.523.554 en op deelnemingen ei
syndicaten ad 3.024.814 af te boeken ten I««ti
deren met het nadeelig said
winstrekening ad 754.897,
fonds 5.708.897 bedraagt.
DE VAL VAN KONSTANTINOPEL
Door LEWIS WALLACE Naar het Engelsch door ALMA
1^103
Toen Sergius zich hij hem liet aandienen
werd hij terstond ontvangen. Na een enkel
woord van deelneming! zei de monnik: Ik
kan u vooralsnog niét zeggen waarom ik
vast geloof, dat het meisje hier in de stad
gevangen wordt gehouden. Ik moet u ook
verzoeken mij niet te vragen waar ik denk
dat zij is, of door wien zij geroofd werd. Da
mogelijkheid blijft bestaan dat ik mij ver
gis. In dat geval zal het beter zijn zoo fk
mijn vermoeden aan niemand verteld heb
Wilt gij mij in weerwil van dit alles uw
vertrouwen schenken?
Zijt gij niet de monnik Sergius?
Ja, maar ik ben hier nog niet opgeno
men in de Orde.
Mijn lief kind sprak nog onlangs over
tl. Zij hield veel wan u.
De Vorst kon van aandoening bijna niet
Spreken.
Dat dpet mij zeer -veed genoegen, ant
woordde Sérgius met tranen in de' oogen.
Waarschijnlijk kan ik u geen beter bewijs
geven voor de oprechtheid mijner bedoe
lingen, dan de verklaring, dat uw goud
niets te maken heeft met mijn begeerte
om het meisje op te sporen. Gelukt het
mij, dan zou zelfs de geringste belooning
mijn geluk bederven.
De Jood zag hem uitvorschend aan, en
feeide: Ik geloof mijn boren bijna niet.
Dat kan i'k wel begrijpen. Geldzucht
is zoo algemeen, en belangeloosheid, vriend-
6cha<p, liefde, zoo ongewoon*.
Die groote waarheid hebt gij vroeg
geleerd.
Welnu, hoor wat ik u te vragen heb.
Gij hebt een zwarten bediende.,, v
Nilo?
Dezelfde. Hij is sterk, trouw, en dap
per; hoedanigheden die ik meer noodig
heb dan goud. Mlig hij met mij gaan?
De uitdrukking van 's Vorsten gelaat
veranderde geheel. Hij vatte den monnik
bij de hand en zeide hartelijk: Vergeef
mij; ik begreep uw bedoeling niet dadelijk.
Vergeef mij dat ik u verkeerd beoordeel dp.
Met zijn gewone levendigheid ging hij
naar de deur en beval Syama Nilo te
roepen.
Gij weet hoe ik met hem spreek?
vraagde hij. Als gij hem iets zegt, zorg dan
dat hij u zien kan, want in het donker kan
hij u niet begrijpen.
niddiTzl'Venrotskwmx i-naxqOna hho b a
Nilo kwam en kuste zijn meester de
hand. Hij deelde in de droefheid, die de
woning was binnengetreden.
Nilo, dat is de monnik Sergius. Gij
•kent hem. Hij meent te weten waar mijn
dochter is,, en heeft gevraagd of gij hem
mocht vergezellen. Wilt gij met hem gaan?
Het. zwarte gelaat glinsterde
In orde, zei de meester tot Sergius.
Hebt gij nog iets te vragen?
Het zou goed zijn als hij dat. Afrikaan-
sche kostuum aflegde.
3£por het Gricksche?,
Ja, dat trekt minder de aandacht,
Heel goed.
Eenige oogenlblikken later vertoonde
Nilo zich in Byzantijnsche dracht, behalve
dat hij een blauwen tulhand om het hoofd
had gewonden.
Mag ik hem even afzonderlijk spre
ken? Ik moet hem mijn plannen meedee-
len, zeide Sergius.
Dit verzoek werd toegestaan, en nadat
de inlichtingen gegeven waren kwam Ser
gius afscheid nemen.
Vorst, Nilo en ik rijn goede ivrienden.
Hij begrijpt mijn bedoeling.
Toen Sergius weg was kwam er niemand
meer. De opwinding was een bliksemflits
gelijk geweest Het werd doodstil in huls.
Als de tijd iemand zwaar valt zijn zijn
voeten van lood. In deze dagen drukte hij
zwaar op het hart van den grijsaard. Tegen
den middag verkeerde hij in vreeselijke
opgewondenheid.
Laat hen oppassen! Laat hen oppas
sen! riep hij herhaaldelijk, en schudde de
gebalde vuist. Ik heb een tegenstander...
maar wie is het?
Die gedachte beheerschte hem weldra
geheel. Hij wanhoopte er aan Lael terug te
vinden; hij bad nog slechts één doel: wraak.
Moet ik haar verliezen en nooit mijn
vijand kennen? Wat kan ik doen! Afwach
ten maakt mij dol.
Uël kwam binnen met zijn gewone be
richt: nog niets gehoord.
De Vorst hoorde hem niet. en zag hem
nauwelijks.
Waar schuilt mijn vijand? mompelde
hij. Er zijn slechts twee plaatsen waar ik
zoeken kan, slechts twee. Het paleis en
de Kerk. Wie anders zou de macht hebben
een gelicel yolk aan banden te leggen?
Wie anders heb ik beleedigd? Ja, daar zit
de knoop! Ik predikte God! daarom moest
mijn kind neergeveld worden. O, die Chris
telijke liefde!
Hjj richtte zich op en zeide tot Uël: Ga
en laat mijn draagstoel voorkomen- Syama
zal mij vergezellenJa, ja, ik zal het pro-
beeren; de Christelijke liefde is uit wande
len, ik zal zien of zij zich misschien op
Blacherne teruggetrokken heeft.
Op weg naar het paleis zette hij de dra
gers onophoudelijk aan: Gauwer, mannen!
Gauwer!
De officier aan de poort ontving hem
vriendelijk en keerde weldra terug met bet
antwoord: Zijne Majesteit zal u ontvangen.
Wederom werd de Vorst naar de
audiëntiezaal geleid. Konstantijn zat op zijn
gewone plaats, de hovelingen waren rond
om hem geschaard. De Deken nam nog
altijd de functies waar van Grootkamer
heer. Wederom wierp de Vorst zich tot
driemalen ter aarde. Nooit werd te Bla
cherne een ruimbreed afgeweken van de
voorgeschreven ceremoniën.
Treed nader. Vorst, zeide Konstantijn
vriendelijk. Ik heb bet zeer druk. Een koe
rier uit Adrianopel bracht mij hedenmor
gen het bericht, dat mijn verheven vriend,
Sultan, Moerad, ziek is, on dat de geneos-
heeren den dood verwachten. Ik was niet
gereed voor de mogelijke gevolgen; maar
ik heb van uw groote droefheid gehoord en
uit medelijden gelastte ik, dat gij toegela
ten eoudt worden. Ik vernam dat het meis
je zeldzaam verstandig en lieftallig was, en
ik dacht niet dat in mijn hoofdstad iemand
in staat zou zijn, om haar zulk een vreese-
lijk onrecht aan te doen. Den loop van hot
door u ingestelde onderzoek heb ik mot
groots belangstelling g^yolrl. Mijn beamb
ten hebben bevel geen moeite of kosten to
sparen om de schuldigen te ontdekken,
want als deze samenzwering geluKt zal
men moed schepen, en het nogmaals pro-
beeren, zqodat geen gr\| i in mijn rijk
meer rust zóu hebben. Is er nog iets dat
ik doen kan? Zeg het dan vrijuit.
De Keizer, die zijn woorden zorgvuldig ge
kozen had, lette niet op den indruk, welke
de mededeeling van des Sultans gevaarlij
ken toestand op den Zwerveling maakte.
Ik zal niet te veel vergen van het ge
duld Uwer Majestiest, want de verantwoor
delijkheid waarop gij doeldet, betreft liet
welvaren van een geheel rijk, terwijl ik
slechts bekommerd ben over één ongelukkig
schepseltje; maar zij was mijn alles.
De ridderlijke Keizer was bewogen. Zijn
blik werd zaahter, en met de hand sloeg hij
zachtkems tegen de gouden stoelknop.
Wat mij aan uwe voeten bracht, heeft
Uwe Majesteit gedeeltelijk beantwoord. II*t
uitvaardigen van bevelen aan uwe beamb
ten wordt hoog door mij gewaardeerd,
maarmaar
Speerk, Vorst!
Majesteit, ik zou niet gaarne iemand
beleedigen, en toch. ik moet het zeggen," ik
heb in deze vreeselijke zaak een vijand, die
sterker is dan ik. Gister was geheel Byzan
tium met mij begaan, en kwam men mij met
handen en oogen te hulp; voordat de zon
onderging was de ijver liekoeld. Vandaag
verzet niemand een voel voor mij. Wat moe
ten wij er van denken. Majesteit, als goud
en medelijden beide hun invloed verloren
hebben? Wie is mij zóó vijandig, dat hij een
ijskouden vinger kan leggen op hot warme
hart van het volk? Wannper wij pen verbor-
gen vijand zceken, waar zoeken wij dan ge
woonlijk? Waar anders dan onder degenen,
die wij beleedigd hebben? Wie heb ik be
leedigd?Hier in deze zelfde zaal waague
ik te spreken ten gunste van een algemeene
broederschap in geloof. God het punt van
overeenkomst. Onder de aanwezigen waren
sommigen die mij beleedigden en bedreig
den, zoodat Uwe Majesteit gewapende man
nen zond om mij te beschermen. Zij hebben
het oor van de groote menigte, zij zijn mijn
tegenstanders. Zal ik hen de Kerk noemen?
Konstantijn antwoordde kalm: Het Hoofd
der Kerk zat dien dag aan mijn rechterhand
en hij onderbrak u niet, hij dreigde u niet.
Maar gesteld gij hebt gelijkzij van wie
gij spreekt zijn de Kerk... wat kan ik doAn?
De Kerk heeft haar donders en banblik
sems om te verschrikken, en de boozen tot
onderwerping te brengen, en Uwe Majesteit
is het Hoofd der Kerk.
Neen Vorst, ik vrees dat gij ons in een
onjuist licht beschouwt. Ik ben een lid, een
volgeling; een onderteekenaar van het ge
loof, maar de banbliksems der Kerk staan
niet te mijner besohikikug.
Wanhoop maakte zich van »len grijsaard
meester, hij beefde over al zijn leden. Ach
mijn God! riep hij, alle hoop wordt mij om«
nomen. Zij is verloren! verloren!
Hij hervatte zich echter spoedig en ver
volgde: Vergeef mij dat ik Uwe Majesteit
lastig viel. Vergun mij heen te gaan
Konstantijn hoog. en het hoofd opheffende
zeide hij tot zijn hovelingen: Het onrecht
dezen man aangedaan is zeer groot.
(Wordt vervolgd).